Besluit VOG-plicht voor gesubsidieerde organisaties gemeente Rotterdam

Geldend van 15-06-2022 t/m heden

Intitulé

Besluit VOG-plicht voor gesubsidieerde organisaties gemeente Rotterdam

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

gelet op de artikelen 3, tweede en derde lid, en 12a, tweede lid, van de Subsidieverordening Rotterdam 2014; 22bo3750;

overwegende dat:

  • -

    de Jeugdwet, de Wet kinderopvang, de onderwijswetgeving en het Besluit personenvervoer 2000 een VOG-plicht kennen voor beroepskrachten, stagiairs en vrijwilligers werkzaam bij organisaties die vallen onder een van de voornoemde regelingen;

  • -

    het wenselijk is een uniforme algemene regeling te treffen voor een VOG-plicht voor beroepskrachten, stagiairs en vrijwilligers, werkzaam bij organisaties die werken met kwetsbare personen, waarvoor geen wettelijke VOG-plicht geldt; en waarmee de gemeente Rotterdam, direct of indirect een subsidie- of inkooprelatie heeft;

  • -

    in de aanbestedingsbestekken en contracten van de gemeente Rotterdam met organisaties werkzaam op het terrein van jeugdhulpverlening, (ouderen)zorg en welzijn, een bepaling over de VOG-plicht standaard is opgenomen;

  • -

    deze bepaling is gebaseerd op de uitoefening van de bevoegdheid van artikel 160 eerste lid, onderdeel d, van de Gemeentewet;

  • -

    voor de gesubsidieerde sector een vergelijkbare bepaling voor het opleggen van een VOG-plicht, op grond van artikel 4:39 van de Algemene wet bestuursrecht alleen gebaseerd mag worden op een wettelijk voorschrift, omdat het opleggen van de VOG-plicht een niet-doelgebonden verplichting is;

  • -

    het college van burgemeester en wethouders op grond van de Subsidieverordening Rotterdam 2014 de bevoegdheid heeft om nadere regels te stellen,

besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • - beroepskracht: natuurlijke persoon die in persoon beroepsmatig werkzaam is voor de organisatie;

  • - kwetsbare personen: jeugdigen tot 23 jaar en hulp- en zorgbehoevenden;

  • - medewerker: beroepskracht, stagiair of vrijwilliger;

  • - VOG: Verklaring Omtrent het Gedrag als bedoeld in artikel 28 Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;

  • - vrijwilliger: persoon die vrijwilligerswerk verricht;

  • - vrijwilligerswerk: werk dat in enig organisatorisch verband, onverplicht en onbetaald door een natuurlijk persoon, niet zijnde een mantelzorger, wordt verricht ten behoeve van anderen of van de samenleving en waarbij een vergoeding van gemaakte kosten niet wordt gezien als een betaling.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • 1. Dit besluit is van toepassing op alle subsidies die betrekking hebben op de programma’s binnen het cluster Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente Rotterdam, waarbij medewerkers vanuit hun functie of taak niet incidenteel in contact kunnen komen met kwetsbare personen en waarvoor geen wettelijke VOG-plicht bestaat.

  • 2. Dit besluit is niet van toepassing op medewerkers van organisaties waarvoor al een wettelijke VOG-plicht bestaat.

Artikel 3 VOG-plicht

  • 1. Van alle medewerkers die vanuit hun taak of functie in contact kunnen komen met kwetsbare personen, beschikt de organisatie over een VOG die niet ouder is dan vijf jaar.

  • 2. De VOG is niet eerder afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip waarop de medewerker voor de organisatie ging werken.

  • 3. Als de organisatie een redelijk vermoeden heeft dat een medewerker niet langer voldoet aan de eisen voor de afgifte van een VOG, verlangt de organisatie van die medewerker dat deze zo spoedig mogelijk een VOG overlegt die niet ouder is dan drie maanden.

