Regeling vervallen per 04-04-2023

Beleidsregels Bibob Alphen aan den Rijn 2016

Geldend van 05-07-2022 t/m 03-04-2023

Intitulé

Beleidsregels Bibob Alphen aan den Rijn 2016

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

overwegende, dat de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

gelet op de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, het Besluit bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 3, 27, 30a en 31 van de Drank- en Horecawet, de artikelen 2:25, 2:28, 2:39 en 3:4 van de Algemene Plaatselijke Verordening Alphen aan den Rijn, artikel 30b van de Wet op de kansspelen, de artikelen 9.2.2.3 en 11.2 van de Wet Milieubeheer, de artikelen 2.1 en 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de artikelen 8, eerste lid, 16a, 19, 22, 23, 25 en 27 van de Huisvestingswet en artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Gemeente Alphen aan den Rijn;

besluiten vast te stellen de volgende:

Beleidsregels voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur in de gemeente Alphen aan den Rijn 2016

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvraag: de aanvraag om een beschikking bedoeld in artikel 1 van de wet;

  • b.

    advies: het advies bedoeld in artikel 9 van de wet;

  • c.

    beschikkingen en opdrachten: alle besluiten waarop de wet kan worden toegepast;

  • d.

    bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot het nemen van beschikkingen;

  • e.

    betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de partij aan wie een overheidsopdracht is gegund of de onderaannemer;

  • f.

    het onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, de gegadigde niet tot de aanbesteding toe te laten, de overeenkomst niet aan te gaan, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen;

  • g.

    het Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de wet;

  • h.

    wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob);

  • i.

    vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

    • 1°.

      het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

    • 2°.

      huur of verhuur;

    • 3°.

      het verlenen van een gebruikrecht; of

    • 4°.

      de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt.

  • j.

    para commerciële instelling: rechtspersonen, anders dan een NV of een BV met beperkte aansprakelijkheid, die zich richten op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, geneeskundige, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard.

Artikel 2 Toepassingsbereik van de Wet Bibob in de gemeente Alphen aan den Rijn

  • 1. Het bestuursorgaan zal, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet in beginsel toepassen met betrekking tot beschikkingen en transacties zoals vermeld in:

    • i.

      artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening Alphen aan den Rijn (evenementen), indien sprake is van een aanvraag voor een evenementenvergunning voor een vechtsportgala;

    • ii.

      artikel 3 van de Drank- en Horecawet (drank- en horecavergunning), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming. Het bestuursorgaan kan evenwel afzien van toepassing van de wet ten aanzien van slijterijen en voor para commerciële instellingen zoals bedoeld in artikel sub j van deze beleidsregels;

    • iii.

      artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening Alphen aan den Rijn (exploitaitievergunning openbare inrichting), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming. Het bestuursorgaan kan evenwel afzien van toepassing van de wet ten aanzien van para commerciële instellingen zoals bedoeld in artikel sub j van deze beleidsregels;

    • iv.

      artikel 2:39 van de Algemene Plaatselijke Verordening Alphen aan den Rijn inzake speelgelegenheden, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming;

    • v.

      artikel 3:4 van de Algemene Plaatselijke Verordening Alphen aan den Rijn (exploitatievergunning seksinrichting), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming;

    • vi.

      alle omgevingsvergunningen voor smart-, head- en coffeeshops, voor speelautomatenhallen en voor seksinrichtingen inclusief escortbedrijven.

  • 2. Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet in beginsel toepassen met betrekking tot beschikkingen zoals vermeld in:

    • i.

      de artikelen 9.2.2.3 en 11.2 van de Wet Milieubeheer;

    • ii.

      de artikelen 8, eerste lid, 22 en 23 van de Huisvestingswet 2012;

    • iii.

      artikel 2 van de Algemene subsidieverordening gemeente Alphen aan den Rijn voor zover het subsidies betreft voor een bedrag van € 50.000,- of hoger en met uitzondering van subsidieaanvragen van para commerciële instellingen.

  • 3. Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet in beginsel toepassen met betrekking tot beschikkingen zoals vermeld in artikel 2.1, eerste lid aanhef en onder a, e en i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning) voor de activiteit bouwen indien een bouwplan de aanneemsom van € 1.000.000,- overstijgt.

  • 4. Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet in beginsel toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties zoals bedoeld in artikel 1, onderdeel i, waarbij de gemeente partij is.

