Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Maasgouw

Geldend van 03-06-2022 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Maasgouw

Burgemeester en wethouders van de gemeente Maasgouw;

Gelet op de bepalingen van de verordening leerlingenvervoer gemeente Maasgouw;

B e s l u i t e n:

vast te stellen de volgende:

“Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Maasgouw”,

De op 03-07-2014 door de raad vastgestelde “verordening leerlingenvervoer gemeente Maasgouw” en haar toelichting biedt de mogelijkheid om bij de uitvoering van het leerlingenvervoer beleidsregels vast te stellen die als leidraad dienen bij beslissingen wanneer de verordening hier niet in voorziet. Daarnaast kan het college in bijzondere gevallen ten gunste van de ouders afwijken van de bepalingen in de verordening, de zgn. hardheidsclausule.

De beleidsregels Leerlingenvervoer zijn opgesteld om duidelijk te maken hoe aanvragen worden getoetst en welke criteria worden gehanteerd bij de afhandeling van aanvragen. De beleidsregels bevorderen de duidelijkheid en de eenduidigheid bij afhandeling van aanvragen.

Daarnaast wordt in de beleidsregels een aantal zaken vastgelegd dat in de praktijk al zo werkt, maar tot op heden niet is vastgesteld, zoals bijvoorbeeld het opvragen van extern medisch advies, het gebruik van de ANWB routeplanner en de wijze waarop de reistijd wordt vastgesteld.

Tenslotte worden de beleidsuitgangspunten die in de verordening zijn vastgesteld in de beleidsregels nog wat meer expliciet benoemd, zoals bijvoorbeeld het uitgangspunt dat bij leerlingenvervoer eerst wordt getoetst of een leerling zelfstandig met de fiets naar school kan reizen, als dat niet kan, wordt gekeken of hij met openbaar vervoer kan reizen en dat pas daarna aangepast vervoer aan de orde komt.

Beleidsregel 1

Passend vervoer

Als een leerling op grond van de Verordening Leerlingenvervoer gemeente Maasgouw recht heeft op leerlingenvervoer heeft het college de zorgplicht ‘passend vervoer’ aan te bieden. Uitgangspunt van de regeling is dat gekeken wordt wat de mogelijkheden van de leerling zijn en dat de wijze van vervoer daarop wordt afgestemd. Het advies van het ondersteuningsteam of commissie van onderzoek (art. 41 lid 2 WEC) dient hierbij als uitgangspunt.

Leerlingenvervoer kan worden toegekend in de vorm van een vergoeding voor gebruik van de fiets, een abonnement voor het openbaar vervoer of de mogelijkheid om met de taxi(bus) van en naar school te worden gebracht (aangepast vervoer).

Bij de beoordeling van de aanvraag wordt aan de hand van onderstaand overzicht bepaald welke soort vervoer of welke vergoeding wordt toegekend. De hieronder genoemde volgorde is de volgorde die wordt gehanteerd bij de beoordeling van de aanvraag, dus eerst wordt beoordeeld of vervoer per (brom)fiets mogelijk is, als dat niet mogelijk blijkt, wordt bekeken of openbaar vervoer passend is (eventueel met begeleiding) en als dit ook niet mogelijk is, dan komt de leerling in aanmerking voor aangepast vervoer.

Eigen vervoer per fiets of bromfiets

Eerst wordt getoetst of de leerling in staat is om zelfstandig of onder begeleiding met de fiets of de bromfiets de school te bezoeken. Bij de beoordeling wordt in ieder geval in overweging genomen: de leeftijd, de handicap van de leerling, de veiligheid van de route en de afstand. Indien gewenst of noodzakelijk kan een medisch advies worden ingewonnen bij een door de gemeente aan te wijzen externe deskundige.

Openbaar vervoer

Indien fietsvervoer niet mogelijk is, wordt getoetst of de leerling in staat is met het openbaar vervoer de school te bezoeken. Indien begeleiding noodzakelijk is, worden tevens de kosten van een begeleider vergoed. Bij de beoordeling wordt in ieder geval in overweging genomen; de leeftijd, de handicap van de leerling en de veiligheid van de route. Indien gewenst/noodzakelijk kan een medisch advies worden ingewonnen bij een door de gemeente aan te wijzen externe deskundige.

