Nadere regels van het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam ter uitvoering van de Algemene verordening ondergrondse infrastructuur gemeente Edam-Volendam (Besluit ondergrondse infrastructuur Edam-Volendam)

Geldend van 20-04-2022 t/m heden

Intitulé

Nadere regels van het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam ter uitvoering van de Algemene verordening ondergrondse infrastructuur gemeente Edam-Volendam (Besluit ondergrondse infrastructuur Edam-Volendam)

1. Inleidende bepalingen

1.1. Begripsbepalingen

De begripsbepalingen van de AVOI zijn op deze nadere regels van toepassing tenzij daarvan uitdrukkelijk wordt afgeweken. In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    bijzondere verharding: waterdoorlatende, waterpasserende, of sierbestrating;

  • b.

    dagmaat: de vrije ruimte tussen leidingen;

  • c.

    dekking: de afstand van het maaiveld tot de bovenkant van het kabel- of leidingnet;

  • d.

    gereedmelding: een melding van de netbeheerder aan het college dat hij zijn werkzaamheden heeft voltooid;

  • e.

    gesloten verharding: asfalt, beton, of verharding met cementgebonden funderingen;

  • f.

    halfverharding: een waterdoorlatende verharding van lichtgebonden materiaal. Halfverharding wordt altijd aangebracht op een waterdoorlatende, ongebonden fundering van menggranulaat;

  • g.

    huisaansluiting: één of meer aansluitingen tussen een net en een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken;

  • h.

    leidingstrook: strook grond die primair is bestemd voor netten;

  • i.

    leidingtracé: afgebakende lijn van een kabel of leiding geprojecteerd in de openbare ruimte;

  • j.

    lijnafwatering: lijnvormige goten waarin regenwater wordt afgevoerd;

  • k.

    melding: melding als bedoeld in artikel 2.1 tweede lid van de AVOI. Het betreft een melding voor werkzaamheden van niet ingrijpende aard, waarvoor geen instemmingsbesluit of vergunning noodzakelijk is;

  • l.

    open verharding: verhardingen van ongebonden elementen (tegels, klinkers en dergelijke);

  • m.

    startmelding: een melding van de netbeheerder aan het college dat hij zijn werkzaamheden gaat aanvangen;

  • n.

    werkput: een sleuf of lasgat.

1.2. Reikwijdte

Deze nadere regels vormen een uitwerking van artikel 2.1 lid 2, artikel 2.2, artikel 2.3, artikel 2.5, artikel 2.6 lid 6, artikel 3.2, artikel 3.5, artikel 3.7 van de Algemene verordening ondergrondse infrastructuur gemeente Edam-Volendam, vastgesteld door de Raad op 15 december 2016.

1.3. Afwijking van gestelde normen en voorschriften

Afwijking van gestelde normen en voorschriften is enkel mogelijk na goedkeuring van het college.

1.4. Werkzaamheden van niet ingrijpende aard

  • 1.

    Voor werkzaamheden die dusdanig beperkt zijn dat op grond van artikel 2.1. lid 2 van de AVOI geen vergunning of instemmingsbesluit noodzakelijk is, kan worden volstaan met een melding aan het college. Het betreft de volgende werkzaamheden in of op openbare gronden:

    • a.

      het aanbrengen of verwijderen van kabels of leidingen in reeds aanwezige voorzieningen, zonder dat er een sleuf wordt gegraven;

    • b.

      werkzaamheden aan kabels of leidingen over een lengte van minder dan 25 meter, gerekend met een maximale sleufbreedte van 0,60 meter;

    • c.

      werkzaamheden aan kabels en leidingen die een oppervlakte van minder dan 15 m² beslaan;

    • d.

      het maken van huisaansluitingen, waaronder tijdelijke aansluitingen, met een gezamenlijke lengte van minder dan 25 meter.

  • 2.

    Met een melding voor werkzaamheden van niet ingrijpende aard kan niet worden volstaan:

    • a.

      bij werkzaamheden die langer duren dan een dag;

    • b.

      wanneer (water)wegen worden gekruist;

    • c.

      bij het plaatsen van bovengrondse voorzieningen;

    • d.

      bij boringen of persingen;

    • e.

      Bij het aanleggen van handholes.

2. Aanvraag of melding

2.1. Wijzen van indiening

  • 1.

    Een aanvraag of melding wordt langs elektronische weg ingediend.

  • 2.

    Een aanvraag of melding langs elektronische weg wordt ingediend via het door de gemeente gehanteerde meldsysteem. Hierbij worden de te verstrekken gegevens en bescheiden eveneens langs elektronische weg verstrekt. De aanvrager kan de gegevens en bescheiden op schriftelijke wijze verstrekken, voor zover het college daarvoor toestemming heeft gegeven.