  • 5. Het bestuursorgaan kan een bibob-toets uitvoeren met betrekking tot alle overheidsopdrachten die uitgezonderd zijn van de Europese aanbestedingsrichtlijnen en de nationale aanbestedingswet.

  • 6. Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet eveneens toepassen met betrekking tot de intrekking van de in het eerste t/m het derde lid genoemde vergunningen en subsidies.

  • 7. Bij vastgoedtransacties en overheidsopdrachten zoals in de leden 4 en 5 van dit artikel kan het bestuursorgaan bedingen dat de overeenkomst kan worden ontbonden op de gronden vermeld in artikel 3, eerste lid, artikel 3, zesde lid, alsmede artikel 4 van de wet. Ook kan het bestuursorgaan bedingen dat onderaannemers alleen met toestemming van de gemeente kunnen worden gecontracteerd en dat in dat kader een advies kan worden gevraagd.

Artikel 3 Overige situaties waarin de wet in beginsel wordt toegepast

Behalve op de in artikel 2 genoemde beschikkingen en transacties zal het bestuursorgaan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet in beginsel toepassen:

  • 1.

    ten aanzien van bijzondere gevallen waarbij aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking of transactie mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen;

  • 2.

    in de gevallen waarin de officier van justitie op basis van artikel 26 van de wet wijst op de wenselijkheid een advies van het Bureau aan te vragen.

Artikel 4 Uitzondering

  • 1. Beschikkingsaanvragen van bestuursorganen genoemd in artikel 1:1, lid 1 sub a van de Algemene wet bestuursrecht (A-organen) worden niet getoetst in het kader van de Wet Bibob.

  • 2. Wanneer in het kader van een situatie als bedoeld in artikel 1, lid 1, onderdeel c van de Wet Bibob een onderzoek op grond van die wet heeft plaatsgevonden naar een (rechts)persoon, dan kan van een Bibob-onderzoek worden afgezien wanneer ten aanzien van deze (rechts)persoon zich opnieuw een situatie voordoet als bedoeld in artikel 1, lid 1, onderdeel c van de Wet Bibob indien:

    • a.

      het eerste onderzoek niet heeft geleid tot een negatieve beslissing op grond van hoofdstuk 1 of 2 van de Wet Bibob;

    • b.

      de nieuwe aanvraag niet later wordt ingediend dan vijf jaren na de datum van de beslissing in verband waarmee dat eerste onderzoek is uitgevoerd;

    • c.

      gedurende de termijn van vijf jaren geen procedure tot intrekking van een beslissing als bedoeld in hoofdstuk 1 of 2 van de Wet Bibob is gestart.

Artikel 5 Onderzoek

  • 1. Het onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat ten eerste uit een lichte toets, waaronder wordt verstaan:

    • a.

      het beoordelen van de aanvraag tot het verlenen van een beschikking of het aangaan van een transactie en de daarbij overgelegde gegevens, mede aan de hand van bij het bestuursorgaan bekende feiten en omstandigheden;

    • b.

      het verzamelen, bewerken en analyseren van informatie die al dan niet door middel van het in het volgende artikel bedoelde vragenformulier en de daarbij te voegen bijlagen is verstrekt door de betrokkene en gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen die het bestuursorgaan volgens de wet kan raadplegen. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de indicatorenlijst in bijlage 1;

  • 2. Van een lichte toets kan worden afgezien bij herhaalde aanvragen die niet eerder tot een zware toets hebben geleid.

  • 3. Indien het onder b. bedoelde onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft over de mate van gevaar dat de in artikel 3 van de wet bedoelde feiten zich zullen voordoen, wordt een advies als bedoeld in artikel 9 van de wet ingewonnen bij het Bureau. Dit is de zogenoemde de zware toets.

Artikel 6 Informatieverstrekking

In de gevallen zoals bedoeld in deze beleidsregels moet betrokkene naast de gebruikelijke aanvraagformulieren de Bibob-vragenformulieren invullen en bij het bestuursorgaan indienen. Daarbij dienen de documenten te worden gevoegd die in de vragenformulieren zijn vermeld en/of die bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd.

Artikel 7 Beoordeling van nieuwe aanvragen

  • 1. De aanvraag kan buiten behandeling worden gesteld indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Ingeval van nieuw ingediende aanvragen dient iedere vergunningaanvraag eerst de normale procedure te doorlopen, waarbij wordt bezien of aan de reguliere vergunningeisen wordt voldaan.

