Algemene Subsidieverordening 2022 gemeente Beverwijk

Geldend van 31-05-2022 t/m heden

Intitulé

Algemene Subsidieverordening 2022 gemeente Beverwijk

Besluit van de raad van de gemeente Beverwijk tot vaststelling van de Algemene Subsidieverordening 2022 gemeente Beverwijk

De raad van de gemeente Beverwijk;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 maart 2022 met nummer INT-22-64004;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

gelet op titel 4.2. van de Algemene wet bestuursrecht;

gezien het advies van de raadcommissie;

besluit vast te stellen de Algemene Subsidieverordening 2022 gemeente Beverwijk

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beverwijk;

  • c.

    raad: de gemeenteraad van de gemeente Beverwijk;

  • d.

    subsidieplafond: een bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies;

  • e.

    aanvrager: een rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie, dan wel een natuurlijk persoon, die voor subsidie in aanmerking wil komen;

  • f.

    onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering die een economische activiteit uitoefent;

  • g.

    eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van incidentele projecten of activiteiten waarvoor het college slechts eenmalig subsidie verstrekt;

  • h.

    jaarlijkse subsidie: Subsidie ten behoeve van in beginsel structurele activiteiten die per jaar wordt verstrekt;

  • i.

    meerjaarlijkse subsidie: Subsidie die voor meer kalenderjaren wordt verstrekt;

  • j.

    activiteiten: concrete activiteiten of activiteiten die bijdragen aan het bereiken van bepaalde beleidsdoelen;

  • k.

    controleverklaring: door een externe accountant afgegeven verklaring waaruit blijkt dat de accountant heeft gecontroleerd op de rechtmatigheid bedoeld in artikel 213 van de Gemeentewet, hetgeen inhoudt dat de subsidie is besteed voor het doel en de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend en dat de algemene subsidievoorwaarden en de voorwaarden genoemd in de verleningsbeschikking zijn nageleefd;

  • l.

    egalisatiereserve of algemene reserve: deze reserve heeft geen specifieke bestemming en dient om tekorten in het ene jaar te compenseren met overschotten in het andere jaar;

  • m.

    bestemmingsreserve: een specifieke reserve, waaraan vooraf een bestemming is gegeven;

  • n.

    reserve: algemene/egalisatiereserve of bestemmingsreserve;

  • o.

    kalenderjaar: dit loopt van 1 januari tot en met 31 december;

  • p.

    boekjaar: het kalenderjaar, tenzij bij wettelijk voorschrift of bij subsidieverlening anders is bepaald;

  • q.

    de-minimisverordening: op basis van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352/1);

  • r.

    staatssteun: financieel voordeel die een overheid aan een bepaalde onderneming toekent die deze niet onder normale marktomstandigheden zou hebben gekregen en die dreigt te leiden tot vervalsing van de mededinging en tot nadelige beïnvloeding van het handelsverkeer tussen lidstaten;

  • s.

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 en 109 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie heeft vastgesteld;

  • t.

    Verdrag: Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU).

Artikel 2. Reikwijdte verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen.

  • 2. Ten aanzien van subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid onder c van de Awb (begrotingssubsidies) is deze verordening eveneens van toepassing tenzij het college anders heeft bepaald.

Artikel 3. Bevoegdheid college

  • 1. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met inachtneming van de in de gemeentebegroting voor die subsidies opgenomen financiële middelen en/of het subsidieplafond en - indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Het college kan bij nadere regeling (verder subsidieregeling genoemd) vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

  • 3. Het college kan afwijken van bepalingen in deze verordening dan wel in een subsidieregeling als bedoeld in artikel 3 lid 2, voor zover dit wenselijk of noodzakelijk is voor een goede afstemming met de overheden in de regio en efficiënte uitvoering van de activiteiten.

Artikel 4. Staatssteunregels

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het toepasselijke steunkader.

  • 3. Bij subsidies waar een Europees steunkader op van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader;

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Het college kan subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepaalt het college bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 2. Een subsidieplafond kan niet hoger zijn dan de in de begroting voor het betreffende (deel-)beleidsterrein opgenomen financiële middelen.

  • 3. Het college kan een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het plafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 4. Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor al ingediende aanvragen.

  • 5. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Hoofdstuk 2. Nadere bepalingen over subsidies

Artikel 6. Eenmalige subsidies

  • 1. Het college kan eenmalige subsidies verstrekken voor activiteiten met een incidenteel karakter, dan wel voor activiteiten die als experiment, proeftuin of project zijn aan te duiden en een einddatum hebben.

  • 2. Een eenmalige subsidie wordt verstrekt voor een termijn van maximaal twee jaar.

  • 3. Eenmalige subsidies kunnen maximaal één keer worden verlengd, mits daarbij de totale periode van de subsidie van de in lid 2 gestelde termijn niet wordt overschreden.

Artikel 7. Jaarlijkse en meerjaarlijkse subsidies

  • 1. Het college kan jaarlijkse en meerjaarlijkse subsidies verstrekken voor activiteiten met in beginsel een structureel karakter.

  • 2. Het college kan een meerjaarlijkse subsidie verstrekken aan organisaties die:

    • -

      beschikken over een meerjarig werkplan of activiteitenprogramma dat naar het oordeel van het college voldoende aansluit op meerjarige, gemeentelijke beleidsdoelstellingen.

  • 3. Meerjaarlijkse subsidies worden, met inachtneming van het begrotingsvoorbehoud, voor maximaal drie jaren verleend.

  • 4. Het college kan tussentijds om een rapportage verzoeken bij (meer)jaarlijkse subsidies.

Hoofdstuk 3. Aanvraag van de subsidie

Artikel 8. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1. De aanvraag voor een subsidie kan op de volgende manieren bij het college worden ingediend:

    • schriftelijk;

    • elektronisch met behulp van het webformulier dat beschikbaar is op de website van de gemeente Beverwijk.

  • 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten die daarmee worden nagestreefd, hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen, en in het bijzonder in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat ook een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de reserves op het moment van de aanvraag.

    • e.

      Als de aanvrager een onderneming is, wordt aanvullend gevraagd om:

      • 1°.

        een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

      • 2°.

        een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening met betrekking tot de-minimissteun (de-minimisverklaring);

  • 3. Een rechtspersoon die voor de eerste keer subsidie aanvraagt, legt daarbij over:

    • een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten;

    • het jaarverslag;

    • de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar.