  • 3.

    Indien een aanvraag of melding niet langs elektronische weg wordt ingediend, wordt een aanvraag of melding schriftelijk in drievoud ingediend bij het college met inachtneming van artikel 2.2.

2.2. Gegevensverstrekking bij een aanvraag of melding

  • 1.

    Een aanvraag of melding bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de naam, het adres, de contactgegevens en het factuuradres van de aanvrager of melder;

    • b.

      het ACM-registratienummer, wanneer de aanvrager of melder een aanbieder betreft;

    • c.

      het adres, de kadastrale aanduiding dan wel de ligging van het project;

    • d.

      een omschrijving van de aard en omvang van het project;

    • e.

      indien de aanvraag of melding door een gemachtigde wordt ingediend: de naam, het adres en de contactgegevens van degene namens wie de aanvraag of melding wordt ingediend, alsmede een afschrift van de machtiging;

    • f.

      indien het project wordt uitgevoerd door een ander dan de aanvrager of melder: de naam, het adres en de contactgegevens van de uitvoerder;

    • g.

      indien de werkzaamheden plaatsvinden op een locatie waar reeds kabels of leidingen van andere netbeheerders zijn aangelegd: een of meer verslagen waaruit overeenstemming tussen de aanvrager en de andere netbeheerder(s) blijkt over de voorgenomen werkzaamheden.

  • 2.

    Degene die een melding voor werkzaamheden van niet ingrijpende aard indient motiveert, aan de hand van een tekening, onder welk van de categorieën werkzaamheden als benoemd in artikel 1.4, eerste lid, zijn werkzaamheden vallen.

  • 3.

    Bij de aanvraag van een instemmingsbesluit of een vergunning worden naast de in het eerste lid genoemde gegevens door de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      voor werkzaamheden in bestaand gebied: één of meer tekeningen van het gewenste tracé, ingetekend op een GBKN ondergrond, waarop de positionering van het tracé ten opzichte van de omgeving duidelijk zichtbaar is. Tekeningen moeten voldoen aan de volgende eisen:

      • de tekeningen zijn voorzien van een tekeninghoofd met een unieke referentie en voorzien van versiebeheer met datum;

      • de tekeningen zijn op schaal en voorzien van een noordpijl;

      • de maatvoering van het geplande tracé is eenduidig en volledig aangegeven ten opzichte van vaste punten in de omgeving;

      • het aantal kabels en leidingen is aangegeven inclusief materiaalsoorten en diameters van de leidingen.

    • b.

      voor gebieden die in ontwikkeling zijn bevatten de tekeningen daarnaast:

      • de begrenzing van het plangebied, inclusief indeling van het te ontwikkelen gebied;

      • maatvoering ten opzichte van toekomstige vaste punten;

    • c.

      de door de netbeheerder verkregen gebiedsinformatie naar aanleiding van een oriëntatieverzoek of een graafmelding. Deze informatie mag niet ouder zijn dan twintig dagen gerekend vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 4.

    Naar aanleiding van de aanvraag tot het verlenen van een instemmingsbesluit of een vergunning kan door het college een werkplan of een onderdeel daarvan worden verlangd. Wanneer bij de werkzaamheden gebruik wordt gemaakt van een boring of persing is een werkplan verplicht. Het werkplan bestaat uit:

    • a.

      een tekening van de indeling van het werkterrein;

    • b.

      een tekening van de plaats van de op te stellen apparatuur en voertuigen;

    • c.

      een tekening van de plaats waar de leiding(en) wordt uitgelegd;

    • d.

      een beschrijving van de wijze van aan- en afvoer van materiaal;

    • e.

      een verkeersplan;

    • f.

      een boorplan met een muddruk berekening en diagram;

    • g.

      een communicatieplan;

    • h.

      een bereikbaarheidsplan.

2.3. Spoedeisende werkzaamheden

  • 1.

    Bij spoedeisende werkzaamheden als gevolg van een calamiteit die noodzakelijk zijn om persoonlijk letsel of grote schade te voorkomen, of als gevolg van een ernstige belemmering of storing in de dienstverlening als bedoeld in artikel 2.1 lid 4 van de AVOI, zijn de artikelen 2.1 en 2.2 niet van toepassing.

  • 2.

    Werkzaamheden in verband met calamiteiten of ernstige belemmeringen of storingen waarbij de openbare orde, veiligheid of gezondheid gevaar lopen dienen te allen tijde onverwijld gemeld te worden bij het landelijk alarmnummer 112 en in kantooruren bij de gemeente telnr. 0299-398398; buiten kantooruren op telnr. 040-2894600.

