Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer Gooise Meren 2022

Geldend van 08-09-2022 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer Gooise Meren 2022

Burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren,

besluiten in de vergadering van 30 augustus 2022 vast te stellen:

de beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer Gooise Meren 2022.

(Afgestemd op de regionale uitvoering van de gemeenten Huizen, Gooise Meren, Wijdemeren, Hilversum, BEL Combinatie)

Deze beleidsregels zijn opgesteld voor de uitvoering van de Verordening Leerlingenvervoer Gooise Meren 2019 en vervangen de ‘Beleidsregels Leerlingenvervoer Gemeente Gooise Meren’ van 3 april 2019, die met ingang van 30 augustus 2022 zijn ingetrokken.

Inleiding

Passend onderwijs vraagt om een regionale benadering en dit heeft zich vertaald in de ontwikkeling van samenwerkingsverbanden. Daarbij past een zoveel mogelijke uniforme uitvoeringspraktijk voor wat betreft het leerlingenvervoer tussen de regiogemeenten.

Naast een passend aanbod aan ouders voor hun kind, staat ook een passende inzet van ouders om hun kind zelf naar school te vervoeren. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:

  • Aangepast (taxi)vervoer is niet vanzelfsprekend;

  • De ouders zijn primair verantwoordelijk voor het vervoer;

  • Zelfstandige mobiliteit is een belangrijke voorwaarde bij het volwaardig meekunnen doen in de samenleving.

De beleidsregels zijn opgesteld om de uitvoering van de verordening leerlingenvervoer te regelen. Zij bieden duidelijkheid over de manier waarop het leerlingenvervoer praktisch is geregeld. Uitgangspunt is dat de leerling zo zelfstandig mogelijk naar school reist en zich daarin ontwikkelt. Het advies en de toelaatbaarheidsverklaring van het samenwerkingsverband over het perspectief spelen een belangrijke rol bij de toekenning van de aard van de vervoersvoorziening.

  • 1.

    Dichtstbijzijnde toegankelijke school (artikel 3 verordening)

Met de dichtstbijzijnde toegankelijke school wordt bedoeld een school die passend is voor het juiste onderwijs aan een kind en die het meest dichtbij de woning ligt. Daarbij moet die school ruimte hebben om een leerling te kunnen plaatsen en het juiste onderwijs kunnen bieden. Als gekozen wordt voor een school die verder weg ligt dan een andere school met hetzelfde soort onderwijs dichterbij, dan komt men mogelijk niet in aanmerking voor leerlingenvervoer. Uitgangspunt voor bekostiging leerlingenvervoer is dat de ouders dan wel de gemeente zorgdragen voor het vervoer naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school.

Hoogbegaafde leerlingen kunnen in de regel terecht bij de dichtstbijzijnde toegankelijke school binnen een samenwerkingsverband. Incidenteel zal dat anders kunnen liggen, als er naast de hoogbegaafdheid ook sprake is van een structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap en er voltijds hoogbegaafden onderwijs nodig is met gespecialiseerd onderwijs. Dan is het mogelijk, dat een verder weggelegen school aangewezen is, gelet op de specifieke beperkingen van de leerling.

  • 2.

    Co-ouderschap

Ouders die niet bij elkaar wonen, kunnen afspreken om hun kind(eren) gezamenlijk te blijven verzorgen en opvoeden. Er is sprake van co-ouderschap als zowel de moeder als de vader afwisselend maar met vaste regelmaat de zorg voor het kind/de kinderen hebben. Bij co-ouderschap is het mogelijk om op structureel vastgelegde dagen voor een bekostiging vanaf beide adressen in aanmerking te komen, mits beide adressen in Gooise Meren liggen. Woont één van de ouders in een andere gemeente, dan moet deze ouder in die gemeente leerlingenvervoer aanvragen. Als de dichtstbijzijnde toegankelijke school door het adres van de ouder die buiten Gooise Meren woont, vanuit Gooise Meren niet de dichtstbijzijnde toegankelijke school is, kan de gemeente een uitzondering maken om een voorziening vanuit het adres in Gooise Meren te bekostigen. Dit kan alleen als de ouders niet meer dan 20 km uit elkaar wonen en als vanuit het adres van de co-ouder uitgegaan is van de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Deze afstand tussen de woonadressen wordt berekend via de kortste route via www.anwb.nl

  • 3.

