Beleidsregels bijzondere bijstand 2022

Geldend van 11-06-2022 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-04-2022

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand 2022

Het college van burgemeester en wethouders van Leiden; gelet op artikelen 35 en 36 van de Participatiewet; besluit vast te stellen de navolgende Beleidsregels bijzondere bijstand 2021.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Participatiewet;

    • b.

      inkomen: het totale netto inkomen van de alleenstaande, de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen of het gezin als bedoeld in de artikelen 31, 32 en 33 van de wet; voor zelfstandig ondernemers geldt voor het inkomen uit onderneming het inkomen als bedoeld in artikel 6 van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

    • c.

      vermogen: het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet;

    • d.

      bijstandsnorm: de bijstandsnorm als bedoeld in de artikelen 20 tot en met 24 van de wet, inclusief de verlaging van de norm op grond van artikel 27 of 28 van de wet.

      Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt de bijstandsnorm van een alleenstaande ouder gesteld op 90% van de bijstandsnorm voor een gezin.

      Voor de toepassing van artikel 35 van de wet wordt artikel 22a. van de wet (kostendelersnorm) buiten beschouwing gelaten. In het geval dat op de aanvrager de kostendelersnorm van toepassing is of zou zijn, wordt bij de bepaling van de draagkracht de bijstandsnorm gehanteerd die van toepassing zou zijn alsof er geen sprake was van een kostendelersnorm;

    • e.

      het gezin: het gezin als omschreven in artikel 4 eerste lid sub c van de wet.

  • 2. De begripsbepalingen van de wet en de overige in de wet opgenomen en daaruit voortvloeiende bepalingen zijn van toepassing.

Artikel 2 Vormen van bijstand

  • 1. Tenzij de beleidsregels anders bepalen, wordt de bijzondere bijstand verstrekt als een uitkering zonder terugbetaalverplichting.

  • 2. Bijzondere bijstand kan in de vorm van een geldlening worden verstrekt in gevallen die worden genoemd in artikel 48, tweede lid van de wet. Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt in de vorm van een geldlening verstrekt op grond van artikel 51 van de wet.

Hoofdstuk 2 Toeslagen (Periodieke bijzondere bijstand)

Artikel 3 Algemene bepaling toeslagen

  • 1. De in dit hoofdstuk omschreven toeslagen worden verstrekt als een periodieke uitkering in aanvulling op de voor de alleenstaande of het gezin geldende bijstandsnorm.

  • 2. Voor toepassing van dit hoofdstuk worden het inkomen en het vermogen, volledig in aanmerking genomen.

  • 3. De individuele inkomenstoeslag, als bedoeld in artikel 36 van de wet, wordt vrijgelaten.

  • 4. De individuele studietoeslag, als bedoeld in artikel 36b van de wet, wordt vrijgelaten.

Artikel 4 Toeslag voor zelfstandig wonende jongeren jonger dan 21 jaar

  • 1. Aan de zelfstandig wonende alleenstaande, jonger dan 21 jaar, of aan de zelfstandig wonende alleenstaande ouder jonger dan 21 jaar met zijn ten laste komende kinderen, of aan het gezin, waarvan beide partners jonger zijn dan 21 jaar of waarvan één van de partners jonger is dan 21 jaar, wordt op grond van artikel 12 van de wet een toeslag verstrekt voor de noodzakelijke extra kosten van het zelfstandig wonen tot het niveau van de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor een 21-jarige.

  • 2. De noodzaak van het zelfstandig wonen en het niet te gelde maken van het onderhoudsrecht, zoals bedoeld in artikel 12 van de wet, wordt aangenomen indien:

    • a.

      de belanghebbende gedurende een periode langer dan 12 maanden voorafgaande aan de aanvraag niet in gezinsverband met zijn ouders heeft gewoond;

    • b.

      de belanghebbende met een partner en/of kind een gezin vormt;

    • c.

      er sprake is van een ernstig verstoorde relatie tussen de belanghebbende en zijn ouders;

    • d.

      beide ouders zijn overleden of in het buitenland wonen;

    • e.

      één van de ouders is overleden en de andere ouder in het buitenland woont.

  • 3. De bijzondere bijstand als bedoeld in het eerste lid wordt waar mogelijk, op grond van paragraaf 6.5 van de wet verhaald.

