Regeling vervallen per 30-06-2023

Beleidsregels eenmalige energietoeslag 2022

Geldend van 15-09-2022 t/m 29-06-2023 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2022

Intitulé

Beleidsregels eenmalige energietoeslag 2022

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel

gelet op artikel 35 van de Participatiewet

  • overwegende dat het wenselijk is om aan te geven in welke situaties en onder welke voorwaarden huishoudens in aanmerking kunnen komen voor een eenmalige energietoeslag 2022;

  • het daarom wenselijk is voor dit doel aparte tijdelijke beleidsregels vast te stellen;

b e s l u i t :

vast te stellen de Beleidsregels eenmalige energietoeslag 2022

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      bijzondere bijstand: de bijstand, bedoeld in artikel 35 van de wet;

    • b.

      college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel

    • c.

      energietoeslag: de eenmalige energietoeslag, bedoeld in artikel 35 lid 4 van de wet;

    • d.

      huishoudens: gezinnen en alleenstaanden die huurder of eigenaar zijn van een zelfstandige woning met een eigen toegangsdeur en energiecontract;

    • e.

      inkomen: het inkomen, bedoeld in artikel 32 en 33 van de wet;

    • f.

      middelen: de middelen, bedoeld in artikel 31 van de wet, waarbij vermogensbestanddelen niet in ogenschouw worden genomen;

    • g.

      peildatum: de aanvraagdatum van de energietoeslag;

    • h.

      periodieke uitkering voor levensonderhoud: algemene bijstand ingevolge de Participatiewet, een uitkering via de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) of een uitkering via de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz);

    • i.

      referteperiode: de kalendermaand waarin de energietoeslag wordt aangevraagd.

    • j.

      wet: de Participatiewet.

  • 2. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Doelgroep

  • 1. De energietoeslag is bedoeld voor huishoudens met een laag inkomen en wordt ambtshalve of op aanvraag als bijzondere bijstand verleend.

  • 2. Onder een laag inkomen wordt verstaan, een netto inkomen exclusief vakantietoeslag, dat in de referteperiode niet hoger is dan 120% van de normen genoemd in artikel 20 tot en met 22 van de wet exclusief vakantietoeslag.

  • 3. De norm in artikel 20 wordt, voor zover het een uitwonende belanghebbende van jonger dan 21 jaar is, vermeerderd met de aanvullende bijzondere bijstand levensonderhoud voor jongeren volgens de bepalingen van de Beleidsregels aanvullende bijzondere bijstand voor levensonderhoud voor jongeren.

  • 4. De normen in artikel 20 tot en met 22 worden vermeerderd, voor zover het een alleenstaande ouder betreft, met de verhoging op het kindgebonden budget voor alleenstaande ouders (de zogenaamde alo-kop).

  • 5. Voor de berekening van het inkomen worden niet meegerekend:

    • a.

      het deel van het inkomen waarop executoriaal beslag is gelegd;

    • b.

      het deel van het inkomen waarmee rekening wordt gehouden ter aflossing in het minnelijk dan wel wettelijk traject schuldhulpverlening;

    • c.

      de eigen bijdrage op grond van de Wet langdurige zorg;

    • d.

      buitengewone lasten die voortkomen uit de algemene kosten van het bestaan en niet te voorkomen zijn.

  • 6. De energietoeslag wordt per woonadres maximaal 1 keer toegekend.

  • 7. De energietoeslag wordt niet toegekend als deze al voor een ander woonadres is verkregen.

  • 8. Voor de toepassing van deze regeling wordt het vermogen niet in aanmerking genomen.

  • 9. Tot een huishouden wordt niet gerekend de belanghebbende die op de peildatum:

    • a.

      in een inrichting verblijft als bedoeld in artikel 1 aanhef en onderdeel f van de wet;

    • b.

      geen zelfstandige woning met een eigen energiecontract bewoont, zoals bepaalde woonvormen, beschermd wonen extramuraal, et cetera;

    • c.

      dak- of thuisloos is, dan wel in de basisregistratie personen is ingeschreven met enkel een briefadres.

Artikel 3 Hoogte energietoeslag

De hoogte van de energietoeslag bedraagt € 1.300,-.