Aangepast vervoer

Ouders komen in aanmerking voor een vergoeding van kosten van aangepast vervoer indien:

  • de leerling, gelet op zijn geestelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, niet in staat is – ook niet onder begeleiding – van het openbaar vervoer gebruik te maken. Dit moeten worden vastgesteld door een medische deskundige;

  • de reistijd met het openbaar vervoer meer bedraagt dan anderhalf uur en de reistijd met het aangepast vervoer tot 50% minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht;

  • de leerling alleen onder begeleiding met het openbaar vervoer kan en met de begeleiding meer dan drie uur gemoeid is;

  • onomstotelijk (bv door werkgevers/schoolverklaringen) aangetoond kan worden dat begeleiding door ouders onmogelijk is, danwel tot onevenredige gevolgen voor de gezinssituatie zal leiden, waarvoor geen andere oplossing is;

  • openbaar vervoer tussen huis en school ontbreekt, tenzij de leerling zelf gebruik kan maken van het vervoer per fiets of bromfiets.

Eigen vervoer

Naast de hiervoor genoemde vormen van vergoeding, is het mogelijk dat ouders in aanmerking komen voor een vergoeding als zij hun kind(eren) zelf wensen te vervoeren. Het college is alleen verplicht mee te werken aan een dergelijk verzoek als het eigen vervoer efficiënter (voordeliger) is voor de gemeente.

Beleidsregel 2

Gewenningsperiode

Waar mogelijk wordt geprobeerd de leerling de overstap te laten maken van aangepast vervoer naar zelfstandig reizen (OV of fiets). Om dit te bewerkstelligen kan een gewenningsperiode noodzakelijk zijn. De leerling krijgt de mogelijkheid geleidelijk aan tot zelfstandig reizen te komen. De duur van deze gewenningsperiode is maatwerk. Voor de eventuele (reis)kosten van een begeleider kan een vergoeding worden verstrekt. De lengte van de gewenningsperiode is afhankelijk van het kind en de omstandigheden, maar dient zo kort mogelijk zijn.

Beleidsregel 3

Redelijkerwijs te verwachten inzet van ouders

Uitgangspunt is dat het vervoer naar school in eerste plaats de verantwoordelijkheid is van de ouder(s). Van ernstige benadeling van het gezin (artikel 12 lid 1 sub c en artikel 18 lid 1 sub c van de verordening) kan sprake zijn als ouders/verzorgers er op geen enkele wijze in slagen om zelf of met behulp van derden (de begeleiding van) het vervoer van hun kind te organiseren. Ouders moeten zelf bewijzen dat ze niet in staat zijn te begeleiden. Het college kan een onafhankelijk (medisch) adviseur inschakelen om de situatie te beoordelen.

Beleidsregel 4

Vanaf welke leeftijd zelfstandig reizen

Vanaf 9 jaar (peildatum 1 augustus) wordt een kind geacht zelfstandig te kunnen reizen, tenzij uit het advies van het ondersteuningsteam blijkt dat in het kind gelegen factoren, een gevaarlijke verkeers- situatie tussen woning en school of een moeilijke openbaar vervoerssituatie dit onverantwoord maken.

Beleidsregel 5

Medisch advies

Voor kinderen die gebruik gaan maken van aangepast vervoer dient er een medische verklaring te worden voorgelegd waaruit blijkt dat het kind niet of niet zelfstandig met het openbaar vervoer kan reizen. Dit mag geen verklaring van de eigen huisarts zijn.

Indien er geen eenduidig medisch advies voorhanden is, geldt het volgende:

  • Een nader medisch advies wordt uitgevoerd door een onafhankelijke adviesorganisatie.

  • De kosten van dit externe advies komen voor rekening van de woongemeente van de leerling.

  • Het ontvangen advies heeft een geldigheidsduur van maximaal drie jaar.