Artikel 5 Woonkostentoeslag

  • 1. Onder woonkosten wordt in dit artikel verstaan:

    • a.

      indien een woning in huur wordt bewoond: de per maand geldende rekenhuur als omschreven in artikel 5 van de Wet op de huurtoeslag;

    • b.

      indien een eigen woning wordt bewoond: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de hypotheekrente, de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud.

  • 2. Woonkostentoeslag bij een woning in eigendom waarvan de woonkosten niet hoger zijn dan de maximale huurprijs, waarvoor men nog in aanmerking komt voor huurtoeslag zoals omschreven in artikel 13, eerste lid sub a van de Wet op de huurtoeslag.

    • a.

      Indien belanghebbende een woning bezit, waar hij tevens woont, waarvan de hoogte van de woonkosten (indien hij een huurwoning zou bewonen) gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering zou vormen voor toekenning van huurtoeslag wordt een toeslag verstrekt.

    • b.

      De toeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende op grond van de Wet op de huurtoeslag (indien hij een huurwoning zou bewonen) gelet op zijn financiële situatie voor de woonkosten per maand zou ontvangen.

  • 3. Woonkostentoeslag voor woonkosten boven de maximale huurprijs, waarvoor men nog in aanmerking komt voor huurtoeslag zoals omschreven in artikel 13, eerste lid sub a van de Wet op de huurtoeslag.

    • a.

      Indien belanghebbende een woning in huur of eigendom bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten op grond van artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag een belemmering vormt voor toekenning van huurtoeslag verstrekt de gemeente voor de woonkosten tot de maximale huurprijs een toeslag gelijk aan de maximale huurtoeslag en voor de kosten boven de maximale huurprijs een toeslag van 50% van het bedrag waarmee de woonkosten de maximale huurprijs overstijgen.

    • b.

      De woonkostentoeslag voor de kosten van de huur wordt verstrekt voor een periode van maximaal 6 maanden. Woonkostentoeslag die wordt verstrekt voor de kosten van een woning in eigendom heeft de maximale duur van 12 maanden. Deze periode kan worden verlengd indien – en voor zover - bijzondere individuele omstandigheden daartoe noodzaken.

    • c.

      Aan de woonkostentoeslag genoemd onder a is de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende naar vermogen probeert goedkopere woonruimte te krijgen.

  • 4. Bij toekenning van bijzondere bijstand in de woonkosten hebben de belanghebbenden, die een netto inkomen hebben tot 100% van de voor hen van toepassing zijnde bijstandsnorm geen draagkracht.

Hoofdstuk 3 Individuele (incidentele) bijzondere bijstand

Artikel 6 Draagkracht

  • 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk hebben de personen, die een inkomen (exclusief vakantietoeslag) hebben tot 110% van de voor hen van toepassing zijnde bijstandsnorm (exclusief vakantietoeslag) en die geen vermogen hebben boven de voor hen in artikel 34, derde lid, van de wet genoemde vermogensgrens geen draagkracht.

  • De draagkracht wordt telkens voor een periode van één jaar vastgesteld, beginnende op de dag van de aanvraag. De draagkracht kan worden bijgesteld als er zodanige wijzigingen in de financiële situatie zijn dat de eerder vastgestelde draagkracht redelijkerwijs niet gehandhaafd kan worden.

  • 2. Indien belanghebbende een hoger inkomen heeft dan 110% van de bijstandsnorm wordt de draagkracht vastgesteld op 20% van het meerinkomen tot 130% van de bijstandsnorm, 50% van het meerinkomen tussen 130% en 150% van de bijstandsnorm en 100% van het meerinkomen voor zover dat meer bedraagt dan 150% van de bijstandsnorm.

  • 3. Bij de vaststelling van de draagkracht wordt de individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de wet buiten beschouwing gelaten.

  • 4. Bij de vaststelling van de draagkracht wordt de individuele studietoeslag als bedoeld in artikel 36b van de wet buiten beschouwing gelaten.

Artikel 7 Kosten in verband met bijzondere sociale omstandigheden

  • 1. Voor bijzondere bijstandsverlening komen in ieder geval de volgende kosten in aanmerking, indien zij noodzakelijk zijn op grond van bijzondere omstandigheden en er geen sprake is van een voorliggende voorziening:

    • a.

      de kosten van een babypakket voor wie aantoonbaar langer dan 28 weken in verwachting is, indien het een eerste kind betreft; indien het niet een eerste kind betreft kan alleen op grond van de aanwezigheid van zeer bijzondere individuele omstandigheden bijzondere bijstand in de kosten van een babypakket worden verleend;

    • b.

      het aandeel in de uitvaartkosten dat voor rekening van de belanghebbende komt, tot maximaal 80% van het bedrag dat genoemd wordt in de richtlijnen van het Nibud (Nationaal Instituut voor budgetvoorlichting) voor de kosten van een crematie.