Artikel 4 Ambtshalve toekenning

  • 1. Huishoudens die voldoen aan de omschrijving van artikel 2 en in de periode 1 januari 2022 tot en met 30 juni 2023 op enig moment een periodieke uitkering voor levensonderhoud van het college ontvangen, krijgen de energietoeslag ambtshalve toegekend.

  • 2. Lid 1 geldt ook voor huishoudens waarvan bij het college bekend is dat zij onder de doelgroep vallen.

  • 3. Lid 1 geldt voor wat betreft de nabetaling van € 500,- ook voor huishoudens die de energietoeslag van € 800,- op aanvraag toegekend en uitbetaald hebben gekregen.

Artikel 5 Aanvraag

  • 1. Huishoudens die niet in aanmerking komen voor een ambtshalve toekenning, kunnen een aanvraag voor de energietoeslag indienen op een door het college vastgesteld formulier.

  • 2. Een aanvraag kan uiterlijk tot en met 30 juni 2023 worden ingediend.

  • 3. Bij de aanvraag overlegt de belanghebbende, voor zover nog niet aanwezig, gegevens die het college nodig heeft om het recht op de energietoeslag te bepalen.

Artikel 6 Citeertitel, inwerkingtreding en duur

  • 1. Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels eenmalige energietoeslag 2022.

  • 2. Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na de bekendmaking en werken terug vanaf 1 januari 2022.

  • 3. Deze beleidsregels vervallen op 30 juni 2023.

  • 4. De eerdere vastgestelde Beleidsregels eenmalige energietoeslag 2022, vastgesteld op 19 april 2022 worden per 1 januari 2022 ingetrokken.

Ondertekening

Krimpen aan den IJssel

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris,

Mr. A. Boele

de burgemeester,

M.W. Vroom

Algemene toelichting

Algemeen

Eerder in dit jaar hebben wij de Beleidsregels eenmalige energietoeslag 2022 vastgesteld. Wat betreft onder andere de doelgroep, inkomens- en vermogenseis, het uit te keren bedrag en aanvraagtermijn is toen aansluiting gezocht bij de door het ministerie van SZW en VNG opgestelde (niet-bindende) landelijke richtlijn.

Het richtbedrag van de energietoeslag was € 800,-. Dit is door ons in het voorjaar van 2022 overgenomen in beleidsregels. Het kabinet heeft op 5 juli 2022 aangekondigd het (richt)bedrag voor de energietoeslag te verhogen van € 800,- naar € 1.300,-. Het budget is daarvoor verhoogd met € 550 miljoen.

Om de gemeenten meer tijd te geven de aanvragen te beoordelen en het extra bedrag van de energietoeslag uit te betalen, is de termijn verlengd tot en met 30 juni 2023. Hiermee verlengen wij ook de aanvraagtermijn. Blijft echter dat aanvragers maar één keer de energietoeslag kunnen ontvangen. Het blijft wel het streven om de energietoeslag nog zoveel mogelijk in het kalenderjaar 2022 uit te keren.

De VNG heeft aangegeven dat zij de uitbetaling van de verhoging van de energietoeslag kunnen uitvoeren daar andere Rijksinstanties zoals de Belastingdienst daartoe niet in staat zijn. Daarbij dienen wel randvoorwaarden te worden ingevuld en serieuze zorgen te worden weggenomen. De belangrijkste daarvan zijn:

  • uitzicht op een structurele oplossing,

  • dat dezelfde doelgroep gehanteerd kan worden die eerder € 800,- heeft gekregen, en

  • dat zonder rompslomp opnieuw een bedrag kan worden verstrekt.

Bij nieuwe aanvragen van de energietoeslag geldt het nieuwe, verhoogde (richt)bedrag van € 1.300,-. Huishoudens van wie de aanvraag van de energietoeslag al is afgehandeld, ontvangen een ambtshalve nabetaling van € 500,-.

De vastgestelde beleidsregels dienen dus slechts aangepast te worden voor wat betreft de hoogte van het bedrag en de aanvraagtermijn.

Inleiding

De energietoeslag is bedoeld om huishoudens met een laag inkomen deels te compenseren voor de gestegen energieprijzen. De energietoeslag is aanvullend op de verlaging van de energiebelasting dit jaar. Hierbij gaat het om een belastingkorting op de energierekening en een tijdelijk lager btw-tarief op energie. Met die belastingverlaging wordt een deel van de verwachte stijging van de gemiddelde energierekening gecompenseerd.