    Afstand en reistijd (artikelen Verordening 10, 11, 13, 17 en 19)

3.1.Berekening van de afstand per fiets

De afstand van vervoer per fiets wordt bij toetsing van de aanvraag gemeten via de ANWB Routeplanner. Als de heenroute onder de km-grens blijft en de terugroute erboven (of vice versa ), dan is de gemiddelde afstand bepalend voor het recht op een vervoersvoorziening. Mocht het adres nog niet bekend zijn of het college constateert dat de aangegeven route feitelijk onjuist is, dan is het college gerechtigd een andere methode te gebruiken. Bij de berekening van de afstand van huis naar school wordt de kortst begaanbare, veilige route per fiets aangehouden. Als de afstand tussen de woning en school zes kilometer of korter is, wordt geen vergoeding verstrekt en kan een uitdraai met de beschikking meegestuurd worden ter onderbouwing van de weigering.

3.2. Berekening van de afstand per auto

Het college kan ouders toestemming verlenen om hun kind zelf met de auto naar school te brengen. Eigen vervoer door de ouder van de leerling wordt alleen vergoed als dit voor de gemeente goedkoper is dan de vervoersvoorziening waarop de ouder op grond van de Verordening een beroep op kan doen, of als die vorm van leerlingenvervoer, gelet op de handicap van de leerling, redelijkerwijs niet toegankelijk of geschikt is. Als aanspraak bestaat op bekostiging van de kosten van aangepast vervoer, krijgen ouders een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto. De afstand wordt gemeten via de ANWB Routeplanner. Mocht het adres nog niet bekend zijn in deze planner of het college constateert dat de aangegeven route feitelijk onjuist is, dan is het college gerechtigd een andere methode te gebruiken. Bij de berekening van de afstand van huis naar school wordt de kortst begaanbare route per auto aangehouden. Als de afstand tussen de woning en school zes kilometer of korter is, kan bij een negatieve beschikking op de aanvraag een uitdraai worden meegestuurd ter onderbouwing van de weigering. Bij het SO en VSO wordt de zes kilometer afstandsgrens niet gehandhaafd.

3.3. Vaststellen kosten openbaar vervoer

Het vaststellen van de kosten van openbaar vervoer en de daaraan gerelateerde vergoeding vindt plaats op basis van de door de Reisinformatiegroep BV beschikbaar gestelde informatie via 0900-9292 of www.9292.nl op het moment van toetsing.

Bij een toekenning wordt de vergoeding maandelijks achteraf op declaratiebasis uitgekeerd. Een schooljaar wordt gesteld wordt op maximaal 200 dagen. Daarbij wordt de ouders gevraagd een bewijs van aankoop van het abonnement te overhandigen. Het is niet geoorloofd het geld voor het abonnement ergens anders aan te besteden.

  • 4.

    Vaststellen van de beperking van kind en/of ouder (art. 11, 17 en 18)

Voor het vaststellen van de beperking van de leerling in relatie tot de vervoersbehoefte en de inzet van een vervoersvoorziening, wordt uitgegaan van het oordeel van het samenwerkingsverband. Ouders die in aanmerking willen komen voor een vervoersvoorziening overleggen een Toelaatbaarheidsverklaring (TLV), het ontwikkelingsperspectiefplan, het bewijs van inschrijving van de school en zo nodig de medische verklaring met betrekking tot de handicap en het volledig ingevulde aanvraagformulier. Op basis van de stukken en een eventueel aanvullend onderzoek en/of gesprek tussen ouders en gemeente, geeft de gemeente een beschikking af.

Voor het beantwoorden van de vraag of sprake is van een structurele beperking, wordt in principe afgegaan op het oordeel van het samenwerkingsverband, vastgelegd in de volgende documenten:

  • de toelaatbaarheidsverklaring, die wordt afgegeven door het samenwerkingsverband voor een leerling die wordt doorverwezen naar het (voortgezet) speciaal onderwijs en het speciaal basisonderwijs. Daarbij wordt rekening gehouden met de keuzevrijheid van ouder(s) voor onderwijs van een specifieke richting (zie toelichting verordening);

  • Bij kinderen met een structurele beperking kan een vervoersvoorziening worden afgegeven voor de gehele basisschoolperiode. Bij overgang naar het voortgezet onderwijs en speciaal voortgezet onderwijs wordt gekeken naar het ontwikkelingsperspectiefplan, dat door de school is opgesteld over de leerling. Daarin wordt ook een verklaring afgelegd over de mogelijkheden van de leerling om zelfstandig naar het onderwijs te reizen. Ouders zijn verplicht de gemeente op de hoogte te stellen bij een wijziging in de situatie;