  • 3.

    Bij spoedeisende werkzaamheden waarbij de openbare orde, veiligheid of gezondheid geen gevaar lopen wordt hiervan door de aanbieder voorafgaand aan de uit te voeren werkzaamheden melding gedaan bij de gemeentelijk toezichthouder 0299-398398.

  • 4.

    De netbeheerder die werkzaamheden verricht als bedoeld in voorgaande leden voert deze zoveel mogelijk op zorgvuldige wijze uit, rekening houdend met de urgentie van de werkzaamheden.

  • 5.

    De netbeheerder die graafwerkzaamheden verricht in verband met voorgaande leden wint, voor zover mogelijk bij de beheerders van netten die zijn gelegen op de locatie waar de werkzaamheden plaatsvinden, informatie in over de precieze ligging van netten op de graaflocatie.

  • 6.

    Ingeval de openbare orde of gevaar dan wel de vrees voor het ontstaan van gevaar zich verzet tegen de uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden kan de burgemeester besluiten dat de werkzaamheden op een ander dan het voorgenomen tijdstip plaatsvinden.

  • 7.

    Het besluit als bedoeld in het vorige lid wordt onverwijld na het tijdstip van ontvangst van de melding genomen.

  • 8.

    De kosten die hulpdiensten maken in verband met werkzaamheden op grond van het derde lid, worden verhaald op de netbeheerder.

2.4. Overdracht van een instemmingsbesluit of vergunning

Indien een instemmingsbesluit of vergunning wordt overgedragen aan een ander dan de aanvrager of de houder, meldt de aanvrager of houder dat ten minste een maand voordien aan het college, onder vermelding van de volgende gegevens:

  • a.

    zijn naam en adres en contactgegevens;

  • b.

    het nummer van het over te dragen instemmingsbesluit of vergunning;

  • c.

    de naam en het adres van degene aan wie het instemmingsbesluit of de vergunning wordt overgedragen;

  • d.

    een contactpersoon van degene voor wie het instemmingsbesluit of de vergunning zal gaan gelden;

  • e.

    de beoogde datum van overdracht.

2.5. Veranderingen in eigendom, exploitatie, beheer of gebruik

Bij de schriftelijke kennisgeving als bedoeld in artikel 3.2 lid 1 van de AVOI vermeldt de netbeheerder de volgende gegevens:

  • a.

    zijn naam en adres;

  • b.

    het adres, de kadastrale aanduiding dan wel de ligging van de kabel(s) of leiding(en) waarop de verandering betrekking heeft;

  • c.

    een omschrijving van de verandering in eigendom of exploitatie;

  • d.

    wanneer het om een verandering in de eigendom gaat: de naam en het adres van de nieuwe eigenaar.

Artikel 3 Procedurele voorschriften

3.1. Vooroverleg

  • 1.

    De netbeheerder die op eigen initiatief werkzaamheden wil verrichten, kan hierover vooroverleg voeren met het college teneinde een aanvraag voor te bereiden.

  • 2.

    In de planfase van een door of vanwege de gemeente uit te voeren project, zoals bedoeld in artikel 3.5 lid 2 van de AVOI, initieert het college het vooroverleg.

3.2. Afstemming en verzoek tot aanpassing

  • 1.

    In het vooroverleg dat wordt geïnitieerd door of vanwege de gemeente, inventariseert de gemeente gezamenlijk met de netbeheerder de bestaande situatie en oplossingsrichtingen voor eventuele maatregelen.

  • 2.

    Elk van de partijen draagt er zorg voor dat de ander voorzien is van de meest actuele informatie.

  • 3.

    Het college zendt, na de netbeheerder gehoord te hebben, een verzoek tot aanpassing aan de netbeheerder indien het maatregelen aan kabels en leidingen noodzakelijk acht. Het college omschrijft in het verzoek het project, de noodzaak van de te nemen maatregel en de grondslag voor het verzoek.

  • 4.

    Indien de werkzaamheden aan kabels of leidingen plaatsvindt op initiatief van de gemeente, vindt de coördinatie met betrekking tot afstemming, planning en samenhang plaats door het college.

3.3. Voorbereiding en aanvraag instemmingsbesluit of vergunning

  • 1.

    De netbeheerder stemt zijn ontwerp af met derde belanghebbenden. De afstemming dient te worden voorgelegd aan het college.

  • 2.

    De netbeheerder vraagt het instemmingsbesluit of de vergunning aan met inachtneming van de vereisten van hoofdstuk 2.

  • 3.

    Het college stuurt een ontvangstbevestiging van de aanvraag naar de netbeheerder.