  • 4. Als bij het verstrijken van de in het eerste en derde lid genoemde termijn de organisatie niet in het bezit is van een geldige VOG voor een medewerker, neemt de organisatie zo spoedig mogelijk de maatregelen die noodzakelijk zijn ter bescherming van kwetsbare personen.

Artikel 4 Naleving VOG-plicht

  • 1. Naleving van dit besluit wordt als subsidieverplichting opgenomen in de verleningsbeschikkingen aan de organisaties, met verwijzing naar dit besluit.

  • 2. De organisaties die met de subsidie van de gemeente Rotterdam bijdragen verschaffen aan andere organisaties die met kwetsbare personen werken, leggen de VOG-plicht door aan deze organisatie als voorwaarde bij de te ontvangen bijdrage.

Artikel 5 Uitzondering VOG-plicht

  • 1. De organisatie kan een uitzondering maken op de VOG-plicht voor stagiairs en vrijwilligers als:

    • a.

      de organisatie kan onderbouwen dat de stagiair of vrijwilliger die geen VOG kan krijgen, wel moet worden ingezet bij contacten met kwetsbare personen vanwege een specifieke deskundigheid;

    • b.

      het hebben van een VOG, gezien de aard van werkzaamheden, anderszins geen nuttig doel dient, bijvoorbeeld omdat de stagiair of vrijwilliger niet in aanraking komt met kwetsbare personen.

  • 2. De uitzondering op de VOG-plicht, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt uitsluitend gemaakt voor stagiairs en vrijwilligers waarvoor een VOG is aangevraagd en afgewezen.

  • 3. De organisatie meldt het voornemen tot het maken van een uitzondering zo spoedig mogelijk aan het college.

Artikel 6 Risicoanalyse en afweging uitzondering

  • 1. De inzet van stagiairs of vrijwilligers waarvoor de uitzondering op de VOG-plicht, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, is gemaakt, vindt uitsluitend plaats na een analyse en afweging door de organisatie.

  • 2. Uit de analyse blijkt:

    • a.

      waarom de stagiair of vrijwilliger ingezet wordt ondanks de afwezigheid van de VOG en welke afweging is gemaakt;

    • b.

      wat het risico voor kwetsbare personen is bij de inzet van de stagiair of vrijwilliger waarvoor de organisatie een uitzondering op de VOG-plicht toelaat;

    • c.

      of en welke preventieve maatregelen de organisatie neemt om risico voor kwetsbare personen uit te sluiten.

  • 3. De organisatie neemt onmiddellijk de benodigde maatregelen als het vermoeden bestaat dat er gedurende de inzet van een stagiair of vrijwilliger als bedoeld in het eerste lid sprake is van een incident dan wel van een verhoogd risico of een dreigend verhoogd risico daarop.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders krijgt op verzoek te allen tijde inzage in de risicoanalyse en de afweging.

Artikel 7 Rapportage

  • 1. De organisatie verwerkt de informatie over de genomen maatregelen op geanonimiseerde wijze in de tussentijdse subsidierapportage dan wel in de verantwoording over de subsidie.

  • 2. Uit de rapportage blijkt:

    • a.

      voor hoeveel stagiairs of vrijwilligers de uitzondering op de VOG-plicht is gemaakt en of het stagiairs of vrijwilligers betrof;

    • b.

      hoeveel incidenten zich hebben voorgedaan met stagiairs of vrijwilligers voor wie een uitzondering op de VOG-plicht is gemaakt; en

    • c.

      welke maatregelen de organisatie heeft genomen na incidenten met deze stagiairs of vrijwilligers.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 9 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit VOG-plicht voor gesubsidieerde organisaties gemeente Rotterdam.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 7 juni 2022.

Secretaris

V.J.M. Roozen

Burgemeester

A. Aboutaleb

Toelichting bij het besluit VOG-plicht organisaties werkzaam in de jeugdzorg, op het terrein van maatschappelijke ondersteuning, sport en speeltuinen

Inleiding

De gemeente Rotterdam kende uiteenlopende regels ten aanzien van de VOG-plicht (Verklaring Omtrent het Gedrag) voor beroepskrachten, stagiairs en vrijwilligers bij organisaties die een subsidierelatie resp. een inkooprelatie met de gemeente hebben.

