Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Boekel 2022

Geldend van 24-05-2022 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2022

Intitulé

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Boekel 2022

De raad van de gemeente Boekel;

gezien het voorstel van het presidium van de raad d.d. 21 februari 2022

gelet op de artikelen 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid, en 97, 98, 99 van de Gemeentewet en de artikelen 3.1.3, eerste lid, 3.1.4, eerste lid, 3.3.2, 3.3.3, tweede lid, 3.4.1, eerste lid en 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende verordening: Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Boekel 2022

Artikel 1 Definitiebepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissielid: lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet, dat niet tevens raadslid is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd.

  • b.

    griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet.

  • c.

    raadslid: lid van de gemeenteraad.

  • d.

    het Rechtspositiebesluit: Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • e.

    de Rechtspositieregeling: Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers.

Artikel 2. Toelage raadslid onderzoekscommissie en bijzondere commissie

  • 1. Een raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet wordt, overeenkomstig artikel 3.1.3 Rechtspositiebesluit voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de gemeente een toelage toegekend per maand ter hoogte van 25% van de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, Rechtspositiebesluit met een maximum van driemaal de maandelijkse vergoeding bedoeld in Artikel 3.1.1, eerste lid Rechtspositiebesluit per jaar.

  • 2. Een raadslid dat lid is van een bijzondere commissie als bedoeld in artikel 3.1.4, eerste lid van het Rechtspositiebesluit wordt voor de duur van de activiteiten van de commissie een toelage toegekend per maand ter hoogte van 100% van de maximale vergoeding als bedoeld in art. 3.1.4 eerste lid van het Rechtspositiebesluit.

  • 3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid stelt de burgemeester de duur van de activiteiten vast.

Artikel 3. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente

  • 1. Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur als bedoeld in artikel 97 Gemeentewet worden aan een raads- of commissielid vergoed:

    • a.

      de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b.

      bij gebruik van een eigen auto het maximumbedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt .

  • 2. Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente, ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur, worden aan een raadslid of commissielid bij gebruik van eigen auto tevens de parkeer-, veer- en tolkosten vergoed;

  • 3. Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

  • 4. Als een raadslid of commissielid een tijdelijke functionele beperking heeft, kan voor reizen als bedoeld in het eerste lid, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

  • 5. De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een raadslid of commissielid maakt in verband met reizen buiten het grondgebied ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden ten laste van de gemeente vergoed.

Artikel 4. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden

  • 1. Een raads- of commissielid dat wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie als bedoeld in artikel 3.3.3 van het Rechtspositiebesluit, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

  • 2. Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3. De maximale vergoeding van de scholing bedraagt:

    • a.

      € 250 per jaar per raadslid;

    • b.

      € 100 per jaar per commissielid.

  • 4. De raad beslist op de aanvraag op basis van de overlegde stukken.

  • 5. De raad mandateert het beoordelen en het fiatteren van de scholingsaanvragen aan de griffier. De griffier kan ten aanzien van deze beoordeling vooraf advies inwinnen van het presidium.

Artikel 5. Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en commissieleden

  • 1. Een raads- of commissielid tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst ter beschikking.

  • 2. Een raads- of commissielid levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen in bij de gemeente.

Artikel 6. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit.

  • 2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Artikel 7. Betaling vaste vergoedingen

Tenzij het Rechtspositiebesluit of de Rechtspositieregeling anders bepalen, vindt de betaling van de vergoeding van commissieleden, bedoeld in artikel 3.4.1 het Rechtspositiebesluit jaarlijks aan het eind van een kalenderjaar plaats met inachtneming van een vergoeding per bijgewoonde vergadering.

Artikel 8. Betaling en declaratie van onkosten

  • 1. Tenzij het Rechtspositiebesluit of de Rechtspositieregeling anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

    • a.

      betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur of

    • b.

      betaling vooruit uit eigen middelen.

  • 2. Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken.

  • 3. Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen twee maanden na factuurdatum of betaling door raads- of commissieleden ingediend bij de griffier.

  • 4. Voor zover van toepassing draagt de gemeente er zorg voor dat de betaling aan raads- of commissieleden binnen 6 weken na het indienen van de aanvraag wordt overgemaakt.

Artikel 9. Intrekking oude verordening

De Verordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden wordt ingetrokken.

Artikel 10. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na publicatie en werkt terug tot en met 1 januari 2022.

Artikel 11. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Boekel 2022.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van

de raad van de gemeente Boekel, gehouden op 12 mei 2022

de griffier

Jkvr. mr. A.B.M. Beelaerts van Blokland

de voorzitter

C.J.M. van den Elsen

Toelichting Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Boekel 2022

ALGEMEEN DEEL

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nader regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In deze verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers. Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018), betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.

Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, zijn een aantal regels van belang.