Het energieverbruik kan per huishouden sterk verschillen. De verlaging van de energiebelasting zal niet kunnen voorkomen dat als gevolg van de sterk gestegen energierekening toch huishoudens in financiële problemen komen. Het gaat dan naar verwachting vooral om huishoudens met een laag inkomen die in slecht geïsoleerde woningen wonen. Voor deze en andere huishoudens met een laag inkomen heeft het kabinet de eenmalige energietoeslag 2022 in het leven geroepen.

Eenmalig en categoriaal

De energietoeslag is eenmalig en alleen bedoeld voor het jaar 2022. Voor het verstrekken van de eenmalige energietoeslag wordt gebruik gemaakt van het instrument categoriale bijzondere bijstand. Hiervoor wordt artikel 35 van de Participatiewet aangepast. Hiervoor is bewust gekozen om de toeslag op deze manier snel te kunnen verstrekken en de uitvoeringskosten te beperken. Het college kan aan huishoudens (alleenstaanden en gezinnen) die aan de voorwaarden voldoen een energietoeslag toekennen, zonder te hoeven controleren of de energiekosten van die huishoudens daadwerkelijk sterk gestegen zijn en of zij over voldoende middelen (vermogen) beschikken om de energierekening te kunnen betalen. Overigens heeft de gemeente bij de categoriale bijzondere bijstand in de vorm van de eenmalige energietoeslag niet de ruimte om te beoordelen of het huishouden daadwerkelijk is geconfronteerd met een sterk gestegen energierekening. Die ruimte bestaat alleen bij de individuele bijzondere bijstand.

Bijzondere bijstand

De Participatiewet kent twee vormen van bijstand: algemene bijstand en bijzondere bijstand. Algemene bijstand is bedoeld voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, waaronder energiekosten. Bijzondere bijstand is bedoeld - zoals is opgenomen in artikel 35 lid 1 van de Participatiewet - om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan. Energiekosten worden tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke bestaanskosten gerekend. Deze kosten dienen uit een inkomen op bijstandsniveau te worden betaald, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf.

Bijzondere bijstand voor energiekosten is dus in principe niet mogelijk, tenzij de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Het kabinet vindt dat bij de huidige onverwachte en ongekend sterke stijging van de energieprijzen sprake is van extra kosten vanwege bijzondere omstandigheden. Het verlenen van bijzondere bijstand in verband met deze sterk gestegen energieprijzen wordt dan ook toelaatbaar geacht. Dit geldt zowel voor de individuele bijzondere bijstand als voor de categoriale bijzondere bijstand. Naast de energietoeslag (categoriale bijzondere bijstand) is maatwerk in de vorm van individuele bijzondere bijstand voor de sterk gestegen energiekosten dus ook mogelijk.

Wettelijk kader

De eenmalige energietoeslag vergt een wijziging van de Participatiewet. Met het wetsvoorstel krijgen de gemeenten de volgende twee bevoegdheden op grond van de Participatiewet:

  • 1.

    de bevoegdheid om tot en met 30 juni 2023 een eenmalige energietoeslag toe te kennen aan huishoudens met een laag inkomen, gebruikmakend van het instrument van de categoriale bijzondere bijstand, dus zonder dat de gemeente hoeft vast te stellen dat de ontvanger de kosten daadwerkelijk heeft gemaakt;

  • 2.

    de bevoegdheid om de eenmalige energietoeslag ambtshalve (dus zonder aanvraag) toe te kennen aan de huishoudens waarvan de getoetste inkomensgegevens bij het college bekend zijn.

Artikel 35 van de Participatiewet wordt gewijzigd en vernummerd. Er komen 2 nieuwe leden bij:

Lid 4: In afwijking van het eerste lid kan tot en met 30 juni 2023 bijzondere bijstand ook aan een alleenstaande of een gezin worden verleend in de vorm van een eenmalige energietoeslag, zonder dat wordt nagegaan of die alleenstaande of dat gezin in dat jaar een sterk gestegen energierekening had.

Lid 5: De in het vierde lid bedoelde toeslag kan in afwijking van artikel 43, eerste lid, ambtshalve worden vastgesteld.