  • 4. Het college kan ook andere dan, of slechts enkele van, de in dit artikel genoemde gegevens verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende zijn.

  • 5. Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 9. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag voor een jaarlijkse of meerjaarlijkse subsidie wordt ingediend uiterlijk 1 oktober in het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2. Een aanvraag voor een eenmalige subsidie wordt ingediend uiterlijk 8 weken voor de geplande start van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 10. Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag voor een (meer)jaarlijkse subsidie uiterlijk 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag voor een eenmalige subsidie binnen 8 weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

  • 3. Het college kan de termijn genoemd in lid 1 en lid 2 voor ten hoogste 8 weken verdagen.

  • 4. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 5. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie, wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 11. Weigering, intrekking en terugvordering

  • 1. Onverminderd artikel 4:25, tweede lid en artikel 4:35 van de Awb (algemeen geldende weigeringsgronden) kan het college de gevraagde subsidie in ieder geval weigeren indien:

    • a.

      de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op of onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      de activiteiten niet passen binnen het door de raad of het college vastgestelde beleid;

    • c.

      uit de bij de subsidieaanvraag overlegde begroting blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd financieel niet haalbaar zijn;

    • d.

      er niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • e.

      de aanvraag niet voldoet aan de regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • f.

      er op een toereikende wijze reeds anders in de activiteiten wordt voorzien;

    • g.

      de subsidie is bestemd voor religieuze of politieke activiteiten;

    • h.

      de aanvrager doelstellingen nastreeft of activiteiten ontplooit of zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • i.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • j.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

  • 2. Onverminderd het vorige lid weigert het college de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt, of

    • b.

      als het een aanvrager betreft tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun van Nederland onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 3. Onverminderd het vorige lid weigert het college de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

Hoofdstuk 4 Verlening van de subsidie

Artikel 12. Verlening van subsidie

  • 1. De verleningsbeschikking bevat in elk geval:

    • a.

      een omschrijving van de activiteit(en) waarvoor subsidie wordt verleend;

    • b.

      de periode waarvoor subsidie wordt verleend;

    • c.

      het maximale bedrag van de verleende subsidie;

    • d.

      voor zover van toepassing: de wijze waarop het maximale bedrag wordt bepaald;

    • e.

      de voorwaarden en/of verplichtingen die aan de subsidieverlening zijn verbonden.

  • 2. Indien een subsidieaanvrager voor één en hetzelfde subsidietijdvak meerdere subsidies heeft aangevraagd, kunnen deze subsidieaanvragen worden samengevoegd en afgehandeld in dezelfde verleningsbeschikking.

  • 3. Het college bepaalt en vermeldt in de verleningsbeschikking bij meerjaarlijkse subsidies:

    • -

      op welke bedragen de subsidieontvanger jaarlijks aanspraak heeft (met inachtneming van het begrotingsvoorbehoud) en;

    • -

      op welke wijze en op welk moment door de ontvanger financiële en inhoudelijke verantwoording wordt afgelegd en eventuele tussentijdse rapportages ingediend moeten worden.

  • 4. Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt in de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 13. Bevoorschotting

  • 1. Het college kan besluiten tot bevoorschotting van de verleende subsidie.

  • 2. Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in het besluit tot subsidieverlening de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

  • 3. Eenmalige en (meer)jaarlijkse subsidies tot en met €10.000 worden bevoorschot voor 100% van de verleende subsidie.

  • 4. Eenmalige subsidies van meer dan €10.000 worden bevoorschot voor 80% van de verleende subsidie.

  • 5. (Meer)jaarlijkse subsidies van meer dan €10.000 tot en met €50.000 per subsidiejaar worden in twee gelijke termijnen, in het eerste en derde kwartaal, volledig bevoorschot.

  • 6. (Meer)jaarlijkse subsidies van meer dan €50.000 per subsidiejaar worden in vier gelijke termijnen, per kwartaal, volledig bevoorschot.

  • 7. Het college kan van het bepaalde in dit artikel afwijken.

Artikel 14. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Bij subsidies van meer dan €50.000 kan het college de verplichting opleggen tot het

  • 1. tussentijds overleggen van een voortgangsrapportage.

  • 2. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de Awb worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie, aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 15. Verplichtingen. Meldingsplicht

  • 1. De subsidieontvanger doet direct melding aan het college, zodra aannemelijk is dat het doel, waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zal worden bereikt of dat niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

  • 2. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk, schriftelijk, over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 16. Verplichtingen. Inrichting administratie

  • 1. De administratie dient zodanig te zijn ingericht, dat aan de gemeente op elk moment inzicht kan worden geboden in de mate waarin de subsidieontvanger voldoet aan de aan de subsidieverstrekking verbonden verplichtingen.

  • 2. De subsidieontvanger houdt de administratieve gegevens gedurende ten minste vijf jaren na afloop van het boekjaar beschikbaar, tenzij het college hiervoor een langere termijn stelt.

Artikel 17. Verplichtingen. Toestemming privaatrechtelijke rechtshandelingen

De subsidieontvanger heeft de toestemming van het college nodig voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Awb, zoals het oprichten van of deelnemen aan een rechtspersoon, het wijzigen van de statuten, het aangaan van leningen en het aanvragen van surseance van betaling of faillissement.

Hoofdstuk 5 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 18. Verantwoording en vaststelling subsidies tot en met €10.000

  • 1. Eenmalige en jaarlijkse subsidies tot en met €10.000 worden door het college zonder voorafgaande subsidieverlening direct vastgesteld.

  • 2. De subsidieontvanger verstrekt een summier inhoudelijk en financieel verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan:

    • a.

      bij eenmalige subsidies uiterlijk 8 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht;

    • b.

      bij jaarlijkse subsidies uiterlijk vóór 1 juli in het jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de subsidie is verleend.