  • 3. Indien aan de reguliere eisen is voldaan, wordt vervolgens het Bibob-vragenformulier doorgenomen aan de hand van een indicatorenlijst in bijlage 1: de zogenoemde lichte toets.

  • 4. Indien de resultaten van deze toets hiertoe aanleiding geven, zal vervolgens een zware toets plaatsvinden door Bureau Bibob als bedoeld in artikel 9 van de wet.

  • 5. Ook de onderstaande punten kunnen aanleiding zijn voor het direct uitvoeren van een zware toets. Daarvoor geldt een aantal harde criteria, namelijk indien:

    • a.

      er sprake is van overname van een vergunningplichtige inrichting, die is gesloten of waarvan de vergunning is ingetrokken op grond van openbare orde overwegingen (bijvoorbeeld heling, drugs of geweld) of op grond van de Wet Bibob;

    • b.

      er sprake is van monopolisering (het opkopen van meerdere inrichtingen en/of onroerende zaken in een bepaald gebied) door een natuurlijk persoon en/of rechtspersoon dan wel door een aantal aan elkaar verbonden natuurlijke personen of rechtspersonen;

    • c.

      er vermoedelijk een relatie bestaat tussen de recreatie- en/of seksinrichting met een malafide infrastructuur rond illegale vreemdelingen.

Artikel 8 Beoordeling van reeds verstrekte vergunningen

  • 1. Ten aanzien van verstrekte vergunningen wordt indien daartoe aanleiding bestaat een Bibob-vragenformulier uitgereikt.

  • 2. Een weigering om het vragenformulier ingevuld te retourneren zal worden beschouwd als een ernstig gevaar op grond van de Wet Bibob met als gevolg dat de vergunning wordt ingetrokken.

  • 3. Van de wettelijke mogelijkheid tot beoordeling van reeds verstrekte vergunningen wordt ambtshalve gebruik gemaakt, indien één of meer van de navolgende situaties van toepassing is / zijn:

    • a.

      als een bepaald gebied specifiek nader wordt bekeken;

    • b.

      als een bepaalde branche of deel van een branche extra wordt gecontroleerd;

    • c.

      als er aanwijzingen zijn dat er sprake is van ernstig gevaar dat de vergunning mede wordt gebruikt voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten of voor het plegen van strafbare feiten;

    • d.

      indien er een redelijk vermoeden bestaat dat ter verkrijging van de vergunning een strafbaar feit is gepleegd (bijvoorbeeld omkoping).

Artikel 9 Weigering / intrekking andere vergunningen van dezelfde betrokkene

Indien een Bibob-advies wordt gevraagd ten aanzien van een bepaalde betrokkene, heeft dit verzoek betrekking op alle aan de betrokkene binnen deze gemeente verleende vergunningen, welke onder de reikwijdte van de Wet Bibob vallen. Dat betekent dat in het geval dat de burgemeester c.q. het college een negatief advies van het Bureau overneemt, in één keer de aanvraag kan worden geweigerd en alle reeds verstrekte vergunningen kunnen worden ingetrokken.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze beleidslijn treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking.

Artikel 11 Citeertitel

Deze beleidslijn kan worden aangehaald als: Beleidsregels Bibob Alphen aan den Rijn 2016

Ondertekening

Alphen aan den Rijn, 28 augustus 2018

Burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn,

de secretaris,

de burgemeester.

De Burgemeester van Alphen aan den Rijn.

BIJLAGE 1 Indicatorenlijst bij de Beleidsregels Bibob Alphen aan den Rijn 2016

Behoort bij de Beleidsregels Alphen aan den Rijn 2016, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn en door de burgemeester van Alphen aan den Rijn op 22 december 2015 en gewijzigd op 28 augustus 2018.

Deze lijst wordt gebruikt tijdens de lichte toets zoals bedoeld in artikel 5, tweede lid van deze beleidslijn. Deze lijst met indicatoren die aanleiding kunnen zijn tot het toepassen van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur is niet limitatief. Ook andere gronden kunnen aanleiding vormen tot het instellen van een onderzoek. Het is daarbij ongewenst om de indicatoren in harde weegcriteria vast te leggen, omdat deze te veel in zwaarte verschillen. Soms is één zware indicator voldoende om te concluderen dat nader onderzoek noodzakelijk is, maar ook een reeks van lichtere indicatoren kunnen - in hun onderlinge samenhang bezien - tot een dergelijke conclusie leiden. Uitgangspunt is dat bij twijfel de zware toets plaatsvindt.

