Beleidsregels Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004

Geldend van 01-01-2023 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004

INLEIDING

Sinds 2004 voert Bureau Zelfstandigen Fryslân (BZF), als onderdeel van de gemeente Leeuwarden, voor onze gemeente de zelfstandigenregelingen uit, zoals het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004), de Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte gewezen Zelfstandigen (IOAZ) en, tijdens de Corona-pandemie, de Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandig Ondernemers (TOZO). Het mandaat hiertoe voor het college van de gemeente Leeuwarden en de onder hen ressorterende medewerkers is geregeld in het Mandaatbesluit.

Ten aanzien van de Bbz was tot 1 januari 2020 nagenoeg alles ten aanzien van de uitvoering geregeld in deze AMvB. Sinds genoemde datum is dit niet meer het geval en moet aanvullende regelgeving worden vastgesteld. In de gemeente Leeuwarden zijn sindsdien beleidsregels opgesteld.

Deze beleidsregels voorzien in regelgeving voor met name het verlenen, het onderzoeken en het terugvorderen van bijstand, leenbijstand en leningen in de vorm van bedrijfskapitaal door BZF ten behoeve van onze gemeente.

Voor het nemen van rechtsgeldige besluiten ten behoeve van onze gemeente is het nodig dat het college van onze gemeente deze vaststelt.

BELEIDSREGELS BESLUIT BIJSTANDSVERLENING ZELFSTANDIGEN 2004

ALGEMEEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels gebruikt worden en die niet nader worden omschreven in het volgende lid hebben dezelfde betekenis als in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), Participatiewet (PW) en het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004).

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      leenbijstand: de als renteloze lening verstrekte algemene bijstand op grond van de PW en het Bbz 2004 die al dan niet geheel of gedeeltelijk kan worden omgezet in een bedrag om niet.

    • b.

      bijstand: algemene bijstand op grond van de PW, waaronder begrepen de door het college in bijstand om niet omgezette leenbijstand.

    • c.

      Lening ten behoeve van bedrijfskapitaal: bijstand in de vorm van een rentedragende geldlening

    • d.

      belanghebbende: degene aan wie bijstand, leenbijstand of een lening ten behoeve van bedrijfskapitaal is of wordt verstrekt

Artikel 2 Wettelijke bevoegdheden Bbz 2004

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot:

  • a.

    Het instellen van een onderzoek naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens zoals beschreven in artikel 53a lid 6 PW.

  • b.

    Het instellen van een onderzoek naar de levensvatbaarheid van het bedrijf of zelfstandig beroep. (Artikel 23 lid 3 Bbz 2004.)

Artikel 3 Rechtmatigheidsonderzoeken

  • 1. Onderzoeken naar de rechtmatigheid van de bijstand worden in beginsel uitgevoerd naar aanleiding van meldingen en signalen.

  • 2. Elke 12 maanden wordt beoordeeld of de zelfstandige die bijstand ontvangt op grond van artikel 25 Bbz 2004 voldoet aan de in dit artikel gestelde inkomenseis.

Artikel 4 Periodieke toekenning en levensvatbaarheidsonderzoeken

  • 1. Leenbijstand aan startende en gevestigde ondernemers wordt toegekend voor een periode van 6 maanden. Voor verlenging van de uitkering na 6 maanden moet een nieuwe aanvraag worden ingediend.

  • 2. Bij elke aanvraag wordt de levensvatbaarheid van het bedrijf of zelfstandig beroep beoordeeld.

  • 3. Leenbijstand die op grond van artikel 18 of 23 Bbz 2004 is toegekend, wordt beëindigd zodra het bedrijf of zelfstandig beroep niet meer levensvatbaar is.

Artikel 5 Beëindiging bedrijf of zelfstandig beroep

In die gevallen zoals genoemd in artikel 43 Bbz 2004, wordt de lening ten behoeve van bedrijfskapitaal renteloos gemaakt.

TERUGVORDERING

Artikel 6 Herziening en intrekking toekenningsbesluit

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot het herzien of intrekken van het toekenningsbesluit ingevolge artikel 54, lid 3 en 4 PW. Toepassing van deze bevoegdheid beperkt zich niet tot situaties waarin sprake is van schending van de inlichtingenplicht.

Artikel 7 Terugvordering (leen)bijstand en leningen bedrijfskapitaal

  • 1. (Leen)bijstand of een lening ten behoeve van bedrijfskapitaal wordt teruggevorderd in de gevallen en op de wijze zoals vermeld in deze beleidsregels en de artikelen 58 tot en met 60 PW.

  • 2. Leenbijstand wordt teruggevorderd in de gevallen zoals genoemd in artikel 12, lid 2, sub c Bbz 2004.

  • 3. Leningen ten behoeve van bedrijfskapitaal worden teruggevorderd indien:

    • a.

      de termijn van uitstel van aflossing en betaling van rente zoals genoemd in artikel 41, lid 2 Bbz 2004 is verlopen, zoals bepaald in artikel 41, lid 4 Bbz 2004.

