Verordening rechtspositie staten- en commissieleden provincie Zuid-Holland 2019

Geldend van 11-06-2022 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 28-03-2019

Intitulé

Verordening rechtspositie staten- en commissieleden provincie Zuid-Holland 2019

Provinciale Staten van Zuid-Holland,

gelezen het voorstel van het Fractievoorzittersoverleg, nummer 7187;

gelet op de artikelen 143 Provinciewet, de artikelen 2:1.1 lid 4, 2:1.3 lid 1. 2:1.4 lid 1, 2:1.9 lid 1, 2:2.10 leden 1 en 5, 2:3.3 lid 2, 2:3.5, 2:4.2 en 2:4.4 van het Besluit rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers en de artikelen 2.1 lid 5 en 2.6 lid 5 van de Regeling rechtspositie decentrale ambtsdragers;

Besluiten:

Vast te stellen de Verordening rechtspositie staten- en commissieleden provincie Zuid-Holland 2019 luidende als volgt:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Besluit: het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

  • b.

    Regeling: de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers;

  • c.

    Openbaar vervoer: voor eenieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, tram of via een geleidesysteem voortbewogen voertuig dan wel met een veerpont of een veerboot;

  • d.

    Commissielid: lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 80, 81, en 82 van de Provinciewet, dat niet tevens statenlid is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd 1 ;

  • e.

    Statenlid: lid van provinciale staten;

  • f.

    Gedeputeerde: lid van gedeputeerde staten;

  • g.

    Commissaris: commissaris van de Koning;

  • h.

    Ambtsdrager: een statenlid, de commissaris of een gedeputeerde.

Hoofdstuk 2 Voorzieningen voor Statenleden

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden

De vergoeding voor werkzaamheden voor Statenleden is conform artikel 2:1.1, eerste lid, van het Besluit.

Artikel 3 Toelage lid onderzoekscommissie

  • 1. Het statenlid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 151a, derde lid, van de Provinciewet, ontvangt per jaar voor dat lidmaatschap een toelage die overeenkomt met 300% van de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden, genoemd in artikel 2:1.1, eerste lid, van het Besluit.

  • 2. Indien de commissaris de duur van de activiteiten voor de onderzoekscommissie niet op een heel kalenderjaar vaststelt, wordt omvang van de toelage naar rato aangepast.

Artikel 4 Toelage lid bijzondere commissie

Het statenlid dat lid is van een bijzondere commissie, bedoeld in artikel 2:1.4, lid 1 van het Besluit, ontvangt per maand voor de duur van de activiteiten van de commissie een toelage die gelijk is aan 100%2 van de maximum toelage, genoemd in artikel 2:1.4, lid 1 van het Besluit.

Artikel 5 Reiskosten openbaar vervoer

  • 1. Het statenlid wordt op aanvraag naar keuze een openbaar vervoerjaarkaart eerste of tweede klasse verstrekt.

  • 2. Aan het statenlid aan wie ingevolge het eerste lid een openbaar vervoerjaarkaart is verstrekt, worden reiskosten met de auto alleen vergoed als het reizen betreffen, anders dan voor het bijwonen van vergaderingen van Provinciale Staten en van een commissie en die reizen met het openbaar vervoer niet of slechts met aanzienlijk tijdverlies zijn te maken.

  • 3. Indien een lid van Provinciale Staten ten behoeve van Provinciale Staten een reis buiten Nederland maakt, worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten vergoed.

  • 4. Voor een reis als bedoeld in lid 3, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, dient het Statenlid vooraf toestemming te verkrijgen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 van de gedragscode integriteit voor volksvertegenwoordigers Zuid-Holland.

Artikel 6 Zakelijk verblijf in het provinciehuis

Het staten- of commissielid worden tijdens zijn zakelijk verblijf op het provinciehuis maaltijden en consumpties vanwege de provincie verstrekt.

Artikel 7 Verzekering arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

Jaarlijks ontvangt het statenlid een bedrag, gelijk aan de vergoeding voor de werkzaamheden, genoemd in artikel 2:1.1, eerste lid, voor één maand, van het Besluit, om voorzieningen te kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen voor de commissaris van de Koning

Wordt opgenomen in een aparte verordening.

Hoofdstuk 4 Voorzieningen voor gedeputeerden

Wordt opgenomen in een aparte verordening.