3.4. Het werkplan

  • 1.

    Afhankelijk van de mogelijke invloed die de werkzaamheden van de netbeheerder hebben op de omgeving, kan door het college een werkplan worden verlangd, waarin de onderwerpen opgesomd in artikel 2.2 lid 4 beschreven dienen te worden.

  • 2.

    Het werkplan behoort onlosmakelijk bij het instemmingsbesluit of de vergunning.

  • 3.

    Het werkplan dient te worden goedgekeurd door het college.

3.5. Voorschouw

  • 1.

    De netbeheerder kan het college vragen om een voorschouw vast te stellen, waarbij de bestaande toestand van de openbare ruimte wordt vastgelegd.

  • 2.

    De bestaande toestand wordt in beginsel door de netbeheerder opgenomen in een rapport, voorzien van omschrijvingen en beeldmateriaal. Het college kan besluiten om de bestaande situatie zelf op te nemen in een rapport.

  • 3.

    De rapportage als bedoeld in het vorige lid wordt door het college vastgesteld.

  • 4.

    Indien geen voorschouw heeft plaatsgevonden, wordt schade aan de openbare ruimte geacht te zijn veroorzaakt door de werkzaamheden van de netbeheerder, tenzij deze het tegendeel kan aantonen.

3.6. Startmelding en inlichten belanghebbenden

  • 1.

    De netbeheerder doet minimaal vijf werkdagen voorafgaande aan de start van zijn werkzaamheden langs elektronische weg een startmelding via het door de gemeente gehanteerde meldsysteem.

  • 2.

    De melding voor werkzaamheden van niet ingrijpende aard geldt tevens als startmelding als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Indien de startmelding niet langs elektronische weg wordt ingediend, wordt de startmelding schriftelijk in enkelvoud ingediend bij het college. Een afschrift van de vergunning of het instemmingsbesluit moet bij de startmelding worden bijgevoegd.

  • 4.

    Minimaal vijf werkdagen voorafgaande aan de start van zijn werkzaamheden informeert de netbeheerder alle belanghebbenden, waarbij de volgende informatie wordt verstrekt:

    • a.

      de contactgegevens van de netbeheerder;

    • b.

      de contactgegevens van de uitvoerende partij;

    • c.

      de start- en einddatum van de werkzaamheden;

    • d.

      een omschrijving van de werkzaamheden;

    • e.

      een omschrijving van de bereikbaarheid in verband met afzetting en omleiding;

    • f.

      de contactgegevens van de gemeente.

  • 5.

    Onder contactgegevens als bedoeld in het vorige lid wordt in ieder geval verstaan een e-mailadres en telefoonnummer van degene die verantwoordelijk is voor de uit te voeren werkzaamheden of, waar het betreft de gemeente, is toegewezen als contactpersoon.

  • 6.

    Een afschrift van de in lid 4 aan belanghebbenden verstrekte informatie dient aan het college te worden gezonden.

  • 7.

    Indien de netbeheerder niet op de aangegeven datum start, meldt hij dit aan het college. Het college kan bepalen dat een nieuwe startmelding noodzakelijk is.

  • 8.

    Indien de netbeheerder schade aan de openbare ruimte binnen zijn werkgebied aantreft, dan dient hij dat voor aanvang van de werkzaamheden aan de toezichthouder te melden.

3.7. Uitvoering

  • 1.

    Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient een kopie van het instemmingsbesluit of de vergunning met alle bescheiden aanwezig te zijn op het werk.

  • 2.

    De netbeheerder voert zijn werkzaamheden uit in overeenstemming met het instemmingsbesluit dan wel de vergunning en het eventuele werkplan.

  • 3.

    Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient de toezichthouder van de gemeente te allen tijde een aanspreekpunt te hebben vanuit de uitvoerende partij die de verantwoordelijkheid draagt voor het naleven van de wet- en regelgeving en de door de gemeente gestelde voorwaarden.

  • 4.

    De netbeheerder waarborgt de veiligheid op de werklocatie.

  • 5.

    De netbeheerder waarborgt de toegang tot particuliere percelen tot aan de openbare weg gedurende de uitvoering van de werkzaamheden.

  • 6.

    De netbeheerder zorgt ervoor dat wegen en voetpaden tijdens de uitvoering van de werkzaamheden zoveel mogelijk schoon gehouden worden.

  • 7.

    Ontwerpen, bouwstoffen en uitvoeringsmethoden dienen aantoonbaar te voldoen aan alle geldende wetten, normen en richtlijnen.

  • 8.

    Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden in, op of in de nabijheid van bomen, bermen, gazons of groenvoorzieningen moet gehouden worden aan het gemeentelijk beleid op dit terrein.