  • 3. Het college kan voor specifieke (categorieën) subsidies bepalen dat de ontvanger van een subsidie tot en met €10.000 in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, een aanvraag tot vaststelling moet indienen bij het college. Indien het college hiertoe besluit, zijn de termijnen en wijze van verantwoording uit artikel 19 lid 1 en 2 en artikel 20 van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Bij subsidieregeling kunnen, in afwijking van lid 1, bij subsidies van meer dan €10.000 specifieke (categorieën) subsidies worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

Artikel 19. Verantwoording en vaststelling subsidies van meer dan €10.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan €10.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij eenmalige subsidies uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht;

    • b.

      bij jaarlijkse en meerjaarlijkse subsidies uiterlijk vóór 1 juli in het jaar na afloop van het kalenderjaar respectievelijk kalenderjaren waarin de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling (verantwoording) van een subsidie bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden inkomsten en uitgaven (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop; en

    • d.

      een controleverklaring bij subsidies van meer dan €75.000 opgesteld door een onafhankelijk accountant.

  • 3. Bij subsidieregeling of bij verleningsbeschikking kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 20. Termijn vaststelling subsidie

  • 1. Het college stelt bij eenmalige subsidies van meer dan €10.000 binnen 13 weken na ontvangst van een volledige aanvraag tot subsidievaststelling, de subsidie vast.

  • 2. Het college stelt bij jaarlijkse en meerjaarlijkse subsidies van meer dan €10.000 uiterlijk 30 september in het jaar na afloop van het kalenderjaar respectievelijk kalenderjaren waarin de subsidie is verleend, de subsidie vast.

  • 3. De termijnen genoemd in lid 1 en lid 2 kunnen bij eenmalige subsidies eenmaal voor ten hoogste 8 weken worden verdaagd en bij (meer)jaarlijkse subsidies eenmaal voor ten hoogste 13 weken worden verdaagd.

  • 4. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in artikel 19 lid 1, is ingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Als de aanvraag niet binnen deze nieuwe termijn wordt ingediend, kan het college overgaan tot ambtshalve vaststelling. In dat geval kan de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld.

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

Artikel 21. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1. Als bij subsidieregeling wordt bepaald dat bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, dan moeten deze uurtarieven door de subsidieaanvrager worden berekend zoals voorgeschreven in de betreffende subsidieregeling.

  • 2. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van de bij subsidieregeling voorgeschreven definities.

  • 3. Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 22. Reserves

  • 1. Bij verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger van een per kalender- of boekjaar verstrekte subsidie die meer dan € 50.000 bedraagt, een egalisatiereserve vormt als bedoeld in artikel 4:72, eerste lid, van de Awb.

  • 2. Iedere subsidieontvanger kan het college verzoeken reserves te mogen vormen uit de jaarlijkse verstrekte subsidie.

  • 3. De hoogte van de reserve uit lid 2 mag niet meer bedragen dan 20% van de jaarlijks verstrekte subsidie.

  • 4. De hoogte van de gevormde reserves kan invloed hebben op de hoogte van de te verstrekken subsidie voor een volgend jaar.

  • 5. Het college kan, al dan niet op een daartoe strekkend verzoek, afwijken van lid 3.

Artikel 23. Vermogensvorming

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid van de Awb, is de subsidieontvanger aan het college een vergoeding van de vermogenswaarden verschuldigd.

  • 2. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de eigendommen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat bij verlies of beschadiging van eigendommen wordt uitgegaan van het bedrag, dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.

Artikel 24. Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing, gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

  • 2. In een subsidieregeling kan worden bepaald dat door het college van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of subsidieontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

Artikel 25. Slotbepalingen

  • 1. De Algemene Subsidieverordening 2016 gemeente Beverwijk wordt ingetrokken.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 31 mei 2022.

  • 3. Op aanvragen voor subsidie die zijn ingediend voor de datum genoemd in lid 2 zijn de bepalingen van de de Algemene Subsidieverordening 2016 gemeente Beverwijk van toepassing.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene Subsidieverordening 2022 gemeente Beverwijk.

Ondertekening

Vastgesteld op 12 mei 2022 door de gemeenteraad van de gemeente Beverwijk.

Toelichting Algemene Subsidieverordening 2022 gemeente Beverwijk

Algemene toelichting

Deze toelichting hoort bij de Algemene Subsidieverordening 2022 gemeente Beverwijk. De toelichting bevat eerst een inleiding. Daarna is per artikel toegelicht hoe de verordening gelezen moet worden.

Inleiding

Subsidieverlening is een belangrijk instrument om gemeentelijke beleidsdoelstellingen te realiseren. Er moet daarom een nauwe relatie worden gelegd tussen de verschillende beleidsdoelen en maatschappelijke effecten enerzijds en de met subsidie te ondersteunen activiteiten anderzijds.

De Algemene Subsidieverordening 2022 gemeente Beverwijk (hierna: ASV) is een overkoepelende verordening waarin het proces van subsidieverstrekking is beschreven (van aanvraag tot verlening tot vaststelling). Bij de uitvoering moet rekening worden gehouden met rechten en plichten die, naast de ASV, voortvloeien uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Waar nodig, zullen de artikelen uit de Awb in de ASV voor de duidelijkheid worden genoemd. De ASV is het algemene kader: in de hierop gebaseerde subsidieregelingen worden de te subsidiëren activiteiten verder uitgewerkt.

Toelichting per artikel

Voor zover een artikel om een toelichting vraagt, is deze hieronder gegeven.

Hoofdstuk 1Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving

In dit artikel zijn definities opgenomen. Deze definities gelden niet alleen voor deze verordening, maar ook voor de hierop gebaseerde subsidieregelingen (artikel 3 ASV).

Is sprake van een subsidie dan is subsidietitel 4.2 van de Awb altijd van toepassing. Subsidies dienen dan ook op grond van de Awb, de ASV en de subsidieregeling te worden verstrekt. Er is geen definitie opgenomen van subsidie. Wat onder een subsidie moet worden verstaan, is omschreven in artikel 4:21 Awb.

Artikel 2. Reikwijdte

Eerste lid

Aan het college is de bevoegdheid overgedragen om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de ASV van toepassing is. Dit betreft in principe alle subsidies met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen (bijzondere verordeningen).

Tweede lid

Ten aanzien van subsidies waarvoor, overeenkomstig artikel 4:23 derde lid onder c van de Awb, geen wettelijke grondslag nodig is (de zogenoemde begrotingssubsidies) is de ASV ook van toepassing verklaard. In de praktijk blijkt dat de ASV hierin al wordt gevolgd. Daarmee wordt geborgd dat het te volgen subsidieproces ook voor die subsidies duidelijk vastligt en dat sprake is van een eenduidig subsidieproces. Zo nodig kan het college wel bepalen dat de ASV geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijft. Dit geeft dan altijd nog de mogelijkheid om hiervan af te wijken.