Hoofdstuk 5 Gemeenschappelijke voorzieningen

Artikel 8 Vergoeding kosten scholing statenleden

  • 1. Van scholing als bedoeld in dit artikel is sprake als de scholing niet-partijpolitiek georiënteerd is en gericht is op de vervulling van de functie van het staten- of commissielid.

  • 2. De kosten van scholing die door of namens de provincie wordt verzorgd of aangeboden aan het staten- of commissielid, komen voor rekening van de provincie.

  • 3. Het staten- of het commissielid dat scholing wenst die niet door of namens de provincie wordt verzorgd of aangeboden, dient daartoe vooraf een gemotiveerde en door de fractievoorzitter voor akkoord mede ondertekende aanvraag in bij de statengriffier.

  • 4. De aanvraag bedoeld in het derde lid gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 5. De kosten komen voor rekening van de provincie als deelname naar het oordeel van de betrokken fractievoorzitter van belang is in verband met de vervulling van de functie van het staten- of commissielid.

Artikel 9 Informatie- en communicatievoorzieningen

Voor de informatie- en communicatiemiddelen die door Gedeputeerde Staten ter beschikking worden gesteld, ondertekent het staten- of commissielid een door Gedeputeerde Staten opgestelde bruikleenovereenkomst.

Artikel 10 Geschikte vervoersvoorziening

  • 1. Het staten- of commissielid dat tijdelijke functionele beperking heeft en niet in staat is met het openbaar vervoer of met eigen vervoer te reizen voor woon- werkverkeer of voor de uitoefening van de functie, kan op kosten van de provincie gebruik maken van een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening.

  • 2. Het is aan het fractievoorzittersoverleg om te beoordelen of de gewenste vervoersvoorziening, bijvoorbeeld een taxi of een dienstauto, geschikt geacht kan worden en door de provincie kan worden vergoed of ter beschikking gesteld.

Artikel 11 Bedrijfsgeneeskundige zorg

Het staten- of commissielid kan voor bedrijfsgeneeskundige zorg gebruik maken van de voorzieningen die voor de ambtenaren zijn getroffen.

Artikel 12 Parkeerfaciliteiten

Het staten- of commissielid kan gebruik maken van het parkeerterrein van de provincie op momenten dat hij uit hoofde van zijn functie aanwezig moet zijn in het provinciehuis.

Hoofdstuk 6 Voorzieningen voor commissieleden

Artikel 13 Vergoeding aan commissieleden

  • 1. De vergoeding voor commissieleden bedraagt tenzij anders bepaald, de vergoeding genoemd in artikel 2.4.1., eerste lid, van het Besluit3 .

  • 2. Voor de commissieleden, bedoeld in artikel 2:4.2, tweede lid, onder a en b, van het Besluit, bedraagt de vergoeding voor het bijwonen van een commissievergadering 100% van de vergoeding, genoemd in artikel 2:4.1, eerste lid, van het Besluit.

Hoofdstuk 7 De procedure van declaratie en betaling

Artikel 14 Rechtstreekse facturering aan de provincie

Niet van toepassing voor staten- of commissieleden.

Artikel 15 Gebruik van een door de provincie beschikbaar gestelde creditcard

Niet van toepassing voor staten- of commissieleden.

Artikel 16 Declaratie van vooruitbetaalde kosten

  • 1. Declaratie van de kosten die uit eigen middelen vooruit zijn betaald en de vergoeding van de reiskosten met de eigen auto vindt plaats door gebruikmaking van het digitale declaratiesysteem Youforce.

  • 2. Het staten- of commissielid voert de declaratie binnen twee maanden na de betaling c.q. de datum van de gemaakte rit op de voorgeschreven wijze in, in het digitale declaratiesysteem Youforce.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 17 Intrekking eerdere verordening

De verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden (laatst gewijzigd op 17 september 2014, nr. 6728) en regeling ICT voorzieningen Statenleden Zuid-Holland 2015 (laatst gewijzigd op 27 mei 2015, nr. 6791) wordt ingetrokken.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 28 maart 2019.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening rechtspositie staten- en commissieleden provincie Zuid-Holland 2019.

Ondertekening

Den Haag, 27 mei 2019

Provinciale Staten van Zuid-Holland,

griffier,

voorzitter,

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Een groot deel van de definities in dit artikel is overgenomen uit het Besluit en de Regeling. Vanwege de leesbaarheid is niet verwezen naar de definities in het Besluit en de Regeling, maar zijn de definities in de verordening herhaald.