  • 9.

    Per dag mag er geen grotere sleuf worden gegraven dan op die dag kan worden hersteld.

  • 10.

    Herstel van de weg dient in beginsel direct na voltooiing van de fysieke werkzaamheden plaats te vinden. Totdat de weg is hersteld blijft de netbeheerder verantwoordelijk voor de instandhouding van de bereikbaarheid en verkeersmaatregelen.

  • 11.

    Naast de voorschriften als bedoeld in dit artikel dient de uitvoering te geschieden conform de volgende voorschriften:

    • a.

      Richtlijn zorgvuldig graafproces (CROW-publicatie 250);

    • b.

      Kabels en leidingen in verontreinigde bodem (CROW-publicatie 307);

    • c.

      Kabels en leidingen rond wateren en waterkering (CROW-publicatie 308);

    • d.

      Combineren van onder- en bovengrondse infrastructuur met bomen (CROW-publicatie 280);

    • e.

      Maatregelen op niet-autosnelwegen (CROW-publicatie 96b);

    • f.

      Omgaan met vrijkomend asfalt (CROW-publicatie 210);

    • g.

      Handleiding Wegenbouw, Ontwerp Onderbouw, Richtlijn Boortechnieken, (DWW-2003-047);

    • h.

      Standaard RAW bepalingen 2015 (CROW publicatie 480).

3.8. Werktijden

  • 1.

    Werkzaamheden worden uitgevoerd op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, tussen 08:00 en 17:00 uur.

  • 2.

    Het college kan afwijkende werktijden voorschrijven in het instemmingsbesluit of de vergunning.

3.9. Graaf- en breekverbod

  • 1.

    Het college kan in de volgende situaties een graaf- en breekverbod instellen:

    • a.

      bij extreme weersomstandigheden;

    • b.

      bij een gesloten sneeuwdek en vorst;

    • c.

      op de locatie waar een evenement plaatsvindt en in de directe omgeving daarvan;

    • d.

      indien onvoorziene omstandigheden leiden tot gevaar voor de openbare orde of de veiligheid.

  • 2.

    Indien een graaf- en breekverbod wordt ingesteld op het moment dat er reeds werkzaamheden worden verricht, dan:

    • a.

      wordt op plaatsen waar de wegverharding is opgebroken tijdelijke bestrating aangebracht en dient losliggend puin en overtollig zand te worden afgevoerd door de netbeheerder;

    • b.

      dient opslag van materialen achter deugdelijk afgesloten bouwhekken plaats te vinden door de netbeheerder.

  • 3.

    Indien zich tijdens een ingesteld graafverbod een calamiteit of ernstige belemmering of storing voordoet in de dienstverlening, als bedoeld in artikel 2.1 lid 4 van de AVOI, dient de procedure van artikel 2.3 te worden gevolgd.

3.10. Gereedmelding of dreigende overschrijding

  • 1.

    De netbeheerder die zijn fysieke werkzaamheden heeft afgerond doet hiervan binnen vijf werkdagen langs elektronische weg een gereedmelding bij het college via het door de gemeente gehanteerde meldsysteem.

  • 2.

    Bij dreigende overschrijding van de toegestane uitvoeringsduur dient voor verlenging van de uitvoeringsduur een melding te worden gedaan in het door de gemeente gehanteerde meldsysteem.

  • 3.

    Aan de melding als bedoeld in het vorige lid kunnen nadere voorschriften worden verbonden.

  • 4.

    Indien de gereedmelding niet langs elektronische weg wordt ingediend, wordt de gereedmelding schriftelijk in enkelvoud ingediend bij het college. Een afschrift van de vergunning of het instemmingsbesluit moet bij de gereedmelding worden bijgevoegd

3.11. Opname eindsituatie

  • 1.

    De eindsituatie kan door de toezichthouder worden opgenomen en vastgelegd in een eindrapport.

  • 2.

    Ten behoeve van het eindrapport als bedoeld in het eerste lid levert de netbeheerder, indien de werkzaamheden niet conform de voorschriften zijn uitgevoerd, een aangepaste tracétekening aan.

  • 3.

    Het rapport wordt akkoord bevonden door de toezichthouder als de werkzaamheden zijn uitgevoerd conform de gestelde voorschriften dan wel als de aangepaste tracétekening is geaccordeerd en als er overeenstemming is over het herstel in de oude staat.

4. Technische bepalingen

4.1. Herkenbaarheid

Zowel bovengrondse als ondergrondse voorzieningen dienen te zijn voorzien van een kenmerk, waarop duidelijk te zien is wie de beheerder van de voorziening is.