Artikel 3. Bevoegdheid college

Eerste lid

Hierin krijgt het college de bevoegdheid om te besluiten over subsidies met inachtneming van de begroting. Als de begroting nog niet is vastgesteld, betekent dat een voorbehoud in de beschikking moet worden gemaakt.

Tweede lid

Hierin is bepaald dat het college de te subsidiëren activiteiten verder regelt door het vaststellen van subsidieregelingen, waarin nader is uitgewerkt welke activiteiten voor subsidie in aanmerking kunnen komen, eventueel welke doelgroepen daarmee ondersteund worden en hoe de verschillende subsidiebudgetten worden verdeeld onder de ingediende aanvragen en/of de subsidiebedragen worden berekend. In andere artikelen van de ASV worden bevoegdheden aan het college gedelegeerd die betrekking hebben op de verdere inhoud van de subsidieregeling: het afwijken van termijnen, het verbinden van bepaalde verplichtingen aan de subsidie, de wijze van verdelen van het subsidieplafond.

Derde lid

Hierin kan van de ASV worden afgeweken wanneer subsidies worden verstrekt samen met andere overheden in het kader van regionale samenwerking of bij subsidieverlening aan bovenlokale organisaties. Het is hierdoor mogelijk samen met andere overheden werkbare afspraken te maken over het ‘penvoerderschap’ en het van toepassing verklaren van de subsidieverordening van de penvoerende overheid. Insteek hierbij is ook het terugdringen van de administratieve lasten voor zowel de gemeente als de subsidieontvanger.

Artikel 4. Staatssteunregels

Om oneerlijke concurrentie te voorkomen, zijn Europese staatssteunregels opgesteld. Het is mogelijk dat subsidies vallen onder staatssteun wanneer het om ondernemingsactiviteiten gaat. Staatssteun is niet van toepassing op subsidies aan particulieren of bijvoorbeeld stichtingen en verenigingen (zoals een amateursportvereniging).

Indien sprake is van ondernemingsactiviteiten, moet de subsidie vervolgens voldoen aan alle criteria van staatssteun. Wordt hieraan voldaan, dan kan het alsnog worden toegestaan omdat onder de Europese vrijstellingsverordeningen veel vrijstellingen mogelijk zijn. Een voorbeeld is de ‘de-minimis’ verordening: vrijstelling is mogelijk tot een bedrag van €200.000 over drie jaren. Daarvoor moeten wel alle subsidies van overheden meegeteld en gemeld worden. De subsidieverzoeker ontvangt hiervoor een ‘de-minimusverklaring’ (zie ook artikel 8 ASV). De gemeente onderzoekt vervolgens of en wat er toelaatbaar is. Is een vrijstelling niet mogelijk, dan wordt de subsidie geweigerd. Meer informatie over de staatssteunregels kan worden gevonden bij kan een aanvrager of gemeente terecht bij het kenniscentrum Europa Decentraal (www.europadecentraal.nl).

Eerste lid

Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er in de subsidieregeling afgeweken wordt van de ASV, of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt het college daartoe bevoegd.

Tweede en derde lid

Dit is een eis van de Europese Commissie dat in subsidieregelingen en -beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld.

Vierde en vijfde lid

Hiervoor zal getoetst worden aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader.

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Op grond van artikel 4:22 Awb moet in de verordening de grondslag voor het vaststellen van een subsidieplafond zijn opgenomen. Die grondslag is in artikel 5 ASV opgenomen. Een aanvraag waardoor het subsidieplafond wordt overschreden, moet worden geweigerd (artikel 4:25, lid 2 Awb). Subsidieplafonds worden gebruikt om subsidieverstrekking financieel te beheersen. Dit geldt vooral bij subsidiebudgetten of -regelingen waarop meerdere aanvragers een beroep doen.

Eerste lid

Het college kan subsidieplafonds vaststellen. Het subsidieplafond moet vóór het begin van de periode waarvoor het geldt, worden bekendgemaakt (4:27 Awb). Het college vermeldt bij de bekendmaking de wijze van verdelen (eerste lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de Awb). Voor de verdeling van de subsidie wordt verwezen naar de subsidieregeling.

Tweede lid

De raad stelt de financiële kaders vast (in de begroting). Het is binnen die kaders dat het college vervolgens de subsidieplafonds kan vaststellen of verlagen.

Derde en vierde lid

In de meeste gevallen worden subsidieplafonds jaarlijks vastgesteld ná de vaststelling van de begroting van de raad. Als dit anders is en de subsidieplafonds al zijn vastgesteld vóór de begroting, kan het college na vaststelling van de begroting alsnog een subsidieplafond verlagen. Dit heeft ook gevolgen voor de al ingediende aanvragen. Daarvoor moet wel aan de voorwaarden in lid 3 zijn voldaan en een mogelijke verlaging moet van tevoren aan de aanvrager zijn meegedeeld.

Vijfde lid

Als de gemeentebegroting nog niet is vastgesteld en er formeel dus nog geen financiële

ruimte door de raad beschikbaar is gesteld, kan subsidie alleen worden verleend onder

de voorwaarde dat de raad daarvoor geld beschikbaar zal stellen, het begrotingsvoorbehoud. Dit moet in de beschikking staan.

Hoofdstuk 2. Nadere bepalingen over subsidies

Artikel 6. Eenmalige subsidies

Eerste lid

Eenmalige subsidies worden incidenteel aangevraagd en zijn tijdelijke subsidies, bedoeld voor eenmalige activiteiten of eenmalige bijdragen. Dit kan zijn voor een evenement, een project, een eenmalig initiatief of een pilot.

Tweede en derde lid

De duur van de activiteit kan bijvoorbeeld één dag zijn, een aantal maanden, maar ook een project met een looptijd van meer dan een jaar. De eenmalige subsidie kenmerkt zich door een begin- en/ of einddatum. Het maximeren van de subsidietermijn van eenmalige subsidies tot twee jaar is bedoeld om de tijdelijkheid c.q. eindigheid van een eenmalige subsidie te waarborgen. Om die reden is ook het eventueel verlengen van een eenmalige subsidie gemaximeerd tot één keer, waarbij de totale subsidieduur, dus inclusief de verlenging, die twee jaar niet mag overschrijden. Hiermee wordt voorkomen dat een eenmalige, dus tijdelijke, subsidie onbedoeld een structureel ofwel jaarlijks karakter krijgt.