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden

Verwezen wordt naar artikel 2.1.1 van het Besluit waarin o.a. de hoogte van de vergoeding en de indexering is geregeld.

Artikel 3 en 4 Toelage lid onderzoekscommissie en bijzondere commissie

De provinciewet kent de vertrouwenscommissie (artikel 61 lid 3 Provinciewet) en de rekenkamerfunctie (artikel 79p Provinciewet). De hoogte van de vaste toelage per maand voor deze commissies is al helemaal geregeld in artikel 2:1.2 van het Besluit. Maar zolang de commissie “slapend” is, althans niet actief, ontvangen de leden geen toelage: niet de duur van het lidmaatschap is van belang, maar de duur van de activiteiten.

Ook de onderzoekscommissie heeft een basis in de Provinciewet (artikel 151a). Het werk van die commissie vindt in de praktijk vaak intenser en in een korter tijdsbestek plaats dan dat van de hiervoor genoemde commissies. Het benodigde werk kan inhoudelijk en qua belasting zodanig variëren dat de vaststelling van de hoogte van de vergoeding voor dat werk is overgelaten aan het provinciale staten. De vergoeding mag per jaar echter niet hoger zijn dan driemaal de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden als statenlid (artikel 2:1.3 van het Besluit). In artikel 3 van de verordening stellen provinciale staten de toelage vast op het maximum of op een lager bedrag.

Er is ook nog behoefte gebleken aan een grondslag voor vergoedingen voor het werk in andere bijzondere commissies dan de drie die in de Provinciewet zijn omschreven. Een voorbeeld daarvan is een commissie met een bijzondere opdracht die een zware belasting vormt.

Het moet dan wel gaan om een commissie die bij verordening is ingesteld ter uitvoering van de taken en verantwoordelijkheden van provinciale staten. Ook geldt als vereiste dat het commissiewerk een zodanig belang, belasting en tijdsbeslag kent, dat die, net als de vertrouwenscommissie en de rekenkamerfunctie, redelijkerwijs niet tot het reguliere werk van de volksvertegenwoordiger geacht kan worden te behoren. Door het verordeningsvereiste kan op lokaal niveau een algemene en politieke afweging worden gemaakt. Politieke discussie is gewenst, omdat het gaat om de vraag of een bepaalde groep statenleden aanspraak zou moeten kunnen maken op een bepaalde vergoeding.

Provinciale staten stellen de hoogte van de maandelijkse toelage voor lidmaatschap van een bijzondere commissie vast. De toelage is maximaal gelijk aan de toelage voor het lid van een vertrouwenscommissie (artikel 2:1.4 van het Besluit). Provinciale staten bepalen in artikel 4 van de verordening hoe hoog de toelage voor lidmaatschap van een bijzondere commissie is.

Het bedrag wordt naar rato van de duur van de activiteiten toegekend.

Als er (nog) geen bijzondere commissie is ingesteld, kan artikel 4 van de verordening ook achterwege gelaten worden. De toelage voor een lid van een bijzondere commissie zou dan geregeld kunnen worden in de verordening waarmee de bijzondere commissie wordt ingesteld.

Artikel 5 Reiskosten openbaar vervoer

Dit artikel betreft een nadere precisering van de vergoeding voor reizen die met het openbaar vervoer gemaakt worden. In overeenstemming met het Besluit en de Regeling kan een zakelijke reis ook met het openbaar vervoer worden gemaakt. In dat geval bepalen het Besluit en de Regeling dat de kosten voor het gebruik van het openbaar vervoer worden vergoed. Dit kan ook gebeuren door een openbaar vervoer abonnement ter beschikking te stellen. Het Fractievoorzittersoverleg heeft er voor gekozen de bestaande voorzieningen ten aanzien openbaar vervoer te willen continueren.

Artikel 6 Zakelijk verblijf in het provinciehuis

Het Fractievoorzittersoverleg heeft er voor gekozen de bestaande voorzieningen ten aanzien van het zakelijk verblijf in het provinciehuis te willen continueren.

Artikel 7 Verzekering arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

Artikel 2:1.9 van het Besluit biedt de ruimte om te bepalen dat statenleden jaarlijks een bedrag ontvangen waarmee zij een voorziening kunnen treffen voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden. In het Besluit is bepaald dat het jaarbedrag maximaal gelijk is aan de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden als statenlid. Provinciale Staten hebben dus ruimte om het jaarbedrag vast te stellen op een lager bedrag.