De bedrijfsstructuur

Inrichting/organisatie

  • onduidelijke, ondoorzichtige organisatiestructuur;

  • niet duidelijk wie uiteindelijk verantwoordelijk is;

  • onderneming biedt infrastructuren aan het illegale circuit, als een dekmantel voor allerlei activiteiten zoals illegaal gokken, illegale prostitutie, mensenhandel / -smokkel, drugshandel, heling, verduistering, wapenhandel;

  • melding van schietpartijen, vechtpartijen, harddrugs, illegale prostitutie, illegale vrouwen, drugsdealers;

  • a-typische (oneigenlijke) activiteiten vinden plaats in en rond de inrichting;

  • heropening van het pand;

  • functiewijziging van pand of inrichting;

  • ongebruikelijke plaats om exploitatie te starten;

  • onduidelijk ondernemingsplan.

Persoon aanvrager/exploitant

  • leidinggevende/beheerder is waarschijnlijk niet de officiële leidinggevende (katvanger of stroman);

  • aanvrager is geen officiële leidinggevende/beheerder;

  • wijziging in exploitant;

  • aanvrager/exploitant is vaak niet aanwezig.

Overig

  • gedwongen overname van inrichting (bijv. door afpersing of wurgcontract);

  • geen recent uittreksel Kamer van Koophandel.

De financiering

Inrichting

  • onduidelijke financiering (nieuwe) inrichting pand;

  • huurder is bonafide maar huurt van een persoon met twijfelachtige integriteit;

  • zeer hoge waarborgsom vereist;

  • extreem hoge/lage huur, ongebruikelijke hoogte huurpenningen;

  • aanvrager heeft veel panden in bezit;

  • onduidelijke financiering van de panden.

Persoon aanvrager/exploitant

  • uitkering Sociale Dienst;

  • verdachte financiering;

  • ongebruikelijke financieringsstructuur, afwijkend van de gangbare wijze van financieren;

  • ongebruikelijke financier;

  • slechte exploitatie vorige zaak;

  • geen bedrijfsplan.

Overig

  • a-typische (gezien de aard van de transacties ongebruikelijke) betalingswijzen;

  • onduidelijke financiering van de exploitatie.

Omstandigheden in de persoon van de aanvrager

Persoon aanvrager/exploitant

  • binnen de gemeente gebruikt de aanvrager het “lobbycircuit”;

  • problemen met identificatie, alleen origineel is rechtsgeldig;

  • exploitant/beheerder zelden aanwezig in de inrichting;

  • minder voor de hand liggende personen vragen vergunning aan;

  • minder voor de hand liggende aanvraag voor deze aanvrager;

  • aanvrager heeft geen vakkennis;

  • antecedenten in relatie tot openbare orde (heling, drugs, wapens, geweld);

  • aanvrager wordt vergezeld door een lijfwacht, privéchauffeur of gecontroleerd; door een branchevreemde adviseur/jurist;

  • aanvrager is bekend uit het criminele circuit, eventueel politie-informatie;

  • aan de aanvrager is al vaker een vergunning geweigerd.

Overig

  • formulieren onvolledig ingevuld;

  • ‘verdacht’ woonadres: Leger des Heilsadres, gevangenis, postbus, veel mensen op één adres;

  • aanvrager is een buitenlandse rechtspersoon.

Algemeen geldende en beleidsindicatoren

Inrichting ligt in:

  • kwetsbare wijk, opeenstapeling van ‘probleem-inrichtingen’;

  • aanvraag in een vastgesteld aandachtsgebied, geografisch gebied;

  • aanvraag in een vastgesteld aandachtsgebied, bepaalde branche.

Er is sprake van:

  • bedreiging behandelend ambtenaar;

  • valsheid in geschrifte bij aanvraag;

  • fraude (valse diploma’s, ID-papieren, huurcontracten);

  • mishandeling, bedreiging van ambtenaar;

  • steekpenningen, omkoping van ambtenaar;

  • behandelend ambtenaar voelt zich bedreigd (subjectief).