4.2. Tracébepaling algemeen

  • 1.

    In het gehele beheergebied van de gemeente geldt bij plaatsbepaling van kabels en leidingen als uitgangspunt het gemeentelijk normprofiel (Technische Voorwaarden Beverwijk, paragraaf 3.11)5). De netbeheerder stemt zijn werkzaamheden af conform het gestelde in de NPR 7171-2.

  • 2.

    Het normprofiel bij herontwikkeling dan wel nieuwbouw wordt in onderling overleg tussen het college, de projectontwikkelaar en de netbeheerder afgestemd.

  • 3.

    Bij het bepalen van een tracé dient te allen tijde rekening te worden gehouden met aanwezige objecten zoals langs liggende dan wel kruisende wegen, spoorwegen, waterlopen, voetpaden, kademuren, viaducten, tunnels, naastliggende kabels en leidingen, bomen, gebouwen, en lijnafwatering.

4.3. Horizontale indeling

Bij de tracébepaling gelden ten aanzien van de horizontale indeling de volgende algemene uitgangspunten:

  • a.

    in de berm langs de rijbaan wordt dezelfde afstand tussen de aan te leggen kabel of leiding en de berm gehanteerd als de diepteligging, met een minimum van 0,50 m.

  • b.

    huisaansluitingen en tijdelijke aansluitingen worden zo veel mogelijk haaks op het net aangelegd.

  • c.

    bij het indelen van kabels of leidingen in de nabijheid van bomen moet rekening worden gehouden met gemeentelijk beleid op dit terrein.

  • d.

    bij het kruisen van (water)wegen worden kabels of leidingen zo veel mogelijk haaks aangelegd.

4.4. Verticale indeling

Bij de tracébepaling gelden ten aanzien van de verticale indeling de volgende algemene uitgangspunten:

  • a.

    Vrijvervalleidingen hebben voorrang boven overige leidingen.

  • b.

    Distributieleidingen worden niet dieper aangelegd dan transportleidingen.

  • c.

    Leidingen worden in principe horizontaal gelegd, behoudens vrijvervalleidingen.

  • d.

    Bij kruisingen van leidingen met andere leidingen in open ontgraving bedraagt de tussenruimte (verticale dagmaat) ten minste 0,20 m.

  • e.

    Beschermingswerken, zoals mantelbuizen, dienen minimaal 0,50 m aan weerszijden van het te kruisen vlak door te lopen.

  • f.

    Bij sleufloze technieken is de diepteligging afhankelijk van de situatie ter plaatse. De verticale dagmaat ten opzichte van de te kruisen leidingen bedraagt ten minste 0,50 m, waarbij de te boren/persen leiding onder de bestaande leiding(en) dient te worden gevoerd. Genoemde minimale verticale dagmaat dient aantoonbaar te worden gegarandeerd om schade aan de te kruisen leidingen te voorkomen.

  • g.

    Watergangen worden gekruist volgens de regels van de keur van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Kabels, die een watergang kruisen, dienen te worden ommanteld dan wel op een gelijksoortige wijze van een beschermingsbuis te worden voorzien.

4.5. Afwijkende voorschriften leidingstroken

Door de gemeente kunnen afwijkende leidingstroken worden vastgesteld, waarin afwijkende voorschriften gelden.

4.6. Bovengrondse voorzieningen

  • 1.

    De locatie van bovengrondse voorzieningen die verband houden met kabels en leidingen wordt vooraf afgestemd met het college.

  • 2.

    De netbeheerder is verantwoordelijk voor een goed beheer van de bovengrondse voorzieningen en dient op aanschrijven van het college bij beschadigingen, vervuiling en/of bekladding de bovengrondse voorzieningen binnen de door het college gestelde termijn te herstellen.

4.7. Handholes

  • 1.

    De locatie van handholes wordt vooraf afgestemd met het college. Het college kan alvorens in te stemmen met de locatie van de aanvrager een spitprofiel eisen.

  • 2.

    Handholes worden altijd buiten het kabel of leiding tracé aangelegd.

  • 3.

    Handholes worden niet geplaatst in de rijbanen het fietspad en niet binnen een afstand van 3 meter vanaf bomen en buiten de kroonprojectie van bomen.

  • 4.

    Leidingen van en naar de handhole dienen in beginsel de overige netten onderlangs te kruisen om verweving te voorkomen.

  • 5.

    Handholes die maximaal 2 x per jaar geopend worden, worden aangebracht met een minimale dekking van 0,40 m onder het maaiveld en afgedekt met straatzand.

  • 6.