In dit verband is artikel 5:1 lid 3 van het Besluit nog van belang. Daarin staat het volgende:

“Artikel 9, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, zoals dat luidde op de dag voor de datum van inwerkingtreding van hoofdstuk 2 van dit besluit, blijft van toepassing ten aanzien van de statenleden ten behoeve waarvan gedeputeerde staten op de dag voor de datum van inwerkingtreding van hoofdstuk 2 van dit besluit een of meer collectieve verzekeringen hebben afgesloten.”

Een provincie kan op dit moment een of meer collectieve verzekeringen afgesloten hebben voor statenleden waarmee financiële risico’s van zaken als arbeidsongeschiktheid overlijden en ouderdom (deels) zijn afgedekt. Voor statenleden die na de verkiezingen van maart 2019 terugkeren als lid van provinciale staten, kan een dergelijke verzekering voortgezet worden. Ook kan overwogen worden dergelijke verzekeringen te beëindigen en voor alle statenleden dezelfde voorziening te treffen, namelijk een financiële voorziening op basis van artikel 5 van de verordening.

Het Besluit en de Regeling bevatten geen juridische basis om ook nieuwe statenleden onder de dekking te brengen van een bestaande collectieve verzekering of om na 28 maart 2019 nog collectieve verzekeringen af te sluiten.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen voor de commissaris van de Koning

Wordt opgenomen in een aparte verordening.

Hoofdstuk 4 Voorzieningen voor gedeputeerden

Wordt opgenomen in een aparte verordening.

Artikel 8 Vergoeding kosten scholing

De artikelen 2:3.3 lid 2 en 2:4.4 van het Besluit geven aan provinciale staten de mogelijkheid om nadere regels te stellen over de scholing van staten- en commissieleden.

Een onderscheid is gemaakt tussen scholing die door of vanwege de provincie in het provinciaal belang is georganiseerd en scholing waaraan het individuele staten- en/of commissielid in verband met de vervulling van de functie op eigen initiatief wil deelnemen. In het laatste geval zijn er aanvullende voorwaarden gesteld (inhoudelijke informatie over de cursus, congres etc. en een kostenspecificatie).

Gezien de aard en duur van het ambt liggen voor staten- en commissieleden opleidingen voor de hand die gericht zijn op het persoonlijk functioneren in het ambt en niet opleidingen die gericht zijn op loopbaanontwikkeling.

Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Onder deze scholingskosten worden verstaan de cursus- en lesgelden, de kosten van het studiemateriaal, examen- en diplomakosten en de aanschafkosten van verplicht gesteld studiemateriaal. De reis- en verblijfkosten ontbreken in deze opsomming die al voor vergoeding in aanmerking komen op grond van 2:1.7 en 2:2.9 en 2:4.3 van het Besluit. Het betreft hier immers een zakelijke reis.

Voor commissieleden geldt dat zij slechts recht hebben op een kilometervergoeding voor reizen binnen de provincie. De Provinciewet biedt (nog) geen grondslag voor de vergoeding van kosten voor dienstreizen die provinciale commissieleden maken buiten de provincie. Een wetsvoorstel tot aanvulling van de Provinciewet op dit punt wordt voorbereid (NvT bij artikel 2:4.3 van het Besluit).

Artikel 9 Informatie- en communicatievoorzieningen

Artikel 2:3.2 van het Besluit schrijft helder voor dat de informatie- en communicatieapparatuur, inclusief de benodigde abonnementen, ter beschikking worden gesteld van het statenlid. Artikel 2:4.4 maakt dit artikel ook van toepassing op commissieleden.

Voor de administratie is het nog wel nodig om vast te leggen welke faciliteiten ter beschikking zijn gesteld. Voor die vastlegging is de bruikleenovereenkomst zeer geschikt. Om die reden is dit artikel 9 opgenomen in de verordening.

Artikel 10 Geschikte vervoersvoorziening

De artikelen 2.1 en 2.6 van de Regeling maken het mogelijk om een geschikte vervoersvoorziening te vergoeden of ter beschikking te stellen aan een staten- of commissielid met een functionele beperking. In artikel 10 van de verordening is geregeld dat het fractievoorzittersoverleg beoordeelt of de gewenste vervoersvoorziening geschikt is en dus verstrekt of vergoed kan worden.