Als de subsidieaanvrager na afloop van een eenmalige activiteit de wens heeft om de betreffende activiteit structureel voort te zetten en het college - na (eventuele verlenging en) evaluatie - voortzetting van de activiteit nodig acht, kan het college besluiten om voor de betreffende activiteit een (meer)jaarlijkse subsidie te gaan verstrekken.

Artikel 7. Jaarlijkse en meerjaarlijkse subsidies

Eerste lid

Deze bepaling biedt de mogelijkheid subsidies voor in beginsel meer structurele activiteiten, in de vorm van jaarlijkse of meerjaarlijkse subsidies, te verstrekken. Meerjaarlijkse subsidies wijken af van jaarlijkse subsidies doordat niet jaarlijks maar één keer per twee of maximaal drie jaar op een aanvraag wordt beschikt.

Tweede en derde lid

Waar mogelijk kan aan subsidieontvangers waarmee de gemeente een continuerende subsidierelatie heeft, een subsidie worden verstrekt die zich over meerdere jaren uitstrekt. Wanneer de subsidie zich hiervoor leent en het niet nodig is om een jaarlijkse aanvraag te doen, scheelt dit in de administratieve belasting voor ontvangers. Ook biedt dit aan de ontvanger meer zekerheid en het perspectief om gedurende een zekere periode gegarandeerd te zijn van inkomsten uit subsidie. Tussentijds kan wel om verantwoording worden gevraagd, zodat kan worden gecontroleerd op doelmatigheid.

Om een meerjaarlijkse subsidie te kunnen verstrekken, geldt wel dat er inzicht moet zijn in wat de aanvrager over meerdere jaren wil gaan uitvoeren: het zal o.a. afhankelijk zijn van:

de hoogte van de subsidie, de inhoud van de activiteit en het type organisatie of een subsidie zich hiervoor leent. Ook zal het gaan om een herhaling van jaarlijkse activiteiten en minimale veranderingen over de subsidieperiode.

Op grond van artikel 4:50 van de Awb kunnen (meerjaarlijkse) subsidieafspraken tussentijds worden gewijzigd of opgezegd. Er moet dan bijvoorbeeld sprake zijn van omstandigheden zoals genoemd in de artikelen over wijziging en intrekking van de subsidie (artikel 11 van de ASV en daarin genoemde wetsartikelen) of een zodanige beleidswijziging dat deze zich tegen (ongewijzigde) voortzetting van de subsidie verzetten. Een en ander levert college en raad voldoende flexibiliteit en bijsturingmogelijkheden op.

Hoofdstuk 3. Aanvraag van de subsidie

Artikel 8. Bij aanvraag in te dienen gegevens

Het subsidieproces start met een aanvraag (artikel 4.29 Awb). Aan welke eisen een aanvraag moet voldoen, staat in afdeling 4.1.1. van de Awb. In dit artikel van de ASV zijn nadere bepalingen opgenomen.

Eerste lid

Hierin is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk (via de post of afgifte bij de balie op het gemeentehuis) of elektronisch kan worden ingediend. Elektronisch indienen kan met behulp van het aanvraagformulier op de website van de gemeente Beverwijk.

Tweede en derde lid

Hierin is bepaald welke stukken en gegevens bij de subsidieaanvraag in elk geval overgelegd moeten worden. Uiteraard mogen van de aanvrager alleen die gegevens verlangd worden die noodzakelijk zijn voor het beoordelen van de aanvraag; dit volgt uit de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: AVG).

Lid 2 onder e gaat over de informatie die wordt gevraagd van ondernemingen om te kunnen beoordelen of een subsidie niet leidt tot ongeoorloofde staatssteun. Daarom zijn een tweetal aanvraagvereisten opgenomen die specifiek voor ondernemingen gelden:

  • -

    de eerste gaat over het opvragen van subsidies bij andere overheden voor dezelfde activiteiten waarvoor ook bij gemeente Beverwijk subsidie is aangevraagd. Dit kan namelijk leiden tot staatssteun;

  • -

    De tweede gaat over een de-minimisverklaring, zie hiervoor de toelichting bij artikel 4.

Vierde lid

In sommige gevallen worden andere (meer of minder) gegevens verlangd.

Vijfde lid

Bij subsidieregeling kan het college besluiten hiervan af te wijken door bijvoorbeeld voor aanvragen voor bepaalde subsidies meer of andere gegevens te verlangen.

Artikel 9. Aanvraagtermijn

De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidie en de hoogte van het aanvraagbedrag.

Het is van belang dat een aanvraag tijdig wordt ingediend, zodat de aanvrager nog voor de start van de activiteiten zekerheid heeft over de subsidieaanvraag.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen (meer)jaarlijkse subsidies (per kalenderjaar) en eenmalige subsidies. Voor meerjaarlijkse subsidies geldt dat het niet nodig is om gedurende de subsidietermijn jaarlijks een subsidieaanvraag in te dienen. Wel zullen afspraken worden gemaakt over tussentijdse rapportages en (financiële) verantwoording.

Boekjaarsubsidies

In deze ASV zijn termijnen bepaald die o.a. betrekking hebben op (meer)jaarlijkse subsidies die gaan over de periode van een kalenderjaar. Bij boekjaarsubsidies die niet gelijk lopen met een kalenderjaar zullen andere termijnen gelden. In dat geval kan op grond van deze ASV bij subsidieregeling worden afgeweken of kunnen de toepasselijke artikelen uit afdeling 4.2.8. Awb (per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen) van toepassing worden verklaard. Dan geldt bijvoorbeeld op grond van artikel 4:60 Awb een aanvraagtermijn uiterlijk dertien weken voor de aanvang van het boekjaar. De toepasselijke termijnen zullen in dit geval ook zijn/worden opgenomen in de subsidieregeling of bij apart besluit.

Artikel 10. Beslistermijn

Hier worden de termijnen gegeven waarbinnen het college moet beslissen op een aanvraag voor subsidie. Wanneer het college meer tijd nodig heeft om een besluit te nemen, wordt het besluit verdaagd (uitgesteld). De aanvrager wordt tijdig geïnformeerd over een langere beslistermijn. Er kunnen subsidies zijn waarin bij subsidieregeling wordt afgeweken van de genoemde beslistermijnen (langer of korter).