    • c.

      de kosten van verhuizing, inclusief de ten gevolge van een noodzakelijke verhuizing ontstane dubbele woonkosten;

    • d.

      reiskosten binnen Nederland naar een plaats buiten de gemeente Leiden in verband met opname van een familielid tot en met de tweede graad in een inrichting of detentie.

    • e.

      de eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie (SMI) alsmede de eigen bijdrage voor kinderopvang via de Stichting Peuterspeelzalen Leiden

    • f.

      de eigen bijdrage in de kosten van formele kinderopvang, wanneer deze kosten noodzakelijk zijn voor werk, scholing of deelname aan een participatietraject

    • g.

      De kosten voor de eigen bijdrage voor rechtshulp en de bijkomende griffierechten komen voor vergoeding in aanmerking, wanneer er geen (gedeeltelijke) aanspraak kan worden gedaan op een verzekering voor rechtsbijstand.

      Het recht op de korting op de eigen bijdrage wanneer eerst gebruik gemaakt wordt van het Juridisch Loket, is een voorliggende voorziening. Dit gedeelte van de kosten komt niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

    • h.

      de eigen bijdrage in geval van bewindvoering/beschermingsbewind of curatele indien door de kantonrechter een beschikking is afgegeven.

  • 2. In beginsel wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor (para)medische kosten waarvoor via de gemeentelijke collectieve, aanvullende ziektekostenverzekering, de AV-gemeente, een tegemoetkoming kan worden verkregen.

Artikel 7a Kosten die samenhangen met een langdurige zorgvraag, chronische ziekte of handicap

Kosten die samenhangen met een langdurige zorgvraag, chronische ziekte of handicap, waarvoor geen voorliggende voorziening beschikbaar is of waarvan de maximale vergoeding op grond van de voorliggende voorziening bereikt is, worden als noodzakelijke kosten aangemerkt.

Artikel 8 Duurzame gebruiksgoederen

  • 1. Voor verstrekking van bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen komen in beginsel de goederen in aanmerking, die zijn opgenomen in de NIBUD-lijst. In bijzondere situaties kan van deze regel worden afgeweken. In de kosten van in de inventarislijst niet genoemde duurzame gebruiksgoederen kan op grond van zeer bijzondere individuele omstandigheden bijzondere bijstand worden verleend.

  • 2. De in de inventarislijst genoemde duurzame gebruiksgoederen worden geacht een gebruiksduur te hebben van minstens 10 jaar. Binnen deze termijn wordt, behoudens bijzondere individuele omstandigheden niet voor een tweede maal bijstand verleend voor dezelfde kosten.

  • 3. Bij de verlening van bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt de belanghebbende geacht zelf in de kosten van duurzame gebruiksgoederen te kunnen voorzien, indien het vermogen hoger is dan tweemaal het voor het huishouden geldend sociaal minimum per maand, naar boven afgerond tot een veelvoud van € 250,00.

  • 4. Indien de belanghebbende niet zelf in de kosten kan voorzien door omstandigheden die de belanghebbende niet kunnen worden verweten, wordt bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening verleend tot het bedrag van de noodzakelijke kosten.

  • 5. Bij het terugbetalen van bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening zoals bedoeld in het vierde lid van dit artikel, wordt ongeacht de hoogte van het termijnbedrag een terugbetalingsperiode van 36 maanden gehanteerd. De aflossingscapaciteit bedraagt het eerste jaar 5% van de bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag. Na het eerste jaar bedraagt de afloscapaciteit 5% van de bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag plus 50% van het meerinkomen. Nadat 36 maanden zijn voldaan wordt een eventuele restschuld kwijtgescholden.

Artikel 9 Moment van aanvraag

  • 1. Kosten die zijn gemaakt voordat de aanvraag is ingediend, komen niet voor individuele bijzondere bijstand in aanmerking.

  • 2. Van het bepaalde in het eerste lid kan worden afgeweken indien de belanghebbende redelijkerwijs de aanvraag niet vooraf heeft kunnen indienen of indien er andere bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om voor de reeds gemaakte kosten bijstand te verstrekken.