Door het opnemen van een wettelijke grondslag in de Participatiewet, kan de gemeente voor het verstrekken van de energietoeslag (deels) gebruikmaken van de al bestaande beleidskaders voor bijzondere bijstand en minimabeleid. Bij het opstellen van deze beleidsregels is hiermee zoveel als mogelijk rekening gehouden.

Onbelaste uitkering

De energietoeslag kan via de bijzondere bijstand belastingvrij worden verstrekt. Het feit dat de energietoeslag onbelast wordt verstrekt, betekent dat de ontvangst ervan géén gevolgen heeft voor het recht op en de hoogte van de huurtoeslag, de zorgtoeslag, de kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget, en ook niet voor de hoogte van de eigen (inkomensafhankelijke) bijdrage in de zorg.

Uitsluitingsgronden bijzondere bijstand

Aangezien de energietoeslag als bijzondere bijstand wordt bestempeld, gelden ook diverse regels uit de Participatiewet. Op basis van artikel 11 van de Participatiewet dient vastgesteld te worden of de aanvrager een rechthebbende is en of er sprake is van één van de uitsluitingsgronden van artikel 13 lid 1 van de Participatiewet.

Beleidsvrijheid en richtlijn uitvoering

De gemeente heeft de bevoegdheid om tot en met 30 juni 2023 een energietoeslag toe te kennen aan huishoudens met een laag inkomen; het betreft dus geen verplichting. Het feit dat de energietoeslag onderdeel uitmaakt van de bijzondere bijstand, geeft beleidsvrijheid ten aanzien van de vormgeving.

De gemeente bepaalt:

  • de doelgroep van de energietoeslag. Dit houdt in dat de gemeente bepaalt wat er onder een laag inkomen wordt verstaan;

  • of er groepen worden uitgesloten van het recht op de energietoeslag (bijvoorbeeld groepen waarvan vaststaat dat zij geen energierekening hebben, zoals personen die in een instelling verblijven en dak- en thuislozen);

  • welk inkomen in aanmerking wordt genomen, waarbij de inkomsten bedoeld in artikel 31 lid 2 van de Participatiewet in ieder geval buiten beschouwing worden gelaten;

  • de periode waarover het inkomen in aanmerking wordt genomen. Dit is de referteperiode of peildatum of peilmaand;

  • of en welk vermogen in aanmerking wordt genomen;

  • de hoogte van het bedrag van de toe te kennen energietoeslag, eventueel gedifferentieerd naar leefsituatie.

Er wordt veel belang gehecht aan een landelijk uniforme uitvoering van de energietoeslag. Daarom is er door het ministerie van SZW en VNG een (niet-bindende) landelijke richtlijn opgesteld met betrekking tot onder andere de doelgroep, het uit te keren bedrag, aansluiting bij het huidige beleid bijzondere bijstand c.q. minimabeleid en het niet in aanmerking nemen van vermogen.

Bij het opstellen van deze beleidsregels zijn de uitgangspunten van de Handreiking eenmalige energietoeslag en de landelijke richtlijn in ogenschouw genomen. Waar dit past binnen ons beleid bijzondere bijstand, is dit overgenomen. Dit betekent bijvoorbeeld dat we studenten en jongeren tot 21 jaar niet uitsluiten voor de energietoeslag. Waar zij een zelfstandige woning hebben met een energiecontract en leven van een laag inkomen, hebben zij op dit moment net zo goed te maken met energiearmoede.

Maatwerk (via de individuele bijzondere bijstand)

Het hanteren van een inkomensgrens voor het recht op de energietoeslag betekent dat huishoudens met een inkomen net boven die inkomensgrens niet in aanmerking zullen komen voor de energietoeslag. Het bedrag van de energietoeslag van € 1.300,- maakt het verschil in tegemoetkoming tussen rechthebbenden en net-niet-rechthebbenden groot. Deze net-niet-rechthebbenden kunnen echter in vergelijkbare mate te maken hebben met energiearmoede. Voor deze groep kan op individuele basis maatwerk geleverd worden met individuele bijzondere bijstand.