Artikel 11. Weigering, intrekking en terugvordering

Eerste lid

Hierin wordt de weigeringsgronden van artikel 4:25, tweede lid Awb (weigering wegens overschrijding subsidieplafond), en artikel 4:35 van de Awb (algemeen geldende weigeringsgronden) aangevuld met facultatieve weigeringsgronden. Het college kán in deze gevallen weigeren, maar is daartoe niet verplicht. Deze weigeringsgronden zijn meer op de gemeentelijke praktijk en het gemeentelijk beleid toegesneden.

Onderdeel d geeft de mogelijkheid de subsidie te weigeren als de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt.

Onderdeel g geeft de mogelijkheid te weigeren indien de subsidie is bestemd voor religieuze of politieke activiteiten. Een religieuze instelling of politieke partij kan dus wel een subsidie aanvragen, maar dan wel voor activiteiten die ten gunste zijn van de inwoners van gemeente Beverwijk en aan een beleidsdoel tegemoet komen.

In Onderdeel i is een weigeringsgrond opgenomen waarmee het college een aanvraag kan weigeren als voor de subsidieverstrekking goedkeuring nodig is van de Europese commissie

(artikel 108, derde lid, van het VWEU, de meldingsprocedure) in het geval van mogelijke staatssteun. Het gaat hier om subsidieverstrekking die in beginsel niet toegestaan is vanwege strijdigheid met de toepasselijke cumulatieregels of overschrijding van het toegestane bedrag aan de-minimissteun. In deze gevallen kan het college óf weigeren de subsidie te verstrekken óf de subsidie melden bij de Europese Commissie om langs deze weg goedkeuring te verkrijgen. Bij staatssteun zal op grond van de Wet terugvordering staatssteun de subsidie teruggevorderd worden.

In Onderdeel j is bepaald dat bij subsidieregeling het college nog aanvullende weigeringsgronden kan opnemen, bijvoorbeeld weigeringsgronden die specifiek met de te subsidiëren activiteiten samenhangen.

Een subsidie kan ook (geweigerd en) ingetrokken worden in het geval van en onder de voorwaarden, zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob. Dit volgt rechtstreeks uit artikel 6 van die wet.

Tweede en derde lid

Hierin wordt gewezen op staatssteun ( Europese regelgeving). Ondanks dat áls er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis van een vrijstellingsverordening, waardoor het college kan volstaan met een lichte kennisgevingsprocedure. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele aanmelding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moet het college overgaan tot weigering (vandaar de verplichte weigeringsgrond in het tweede lid, onder a). De subsidie kan geweigerd worden, als voor de organisatie een terugvordering vanwege staatsteun openstaat.

Hoofdstuk 4Verlening van de subsidie

Artikel 12. Verlening van subsidie

Hoewel de bepalingen over de verlening van de subsidie ook in de Awb is opgenomen, geeft dit artikel een volledig beeld van het subsidieproces en is dit voor de duidelijkheid ook in de ASV opgenomen. Subsidieverlening vindt plaats vóór de activiteiten hebben plaatsgevonden. Het betreft een voorlopig besluit waarin wordt vastgelegd op welk bedrag de aanvrager recht heeft als hij volgens de daarbij opgenomen voorwaarden de activiteit uitvoert. Vervolgens zal ná uitvoering van de activiteiten een vaststelling plaatsvinden van het subsidiebedrag. Daarbij wordt dus beoordeeld of aan de voorwaarden is voldaan. Het is dus mogelijk dat de subsidie naderhand lager wordt vastgesteld. Zie hiervoor de artikelen 18 tot en met 20 van de ASV.

Eerste lid

In de subsidiebeschikking moet expliciet worden aangegeven voor welke activiteit(en)

de subsidie wordt verstrekt. In het eerste lid onder a kan daarbij ook worden verwezen naar de in de aanvraag opgenomen activiteiten zodat dit niet herhaald hoeft te worden. In de beschikking worden de geldende verplichtingen vermeld (lid 1 onder e).

Tweede lid

Meerdere subsidies van één aanvrager worden pragmatisch bij elkaar opgenomen in één beschikking.

Derde lid

In de verleningsbeschikking voor meerjaarlijkse subsidies wordt extra informatie vermeld omdat de vaststelling niet jaarlijks maar pas na afloop van die jaren plaatsvindt.

Artikel 13. Bevoorschotting

Voorschotten worden ambtshalve verstrekt zoals in dit artikel is omschreven. Indien de aanvrager en/of het college dat wenselijk vinden, kunnen op dit punt nadere (maatwerk)afspraken worden gemaakt. De wijze van bevoorschotten wordt vermeld in de subsidiebeschikking.

Artikel 14. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

Het college kan op grond van artikel 4:37 Awb de gebruikelijke standaardverplichtingen in een verleningsbeschikking opnemen. Artikel 14 bevat de grondslag voor het college om aan de subsidie bepaalde ‘bijzondere‘ verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat al mogelijk is op grond van artikel 4:37 van de Awb.

Eerste lid

De voortgangsrapportage kan betrekking hebben op de verrichte activiteiten, de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten en het naleven van de voorwaarden en verplichtingen.

Tweede lid en derde lid

Het college kan aan de subsidie bepaalde ’bijzondere‘ verplichtingen verbinden, in aanvulling op wat al mogelijk is op grond van de Awb (zie artikel 4:38 en 4:39 van de Awb). Doelgerichte verplichtingen (tweede lid en 4:38 Awb) zijn verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eisen inzake de deskundigheid van de personen die de te subsidiëren activiteit uit zullen voeren.

Bij oneigenlijke verplichtingen (derde lid en 4:39 Awb) kan worden gedacht aan het opleggen van de verplichting om een extra inspanning te leveren om een bepaalde doelgroep te betrekken bij de gesubsidieerde activiteiten, om een werkervaringsplaats of om de activiteiten op de meest milieuvriendelijke manier uit te oefenen. Deze verplichtingen moeten wel enig verband houden met de gesubsidieerde activiteit en in een subsidieregeling zijn vastgelegd.

Als van deze aanvullende mogelijkheid gebruik wordt maakt, moet dat duidelijk gemotiveerd worden.