De noodzaak voor begeleiding of aangepast vervoer kan ook aangetoond worden door middel van een (medisch) advies van de Commissie van onderzoek (art. 41 lid 2 WEC). Uit het advies en het daarin geschetste ontwikkelingsperspectief moet blijken dat de leerling door een structurele handicap, psychiatrische stoornis, gedragsstoornis of ontwikkelingsstoornis of structurele ziekte niet, of niet zelfstandig, in staat is om gebruik te maken van het openbaar vervoer.

Bij de beoordeling van aanvragen kan ook het schoolondersteuningsprofiel mede bepalend zijn. Hierin wordt beschreven welke voorzieningen zijn getroffen voor leerlingen die extra ondersteuning behoeven.

Wanneer er geen of geen eenduidig advies voorhanden is kan het college bepalen dat het gewenst/noodzakelijk is een medisch advies in te winnen bij een door de gemeente aan te wijzen externe deskundige. Het advies beperkt zich tot de mogelijkheden van de leerling en gaat niet in op de gezinssituatie en de vraag of ouders in de gelegenheid zijn de leerling te begeleiden. Als een leerling vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) al bekend is bij de gemeente wordt geen extern advies aangevraagd wanneer uit het Wmo dossier voldoende duidelijk is dat de leerling niet in staat is om met openbaar vervoer te reizen. Het college kan gemotiveerd afwijken van het advies van een externe deskundige.

Beleidsregel 6

Efficiënt gebruik aangepast vervoer

Indien na het indelen van de routes voor aangepast vervoer blijkt dat in één of meerdere routes plaatsen over zijn in de taxi/het taxibusje kan het college besluiten leerlingen met een indicatie voor openbaar vervoer van deze plaatsen gebruik te laten maken omdat dit voor de gemeente de goedkoopst adequate oplossing is. Ouders kunnen hier geen rechten aan ontlenen voor de toekomst en als er in de loop van het schooljaar een leerling is die een indicatie heeft voor aangepast vervoer zal de leerling met een indicatie voor openbaar vervoer het aangepaste vervoer moeten verlaten. Als er meerdere kinderen met een indicatie voor openbaar vervoer meerijden, zal de leerling die het oudst in jaren is het aangepaste vervoer als eerste moeten verlaten.

Als er meerdere kinderen in één kern een indicatie hebben voor openbaar vervoer en er maar één plaats vrij is in het aangepast vervoer krijgt de jongste leerling voorrang.

Beleidsregel 7

Tijdelijk verblijf

De hoofdregel is dat daar waar de leerling feitelijk verblijft (structureel element, inschrijving in de gemeente niet relevant) door de ouders een aanvraag moet worden ingediend. De gemeente toetst deze aanvraag aan de verordening. Er zal echter een uitzondering op de hoofdregel worden gemaakt: indien het kind

  • van leerlingenvervoer gebruik maakt in gemeente A; en

  • een korte periode (maximaal 6 weken) in een andere gemeente (B) verblijft; en

  • de oude school blijft bezoeken; en

  • na die korte periode terugkeert naar de oorspronkelijke gemeente (A).

Deze uitzondering geldt overigens niet indien het bijvoorbeeld een leerling betreft die vanwege een vakantie van de ouders tijdelijk elders verblijft.

In alle andere situaties dat een kind tijdelijk ergens anders verblijft geldt die hoofdregel. Dit is bijvoorbeeld zo bij crisisopvang en het niet duidelijk is waar het kind daarna terechtkomt. In dat geval moet in de gemeente waar het kind verblijft (waar crisisopvang is) een aanvraag worden ingediend. Dit betekent overigens niet dat de aanvraag toegekend wordt. Mogelijk wordt afgewezen omdat de gemeente het geen “woning” vindt (onvoldoende structureel) of dat het niet de dichtstbijzijnde school is.

In alle gevallen geldt dat de eerste zes weken (bijv. crisisopvang) de kosten van het leerlingen- vervoer voor rekening komen van die gemeente waar de ouders/verzorgers al een beschikking hadden ontvangen.