In artikel 99 Gemeentewet is bepaald dat ’buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend’, ontvangen de leden van de raad en/of door de raad ingestelde commissie (in de zin van artikel 82, 83 of 84 Gemeentewet) als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente. Deze verordening vormt een (nadere) uitwerking van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen.

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

Raadsleden en commissieleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking vallen raads- en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raads- en commissieleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door samen met de gemeente te kiezen voor het fictief werknemerschap, het zogenaamde opting-in. Het fictief werknemerschap kan worden aangevraagd met behulp van een opting-in verklaring bij de Belastingdienst.

Als de raads- en commissieleden en gemeente niet kiezen voor het fictief werknemerschap, dan geldt dat de onkostenvergoedingen en raadsvergoeding als inkomsten moeten worden verantwoord en mogen de (beroeps)kosten die worden gemaakt worden afgetrokken. Het resultaat zal het raads- of commissielid moeten verantwoorden in de aangifte inkomstenbelasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de raads- en commissieleden die niet als fictief werknemerschap te kwalificeren zijn op grond van deze verordening aan de Belastingdienst doorgeven middels een formulier IB-47. Omdat raads- en commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring / Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente.

De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2. Toelage lid onderzoekscommissie en bijzondere commissie van raadsleden

Onderzoekscommissie

De onderzoekscommissie bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet is het zwaarste middel van de gemeenteraad om het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur te onderzoeken. Deze commissie wordt gerekend tot de categorie ‘zware commissies’ waarvan de werkzaamheden van een zodanige omvang en gewicht zijn dat deze niet gerekend kunnen worden tot de normale werkzaamheden en de vergoeding die daarvoor staat.

De onderzoekscommissie is geen permanente commissie, maar wordt, als de raad tot een dergelijk onderzoek besluit, steeds opnieuw ingesteld op basis van een concreet omschreven onderwerp van het onderzoek. De raad moet, zo bepaalt artikel 155a, ook steeds bij verordening de regels vaststellen hoe het onderzoek zal worden uitgevoerd en de invulling van de ambtelijke bijstand. In de artikelen 155a tot en met 155f is onder andere geregeld dat iedereen die aan de commissie inlichtingen moet verschaffen verplicht is deze te geven of in persoon voor de commissie verschijnen. Het is ook mogelijk dat men onder ede wordt verhoord.

Hoogte vergoeding

Het benodigde werk kan inhoudelijk en qua belasting zodanig variëren dat de vaststelling van de hoogte van de vergoeding voor dat werk is overgelaten aan de gemeenteraad. De vergoeding mag per jaar niet hoger zijn dan driemaal de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden.

Bijzondere commissie

Ook bijzondere commissies worden gerekend tot de categorie ‘zware commissies’ met een bijzondere opdracht die een zware belasting vormt.

Artikel 3.1.4 van het Besluit noemt, anders dan bij de artikelen 3.1.2 en 3.1.3, geen specifieke commissies. Wel is in de Nota van Toelichting aangegeven dat ook ‘bijzondere commissie’ gerekend moet worden tot de categorie ‘zware commissies’ met een bijzondere opdracht die een zware belasting vormt. Het is aan de gemeenteraad zelf te bepalen of een commissie aangemerkt kan worden als een bijzondere commissie.

De gemeenteraad kan op grond van artikel 3 bijvoorbeeld besluiten ook leden van de werkgeverscommissie een toelage te verstrekken omdat hij van oordeel is dat de werkzaamheden van deze commissies meer inzet van de raadsleden vragen dan behorend tot de reguliere werkzaamheden. Deze vaststelling is een voorwaarde om de toelage vast te stellen.

Vóór de invoering van het dualisme werd de organisatie van de vergaderingen en de beslissing een voorstel op de agenda van de gemeenteraad een aangelegenheid van het college en de gemeentesecretaris. De ondersteuning van de gemeenteraad werd altijd verzorgd door de ambtenaren die door het college zijn benoemd. Sinds 2002 zijn aangelegenheden die de organisatie van de vergadering betreffen van de gemeenteraden een zaak van de raad zelf met ondersteuning van de griffie, en zonder tussenkomst van de gemeentesecretaris of college.

In alle gevallen moet het dan wel gaan om een commissie ingesteld op grond van artikel 83 of 84 gemeentewet. Een commissie ingesteld op grond van artikel 82 gemeentewet heeft specifiek tot doel de besluitvorming in de gemeenteraad voor te bereiden. Het lidmaatschap van raadsleden van een ‘artikel-82-commissie’ behoort tot de reguliere werkzaamheden.