Mogelijk samengestelde indicatoren voor een Bibob -aanvraag

  • (bijstands)uitkering en geen bankgarantie voor de investering;

  • (bijstands)uitkering en geen bedrijfsplan;

  • onduidelijke financiering en extreem hoge of lage huur;

  • slechte beheersing Nederlandse taal en identificatieprobleem;

  • geen bedrijfsplan en a-typische aanvraag.

Toelichting op het toepassingsbereik van de beleidsregels voor de toepassing van de Wet Bibob

1.Doel van de wet Bibob voor de gemeente

Uitgangspunt van de gemeente Alphen aan den Rijn is dat zij geen zaken doet met criminelen en dat zij alles in het werk stelt om criminele activiteiten binnen de gemeente geen kans te geven. Om aan dit uitgangspunt invulling te geven is de wet Bibob in 2003 tot stand gekomen. Bibob staat voor de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Met de Wet Bibob kan het openbaar bestuur vergunningen en subsidies binnen bepaalde branches intrekken of weigeren. Doel van de wet is om te voorkomen dat geld afkomstig uit criminele activiteiten gebruikt wordt. Door toepassing van deze wet kan de gemeente voorkomen dat ze criminele activiteiten faciliteert door bijvoorbeeld het verlenen van een vergunning. Zo kan de gemeente bij een aanvraag van een Drank- en horecavergunning screenen op het strafrechtelijke verleden van de aanvrager, de leidinggevenden en de beheerders. De gemeente onderzoekt bij een Bibob toets verder de financiering en de achtergrond van de onderneming.

2.Doel van de beleidsregels

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de Wet Bibob.

Door het opnemen en implementeren van een beleidslijn biedt de gemeente meer structuur en zekerheid in haar werkwijze aan zowel de ambtenaren als aan de burgers. In de beleidsregels staat aangegeven op welke branches Bibob wordt toegepast en in welke gevallen dit gebeurt. Ten aanzien van de burger wordt door het opnemen van de beleidslijn willekeur voorkomen en ten behoeve van de bescherming van de integriteit binnen de gemeente kan het een preventieve werking hebben.

3. Toepassingsbereik

De wet geldt op dit moment voor de sectoren milieu, horeca, transport, bouw (omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten), evenementen, speelautomaten(hallen), smart-, head- en growshops en vastgoedtransacties. De toepassingsgebieden van de Wet Bibob op gemeentelijk niveau zijn beschikkingen inzake horeca-inrichtingen, coffeeshops, seksinrichtingen, evenementen, smart-, head- en growshops (steeds als de gemeente daarvoor een vergunningstelsel kent) en de omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Daarnaast kan de wet worden toegepast op subsidieregelingen, bij aanbestedingen, vastgoedtransacties en de kamerverhuursector. Voorts kunnen de gemeenten op grond van een eigen risicoanalyse zelf lokaal vergunningplichtige sectoren aanwijzen waarvoor zij de mogelijkheid van Bibob-toepassing aangewezen achten. Vooralsnog ziet het college noch de burgemeester daarvoor aanleiding. Verder kent de Aanbestedingswet 2012 een eigen integriteitstoets die de Bibob-toets op dit terrein nagenoeg overbodig maakt.

Hieronder volgt een uiteenzetting van de toepassingsgebieden zoals deze in de beleidslijn zijn opgenomen.

Door de steeds toenemende aandacht voor de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit maken steeds meer gemeenten werk van toepassing van de Wet Bibob. Alleen al ter voorkoming van een zogenoemd waterbedeffect is het daarom van belang toepassing van de Wet Bibob op regionaal niveau eenduidig toe te passen. Daarnaast werken alle gemeenten in de politie-eenheid Den Haag samen met onder meer politie, OM en Belastingdienst in het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum Den Haag (RIEC). De verwachting is dat die samenwerking steeds vaker zal leiden tot signalen van georganiseerde criminaliteit binnen de gemeente. Het college en de burgemeester willen adequaat op dergelijke signalen kunnen reageren.