  • het ontwikkelingsperspectiefplan kan worden opgevraagd. Als dit niet (deels) wordt toegestuurd en inzicht in de benodigde gegevens geweigerd wordt, wordt de aanvraag afgewezen;

  • bij twijfel neemt de gemeente contact op met het samenwerkingsverband voor advies en bespreekt hiermee of er verder medisch onderzoek noodzakelijk is. Dit kan zijn wanneer ouders kiezen voor de niet dichtstbijzijnde toegankelijke school, wanneer deze keuze niet is gebaseerd op een bepaalde richting binnen het onderwijs;

  • Er kan in gevallen waarin het college dit noodzakelijk acht, een onafhankelijke medisch of pedagogische deskundige om advies gevraagd worden. Dit advies wordt ingewonnen van deskundigen als de jeugdgezondheidsdienst, de geneeskundige dienst, een sociaal-medische adviesdienst, een medicus gespecialiseerd in de betreffende handicap, een orthopedagoog, kinderpsycholoog en dergelijke. De kosten hiervan komen voor rekening van de gemeente.

  • 5.

    Begeleiding

Begeleiding in het eigen vervoer is primair een taak van de ouders. Als zij niet in staat zijn hun kind te begeleiden, zijn zij zelf verantwoordelijk voor een oplossing. Zo kan ook een familielid, een kennis, een oppas, een van de buren, een ouder van een andere leerling of een klassenassistent de leerling begeleiden. De bekostiging van begeleiding vindt plaats aan de ouders van de leerling. Als een begeleider meer dan een leerling tegelijk begeleidt, wordt de begeleider slechts één maal bekostigd.

Soms is begeleiding in het aangepast vervoer noodzakelijk, bijvoorbeeld wanneer een leerling verzorging nodig heeft, of in het geval een leerling bepaald ongewenst gedrag vertoont. In dit geval worden alleen de kosten van het vervoer die aan deze begeleiding verbonden zijn vergoed. Ook kan de gemeente een plaats beschikbaar stellen in het aangepast vervoer. Salariskosten worden niet vergoed.

Voor medische begeleiding tijdens het vervoer is de gemeente niet verantwoordelijk.

Het is denkbaar dat de ouder(s) vanwege een medische beperking niet in staat is om de leerling te begeleiden. Doet de ouder(s) daarop een beroep, dan wordt in de regel een extern medisch advies ingewonnen door een onafhankelijke medisch of pedagogische deskundige.

  • 6.

    Loosmeldingen/verhalen kosten bij niet afmelden rit van het vervoer van de leerling (artikel 6)

Een ouder is verplicht een leerling af te melden voor iedere rit van het leerlingenvervoer als deze niet meereist. Voor het afmelden zijn diverse - eenvoudig toegankelijke - mogelijkheden. Voor een leerling die niet afgemeld wordt voor het vervoer en dus in de planning meegenomen wordt, moeten kosten betaald worden. Deze kosten worden doorberekend op de ouder die het kind niet afgemeld heeft. De kilometer prijs van de rit zal in rekening gebracht worden voor alle ritten waarvoor de leerling niet afgemeld is en dus ingepland stond. In de beschikking wordt melding gemaakt van het feit dat voor loosmeldingen de kilometer prijs van de rit in rekening wordt gebracht.

  • 7.

    Afwijkende bestemmingen, stage (art. 1 en 3, 20 en 21)

Een vervoersvoorziening is bestemd voor het vervoer van huis naar school. Vervoer naar een andere locatie valt buiten de zorgplicht van de gemeente. Het komt geregeld voor dat ouder(s) een vervoersvoorziening naar een andere bestemming voor de leerling wensen. Denk aan buitenschoolse of informele opvang, bezoek aan een andere ouder of een behandelinstituut. Daar kan geen vervoersvoorziening voor worden toegekend.

In de verordening zijn op dit uitgangspunt enkele uitzonderingen geformuleerd. Bekostiging of vervoer naar een ander adres kan niet plaatsvinden, tenzij sprake is van:

  • co-ouderschap (zie voorwaarden beleidsregel 2);

  • stage (maximaal 25 km) het stagecontract wordt altijd opgevraagd;

  • andere zwaarwegende omstandigheden (zie beleidsregel 10).

Voorwaarde is, dat er een vaste structuur in het vervoer zit.