  • 3. Er wordt in geen geval bijstand verstrekt voor kosten die langer dan één jaar voor de bijstandsaanvraag zijn gemaakt.

Hoofdstuk 4 Individuele inkomenstoeslag

Artikel 10 Geen zicht op inkomensverbetering

Recht op individuele inkomenstoeslag, ingevolge de Verordening Individuele Inkomenstoeslag bestaat voor de alleenstaande, alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen of het gezin wanneer er geen zicht is op inkomensverbetering. Hiervan is sprake wanneer belanghebbende:

  • a.

    om medische of psychische redenen is ontheven van de plicht tot arbeidsinschakeling, of

  • b.

    voldoende inspanningen gedaan heeft om tot inkomensverbetering te komen, zonder dat deze inspanningen tot inkomensverbetering hebben geleid.

Hoofdstuk 5 Categoriale bijzondere bijstand

Artikel 11 Collectieve zorgverzekering voor Minima

  • 1. Aan inwoners met een inkomen tot 120 procent van de voor hen van toepassing zijnde bijstandsnorm kan door het college periodieke bijzondere bijstand worden verstrekt voor (een deel van) de premie voor een collectieve aanvullende zorgverzekering, waarvoor het college een overeenkomst gesloten heeft met een zorgverzekeraar.

  • 2. Geen recht op deze tegemoetkomingen hebben belanghebbenden die aanspraak maken op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000, studiefinanciering ontvangen op grond van de genoemde wet en belanghebbenden die een tegemoetkoming ontvangen op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

Hoofdstuk 6 Regeling bijdrage zwemabonnement

Artikel 12 Regeling bijdrage zwemabonnement

  • 1. Aan inwoners met een inkomen tot 120 procent van de voor hen van toepassing zijnde bijstandsnorm kunnen de kosten van een seizoenabonnement voor zwembad De Vliet of recreatiezwembad De Zijl te Leiden worden vergoed.

  • 2. De tegemoetkoming is gelijk aan de prijs van het betreffende abonnement onder aftrek van een eigen bijdrage.

  • 3. Geen recht op deze tegemoetkoming hebben belanghebbenden die aanspraak maken op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000, studiefinanciering ontvangen op grond van de genoemde wet en belanghebbenden die een tegemoetkoming ontvangen op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, tenzij tot het gezin één of meerdere kinderen behoren.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 13 Afwijkingsbevoegdheid

Het college kan ten gunste van de belanghebbende op basis van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht afwijken van de bepalingen van deze beleidsregels, als de toepassing hiervan leidt tot bijzonder onredelijke gevolgen.

Artikel 14 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels bijzondere bijstand 2022

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking na bekendmaking en werken terug tot en met 1 april 2022. De Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2021 worden ingetrokken.

Ondertekening

TOELICHTING

Algemeen

De verlening van bijzondere bijstand is geregeld in hoofdstuk 4 van de Participatiewet. In artikel 35 is bepaald dat bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de noodzakelijke kosten van bestaan die als gevolg van bijzondere individuele omstandigheden niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid (uitzonderingen op wat tot de middelen wordt gerekend) en artikel 34, tweede lid (uitzonderingen op wat tot het vermogen wordt gerekend) niet van toepassing zijn. Niet de aard van de kosten is bepalend, maar de omstandigheden van de belanghebbende. De beoordeling van deze bijzondere individuele omstandigheden is aan het college van burgemeester en wethouders. De landelijk geregelde bijstandsnorm en de eventueel daarop verleende toeslag zullen in de regel toereikend zijn voor de noodzakelijke bestaanskosten. De landelijk geldende voorschriften beperken zich tot de hoofdzaken en geven gemeenten veel ruimte voor eigen beleid.

Tot en met 2019 waren ook de lokale regelingen voor minima in deze beleidsregels opgenomen. Met de vaststelling van het nieuwe armoedebeleid dat per 1 juli 2019 in werking is getreden, zijn de artikelen die betrekking hadden op het minimabeleid grotendeels vervallen. Van het voormalige minimabeleid is alleen de regeling zwemabonnementen (artikel 12) opgenomen. Voor het overige wordt het armoedebeleid nu uitgevoerd in samenwerking met de partners in de stad. Maatwerk is daarbij het sleutelwoord. De uitvoering is belegd bij de Sociale Wijkteams, Jeugd- en Gezinsteams, Stichting Leergeld en een aantal andere partijen. Uitgangspunten zijn een integrale en doelmatige aanpak, een minimum aan bureaucratie en ontschotting van middelen. Hulpverleners die bij de mensen thuis of in de wijk komen, kunnen het beste beoordelen welke vorm van (inkomens-) ondersteuning het meest bijdraagt aan het vergroten van de maatschappelijke participatie. In het kader van de subsidierelaties met de partners worden de afspraken vastgelegd in uitvoeringsovereenkomsten en niet meer in beleidsregels. Als logisch gevolg van deze wijziging zijn de minimaregelingen uit de titel verwijderd.