Het is ook aannemelijk dat er situaties zijn waar de sterke stijging van de energiekosten niet in verhouding staat tot de ondersteuning die door Rijk en gemeenten wordt gegeven. En waarbij de aanvrager (bijvoorbeeld door schulden) elke ruimte mist om de hogere kosten op te vangen. Ook dan kan de individuele bijzondere bijstand mogelijk tijdelijk uitkomst bieden. Bij individuele bijzondere bijstand zal er specifiek gekeken moeten worden naar de individuele situatie van de belanghebbende en de kosten die hij heeft te maken.

Artikelsgewijs

Artikel 1Begripsbepalingen

In dit artikel is een aantal begrippen gedefinieerd. Wanneer een begrip niet is gedefinieerd, dient te worden teruggevallen op hetgeen hieronder in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht wordt verstaan.

Artikel 5 van de Participatiewet bepaalt dat ‘bijzondere bijstand’ de bijstand is, bedoeld in artikel 35, en de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36. In deze beleidsregels betekent ‘bijzondere bijstand’ alleen de bijzondere bijstand van artikel 35 van de Participatiewet.

Er is ook een definitie van het begrip huishouden opgenomen. Zo wordt voorkomen dat de energietoeslag naar belanghebbenden gaat die geen eigen (huur)woning (met energiecontract) hebben. Het kan voorkomen dat belanghebbenden een all-in prijs betalen voor huur en energie. Ook dan is het mogelijk om de energietoeslag te krijgen. Er moet in ieder geval een verplichting zijn om voor energie te betalen. Afhankelijk van de individuele situatie wordt dan beoordeeld of de belanghebbende onder de doelgroep kan vallen. Het moet uiteraard wel gaan om een zelfstandige woning.

In artikel 35 van de Participatiewet is bepaald dat de belanghebbende recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de belanghebbende niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan.

Het college besluit met welke middelen (inkomen en vermogen) rekening wordt gehouden. Vermogen wordt in deze beleidsregels niet in ogenschouw genomen (artikel 2 lid 8).

Zo kan het college besluiten bepaalde middelen (bijvoorbeeld kinderbijslag, huurtoeslag, bepaalde heffingskortingen van de Belastingdienst, de individuele inkomenstoeslag, etc.) die voor de algemene bijstand buiten beschouwing worden gelaten, wel in aanmerking te nemen bij de verstrekking van bijzondere bijstand.

In dit artikel is geregeld welke inkomensbestanddelen meetellen. Het uitgangspunt is dat wat inkomen is bij de algemene bijstand dit ook is voor de categoriale bijzondere bijstand energietoeslag. Het tegenovergestelde geldt dus ook. Wat geen inkomen is voor de algemene bijstand is dat ook niet voor de energietoeslag.

Peildatum en referteperiode

Het college bepaalt de peildatum. Dit kan een vaste datum zijn of de datum van aanvraag van de energietoeslag. Ook bepaalt het college de periode waarover het inkomen in aanmerking wordt genomen, de referteperiode. Dit kan een maand zijn, een aantal maanden of een jaar.

De regeling energietoeslag is in december 2021 aangekondigd en zou aanvankelijk in januari 2022 bekend worden gemaakt door het kabinet. Dit heeft langer op zich laten wachten. Bij het opstellen van beleidsregels voor de energietoeslag zal het altijd gebeuren dat er belanghebbenden zijn die ‘buiten de boot vallen’ en geen recht hebben op de energietoeslag. Zij kunnen dan een beroep doen op de individuele bijzondere bijstand (zie algemene toelichting).

Daar komt ook nog bij dat een deel van de huishoudens de energietoeslag ambtshalve krijgt, en een ander deel op aanvraag.

Voor een praktische uitvoering geldt voor belanghebbenden die een aanvraag moeten indienen de aanvraagdatum als peildatum en wordt getoetst aan het inkomen over de kalendermaand waarin de energietoeslag wordt aangevraagd.

Voor de ambtshalve toekenning is er geen aanvraagdatum. In artikel 4 wordt geregeld dat deze groep de energietoeslag ambtshalve krijgt betaald als er op enig moment in de periode 1 januari 2022 tot en met 30 juni 2023 een periodieke uitkering voor levensonderhoud van het college wordt ontvangen.

Artikel 2Doelgroep

In dit artikel staat een omschrijving van de doelgroep voor de energietoeslag.