Artikel 11 Bedrijfsgeneeskundige zorg

Dit artikel bevat de uitwerking van artikel 2:3.5 van het Besluit. Provincies hebben de geneeskundige zorg al geregeld voor hun ambtenaren. Voor de bedrijfsgeneeskundige zorg voor statenleden wordt aangesloten bij wat er al is geregeld voor de ambtenaren.

Artikel 12 Parkeerfaciliteiten

Het toegang geven tot het parkeerterrein van de provincie valt voor staten- en commissieleden onder de werking van artikel 96 lid 2 van de Provinciewet. Artikel 96 lid 2 van de Provinciewet bepaalt dat een niet-geldelijke voorziening, zoals parkeerfaciliteiten, toegestaan is als die in de provinciale verordening is geregeld. Bijkomende voorwaarde is dat de provinciale verordening wordt goedgekeurd door de minister van BZK.

Het is niet mogelijk om in de provinciale verordening als parkeerfaciliteit op te nemen dat de gemaakte parkeerkosten bij de provincie gedeclareerd kunnen worden. Desgevraagd heeft BZK aangegeven dat ook het verstrekken van een door de provincie betaalde parkeervergunning of ontheffing als een vergoeding moet worden beschouwd en niet is toegestaan.

Artikel 13 Vergoeding aan commissieleden

Het eerste lid regelt de hoogte van de vergoeding, deze is imperatief bepaald in het Besluit tenzij

sprake is van een situatie zoals bedoeld in het tweede lid van dit artikel. Omdat de Provinciewet in artikel 94 verplicht om de vergoeding voor commissieleden bij verordening te regelen is het ondanks de imperatieve bepaling in het Besluit wel nodig om de bepaling in het eerste lid in de verordening op te nemen.

In artikel 2:4.2 van het Besluit is geregeld dat een hogere vergoeding kan worden vastgesteld vanwege de bijzonder beroepsmatige deskundigheid van een commissielid of omdat de normale vergoeding niet in redelijke verhouding staat tot de zwaarte van de taak en de omvang van de te verrichten werkzaamheden. Het Besluit geeft niet aan dat de hogere vergoeding gemaximeerd is.

Deze hogere vergoeding kan ook op een andere plek geregeld worden. Bijvoorbeeld in de verordening waarmee de commissie wordt ingesteld waarin het commissielid, waarvoor de hogere vergoeding op zijn plaats is, zitting zal hebben.

Artikel 14 Rechtstreekse facturering aan de provincie

Niet van toepassing voor staten- of commissieleden.

Artikel 15 Gebruik van een door de provincie beschikbaar gestelde creditcard

Niet van toepassing voor staten- of commissieleden.

Artikel 16 Declaratie van vooruitbetaalde kosten

Het staten- of commissielid voldoet de kosten uit eigen middelen. Deze kosten kunnen vervolgens worden gedeclareerd bij de provincie door gebruik te maken van het digitale declaratiesysteem in Youforce.

Bijlage

Fiscale behandeling van de vergoeding voor de werkzaamheden en de onkostenvergoeding voor staten- en commissieleden

De opting in regeling

Statenleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het statenlid kan met de provincie overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de “opting-in regeling” genoemd. De administratie van de provincie is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de provincie en het statenlid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem dan draagt de provincie de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een statenlid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij niet onder de socialezekerheidswetgeving. Om die reden worden over de statenvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het statenlid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de provincie onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen.

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het statenlid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Statenleden die gekozen hebben voor de standaardregeling zullen dan ook over de netto-onkostenvergoeding inkomstenbelasting moeten betalen, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal kunnen aantonen dat de vergoeding besteed is aan onkosten voortvloeiend uit het statenlidmaatschap.

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De provincie dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Eventuele verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek.

Eenmalige keuze per zittingsperiode

Zoals hierboven naar voren is gekomen kan de keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting voor het statenlid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende period


Noot
1

In de provincie Zuid-Holland wordt een commissielid fractievertegenwoordiger genoemd e.e.a. in overeenstemming met artikel 65 van het Reglement van Orde

Noot
2

Thans geldt een bedrag van € 120 per maand voor de duur van de activiteiten van de commissie.

Noot
3

Thans geldt een bedrag van € 112,25 per vergadering. Het bedrag wordt jaarlijks per 1 januari geïndexeerd.