Artikel 15. Verplichtingen. Meldingsplicht

Eerste en tweede lid

De melding en/of informatie kan schriftelijk of digitaal worden gedaan. Het college heeft mogelijkheden om in te grijpen wanneer een subsidieontvanger de activiteiten niet of niet geheel uitvoert, zijn verplichtingen niet naleeft of wanneer de begrote uitgaven en inkomsten uit de pas gaan lopen met de werkelijke uitgaven en inkomsten. Om gebruik te kunnen maken van die mogelijkheden heeft het college informatie nodig. Daarom is het belangrijk dat een meldingsplicht geldt én dat die wordt nageleefd. Aan de hand van de melding kan het college beoordelen of aanleiding bestaat de subsidieverlening in te trekken of ten nadele van de subsidieontvanger te wijzigen (artikel 4:48 Awb). Voorafgaand aan zo’n besluit kan het college de betaling van voorschotten opschorten (4:56 Awb). Hiermee kan worden voorkomen dat na intrekking of wijziging van de subsidieverlening, meer geld moet worden teruggevorderd.

Artikel 16. Verplichtingen. Inrichting administratie

Dit artikel wijst subsidieontvangers erop de administratie rondom verkregen subsidies goed bij te houden zodat, indien nodig, de gemeente de besteding kan controleren.

Artikel 17. Verplichtingen. Toestemming privaatrechtelijke rechtshandelingen

Een subsidieontvanger heeft toestemming nodig voor vermogensrechtelijke handelingen zoals die staan vermeld in artikel 4:71 van de Awb. Deze bepaling is onder andere bedoeld om ervoor te zorgen dat subsidiegelden op een juiste wijze worden gebruikt en om financiële risico’s te voorkomen. Het vragen om toestemming door de subsidieontvanger kan door het informeren van de gemeente over de voorgenomen handeling. De gemeente heeft vervolgens vier weken de tijd om te besluiten over de toestemming met de mogelijkheid om het besluit vier weken te verdagen.

Hoofdstuk 5 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

De artikelen 18 t/m 20 regelen de aanvraag en besluiten tot subsidievaststelling.

Artikel 18. Verantwoording en vaststelling subsidies tot en met €10.000

Dit artikel heeft betrekking op zowel eenmalige als jaarlijkse subsidies. We hanteren als uitgangspunt dat hoe lager het subsidiebedrag is, hoe minder verantwoordingseisen er worden gesteld en hoe eenvoudiger de uitvoering van het subsidieproces.

Eerste lid

De subsidieontvanger hoeft voor subsidies tot en met € 10.000 (eenmalig of jaarlijks) geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. Dat beperkt de administratieve lasten voor zowel de subsidieontvanger als de gemeente.

Tweede lid

Dit inhoudelijke en financiële verslag hoeft maar summier te zijn en moet vooral laten zien dat de activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan. Dit kan ook worden aangevuld met een krantenartikel en beeldmateriaal etc. Aan dit inhoudelijke verslag worden minder eisen gesteld dan bij subsidies boven €10.000 (artikel 20 ASV).

Derde lid

Hierin is bepaald dat het college kan afwijken van het gestelde in het eerste lid en dat er voor specifieke (categorieën) subsidies toch een aanvraag tot vaststelling moet worden ingediend. In dat geval worden artikelen 19 lid 1 en lid 2 en artikel 20 qua proces (termijnen en wijze van verantwoording) verder gevolgd.

Vierde lid

Bij subsidies van meer dan €10.000 kan gemotiveerd worden afgeweken en direct tot vaststelling worden overgegaan.

Artikel 19. Verantwoording en vaststelling subsidies van meer dan €10.000

Dit artikel heeft betrekking op zowel eenmalige als jaarlijkse subsidies.

Eerste lid

De subsidieontvanger moet een aanvraag tot vaststelling indienen door de subsidie te verantwoorden. Op grond van artikel 12 van de ASV kan de gemeente de wijze van verantwoording in het besluit tot verlening van de subsidie opnemen zodat dit voor de ontvanger al duidelijk is bij de verlening. Bij meerjaarlijkse subsidies wordt de subsidie in principe verantwoord ná de gehele subsidieperiode. Indien nodig kan de gemeente om tussentijdse verantwoording vragen (artikel 7 lid 4 ASV of opgenomen in de verleningsbeschikking).

Tweede lid

Bij subsidies van meer dan €10.000 worden meer gegevens voor vaststelling verlangd.

Onder a. Met betrekking tot het inhoudelijk verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al zijn aangegeven op welke manieren het aantonen van de besteding van de subsidie en de uitvoering van de activiteiten kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij door de subsidieontvanger verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring, andere stukken (bijvoorbeeld een publicatie), enz. Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon. Het inhoudelijk verslag moet aansluiten op het financiële verslag of de jaarrekening. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is gebruikt voor het doel waarvoor de subsidie is verstrekt.

Onder b. Hier wordt gevraagd om een financieel verslag of jaarrekening. Van belang is dat daarin de subsidie is uitgewerkt. De gemeente moet kunnen beoordelen waaraan de subsidie is besteed en dat de subsidie rechtmatig is ingezet.

Onder d. Hier wordt bij subsidies van meer dan €75.000 een controleverklaring van de accountant verlangd. Dit is de meest uitgebreide accountantsverklaring.

Derde lid

In sommige gevallen kunnen andere termijnen gelden en/of meer of minder gegevens worden verlangd. Het is bijvoorbeeld niet altijd reëel om een controleverklaring te verlangen (lid 3 onder d). Het is denkbaar dat in sommige gevallen een minder uitgebreide accountantsverklaring wordt verlangd, zoals een beoordelingsverklaring of een samenstellingsverklaring. Hiervoor zijn (een of meer van) de volgende factoren van belang:

  • -

    de grootte van de organisatie;

  • -

    de omvang van het totale budget;

  • -

    de omvang van het aantal vaste krachten;

  • -

    de hoogte van de subsidie en/of het vermogen van de organisatie en de verhouding tot kosten van de controleverklaring.

Ook hier mogen van de aanvrager alleen die gegevens verlangd worden die noodzakelijk zijn voor het beoordelen van de verantwoording; dit volgt uit de AVG.

Een afwijking van artikel 19 dient altijd goed te worden gemotiveerd.

Artikel 20. Termijn vaststelling subsidie

Eerste tot en met derde lid

Hierin is, conform artikel 4:13 Awb, geregeld binnen welke termijn het college besluit over de vaststelling van de subsidie van subsidies boven de €10.000, met hoeveel weken dat besluit eventueel kan worden verdaagd (uitgesteld) en wanneer het college overgaat tot ambtshalve vaststelling. Als sprake is van een directe vaststelling zonder voorafgaande subsidieverlening, geldt de beslistermijn uit artikel 10 ASV.