Toelichting: Leerlingenvervoer is slechts bestemd voor het vervoer van en naar school Daarnaast kan een vervoersvoorziening worden toegekend voor het vervoer van huis naar een stageplek. De stage moet dan onderdeel uitmaken van het regulier schoolprogramma en in de schoolgids zijn vastgelegd. Voor vervoer naar een stageadres is het afstandscriterium van minimaal 6 km van toepassing met een maximum van 25 km, berekend via de methode genoemd in beleidsregel 3. Ten slotte kan er incidenteel sprake zijn van zwaarwegende omstandigheden. Gedacht kan worden aan een crisissituatie waardoor tijdelijke opvang elders noodzakelijk is. Uitgangspunt is daarbij wel, dat als voor dezelfde rit gebruik gemaakt kan worden van ander vervoer, het primaat bij dat vervoer ligt en leerlingenvervoer eventueel aanvullend daarop wordt ingezet. Dat kan zich bijvoorbeeld voordoen als een leerling gebruik kan maken van vervoer op grond van de Zorgverzekeringswet of de wet langdurige zorg of jeugdwetvervoer. Als door een specifieke uitzonderlijke beperking het vinden van een stageplek binnen de 25km absoluut niet mogelijk is, kan een beroep worden gedaan op de hardheidsclausule.

  • 8.

    Tijdelijk verblijf buiten gemeente

Bij tijdelijk verblijf van de leerling in een andere gemeente dan de gemeente van inschrijving in de Basisregistratie personen, dan geldt dat de eerste zes weken na uithuisplaatsing de gemeente van inschrijving verantwoordelijk is voor het leerlingenvervoer.

Toelichting: Het komt met een zekere regelmaat voor, dat een leerling bijv. vanwege uithuisplaatsing tijdelijk in een andere gemeente verblijft dan de gemeente waar hij/zij staat ingeschreven. Bij uithuisplaatsing kan doorgaans lastig ingeschat worden hoe lang dat zal duren. Uit een oogpunt van uitvoerbaarheid is in regionaal verband afgesproken dat de eerste 6 weken na uithuisplaatsing de ‘oude’ gemeente nog verantwoordelijk is voor het leerlingenvervoer. Binnen die periode zal op basis van onderling overleg tussen de betrokken gemeenten en andere betrokken partijen nader beoordeeld worden:

  • naar welke school de leerling het beste kan;

  • welke vervoersvoorziening daarbij eventueel past;

  • welke gemeente de kosten voor zijn rekening neemt (na de eerste zes weken).

  • 9.

    Wangedrag leerling of ouders/ontzegging van toegang tot het vervoer door de vervoerder en/of gemeente

Een leerling kan de toegang tot het vervoer worden ontzegd als is gebleken dat de leerling door agressief gedrag of anderszins de orde in de bus verstoort of de veiligheid van de bus en inzittenden in gevaar brengt. Hierbij wordt onderstaand protocol gehanteerd. Afhankelijk van de ernst van gedraging van de leerling en de omstandigheden kan worden afgeweken van dit protocol.

  • 1.

    Bij gedrag waarbij een leerling direct uit de bus verwijderd zou kunnen worden (denk aan fysiek geweld, dreiging met een mes e.d.), kan de politie worden ingeschakeld door de vervoerder en kan de leerling per direct de toegang tot het vervoer worden ontzegd door de vervoerder.

  • 2.

    Bij overig wangedrag van de leerling en/of de ouders kan de vervoerder de leerling en/of de ouders in eerste instantie een waarschuwing geven. De ouders worden hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld en de gemeente wordt eveneens geïnformeerd door de vervoerder. De ouder kan met de vervoerder in gesprek gaan bij verschil van inzicht. Wanneer de leerling van het vervoer gebruik mag blijven maken, dient deze zich daarbij te gedragen. Onder wangedrag wordt niet verstaan het gedrag van een leerling vanwege zijn beperking, maar gedrag dat leerlingen en ouders kunnen voorkomen of corrigeren. Zoals bijvoorbeeld het (zichtbaar) meenemen van een aansteker in de bus.

  • 3.

    Bij de tweede herhaling van het gedrag waarvoor gewaarschuwd is of nieuw wangedrag van de leerling na de waarschuwing, kan de gemeente consequenties aan het wangedrag verbinden. De gemeente kan de leerling schorsen voor twee weken van het vervoer.

  • 4.

    Wanneer na een schorsing het wangedrag blijft bestaan, wordt het vervoer direct permanent ontzegd.