Beleidsregel 8

Stagevervoer

Wanneer een leerling binnen het leerlingenvervoer al een vervoersvoorziening is toegekend, kan ook recht bestaan op stagevervoer (vanaf 14 jaar en maximaal 4 dagen per week) wanneer de stage een onderdeel is van het onderwijsprogramma en past het binnen het (arbeidsmarktgerichte) uitstroomprofiel van de leerling binnen het speciaal onderwijs. Aanspraak bestaat op leerlingen- vervoer naar het dichtstbijzijnde toegankelijke stageadres. Het stageadres ligt zoveel mogelijk binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Maasgouw. De stagetijden dienen daarbij zoveel mogelijk aan te sluiten bij de reguliere schooltijden. Vervoer naar een stageadres geschiedt alleen na voorafgaand overleg met de gemeente Maasgouw.

Beleidsregel 9

Handicap

Per 1 augustus 2015 vervalt de bekostiging van leerlingenvervoer voor leerlingen in het voortgezet (speciaal) onderwijs. Alleen wanneer een leerling door een structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap niet of niet zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik kan maken bestaat er nog recht op een bekostiging. De vraag is dus niet of een leerling gehandicapt is, maar of de handicap hem belemmert om met openbaar vervoer te reizen.

De noodzaak voor begeleiding of aangepast vervoer kan aangetoond worden door middel van een (medisch) advies van de Commissie van onderzoek (art. 41 lid 2 WEC). Uit het advies en het daarin geschetste ontwikkelingsperspectief moet blijken dat de leerling door een structurele handicap, psychiatrische stoornis, gedragsstoornis of ontwikkelingsstoornis of structurele ziekte niet, of niet zelfstandig, in staat is om gebruik te maken van het openbaar vervoer.

Bij de beoordeling van aanvragen kan ook het schoolondersteuningsprofiel mede bepalend zijn.

Wanneer er geen of geen eenduidig advies voorhanden is kan het college bepalen dat het gewenst/noodzakelijk is een medisch advies in te winnen bij een door de gemeente aan te wijzen externe deskundige (zie ook beleidsregel 2).

Tijdelijke handicap

Bij een tijdelijk handicap kan alleen een vervoersvoorziening worden toegekend als door dit handicap minimaal 6 maanden niet of niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kan worden gemaakt.

Beleidsregel 10

Ingangsdatum

Indien een vervoersvoorziening wordt toegekend, geldt deze:

  • -

    bij bekostiging, met ingang van de door de ouders verzochte datum, echter niet vóór de datum van ontvangst van de aanvraag;

  • -

    bij aangepast vervoer met ingang van de datum die zo mogelijk aansluit bij de door de ouders verzochte datum.

Beleidsregel 11

Bepalen van de afstand

Voor het bepalen van de afstand tussen het woonadres en het schooladres en de afstand tussen de opstapplaats en het woonadres maakt het college gebruik van de routeplanner op www.ANWB.nl. De kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg wordt gemeten van huisnummer naar huisnummer. Het door deze routeplanner aantal uitgerekende kilometers is voor het college te allen tijde uitgangspunt voor de beoordeling van de aanvraag en voor bekostiging van het leerlingenvervoer.

Beleidsregel 12

Afstandscriterium

Als niet wordt voldaan aan het afstandscriterium bestaat binnen het (voortgezet) speciaal onderwijs als regel geen aanspraak op een vervoersvoorziening. Het college kan echter toch vervoers- voorziening aanbieden indien het college van oordeel is dat de lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap van de leerling dat vereist. Hierbij dient het (medisch) advies van deskundigen te worden betrokken.

Beleidsregel 13

Het vaststellen van de kosten voor openbaar vervoer

Het vaststellen van de kosten voor openbaar vervoer en de daaraan gerelateerde vergoeding vindt plaats op basis van de door de reisinformatiegroep bv beschikbaar gestelde informatie via 0900-9292 en www.9292ov.nl

Beleidsregel 14

Het vaststellen van de reistijd

Het vaststellen van de reistijd per openbaar vervoer vindt plaats op basis van de door de Reisinformatiegroep bv beschikbaar gestelde informatie via 0900-9292 en www.9292ov.nl. Voor het vaststellen van de reistijd per aangepast vervoer wordt de vervoerder geraadpleegd.