Vierde lid

Hierin is geregeld wat er gebeurt als een subsidieontvanger niet binnen de genoemde termijnen in artikel 19 lid 1 de aanvraag tot vaststelling heeft ingediend. Het college stelt dan een nieuwe laatste termijn (dit betreft maatwerk, het kan bijvoorbeeld zijn dat een aanvrager wacht op een accountantsverklaring).

Artikel 21. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

Wanneer het college gebruik maakt van uurtarieven, dan moet de berekeningswijze hiervan en de voorgeschreven definities in een subsidieregeling vastgelegd worden. Zodat het duidelijk is voor aanvragers hoe uurtarieven zijn berekend en waar aanvragers rekening mee moeten houden. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, is het college hierin beperkt tot tarieven en kostenbegrippen die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 22. Reserves

Dit artikel met betrekking tot het vormen van reserves voor structurele subsidierelaties is bedoeld om duidelijkheid te geven, binnen welke kaders subsidieontvangers vermogen kunnen vormen vanuit beschikbaar gestelde subsidiemiddelen. Voorkomen moet worden dat organisaties de gelegenheid wordt geboden om gemeenschapsmiddelen te gaan gebruiken voor overmatige reservevorming. Reservevorming door subsidieontvangers is dus tot op zekere hoogte wenselijk, doch niet onbeperkt. Toepassing van dit artikel heeft alleen zin bij subsidies die in een reeks van jaren achter elkaar worden verstrekt.

Eerste lid

Het college kan bij een verleningsbeschikking voor een subsidie die per kalender- of boekjaar wordt verstrekt en die meer dan € 50.000 bedraagt, bepalen dat de subsidieontvanger een egalisatiereserve moet vormen. In dat geval komt het verschil tussen het vastgestelde subsidiebedrag en de kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend ten gunste of ten laste van de egalisatiereserve. De reserve wordt dus gevormd uit exploitatieoverschotten om eventuele toekomstige tekorten op te vangen.

De egalisatiereserve is gebaseerd op artikel 4:72 van de Awb. De reserve wordt gevormd om tot een gelijkmatige verdeling van lasten te komen.

Tweede lid

Naast een door het college opgelegde verplichting (lid 1) kan op grond van het tweede lid elke subsidieontvanger het college verzoeken een reserve te mogen vormen. Deze reserve mag alleen worden gebruikt voor dezelfde activiteit met hetzelfde doel waarvoor de subsidie is verleend. Dit kan gaan om een egalisatiereserve/ algemene reserve of een bestemmingsreserve.

Derde lid

De hoogte van de reserve uit lid 2 is maximaal 20% van het verstrekte gemeentelijke subsidiebedrag voor het betreffende boekjaar of kalenderjaar. Dan gaat het alleen om de reserve met betrekking tot de subsidie (en niet over reserves die de subsidieontvanger uit andere middelen opbouwt).

Vierde lid

De subsidieontvanger dient wel op de hoogte te zijn van het feit dat de gevormde reserve mogelijk invloed kan hebben op de hoogte van de te verstrekken subsidie voor een volgend jaar. Als een subsidieontvanger een hogere reserve vormt of de jaarlijkse toevoeging meer bedraagt dan het voorgeschreven maximum dan kan dit leiden tot een lagere subsidievaststelling of tot een intrekking of wijziging van de subsidieverlening voor het lopende of volgende subsidiejaar.

Vijfde lid

Ook hier is het college bevoegd om, goed gemotiveerd, van het bepaalde in dit artikel af te wijken.

Artikel 23. Vermogensvorming

In artikel 4:41 van de Awb is bepaald dat in bepaalde gevallen de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd is aan het bestuursorgaan. Het is in eerste instantie de bedoeling dat de subsidies worden besteed aan activiteiten en niet dat organisaties vermogen opbouwen uit subsidies.

Eerste lid

Onder vermogensvorming als bedoeld in artikel 4:41 Awb moet worden verstaan:

de toename van het vermogen van een subsidie-ontvanger als gevolg van één van de vijf in artikel 4:41 tweede lid genoemde gebeurtenissen. Het gaat steeds om een uiteindelijk in geld uit te drukken financieel voordeel, dat zich niet zou hebben voorgedaan als geen subsidie was verleend. Dit kan zich dus op verschillende manieren uiten, zowel financieel als in eigendom van middelen:

  • -

    Ten eerste moeten de subsidieverlening en de vermogensvorming met elkaar in een causaal verband staan, overigens zonder dat de vermogensvorming ten tijde van de subsidieverlening voorzienbaar was.

  • -

    Ten tweede kan de vergoeding nooit hoger zijn dan de vermogensvorming zelf.

  • -

    Ten derde bestaat er alleen plicht tot vergoeding in de 5 situaties zoals bepaald in artikel 4:41, tweede lid Awb.

Tenslotte geldt er een verjaringstermijn van 5 jaar nadat de gemeente op de hoogte is (artikel 4:41 derde lid van de Awb).

Tweede lid

Wanneer vermogensvorming aan de orde is, zal per geval goed moeten worden bekeken en gemotiveerd wat de vergoedingsplicht is. Het is niet mogelijk gebleken dit al in de wet te regelen of af te bakenen, omdat het afhankelijk is van de situatie.

Wanneer toestemming is gegeven voor het vormen van een (egalisatie)reserve (artikel 22) dan valt dat bedrag niet onder gevormd vermogen.

Artikel 24. Hardheidsclausule

Deze hardheidsclausule is opgenomen omdat in uitzonderlijke gevallen vasthouden aan een termijn in de ASV of de toepasselijke subsidieregeling wegens bijzondere omstandigheden onevenredig kan zijn tot de daarmee te dienen belangen.

De toepassing van de hardheidsclausule moet beperkt blijven tot individuele gevallen. Zodra de noodzaak van de toepassing van een hardheidsclausule voor bepaalde gevallen voldoende is gebleken en daardoor een bestendig karakter heeft gekregen, moet dit beleid in de ASV of in een subsidieregeling worden vastgelegd. Indien het college gebruik maakt van de hardheidsclausule wordt dit goed gemotiveerd in het besluit.

Artikel 25. Slotbepalingen

Dit spreekt voor zich.