Criteria

Aan de Nota van Toelichting bij het Besluit zijn enkele criteria ontleend om een commissie aan te merken als een ‘zware commissie’:

  • -

    De vaststelling dat er sprake is van een bijzondere commissie die een zware belasting vormt, moet bij verordening plaatsvinden. Daarbij moet gemotiveerd worden dat het lidmaatschap van deze commissies duidelijk meerwerk is naast het reguliere lidmaatschap van een volksvertegenwoordiging.

  • -

    Naast de erkenning dat het werk in deze commissie meerwerk is, stelt de toelage deze volksvertegenwoordigers in de gelegenheid om tijd vanuit hun hoofdfunctie beschikbaar te maken voor deze extra werkzaamheden.

  • -

    Het bedrag wordt bijgesteld aan de hand van de loonontwikkelingen van het personeel in de sector Rijk. Het bedrag wordt naar rato van de duur van de activiteiten toegepast.

  • -

    Zolang een commissie “slapend” is, althans niet actief, ontvangen de leden geen toelage: niet de duur van het lidmaatschap is van belang, maar de duur van de activiteiten. Het is dus mogelijk dat de commissies een vaste samenstelling kennen, maar dat de activiteit periodiek plaatsvindt. Om deze reden is ook in het ‘basisartikel’ van het Besluit (3.1.4) bepaald dat de burgemeester de duur van de activiteiten vast stelt.

Hoogte toelage

De hoogte van de toelage wordt bij verordening vastgesteld, maar is gemaximeerd op het bedrag genoemd in artikel 3.1.4 van het Rechtspositiebesluit. Er vindt dus vooraf een politieke discussie plaats over de vaststelling van een toelage en de hoogte daarvan. De vergoeding vindt ook in dit geval plaats naar rato van de duur van de activiteiten toegepast.

Artikel 3. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente

Ingevolge artikel 96, in samenhang met artikel 97, van de Gemeentewet kunnen kosten voor (dienst)reizen buiten het grondgebied van de gemeente alleen op basis van een verordening van de gemeenteraad worden vergoed. In deze bepaling is bij verordening geregeld dat raads- en commissieleden een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente kunnen krijgen ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur. Onder reizen “buiten de gemeentegrenzen” kunnen ook de buitenlandse dienstreizen worden geschaard. De naar redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten voor dienstreizen in het buitenland, die door of vanwege de gemeente zijn georganiseerd komen ook voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld en is een lokale aangelegenheid per gemeente. Omdat in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, kan aansluiting worden gezocht bij de vergoedingsregelingen voor wethouders.

Artikel 4. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden

Voor raads- en commissieleden is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.

Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij.

Overigens kan de gemeente ook zelf dit soort scholing (laten) verzorgen. Ook die lasten komen ten laste van de gemeente.

Er is ruimte voor lokale accenten. Op grond van het tweede lid kan de raad nadere regels stellen voor de scholing van zijn leden. Deze nadere regels kunnen bijvoorbeeld in een scholingsplan komen te staan. In dit plan kunnen procedureregels voor individuele scholingsverzoeken worden opgenomen als ook regels over de hoogte van de tegemoetkoming. Dit plan kan vervolgens als handvat dienen bij toetsing van individuele scholingsaanvragen. Het beoordelen van en/of fiatteren van scholingsaanvragen kan worden gemandateerd aan de griffier.

De raad van de gemeente Boekel heeft de maximale vergoeding van scholing vastgesteld op €250,- per jaar per raadslid en €100,- per jaar per commissielid en de griffier gemandateerd tot het beoordelen en fiatteren van scholingsaanvragen. Deze vergoeding kan niet worden opgespaard over een aantal jaren. Na een kalenderjaar vervalt de aanspraak op de vergoeding van dat jaar.

Artikel 5 Informatie- en communicatievoorzieningen

Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een raadslid, wethouder of de burgemeester voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking. Ook commissieleden kunnen aanspraak maken op ICT-middelen op grond van art. 3.4.4 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt ook verstaan een smartphone een computer en de daarbij behorende (internet)abonnementen. Er mag slechts een één computer verstrekt worden. Een computer is een desktop, laptop, tablet- of minicomputer. Een smartphone is niet te kwalificeren als computer. De ICT-middelen worden verstrekt op basis van een bruikleenovereenkomst.

Artikel 6 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt.

Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding (tot een bepaald percentage van de fiscale loonsom) in de vrije ruimte onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien die grens wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.

Artikel 7 Betaling vaste vergoedingen & artikel 8 Betaling en declaratie van onkosten

Het Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling regelen wanneer de vergoedingen en onkosten betaald moeten worden aan raads- en commissieleden. Daar waar geen expliciete termijn is genoemd, kunnen deze artikelen uitkomst bieden. De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen, later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente. Het verdient aanbeveling dat het college een formulier vaststelt waarmee raads- en commissieleden gemaakte onkosten kunnen verantwoorden. Raads- en commissieleden declareren in beginsel hun kosten bij de griffier.