De VOG-plicht is alleen in de Jeugdwet, de Wet kinderopvang, de onderwijswetgeving en het Besluit personenvervoer 2000 als wettelijke plicht opgenomen. Dit betekent dat dit besluit niet van toepassing is op de instellingen of organisaties die onder deze wetten vallen. De Wet maatschappelijke ondersteuning kent geen VOG-plicht.

De toenmalige wethouder Onderwijs, Jeugd en Zorg heeft te kennen gegeven dat hij de VOG- plicht op een geüniformeerde wijze wil opleggen voor beroepskrachten en vrijwilligers aan organisaties waarbij de gemeente inkoopt dan wel subsidie verstrekt. De verplichting in dit besluit is gebaseerd op artikel 4.39 Algemene wet bestuursrecht en is qua inhoud analoog aan de VOG-plicht zoals opgenomen in de aanbestedingsbestekken en contracten met Welzijns- en Zorgorganisaties.

VOG-plicht

De gemeente stelt vanuit haar zorg voor burgers die gebruik maken van voorzieningen die door de gemeente via derde organisaties worden aangeboden, de expliciete eis aan die organisaties om alleen beroepskrachten, stagiairs en vrijwilligers met een VOG in te zetten. Doel is burgers te beschermen tegen ongewenst handelen door medewerkers. Met name gaat het dan om burgers die bescherming behoeven vanwege hun kwetsbare positie, zoals bijvoorbeeld ouderen, verstandelijk beperkten (indicatief: IQ 85 of minder), mensen met GGZ-problematiek (indicatief: diagnose psychiatrie), mensen onder bewindvoering of curatele en jongeren (< 23.). Deze opsomming is indicatief en niet limitatief.

Een aantal subsidies aan sportverenigingen en speeltuinen worden niet rechtstreeks door gemeente maar via Rotterdam Sportsupport (RSS) Sportbedrijf BV en Buurt en Speeltuinwerk (BSW) verstrekt. In deze gevallen dient zoveel mogelijk in de geest van dit besluit te worden gewerkt. De verplichting tot het hebben van een VOG dient via de subsidiebeschikking van de gemeente aan bv. RSS of BSW te worden “doorgegeven” aan de verenigingen. Voor het krijgen van ondersteuning vanuit Sportsupport of (in welke vorm dan ook) moet de betreffende club aan de VOG-verplichting voldoen.

Uitzonderingen

Een uitzondering op de VOG-plicht is mogelijk indien de organisatie kan onderbouwen dat een medewerker/vrijwilliger die geen VOG kan krijgen wel als medewerker/vrijwilliger moet kunnen werken vanwege een specifieke deskundigheid.

Eveneens is een VOG niet nodig voor éénmalige activiteiten (bv. ouders die een schoolreisje van een van hun kinderen begeleiden) omdat inspanning en kosten voor het aanvragen van VOG dan niet in verhouding staan tot de duur van het optreden als vrijwilliger

Daarnaast zijn er situaties denkbaar waarbij het hebben van een VOG geen nuttig doel dient, denk aan de vrijwilliger die een buurtkrantje in brievenbussen stopt.

Bij subsidierelaties wordt de VOG-plicht in de verleningsbeschikking opgenomen. Als er geen plicht wordt opgelegd, wordt de uitzondering in het subsidiedossier gemotiveerd. Als er voor sommige activiteiten wel en voor andere geen VOG-plicht geldt wordt in de subsidiebeschikking aangegeven voor welke activiteiten de VOG-plicht geldt. (Denk aan een PO-school die zowel overblijfmoeders kent als ouders die een schoolreisje begeleiden). Ook hier geldt dat accounthouders met vergelijkbare accounts onderling afstemmen i.v.m. gelijke behandeling.

Geldigheidsduur

Een VOG is een momentopname en kent geen officiële geldigheidsduur. De gemeente hanteert voor eigen vertrouwensfuncties een termijn van 5 jaar.