3.1 De “kan”- en de “zal”-bepaling

In de Bibob beleidslijn is onder artikel 2, eerste lid, een “zal”-bepaling opgenomen en zijn onder het tweede lid tot en met zesde lid van artikel 2 “kan”-bepalingen opgenomen. De “zal”-bepaling onder artikel 2, eerste lid, houdt in dat de gemeente er in beginsel op stuurt dat ten aanzien van dat onderdeel steeds aan de Wet Bibob wordt getoetst. Het niet toepassen van de beleidslijn dient nader te worden gemotiveerd. Toepassing van deze bepaling brengt met zich mee dat toepassing van de Wet Bibob een preventief karakter heeft. Met name op het terrein van (horeca-, kansspel- en seksvergunningen) is het van belang dat de gemeente een goede afweging kan maken. Het college en de burgemeester zijn van mening dat op die terreinen het belang van een integere overheid opweegt tegen de administratieve last die aan de ondernemer wordt opgelegd.

Uiteraard is het niet altijd mogelijk en/of wenselijk om alle nieuwe vergunningen in een bepaalde categorie te toetsen. De toetsing moet immers wel proportioneel zijn. Als voorbeeld willen het college niet iedere aanvraag voor de bouw van een dakkapel onder de Bibob-toets brengen. Voor die onderdelen waar het college een beperking aan wil brengen in de specifieke vergunningen of transacties die aan de toets worden onderworpen is in de artikeltekst of in een bijlage bij de beleidsregels aangegeven ten aanzien van welke categorieën het college de toets wel wenst uit te voeren.

Voor de toepassingsgebieden die onder de “kan”-bepaling vallen, geldt dat de gemeente altijd de Wet Bibob toepast als ze daartoe een tip krijgt van het Openbaar Ministerie of een signaal ontvangt van één van de partners binnen het RIEC-samenwerkingsverband. In andere gevallen alleen als hier een concrete aanleiding toe bestaat.

Dit is een meer reactieve toepassing van de Wet Bibob. Uitgangspunt is dat in alle gevallen waarin de Wet Bibob kan worden toegepast de gemeente in ieder geval op een signaal van het OM of één van de samenwerkingspartners in het RIEC-verband kan reageren.

3.2 Algemeen

Naast de gebruikelijke toepassingsgebieden op het gebied van de horeca- exploitatievergunningen op grond van de APV, de exploitatievergunning voor seksinrichtingen op grond van de APV is deze beleidslijn ook van toepassing op de vroegere bouwvergunning, thans de omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Voorts is deze beleidslijn ook van toepassing op een aantal minder gebruikelijke terreinen van de Wet Bibob. Deze lichten wij hierna nader toe.

3.3 Bijzondere terreinen

Speelautomatenhal

Indien een gemeente de vestiging van speelautomatenhallen geheel wil tegenhouden, is de Bibob-toets niet toereikend. Door middel van aanpassingen in het bestemmingsplan kan de gemeente er op aansturen dat dergelijke inrichtingen niet in de gemeente kunnen worden gevestigd.

Voor zover een gemeente ertoe kiest wel speelautomatenhallen in de gemeente toe te laten, is de toepassing van de Wet Bibob een goed instrument om de malafide ondernemers te weren. Voor deze gevallen is artikel 2.1, onder iv, van de beleidslijn opgenomen.

Milieu en omgevingsvergunning beperkte milieutoets

Veel milieuvergunningen die voorheen vergunningplichtig waren op grond van de Wet milieubeheer, vallen nu onder artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Veel onderdelen zijn daarmee niet langer vergunningplichtig, waardoor het toetsingsmoment ontbreekt. De vergunningplicht is gebleven voor bouwactiviteiten en activiteiten met betrekking tot bepaalde milieu-inrichtingen.

Voor de onderdelen die vergunningplichtig zijn, past de gemeente op grond van artikel 2.17 van de Wabo de Bibob-toets toe in de gevallen die zijn aangegeven in artikel 2, eerste lid, onder vi.

3.4 Nieuwe terreinen

Vastgoedtransacties

Gemeenten zijn als partij betrokken bij vastgoedtransacties van onroerende goederen en gronden met veelal grote partijen zoals bouwbedrijven en vastgoedontwikkelaars, maar ook met woningcorporaties. Daarnaast zijn er ook nog vastgoedtransacties met particulieren. Sinds inwerkingtreding van de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob is het mogelijk om vastgoedtransacties, waarbij de gemeente partij is, aan een Bibob-toets te onderwerpen. Het College kiest met betrekking tot deze transacties voor de “kan”- bepaling. Het wordt niet noodzakelijk geacht om alle vastgoedtransacties te screenen. Transacties worden slechts aan een Bibob-toets onderworpen indien hier concrete aanleiding toe is (bijvoorbeeld na signalen vanuit één van de partners; politie, Openbaar Ministerie en/of Belastingdienst). Gemeenten kunnen hiertoe een verzoek om politie- en justitiële informatie doen bij het RIEC.