    Handholes die meer dan 2 x per jaar geopend worden, worden voorzien van een geprofileerde putdekselconstructie conform verkeersklasse D400 NEN-EN 124. Na zetting dient de putdekselconstructie op dezelfde hoogte te liggen als het omringend maaiveld en/of (bovenkant) elementenverharding.

4.8. Uitnemen en terugplaatsen grond en groenvoorzieningen

  • 1.

    De graafwerkzaamheden moeten zo worden uitgevoerd dat beschadiging van in de grond aanwezige kabels en leidingen en overige objecten wordt voorkomen.

  • 2.

    Het is niet toegestaan om wegbedekking te ondergraven.

  • 3.

    De uitkomende grond moet zo worden opgeslagen dat bij het later aanvullen van de werkput de oorspronkelijke opbouw van het bodemprofiel zo veel mogelijk wordt hersteld.

  • 4.

    Op het moment dat de uitkomende grond niet direct langs de sleuf opgeslagen kan worden dient opslag in overleg met het college op een andere locatie plaats te vinden.

  • 5.

    Bij het terugplaatsen van de grond dient het bodemprofiel zoveel mogelijk te worden hersteld. De werkput hoeft niet verder verdicht te worden dan de naastliggende grond en dient om de 0,25m te worden verdicht.

  • 6.

    De grond dient op zodanige wijze te zijn afgewerkt dat er na klink sprake is van een vlakke aansluiting op de ongeroerde grond.

  • 7.

    Bij het dichten van een sleuf moet de aangevulde grond mechanisch worden verdicht in twee of drie lagen.

  • 8.

    Bij wateroverlast wordt de verdichting van de ondergrond in een later stadium door de netbeheerder definitief hersteld.

  • 9.

    Bevroren grond en sneeuw mag niet worden verwerkt in de aanvulling.

  • 10.

    Materiaal dat vrijkomt en niet kan worden hergebruikt, dient door de netbeheerder voor eigen rekening te worden afgevoerd naar een erkend verwerker.

  • 11.

    Uitgenomen te handhaven groenvoorzieningen dienen ruim te worden uitgestoken, gescheiden van de te ontgraven grond en te worden beschermd tegen uitdroging en binnen 24 uur na het gereedkomen van de werkzaamheden te worden teruggeplant.

4.9. Elementverharding

  • 1.

    Het opnemen en terugplaatsen van elementverharding dient zorgvuldig plaats te vinden, waarbij schade zo veel mogelijk wordt voorkomen.

  • 2.

    De uitgenomen elementverharding dient altijd binnen de afzetting te worden opgeslagen.

  • 3.

    Herstel dient van dezelfde kwaliteit te zijn als de kwaliteit van de verharding voordat er gegraven werd.

  • 4.

    Bij het aanvullen van de sleuf met dient de aanvulling te bestaan uit tenminste 0,50m verdicht zand.

  • 5.

    Uitgevoerd straatwerk dient te worden afgetrild en ingeveegd met brekerzand.

  • 6.

    In die gevallen dat het niet mogelijk dan wel wenselijk is om het herstel van de elementverharding in dezelfde kwaliteit uit te voeren als de kwaliteit van de verharding voordat er gegraven werd, dient de uitvoering en de daarbij behorende kostenverdeling van het herstel voorafgaande aan de werkzaamheden in overleg met het college te zijn overeengekomen.

4.10. Gesloten verharding

  • 1.

    Werkzaamheden aan kabels en leidingen onder gesloten verharding worden uitgevoerd met behulp van een sleufloze techniek en worden voorzien van een mantelbuis.

  • 2.

    Bij gebruik van een mantelbuis moet de mantelbuis minimaal 0,50 m buiten de fundering van de gesloten verharding uitsteken. De ruimten tussen de mantelbuis en kabel of leiding moeten aan de uiteinden volledig worden afgedicht conform de daarvoor geldende normen.

  • 3.

    Wanneer een sleufloze techniek niet mogelijk is, kan het college besluiten dat de gesloten verharding gedeeltelijk verwijderd mag worden door middel van zagen.

  • 4.

    Bij ingraving wordt, na verdichting van de sleuf en herstel van de funderingslaag de sleuf tijdelijk dicht geblokt met standaard betonstenen. De betonstenen dienen te worden gelegd met de vlakke kant boven. Er mogen alleen hele betonstenen verwerkt worden. De bovenzijde van de stenen dient gelijk te zijn met de omliggende verharding.

  • 5.

    Gemeente stelt op aanvraag van de netbeheerder betonstenen ter beschikking.

4.11. Bijzondere verharding

  • 1.

    Als uitgangspunt geldt dat kabels en leidingen niet worden gelegd onder bijzondere verharding.