Artikelsgewijze toelichting

Daar waar geen toelichting is gegeven wordt het artikel en/of lid voldoende duidelijk geacht.

Artikel 1

Begrippen hebben dezelfde betekenis als in de wet. Voor de bijzondere bijstand geldt dat al op grond van artikel 50, tweede lid van de wet. Onder ‘bijstandsnorm wordt verstaan de bijstandsnorm als bedoeld in de artikelen 20 tot en met 24 van de Wet inclusief de eventuele verlaging op grond van artikel 27 of 28 van de wet en inclusief de vakantietoeslag.

Uit artikel 35 lid 1 Participatiewet volgt dat voor het recht op bijzondere bijstand bepalend is dat er sprake is van kosten die uit bijzondere individuele omstandigheden voortkomen en die in het concrete geval als noodzakelijk worden aangemerkt. Het feit dat het niet gaat om algemene noodzakelijke kosten van het bestaan, zoals huur, eten en verwarming, die met anderen kunnen worden gedeeld, laat gemeentelijk beleid toe, dat bepaalt dat de kostendelersnorm niet van toepassing is bij de draagkrachtbepaling voor de bijzondere bijstand. Een belangrijke aanleiding om voor het recht op bijzondere bijstand de kostendelersnorm niet toe te passen was dat sommige mensen met een laag inkomen niet meer in aanmerking zouden komen voor de premievergoeding voor de Collectieve Ziektekostenverzekering Minima.

Rekennorm voor alleenstaande ouders (Artikel 1, onder d.)

Het wegvallen van de alleenstaande oudernorm per 1 januari 2015 leidde ertoe dat in sommige gevallen mensen met een evident laag inkomen (uit arbeid of uitkering) niet in aanmerking kwamen voor bijzondere bijstand. Door een rekennorm in te voeren van 90% van de bijstandsnorm voor een gezin werd voor de toepassing van de beleidsregels de oude situatie hersteld. Alleenstaande ouders met een inkomen tot 110% van 90% van de gezinsnorm hebben geen draagkracht bij de berekening van de hoogte van de individuele bijzondere bijstand. Alleenstaande ouders met een inkomen tot 120% van 90% van de gezinsnorm hebben recht op de vergoeding van de premie voor de AV-gemeente (artikel 11) en de tegemoetkoming in de kosten van een zwemabonnement (artikel 12).

Kostendelersnorm

De bepaling dat de kostendelersnorm buiten beschouwing wordt gelaten geldt alleen voor de bijzondere bijstand op grond van artikel 35 van de Participatiewet. Bij de bepaling van het recht op Individuele Inkomenstoeslag op grond van artikel 36 van de Participatiewet wordt wel rekening gehouden met de kostendelersnorm.

Artikel 2

In dit artikel is de vorm van de bijstand geregeld, en ook de mogelijkheid om bij tekortschietend besef van verantwoordelijkheid af te wijken van de hoofdregel dat de bijstand om niet wordt verstrekt. Hierbij moet worden gedacht aan situaties waarin de belanghebbende door eigen toedoen (eerder) een beroep op de bijstand moet doen, bijvoorbeeld door het te snel interen op vermogen. De bijstand kan dan met toepassing van artikel 48, tweede lid onder b van de wet in de vorm van een geldlening worden verstrekt.

Artikel 4

Bijzondere bijstand voor levensonderhoud

Aan zelfstandig wonende alleenstaanden jonger dan 21 jaar wordt bijzondere bijstand verstrekt tot het niveau van de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor een 21 jarige.

De bijzondere bijstand wordt waar mogelijk, op grond van paragraaf 6.5 van de wet verhaald. Daarmee wordt voorkomen dat de beslissing tot bijstandsverlening afbreuk doet aan de ouderlijke onderhoudsplicht.