Lid 1 en 2

De energietoeslag is bedoeld voor huishoudens met een laag inkomen. Dat wil zeggen een inkomen op of net boven het sociaal minimum. Het college heeft de bevoegdheid om zelf invulling te geven aan wat onder een laag inkomen wordt verstaan en hoe dit inkomen wordt getoetst. In de richtlijn van het ministerie wordt aanbevolen huishoudens met een inkomen tot 120% van het wettelijk sociaal minimum / bijstandsniveau in aanmerking te laten komen voor de energietoeslag. In deze beleidsregels wordt uitgegaan van het bijstandsniveau. Het kabinet heeft toegezegd dat de financiën beschikbaar komen voor de doelgroep met een inkomen tot 120% van het wettelijk sociaal minimum / bijstandsniveau.

Bij de toets op het inkomen wordt gekeken naar het netto inkomen exclusief vakantietoeslag. Dit, omdat de bijstandsnormen ook netto zijn. Mocht sprake zijn van een zelfstandige, dan worden zijn beschikbare inkomsten in ogenschouw genomen. Hierop heeft meestal nog geen afdracht aan de Belastingdienst plaatsgevonden.

Verder is geregeld dat het college, net als bij de reguliere bijzondere bijstand, het inkomen afzet tegen de ‘volle uitkeringsnormen’ in de Participatiewet. Het inkomen wordt niet tegen de kostendelersnorm afgezet.

Lid 3

Als sprake is van een belanghebbende jonger dan 21 jaar die een eigen huishouden heeft, dan moet het inkomen niet alleen tegen de landelijke norm afgezet worden, maar ook tegen de aanvullende bijzondere bijstand levensonderhoud. Daarvoor gelden de Beleidsregels aanvullende bijzondere bijstand levensonderhoud voor jongeren.

Lid 4

In dit lid is, net als bij de reguliere bijzondere bijstand, opgenomen dat de norm van de alleenstaande ouder wordt vermeerderd met het bedrag van de alleenstaande ouderkop van het kindgebonden budget (2022: € 273,75 per maand). Hiermee wordt het inkomen van de alleenstaande ouder afgezet tegen een hoger normbedrag.

Lid 5

In dit lid wordt beschreven in welke situaties een bepaald inkomen niet in ogenschouw wordt genomen. Bijvoorbeeld bij beslag op het inkomen of als een deel van het inkomen wordt ingezet voor aflossing van schulden tijdens het minnelijk of wettelijk traject van schuldhulpverlening. De belanghebbende heeft dan wel een hoger inkomen, doch kan niet over dit (hogere) inkomen beschikken.

Daarnaast is in dit lid opgenomen dat voor de bepaling van het inkomen rekening wordt gehouden met buitengewone lasten. Het kenmerk hiervan is dat zij een dwingend karakter hebben en onvermijdelijk zijn. Bijvoorbeeld de alimentatieverplichting. Het is niet de bedoeling om rekening te houden met individuele extra kosten die een huishouden moet maken of het gemis aan toeslagen. Dergelijke kosten dienen beoordeeld te worden via de individuele bijzondere bijstand.

Lid 6

Om misverstanden te voorkomen is hier opgenomen dat per woonadres slechts 1 keer de energietoeslag kan worden verkregen.

Lid 7

In dit lid wordt geregeld dat bij een verhuizing en een eerder verkregen energietoeslag voor een ander woonadres, niet nogmaals een energietoeslag kan worden verkregen voor een nieuw woonadres. Dit slaat zowel op verhuizingen binnen de gemeente als verhuizingen vanuit andere gemeenten.

Lid 8

Vanwege een snelle uitvoerbaarheid van de regeling wordt het vermogen van de belanghebbende buiten beschouwing gelaten. Een groot vermogen zal in de meeste situaties bij belanghebbenden met een laag inkomen niet aan de orde zijn. Het college hoeft dus geen vermogenstoets toe te passen en kan het recht op de energietoeslag bepalen aan de hand van alleen het inkomen.

Lid 9

De energietoeslag wordt alleen toegekend aan huishoudens met een zelfstandige woning. In dit lid wordt bepaald welke groepen inwoners niet voor de energietoeslag in aanmerking komen.