Uitgangspunt is het streven naar een zo kort mogelijke reistijd en wachttijd. De individuele reistijd per leerling in het voertuig is gelimiteerd tot 60 minuten voor scholen binnen de gemeente Maasgouw en 90 minuten voor scholen buiten de gemeente Maasgouw, tenzij het door de afstand niet mogelijk is om binnen deze maximale tijdsduur te blijven.

De gemeente heeft echter ook rekening te houden met een efficiënte uitvoering van het leerlingen- vervoer door bijvoorbeeld het combineren van vervoer naar verschillende scholen. Soms zal een efficiënte uitvoering van het leerlingenvervoer leiden tot een korte reistijd, maar een iets langere wachttijd.

Beleidsregel 15

Opstapplaatsen

In verband met de efficiënte uitvoering van het leerlingenvervoer kan voor leerlingen die een indicatie hebben voor aangepast vervoer gebruik gemaakt worden van centrale opstapplaatsen.

De maximale afstand tussen de woning en de centrale opstapplaats bedraagt 1 kilometer.

Beleidsregel 16

Vergoeding (openbaar) vervoer

Als een leerling recht heeft op een vergoeding op basis van openbaar vervoer – met of zonder begeleiding worden de vervoerskosten betaald in de vorm van een financiële vergoeding op basis van een maandabonnement voor het openbaar vervoer. Ditzelfde geldt voor de vervoerskosten van de begeleider(s), indien een leerling niet zelfstandig met openbaar vervoer kan reizen. De ouders zijn vrij om deze bijdrage te gebruiken voor een alternatieve vorm van vervoer en begeleiding. Dit laat onverlet dat ouders verantwoordelijk blijven voor het schoolbezoek van hun kinderen.

Indien het college besluit aan ouders een kilometervergoeding voor eigen vervoer toe te kennen, wordt volgens de Modelverordening leerlingenvervoer een vergoeding verstrekt die is afgeleid van de Reisregeling binnenland. Voor 2015 geldt op grond van deze regeling voor de eigen auto een bedrag van € 0,37 per kilometer. Dit bedrag is niet gewijzigd ten opzichte van 2014. De gemeente kiest hier voor een schijvenmodel. Bij deze systematiek wordt de heen- en terugreis tweemaal worden vergoed:

Aantal kilometers

Kilometervergoeding in euro’s

0– 5.000

0,24 (65% x 0,37)

5.001–10.000

0,18 (48% x 0,37)

10.001–20.000

0,14 (37% x 0,37)

20.001 en verder

0,12 (33% x 0,37)

De vergoeding voor het gebruik van een eigen fiets bedraagt € 0,09 per kilometer.

Beleidsregel 17

Leerlingenvervoer is uitsluitend bestemd voor vervoer naar en van school op reguliere schooltijden

Leerlingenvoer is uitsluitend bestemd voor vervoer naar en van school. Dit betekent dat deze vorm van vervoer niet kan worden gebruikt voor vervoer naar bijv. sportvoorzieningen of dagopvang. Ook buitenschoolse activiteiten op school vallen niet onder het leerlingenvervoer. Het door het college georganiseerde vervoer is gebaseerd op de schooltijden zoals deze vermeld zijn in het schoolplan. Vervoer buiten deze schooltijden valt niet onder de vergoeding.

Beleidsregel 18

Hardheidsclausule

De Verordening Leerlingenvervoer gemeente Maasgouw kent een hardheidsclausule. In deze hardheidsclausule is bepaald dat het college in bijzondere gevallen voor het vervoer naar school ten gunste van de ouders kan afwijken van de bepalingen in de verordening. Toepassing van de hardheidsclausule is bedoeld voor echt uitzonderlijke situaties, omdat het overgrote deel van de voorkomende situaties in de verordening is geregeld. Er moet dus sprake zijn van ‘bijzondere omstandigheden’. Er kan alleen sprake zijn van een bijzondere omstandigheid als die omstandigheid het gezin onderscheidt van andere gezinnen. Een voorbeeld: Het feit dat er in het gezin en het sociale netwerk van het gezin niemand in staat is voor begeleiding te zorgen is geen bijzondere omstandigheid, omdat deze situatie in vele gezinnen aan de orde is.