Artikel 5

Woonkostentoeslag

Aan de woonkostentoeslag zoals bedoeld in het derde lid onder a is de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende probeert om zo spoedig mogelijk goedkopere woonruimte te verwerven dan wel, indien de woning een eigen woning betreft, de woning zo spoedig mogelijk te koop aanbiedt tenzij er zwaarwegende argumenten zijn om dit niet te doen. Dit moet individueel worden afgewogen.

Ook aan eigenaren kan dus een verhuisplicht worden opgelegd. Het opleggen van de verhuisplicht dient met toepassing van artikel 55 van de wet expliciet te gebeuren in de beschikking waarin de woonkostentoeslag wordt toegekend. Door economische omstandigheden kan de verkoop van een woning worden vertraagd.

Artikel 6

Draagkracht

Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking moeten worden genomen bij het bepalen van de draagkracht. De draagkracht wordt telkens voor een periode van één jaar vastgesteld, beginnende op de dag van de van de aanvraag. Bij elke volgende aanvraag binnen het draagkrachtjaar wordt rekening gehouden met de vastgestelde jaardraagkracht. De vastgestelde ruimte blijft dus gelden, tenzij er een nieuwe draagkrachtberekening wordt gemaakt omdat inkomen of vermogen sterk gewijzigd zijn. Het is aan het college om te beoordelen wanneer er aanleiding is om een nieuwe draagkrachtberekening te maken.

Artikel 7

In dit artikel worden de kosten benoemd die in ieder geval voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking komen, indien zij noodzakelijk zijn en er geen sprake is van een voorliggende voorziening.

a. babypakket

Onder zeer bijzondere individuele omstandigheden zoals bedoeld in het eerste lid sub a, wordt in ieder geval verstaan een periode van vijf jaar tussen de geboorte van het eerste en een volgend kind.

b. uitvaart

Uitvaartkosten dienen in beginsel betaald te worden uit de nalatenschap van de overledene.

Er bestaat geen recht op bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (art. 15 Participatiewet). Denk hierbij bijvoorbeeld aan:

  • Uitvaart-, levens- of ongevallenverzekeringen

  • Erfenis of nalatenschap.

Bijzondere bijstand ten behoeve van uitvaartkosten kan verleend worden aan erfgenamen en bloed- en aanverwanten die op grond van artikel 392-396 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek tot onderhoud van de overledene verplicht kunnen worden, de middelen uit de nalatenschap of de verzekeringen niet toereikend zijn en de aanvrager niet beschikt over toereikende middelen om de kosten van de uitvaart te voldoen.

De aanvrager is vrij in zijn keuze om de overledene te laten begraven of te laten cremeren. De vergoeding vanuit de bijzondere bijstand bedraagt echter maximaal 80% van de richtprijs van een crematie zoals vermeld in de meest actuele Nibud prijzengids

Bij de berekening van de bijzondere bijstand worden de volgende kosten meegenomen:

  • Akte van overlijden

  • Basistarief uitvaartverzorger

  • Overbrengen van de overledene naar het rouwcentrum

  • Verzorgen van de overledene

  • Rouwkaarten

  • Eenvoudige kist

  • Rouwauto

  • 1 volgauto (bedrag Nibud delen door 2)

  • Opbaren rouwcentrum

  • Kosten crematorium

  • As verstrooien bij crematorium

Voor de berekening van de totale vergoeding van een uitvaart wordt gebruik gemaakt van de normbedragen van het NIBUD. Tachtig procent van de algemene kosten en de crematiekosten komt voor vergoeding in aanmerking. Dit is het gemaximeerde bedrag per uitvaart. Wanneer er meerdere erfgenamen zijn, dient een ieder naar rato zijn deel in de uitvaartkosten te betalen.

Aan de aanvrager wordt dan ook naar rato bijzondere bijstand toegekend.

Als niet noodzakelijke kosten worden in elk geval beschouwd:

  • Kosten die voortvloeien uit religieuze of culturele achtergrond,

  • Bloemstuk

  • Koffietafel

e. kinderopvang SMI en SPL

Aan ouders met een inkomen tot 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, wordt de eigen bijdrage in de kosten voor kinderopvang op grond van SMI volledig vergoed. Onder eigen bijdrage verstaan we hier de werkelijk gemaakte kosten voor formele kinderopvang minus de ontvangen tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang op grond van de Beleidsregels inzake tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie.

f. kinderopvang werk, scholing, participatie

Voor de eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang kan bijzondere bijstand worden verleend in die gevallen waarin de kosten van kinderopvang een belemmering vormen voor werk, scholing of voor deelname aan een participatietraject.