Bewoners van zorg-, revalidatie- en verpleeginstellingen en van instellingen voor beschermd of begeleid wonen worden uitgesloten van de energietoeslag, omdat de instelling voorziet in de energiekosten. Of iemand in een inrichting verblijft, is voor belanghebbenden met een uitkering volgens de Participatiewet eenvoudig na te gaan, omdat zij een aparte norm hebben. Voor belanghebbenden met een Ioaw- of Ioaz-uitkering en voor overige inwoners kan worden nagegaan of het adres niet dat van een instelling is.

Dak- en thuislozen en inwoners met alleen een briefadres worden eveneens uitgesloten van de energietoeslag, omdat zij geen energiekosten hebben.

Artikel 3Hoogte energietoeslag

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 4Ambtshalve toekenning

Met de invoering van artikel 35 lid 5 van de Participatiewet wordt geregeld dat het college de energietoeslag ook ambtshalve kan vaststellen en verstrekken. Een schriftelijke aanvraag is dan niet nodig. Een ambtshalve toekenning is mogelijk als vaststaat dat een huishouden op de peildatum recht heeft. Dit kan worden aangenomen bij huishoudens die periodieke uitkering voor levensonderhoud van het college ontvangen.

Uitvoeringsorganisatie IJsselgemeenten zal beoordelen of dit ook mogelijk is voor nog meer groepen van belanghebbenden, zoals zij die bijzondere bijstand of individuele inkomenstoeslag ontvangen, begeleiding via Schuldhulpverlening krijgen of een Aanvullende Inkomensondersteuning krijgen op hun AOW-pensioen via de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Dit zal afhangen van de vraag of de aanwezige gegevens voldoende zijn om vast te stellen dat zij op voorhand ook voldoen aan de doelgroepomschrijving van artikel 2 en andere voorwaarden uit de Participatiewet. Daarbij moet ook het bankrekeningnummer van de belanghebbende beschikbaar zijn. Van de groep AOW gepensioneerden met een Aanvullende Inkomensondersteuning van de SVB is onlangs bekend geworden dat via het Inlichtingenbureau bankrekeningnummers zullen worden verstrekt aan de gemeenten.

Voor de ambtshalve toekenning is er geen aanvraagdatum. In dit artikel wordt geregeld dat belanghebbenden de energietoeslag ambtshalve krijgen betaald als er op enig moment in de periode 1 januari 2022 tot en met 30 juni 2023 een periodieke uitkering voor levensonderhoud van het college wordt ontvangen.

Ondertussen is al aan een hele grote groep belanghebbenden de energietoeslag van € 800,- betaald. Deze belanghebbenden hebben recht op een nabetaling van € 500,-. Deze geschiedt ook ambtshalve.

Artikel 5Aanvraag

Aan een deel van de doelgroep kan de energietoeslag niet ambtshalve worden toegekend. Dit is aan huishoudens met een laag inkomen die geen uitkering voor levensonderhoud van het college ontvangen of waarvan bij het college niet bekend is dat zij een laag inkomen hebben. Denk hierbij aan werkenden met een laag inkomen, huishoudens met een uitkering van het UWV, AOW gerechtigden met enkel AOW of met daarbij een klein pensioen en zelfstandigen met een laag inkomen. Deze huishoudens kunnen de energietoeslag zelf aanvragen.

Voor de aanvraag energietoeslag is een apart aanvraagformulier gemaakt. Om de aanvraag goed te kunnen beoordelen zal de belanghebbende verschillende gegevens moeten overleggen.

Artikel 6Citeertitel, inwerkingtreding en duur

De Beleidsregels eenmalige energietoeslag 2022 gelden vanaf 1 januari 2022. Het is de bedoeling van de wetgever om de energietoeslag tot en met 30 juni 2023 betaalbaar te stellen. Het college is van mening om de regeling dan ook tot en met 30 juni 2023 open te stellen. Waar belanghebbenden op dit moment misschien nog geen problemen ervaren met het betalen van hun energie, kan dit op een later moment in het jaar wel het geval zijn. Het kan zijn dat een belanghebbende nu nog voldoende inkomsten heeft of een vast energiecontract met lagere tarieven, en dat dit later in het jaar wijzigt. Bovendien is niet te voorspellen wat de energietarieven nog gaan doen in de loop van dit jaar.