    • b.

      de situatie zich voordoet zoals beschreven in artikel 41, lid 5 Bbz 2004.

    • c.

      betrokkene ook na een tweede aanmaning niet aan zijn betalingsverplichting voldoet.

    • d.

      niet wordt voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de bepalingen in artikel 39, lid 2 en 3 Bbz 2004 en de toepassing van artikel 43b Bbz 2004.

INVORDERING

Artikel 8 Wijze van invordering

  • 1. Uitgangspunt is dat de belanghebbende een vordering ineens dient te voldoen. Hierbij wordt de termijn van artikel 4: 87 Awb aangehouden.

  • 2. Op verzoek van de belanghebbende kan de vordering in termijnen worden voldaan indien:

    • a.

      de vordering binnen 36 maanden wordt afgelost en

    • b.

      het aflossingsbedrag minimaal € 50,00 bedraagt.

  • 3. Indien volledige aflossing binnen de in het eerste en/of tweede lid genoemde betalingstermijn niet mogelijk is, stelt het college de maandelijkse aflossing vast.

    • a.

      Het vastgestelde of afgesproken aflossingsbedrag geldt als een opgelegde betalingsverplichting.

    • b.

      Bij de vaststelling van het aflossingsbedrag wordt rekening gehouden met de beslagvrije voet en de eventuele verhoging hiervan.

    • c.

      Bij de vaststelling van de betalingsverplichting in het inkomen wordt ook rekening gehouden met de bijzondere, financiële en persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende.

  • 4. Het onderzoek naar mogelijk gewijzigde financiële omstandigheden wordt periodiek en/of naar aanleiding van meldingen of signalen uitgevoerd.

Artikel 9 Dwanginvordering

  • 1. Indien de belanghebbende een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, dan kan het terugvorderingsbesluit ten uitvoer gelegd worden door middel van:

    • a.

      verrekening met de maandelijks verleende bijstand op grond van artikel 60, lid 3 PW, danwel verrekening met de maandelijkse uitkering op grond van artikel 28, lid 3 van zowel de IOAW als de IOAZ; of

    • b.

      bij het ontbreken van deze mogelijkheid en nadat een dwangbevel is verzonden: een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479 g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, behoudens artikel 479e, tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, of

    • c.

      beslag in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

  • 2. In geval van beslaglegging en/of het inschakelen van een deurwaarder zoals vermeld in dit artikel, wordt de vordering verhoogd met de invorderingskosten en met de wettelijke rente. De invorderingskosten worden vastgesteld op 15% van de openstaande vordering met een maximum van € 375,00.

KWIJTSCHELDING

Artikel 10 Kwijtschelding (leen)bijstand

  • 1. Het college kan besluiten tot ambtshalve kwijtschelding van (leen)bijstand indien de belanghebbende:

    • a.

      gedurende 60 maanden zijn aflossingsverplichting voor de als geldlening verstrekte bijstand onafgebroken en naar draagkracht is nagekomen;

    • b.

      gedurende een periode van twee jaar niet of zeer onregelmatig heeft afgelost op een vordering en de nog openstaande vordering minder bedraagt dan € 125,00;

    • c.

      gedurende vijf jaar geen aflossingen aan een niet-verwijtbare vordering heeft gedaan en het niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment alsnog gaat verrichten;

    • d.

      de in onderdeel c. genoemde termijn bedraagt tien jaar indien sprake is van een verwijtbare vordering wegens het niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht.

  • 2. Het college gaat niet over tot kwijtschelding als er sprake is van dwanginvordering.

Artikel 11 Kwijtschelding (leen)bijstand en/of bedrijfskapitaal in verband met een schuldregeling

In aanvulling op artikel 42 Bbz 2004 kan het college op verzoek van de belanghebbende besluiten gedeeltelijk van terugvordering of gedeeltelijk van verdere invordering van bijstand af te zien, indien:

  • a.

    redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden; en

  • b.

    redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen; en

  • c.

    de vordering van de gemeente wegens teruggevorderde bijstand tenminste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

Artikel 12 Kwijtschelding bedrijfskapitaal

Kwijtschelding van een lening ten behoeve van bedrijfskapitaal is mogelijk in die gevallen zoals beschreven in artikel 42 en 43 Bbz 2004.

Artikel 13 Afzien van terugvordering in verband met dringende redenen

Het college ziet af van terugvordering of verdere invordering of verleent kwijtschelding als hiervoor een dringende reden aanwezig is als bedoeld in artikel 58, lid 8 PW.

SLOTBEPALINGEN

Artikel 14: Relatie met overige beleidsregels

Indien de Beleidsregels Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 afwijken van hetgeen is bepaald in algemene beleidsregels aangaande de Participatiewet, dan prevaleren de Beleidsregels Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004.

Artikel 15: citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 Gemeente Tytsjerksteradiel”.

Artikel 16: inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2023.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Tytsjerksteradiel op 1 november 2022,

de secretaris,

(H.M. van Gils)

de burgemeester,

(Drs. L.J. Gebben)

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

ALGEMEEN

Artikel 1

Dit artikel geeft aan wat onder de verschillende begrippen moet worden verstaan,

Artikel 2 en 3

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.