Onder eigen bijdrage verstaan we hier de werkelijk gemaakte kosten voor formele kinderopvang minus de ontvangen tegemoetkomingen voor de kosten van kinderopvang (kinderopvangtoeslag).

g rechtsbijstand / griffiekosten

Voor de eigen bijdrage rechtsbijstand en/of griffiekosten kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Het Juridisch Loket geeft gratis juridisch advies en verwijst mensen indien nodig middels een diagnosedocument door naar een mediator of een advocaat. Het diagnosedocument is een indicatie van de noodzaak om een advocaat in te schakelen en geeft recht op een korting op de kosten van rechtsbijstand. Het college wil het gebruik van het Juridisch Loket stimuleren om ervoor te zorgen dat belanghebbenden alleen een advocaat inschakelen als dit echt noodzakelijk is. Het diagnosedocument van het Juridisch Loket geldt hierbij als bewijs van een noodzakelijke doorverwijzing naar een advocaat. Wanneer bij de aanvraag van bijzondere bijstand een diagnosedocument ontbreekt en de belanghebbende de korting daardoor is misgelopen, wordt voor het bedrag van de korting geen bijzondere bijstand verleend tenzij er sprake is geweest van een overmachtssituatie en het de belanghebbende niet verweten kan worden dat hij zich niet tot het Juridisch Loket heeft gewend.

Artikel 7A

Kosten in verband met langdurige zorgvraag, chronische ziekte of handicap

Het gaat hier om meerkosten in verband met chronische ziekte of handicap die via een andere weg helemaal niet of slechts voor een deel worden vergoed.

Daarnaast zijn er ook onverzekerbare kosten en ‘verborgen’ kosten zoals dieetkosten, bezorgkosten van boodschappen, bewassingskosten, kosten van extra beddengoed, reiskosten, parkeerkosten (of parkeervergunning) voor de mantelzorger, extra energiekosten etc. Voor zover dergelijke kosten voortkomen uit een langdurige hoge zorgvraag kan daarvoor individuele bijzondere bijstand worden verstrekt. Bij twijfel over de noodzaak van de kosten kan advies worden gevraagd bij de keuringsarts van de GGD.

Artikel 8

Duurzame gebruiksgoederen

Het uitgangspunt is dat bijzondere bijstand voor de kosten van duurzame gebruiksgoederen met toepassing van artikel 51 van de Participatiewet in de vorm van een geldlening wordt verstrekt. Als na drie jaar aflossen nog een bedrag openstaat, wordt de restschuld kwijtgescholden. Alleen in zeer bijzondere omstandigheden, als aflossing van een geldlening van de belanghebbende absoluut niet gevraagd kan worden kan met toepassing van artikel 13 van de beleidsregels van de hoofdregel worden afgeweken en de bijstand ‘om niet’ worden verstrekt.

Artikel 11

Collectieve Zorgverzekering Minima

De wet staat gemeenten toe om categoriale bijzondere bijstand voor een Collectieve Zorgverzekering voor minima (CZM) te verstrekken. Het gaat hier altijd om een aanvullende verzekering. Door het afsluiten van een CZM kunnen de gemeenten de toegankelijkheid van de verzekering voor huishoudens met een minimuminkomen vergroten en de tegemoetkoming in medische kosten verbeteren. Een CZM leidt tot terugdringing van het aantal aanvragen voor bijzondere bijstand en daarmee tot verlaging van de uitvoeringskosten. Studenten komen hiervoor niet aanmerking. Zij behoren niet tot de doelgroep van het armoedebeleid,

Artikel 12

Zwemabonnementen

Inwoners, die behoren tot de doelgroep, kunnen in het zomerseizoen korting krijgen op een zwemabonnement. Het gaat om het buitenbad van zwembad De Vliet en het buitenbad van recreatiebad De Zijl en zwembad De Does te Leiderdorp.

Zij betalen een eigen bijdrage. De eigen bijdrage bedraagt in 2021 €15 en wordt jaarlijks geïndexeerd verhoogd.

De regeling valt formeel niet onder bijzondere bijstand maar is gebaseerd op artikel 108 van de gemeentewet. Studenten komen alleen in aanmerking als zij één of meerdere kinderen hebben.