Zodra de gemeente onderhandelingen start inzake (aankoop of) verkoop van onroerende zaken of inzake uitgifte van grond in erfpacht (indien van toepassing in de betrokken gemeente) wordt de wederpartij ervan in kennis gesteld dat een Bibob-onderzoek deel kan uitmaken van de procedure. Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.

Evenementen

Per 1 oktober 2011 is de evenementensector onder het bereik van de Wet Bibob gebracht. Voorwaarde om de Wet Bibob te kunnen toepassen is dat er een vergunningstelsel voor die sector is. Vechtsportgala’s kunnen dus onderworpen worden aan een Bibob-toets, mits de gemeente heeft voorzien in een (evenementen)vergunningplicht in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Alphen aan den Rijn kent een vergunningplicht voor (grote) evenementen in artikel 2:25 van de APV Alphen aan den Rijn. In deze beleidslijn is vervolgens de Bibob toetsing voor evenementen in de vorm van vechtsportgala’s opgenomen onder artikel 2.1 onder i.

Vechtsportgala’s worden beschouwd als risico-evenement. Ervaringen met vechtsportgala’s elders in den lande hebben verder geleid tot de landelijk breed gedragen overtuiging dat het wenselijk is aan vergunningen voor deze risicovol gebleken vechtsportgala’s een aantal met deze evenementen samenhangende specifieke voorschriften te verbinden en deze te onderwerpen aan een Bibob-toets.

Een evenementenvergunning voor een vechtsportgala wordt altijd onderworpen aan een Bibob-toets, tenzij (cumulatief):

  • 1.

    Geen sprake is van een zogenaamde full-contact sport, zoals:

    • i.

      Free-, cage-, en ultimate fightevenement of daarmee vergelijkbare evenementen;

    • ii.

      Mixed Martial Arts, ook wel genoemd gemengde vechtkunst, waaronder in ieder geval worden begrepen free fight (het vrije vechten), vale tudo (Braziliaans Mixed Martial Arts) en cage fight (kooigevecht);

    • iii.

      Kickboksen en Muay Thai (Thaiboksen) in al hun varianten.

  • 2.

    Er maximaal 500 bezoekers worden toegelaten;

  • 3.

    Het evenement tot maximaal 21:00 uur plaatsvindt;

  • 4.

    Het evenement wordt georganiseerd door een bij het NOC*NSF aangesloten landelijke sportbond of door een vereniging die lid is van een dergelijke bond;

  • 5.

    Er geen VIP-tafels of –boxen aanwezig zijn.

In het kader van de toetsing van de evenementenvergunning vindt per 1 januari 2019 bovendien altijd een toets plaats van het levensgedrag van de organisator en/of aanvrager. Deze mag niet van slecht levensgedrag zijn1.

Kamerverhuursector

Sinds de inwerkingtreding van de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob is het voor het College ook mogelijk om door criminele ondernemers gevraagde huisvestingsvergunningen en vergunningen tot wijziging van de woonruimtevoorraad die worden bedoeld in de Huisvestingswet 2012, te weigeren en in te trekken. Een “zal”-bepaling lijkt in deze gevallen niet proportioneel. Het college kiest voor de kamerverhuursector daarom voor een “kan”-bepaling.

3.5 Subsidies

Sinds de inwerkingtreding van de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob is het niet meer vereist dat een subsidieregeling expliciet verwijst naar de Wet Bibob voordat de subsidie kan worden getoetst aan de Wet Bibob.

De eis van goedkeuring door de minister van Veiligheid en Justitie indien in een subsidieverordening wordt verwezen naar de Wet Bibob is daarmee ook vervallen.

Een “zal”-bepaling is voor subsidieregelingen niet proportioneel. Het college meent daarom dat met betrekking tot subsidies kan worden volstaan met een “kan”-bepaling, mede omdat de gebruikelijke toets op rechtmatig en doelmatig gebruik van een verstrekte subsidie ook een barrière opwerpt. Er is voor gekozen om voor subsidies een drempelbedrag van € 50.000,- te bepalen. Vanaf dit bedrag is tevens een accountantscontrole vereist bij de subsidieverantwoording. Indien daar concrete aanleiding toe is, kan ook voor een lager subsidiebedrag een Bibob-toets worden uitgevoerd.