Beleidsregel 19

Jurisprudentie

Bij de behandeling van de aanvragen leerlingenvervoer kan gebruik gemaakt worden van jurisprudentie voor zover de inhoud niet in tegenspraak is met de Verordening Leerlingenvervoer gemeente Maasgouw, de daarbij behorende toelichting en de Beleidsregels Leerlingenvervoer gemeente Maasgouw.

Beleidsregel 20

Drempelbedrag

Er wordt van ouders/verzorgers een drempelbedrag (eigen bijdrage) verlangd wanneer hun belastbaar verzamelinkomen over het peiljaar meer bedraagt dan de, door de VNG jaarlijks geïndexeerde, inkomensgrens. Voor het schooljaar 2014-2015 bedraagt de inkomensgrens € 24.300,00 (peiljaar 2012). De bijdrage bedraagt dan bij bezoek aan een school voor basisonderwijs of een school voor speciaal basisonderwijs € 316,00 bij 1 reiszone en € 519,00 per leerling bij 2 of meer reiszones.

De genoemde drempelbedragen zijn op jaarbasis. Wanneer niet het gehele jaar gebruik wordt gemaakt van de vervoersvoorziening wordt het drempelbedrag naar ratio berekend. Bij een volledig schooljaar wordt uitgegaan van 200 schooldagen of 40 schoolweken.

Indien ouders/verzorgers aangeven dat hun belastbaar gezinsinkomen in het peiljaar hoger ligt dan de inkomensgrens zijn zij niet verplicht een kopie van het definitieve aanslagbiljet inkomstenbelasting of het IB 60 formulier aan ons over te leggen. Indien ouders/verzorgers aangeven dat hun belastbaar gezinsinkomen in het peiljaar lager ligt dan de inkomensgrens zijn zij verplicht een kopie van één van bovengenoemde documenten aan ons over te leggen.

Wanneer het (aantoonbare) verzamelinkomen over 2013 met meer dan 15% is gedaald ten opzichte van 2012 mag bij de berekening van het drempelbedrag met dit lagere inkomen worden rekening gehouden. Hierbij wordt dezelfde systematiek gebruikt zoals gesteld in artikel 6.12 van de Wet studiefinanciering.

Beleidsregel 21

Internationale schakelklas

In ons land komen steeds meer werknemers uit het buitenland wonen met hun gezin. De kinderen zijn vaak aangewezen op een internationale schakelklas, omdat ze de Nederlandse taal nog niet beheersen.

Wanneer voor deze kinderen de dichtstbijzijnde basisschool niet toegankelijk blijkt te zijn vanwege de taalproblematiek, kan dit er toe leiden dat een vergoeding leerlingenvervoer op basis van openbaar vervoer wordt verstrekt naar de internationale schakelklas. Deze vergoeding wordt voor maximaal 1 schooljaar verstrekt.

Wanneer het om voortgezet onderwijs gaat, geldt het volgende: leerlingen die een school voor voortgezet onderwijs bezoeken komen slechts dan in aanmerking voor bekostiging van vervoer wanneer zij vanwege een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap niet of niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken. Vervoer wordt in dat geval bekostigd op basis van § 3 : “Bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen van scholen voor voortgezet onderwijs”.

Beleidsregel 22

Het college kan een leerling aan wie een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer is verstrekt, tijdelijk of voor de rest van het schooljaar de toegang tot dit vervoer ontzeggen als bij herhaling is gebleken dat de leerling door agressief gedrag of anderszins de orde in de bus verstoort of de veiligheid van de bus en inzittenden in gevaar brengt.

Voorafgaand aan een dergelijke ingrijpende maatregel vindt er eerst een gesprek met de leerling/ouder(s)/verzorger(s) en de vervoerder plaats. Ook kunnen er eventueel andere betrokken partijen worden gevraagd om aan het gesprek deel te nemen.

Deze beleidsregels zijn vastgesteld in de collegevergadering van 21 april 2015 en treden in werking op 1 mei 2015.

Ondertekening

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Maasgouw 2015.

Burgemeester en wethouders van Maasgouw,

De secretaris

W.R.J.H. Ploeg

De burgemeester

S.H.M. Strous