Voor een reeds afgegeven VOG geldt dat deze niet eerder mag zijn afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip waarop betrokken voor de organisatie ging werken/wordt ingezet. Als de zorgaanbieder/organisatie redelijkerwijs kan vermoeden dat een medewerker niet voldoet of niet meer voldoet aan de eisen voor het afgeven van een VOG dan zal de zorgaanbieder/organisatie deze (opnieuw) moeten aanvragen. Dit is de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder/organisatie. In uitzonderlijke gevallen als er redelijkerwijs een vermoeden kan zijn dat een persoon niet meer voldoet aan de vereisten kan de gemeente zich ook tot de zorgaanbieder/organisatie wenden met een verzoek om opnieuw een dergelijke verklaring aan te vragen.

Aansprakelijkheid

Een organisatie blijft aansprakelijk jegens een derde die schade leidt door het handelen van een medewerker. Dit geldt voor beroepskrachten maar ook voor stagiairs en vrijwilligers. Er is sprake van aansprakelijkheid van de organisatie zelf uit hoofde van eigen onrechtmatig handelen als zij zelf niet de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die van een redelijk handelende organisatie mag worden verwacht. Gedacht kan worden aan een gebrek aan zorgvuldigheid bij het aanstellen, begeleiden of instrueren van de medewerkers.

Het is dus in de eerste plaats aan de organisatie om ervoor te zorgen dat haar medewerkers (beroepskrachten, stagiairs en vrijwilligers) betrouwbaar en geschikt zijn voor het werk dat ze verrichten.

Kosten VOG

Justis verstrekt de VOG gratis aan alle vrijwilligers in Nederland die werken met mensen in een afhankelijkheidssituatie. Daarmee worden vrijwilligers bedoeld die hulp of begeleiding bieden aan kwetsbare groepen of personen. Daarnaast moet er sprake zijn van een risicovolle situatie.

Als de VOG niet gratis verstrekt wordt geldt het volgende.

Professionele organisaties dienen deze kosten in beginsel zelf te betalen. Vrijwilligers zijn waardevolle en (vrijwel) gratis krachten die dat bedrag waard zijn.

Bij vrijwilligersorganisaties en kleine professionele organisaties die gesubsidieerd worden kunnen de kosten bezwaarlijk zijn en dan kan door de gemeente een subsidie worden verleend voor deze kosten. Al dan niet vergoeden hangt af van de hoogte van de geschatte totale kosten voor VOG’s in een boekjaar in relatie tot de totale baten en lasten in dat jaar en de vermogenspositie van de organisatie (solvabiliteit). Uitgangspunt is dat de continuïteit van de organisatie niet in gevaar komt door het zelf moeten betalen van de VOG’s.

Dit is ter beoordeling van de accounthouder, die bij twijfel zijn oordeel voor advies kan voorleggen aan de business controller. Als het betreffende budget is uitgeput wordt i.o.m. het afdelingshoofd/directeur en de businesscontroller naar andere dekkingsmogelijkheden gezocht binnen de afdeling/directie met in achtneming van de begrotingsregels. Ook hier geldt dat accounthouders of contractbeheerders onderling afstemmen ten einde gelijke gevallen gelijk te behandelen.

Handhaving

Voor door het college verstrekte subsidies geldt dit besluit als wettelijk voorschrift zoals bedoeld in artikel 4.39 Algemene wet bestuursrecht. In de verleningsbeschikkingen bij subsidies wordt de VOG-plicht opgenomen als aanvullende subsidieverplichting. Er worden geen extra eisen gesteld aan het accountantsproduct dat bij het verzoek tot vaststelling dient te worden ingediend. Wel dienen de kosten voor de aanschaf van VOG’s in de jaarrekening apart zichtbaar gemaakt te worden. Dit wordt aangegeven in de verleningsbeschikking. Bij twijfel over de correcte uitvoering kan de accounthouder altijd nadere informatie opvragen op grond van de SVR 2014 en desgewenst steekproefsgewijs controleren.