3.6 Overheidsopdrachten

Het integriteitsbeleid bij aanbestedingen op het terrein van bouw, ICT en milieu is na de wetswijziging ook onderdeel geworden van de Wet Bibob. De toegevoegde waarde bij aanbestedingen is echter beperkt, omdat de Europese richtlijnen een gesloten stelsel van uitsluitingsgronden bevat (verplichte en facultatieve uitsluitingsgronden). Deze uitsluitingsgronden zijn overgenomen in de Aanbestedingswet 2012, welke in april 2013 van kracht is geworden2. Uitsluitend op basis van deze verplichte en facultatieve uitsluitingsgronden kan een aanbestedende dienst een gegadigde uitsluiten. Voor opsomming van de verplichte uitsluitingsgronden zie artikel 2.86 Aanbestedingswet en de facultatieve uitsluitingsgronden zijn opgenomen in artikel 2.87 Aanbestedingswet.

In tegenstelling tot de algemene strekking van de regelgeving, verstrekt de Wet Bibob geen extra weigeringsgrond bij aanbestedingen. De reden hiervoor is, dat het binnen deze sector in beginsel gaat om een gesloten stelsel van selectie- en gunningscriteria. Voor de inzet van het bibob-instrumentarium geldt als algemene regel, dat het slechts als ultimum remedium dient te worden ingezet en het overheidsorgaan geboden is om nadrukkelijk eerst de mogelijkheden na te gaan, die reguliere wetgeving biedt.

In 2013 is een nieuwe Aanbestedingswet vastgesteld. In deze aanbestedingswet is onder andere de invoering van de Eigen verklaring opgenomen. De verwachting is dat deze verklaring een sterke rol kan vervullen in het selectieproces, waardoor inzet van het bibob-instrument veelal niet meer noodzakelijk is. Deze Eigen verklaring is als zodanig onderdeel geworden van de Europese aanbestedingsprocedures van deze gemeente. Dit maakt een bibob-toets voor wat betreft het onderdeel aanbesteden niet noodzakelijk. De integriteitstoets van betrokken partijen vindt plaats in de uitvoering van de Europese en nationale aanbestedingsregelgeving als in het gemeentelijk inkoopbeleid.

3.7 Niet opgenomen toepassingsgebieden

Ten aanzien van de onderstaande toepassingsgebieden is in beginsel toepassing van de wet Bibob wel mogelijk, maar is dat naar het oordeel van het college en de burgemeester niet wenselijk of niet noodzakelijk.

Slijterijen

Op 9 maart 2009 heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties alle gemeenten middels een brief verzocht de slijterijen niet langer te doen toetsen aan de Wet Bibob. De minister onderbouwt dit als volgt.

“Omwille van het tegengaan van de omvang van administratieve lasten, maar ook gelet op het draagvlak voor de Wet Bibob , acht ik het van belang dat de toepassing van deze wet ook hiertoe beperkt blijft. Ik wil u dan ook vragen hier bij de vormgeving van uw Bibob -beleid, met name voor slijterijen en particulieren die een bouwvergunning aanvragen, rekening mee te houden en indien het niet nodig is om Bibob toe te passen, deze sectoren uit te zonderen.“

Voor deze beleidslijn neemt het college dit standpunt over.

4. Procedure

Indien een advies wordt aangevraagd bij het Bureau Bibob, wordt de wettelijke beslistermijn met acht weken verlengd. Deze termijn kan vervolgens met nog eens vier weken worden verlengd indien het onderzoek van het Bureau Bibob niet in de eerste acht weken na de indiening van het verzoek om advies kan worden afgerond.

Dit betekent dat de beslissing op een aanvraag ook opgeschort kan worden, tenzij zich bijzondere omstandigheden voordoen en een extra redelijke termijn wordt bepaald als bedoeld in artikel 4:14 Awb. De gemeente Alphen aan den Rijn streeft ernaar de beslistermijnen zo kort mogelijk te houden.


Noot
1

Aanvulling augustus 2018, zaaknummer 204567.

Noot
2

Let wel, er zijn nieuwe aanbestedingsrichtlijnen die moeten worden vertaald in een nieuwe aanbestedingswet die in april 2016 moet ingaan. Teksten wijzigen wat, artikelnummers niet.