In geval van schorsing of ontzegging tot het vervoer, regelt of betaalt de gemeente geen vervangend vervoer.

  • 10.

    Afwijkende schooltijden

Als de leerling door een ernstige beperking slechts een deel van het onderwijsprogramma kan volgen, waardoor afwijkende schooltijden gelden, kan daar in zeer uitzonderlijke gevallen bij het aangepast (taxi)vervoer rekening mee worden gehouden.

Toelichting: Voor aangepast (taxi)vervoer wordt aangesloten bij de schooltijden, zoals deze zijn vermeld in de schoolgids. Soms wordt een verzoek ingediend voor aangepast vervoer op andere tijden. Het is denkbaar dat het door een handicap voor de leerling te belastend is om het volledige onderwijsprogramma te volgen, de ouders moeten hierbij een verklaring van een medisch deskundige overleggen. Bij het aangepast (taxi)vervoer kan daarmee rekening worden gehouden. In overleg met de school moet het vervoer in de ochtend of de middag gelijktijdig met het reguliere leerlingenvervoer plaatsvinden, zodat er slechts sprake is van één afwijkende rit.

  • 11.

    Duur van de vervoersvoorziening (artikel 4)

Een vervoersvoorziening wordt toegekend voor de periode dat de leerling op basis van de TLV naar een bepaalde school zal gaan. Dit alleen als er naar het oordeel van het college geen wijziging van relevante feiten en omstandigheden te verwachten is, die tot een aanpassing van de toegekende vervoersvoorziening zal leiden. Er kan een heronderzoek plaatsvinden naar het recht op en de vorm van de vervoersvoorziening. In andere gevallen wordt de vervoersvoorziening beperkt tot een kortere periode en moet voor de volgende periode opnieuw een aanvraag worden gedaan. Is er sprake van leerlingen met ontwikkelingsperspectiefplan, dan wordt de vervoersvoorziening toegekend voor de duur van één of twee jaar, al naar gelang het perspectief.

Ouders worden op het aanvraagformulier gewezen op het feit dat zij verplicht zijn wijzigingen te vermelden. Ook kunnen er jaarlijks door de gemeente herinneringen gestuurd worden over het melden van een wijziging in de mogelijkheden van zelfstandigheid reizen.

  • 12.

    Herziening en terugvordering van bekostiging (artikel 6)

Is er ten onrechte (teveel) bekostiging aan de ouders verstrekt, doordat sprake is geweest van schending van de inlichtingenplicht, door een administratieve vergissing of anderszins, dan wordt de bekostiging herberekend en herzien. Het ten onrechte aan vervoer bestede of uitgekeerde bedrag wordt teruggevorderd. Van terugvordering kan worden afgezien als er sprake is van dringende redenen en als terugvordering onaanvaardbare consequenties heeft voor de ouder(s) en/of de leerling.

Toelichting: is er ten onrechte of teveel verstrekt aan de ouder(s), dan is het uitgangspunt dat dit terugbetaald moet worden. Soms kan van terugvordering worden afgezien. Dat kan incidenteel aan de orde zijn bij dringende redenen, bijv. bij een zware psychosociale problematiek van de betreffende ouder(s), in combinatie met een forse schuldenlast, terwijl de terugvordering een ingezet hulpverleningstraject aanmerkelijk zou belemmeren. Met nadruk wordt hier gesteld, dat terugvordering regel is, en afzien van terugvordering een uitzondering op die regel. Het ligt daarom op de weg van de belanghebbende om het bestaan van dringende redenen overtuigend aan te tonen.

In sommige situaties kan de teveel verstrekte bekostiging worden verrekend met toekomstige verstrekkingen. Hiermee moet echter terughoudend worden omgegaan, omdat voorkomen moet worden dat verrekening ertoe leidt dat schoolverzuim optreedt.

  • 13.

    Toepassing hardheidsclausule (art. 23)

Uitgangspunt bij het toepassen van de hardheidsclausule in de verordening is die in hoge uitzondering alleen kan worden toegepast als toepassing van de verordening of deze beleidsregels tot onaanvaardbare consequenties in het individuele geval leidt. Op basis van de hardheidsclausule kan van alle bepalingen uit de Verordening of de beleidsregels worden afgeweken.

Inwerkingtreding en citeertitel:

Deze beleidsregels treden in werking vanaf de vaststelling en publicatie van deze beleidsregels in het college.

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer Gooise Meren 2022’.

Ondertekening

Burgemeester en wethouders van Gooise Meren,

De secretaris,

De burgemeester,