Artikel 4

De startende en gevestigde ondernemers kunnen maximaal 36 respectievelijk 12 maanden algemene bijstand voor levensonderhoud ontvangen. Deze bijstand wordt toegekend in periodes van 6 maanden. Redenen voor toekenning per 6 maanden is dat er op deze wijze meerdere beoordelingsmomenten van de levensvatbaarheid mogelijk zijn en er zicht blijft op de ontwikkeling en/of veranderingen van het bedrijf. Ook wordt op deze wijze de verantwoordelijkheid voor het voortzetten van de bijstand (een lening) bij de ondernemer gelegd. Budgettaire overwegingen, het tijdig stopzetten van bijstand aan een niet-levensvatbaar bedrijf, spelen eveneens een rol. Tot slot wordt met deze systematiek aangesloten bij de regionale en landelijk toegepaste werkwijze.

Artikel 5 en 6

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.

Artikel 7

In dit artikel is aangegeven dat het college gebruik maakt van de bevoegdheid om leenbijstand en leningen ten behoeve van bedrijfskapitaal terug te vorderen in de diverse situaties die worden omschreven in de PW en het Bbz 2004.

Artikel 8

Het is een verplichting om het aflossingsbedrag te voldoen. We hebben dan ook te maken met een betalingsverplichting. Het aflossingsbedrag dat is opgenomen in een terugbetalingsbesluit, of dat is afgesproken met de belanghebbende en schriftelijk is bevestigd, geldt als een betalingsverplichting.

Artikel 9

De kosten verbonden aan dwanginvordering worden vastgesteld op een percentage van 15% met een maximum van € 375,00 per vordering. Rente en kosten van een aanmaning en een dwangbevel worden geacht in dit percentage te zijn verdisconteerd en worden niet afzonderlijk bij de klant in rekening gebracht.

Artikel 10

onder a.:

De termijn die in artikel 11, lid 1, sub a wordt gesteld, voordat wordt overgegaan tot ambtshalve kwijtschelding, bedraagt 60 maanden. Deze termijn hangt ten eerste samen met de aard van de bijstand. Het betreft hier namelijk terugvordering van bijstand die als lening is verstrekt en voor een lening geldt in zijn algemeenheid dat deze moet worden terugbetaald. In de tweede plaats is de termijn op 60 maanden gesteld in verband net het ontstaan van de vordering. De lening voor levensonderhoud moet alleen dan (geheel of gedeeltelijk) worden terugbetaald als er sprake is geweest van een netto-inkomen boven de bijstandsnorm (artikel 12, lid 2, sub c). de aard van de bijstand en het ontstaan van de vordering rechtvaardigen het aanhouden van een relatief lange periode waarin onafgebroken en naar draagkracht aflossing wordt verlangd, voordat van ambtshalve kwijtschelding sprake kan zijn.

Onder c.:

Voordat tot kwijtschelding kan worden overgegaan moet de afweging worden gemaakt of de belanghebbende zijn schuld op enig moment zal kunnen afbetalen. Hiervan kan sprake zijn als op andere schulden wordt afgelost of in de toekomst aanspraken ontstaan op inkomen of uitkering, waarmee het vooruitzicht bestaat dat aan de betalingsverplichting kan worden voldaan.

Als gedurende 5 jaar inspanningen zijn verricht om in te vorderen en belanghebbenden geen enkele aflossing (meer) heeft verricht, en ook niet te verwachten valt dat in de toekomst nog aflossing gaat plaatsvinden, dan kan van (verdere) invordering worden afgezien. Hierbij valt te denken aan de situatie dat de verblijfplaats van een persoon onbekend is of dat een persoon zich definitief heeft gevestigd in een ander land waardoor inning onevenredig hoge kosten met zich mee zal brengen.

Artikel 11 en 12

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.

Artikel 13

Dit artikel verwijst naar een dringende reden als bedoeld in artikel 58, lid 8 PW. Uit jurisprudentie kan worden opgemaakt dat sprake is van dringende redenen als terugvordering te ernstige gevolgen voor de belanghebbende of de gezinssituatie heeft. Het moet dan gaan om iets bijzonders of uitzonderlijks van immateriële aard en wel zodanig dat terugvordering voor de betrokkene(n) tot onaanvaardbare sociale en/of financiële consequenties leidt. Nadrukkelijk geldt dat steeds van geval tot geval aan de hand van alle omstandigheden de situatie van de belanghebbende(n) moet worden beoordeeld.

Artikel 14

De werking van deze beleidsregels heeft voorrang ten opzichte van de algemene beleidsregels op het gebied van de Participatiewet. Dit is vanwege de aard van de vorderingen op het gebied van leenbijstand en leningen ten behoeve van bedrijfskapitaal, de wijze waarop de vorderingen tot stand komen, alsmede de beginselplicht tot terugbetaling die hieruit voortvloeit.

Artikel 15 en 16

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.