  • 2.

    In die gevallen dat aanleg onder bijzondere verharding onvermijdelijk is, dient aanleg plaats te vinden in overleg met het college.

4.12. Lijnafwatering

  • 1.

    Als uitgangspunt geldt dat kabels en leidingen niet worden gelegd binnen 1,00 m afstand van lijnafwatering.

  • 2.

    In die gevallen dat aanleg onder of nabij lijnafwatering onvermijdelijk is, dient aanleg plaats te vinden in overleg met het college.

4.13. Voorzieningen die hun functie verliezen

  • 1.

    Tijdelijke voorzieningen, waaronder damwanden en heipalen, dienen in beginsel te worden verwijderd.

  • 2.

    Indien leidingen definitief buiten gebruik worden gesteld en niet verwijderd kunnen worden, dienen deze te worden vol geschuimd (gedämmerd) en aan weerszijden te worden afgedicht ter voorkoming van indringend water, grond en vuil.

  • 3.

    Over het achterlaten van voorzieningen dient overeenstemming te zijn met het college.

5. Schaderegeling ingravingen

5.1. Uitgangspunten

  • 1.

    Dit hoofdstuk is een nadere uitwerking van artikel 3.7 van de AVOI.

  • 2.

    De kosten voor herstel, beheer, onderhoud en degeneratie van de openbare ruimte die het rechtstreekse gevolg zijn van de uitgevoerde werkzaamheden door of namens een netbeheerder worden in rekening gebracht bij de netbeheerder.

  • 3.

    De netbeheerder kan, indien voorradig, vervangend materiaal geleverd krijgen van de gemeente, waarbij geldt dat:

    • het materiaal kosteloos ter beschikking wordt gesteld op het moment dat vastgesteld wordt dat het reeds beschadigd is;

    • de kosten voor rekening van de netbeheerder komen als hij het materiaal tijdens het gebruik ervan beschadigt.

5.2. Uitvoering herstel en onderhoud

  • 1.

    Het herstel en onderhoud van elementverhardingen wordt uitgevoerd door de netbeheerder.

  • 2.

    Het tijdelijk herstel van gesloten verhardingen wordt uitgevoerd door de netbeheerder door middel van het dichtblokken van de sleuf. Het definitieve herstel en onderhoud van gesloten verhardingen wordt uitgevoerd door de gemeente. Tot het moment dat de gesloten verhardingen definitief zijn hersteld wordt het onderhoud uitgevoerd door de netbeheerder.

  • 3.

    Het tijdelijk herstel van bijzondere verhardingen en halfverharding wordt uitgevoerd door de netbeheerder. Het definitieve herstel en onderhoud van bijzondere verhardingen wordt uitgevoerd door de gemeente. Tot het moment dat de bijzondere verhardingen definitief zijn hersteld wordt het onderhoud uitgevoerd door de netbeheerder.

  • 4.

    Het herstel en onderhoud van bermen en gazons (inclusief inzaaien) wordt uitgevoerd door de gemeente.

  • 5.

    Het herstel en onderhoud van groenvoorzieningen wordt uitgevoerd door de gemeente.

5.3. Tarieven

  • 1.

    Voor elementverhardingen en bermen hanteert de gemeente voor alle netbeheerders de “Richtlijn tarieven (graaf-) werkzaamheden” van de VNG, die jaarlijks wordt geïndexeerd. Voor de verrekening wordt er gerekend met de werkelijke gemiddelde breedte van de opengebroken elementverharding, met een minimale sleufbreedte van 0,30 m.

  • 2.

    Voor het herstel van gesloten verharding hanteert de gemeente voor alle netbeheerders de ‘straatwerktarieven Noord-Holland’ die jaarlijks worden geïndexeerd.

  • 3.

    De kosten voor het herstel van bijzondere verharding en groenvoorzieningen worden per geval door de gemeente bepaald en in rekening gebracht.

  • 4.

    De garantietermijn voor de werkzaamheden ten behoeve van herstel als bedoeld in artikel 5.2 geldt gedurende een periode van twaalf maanden.

5.4. Herstel overige schade

  • 1.

    Schade die tijdens de werkzaamheden van de netbeheerder ontstaat dient direct te worden gemeld aan de gemeente en de eigenaar van het beschadigde object.

  • 2.

    Schade aan gemeentelijke eigendommen (bijvoorbeeld straatmeubilair, openbare verlichting en verkeerslichten) wordt verhaald op de netbeheerder.

  • 3.

    De schade aan bomen wordt vastgesteld aan de hand van de meest actuele versie van de Richtlijnen van de NVTB en verhaald op de netbeheerder.

  • 4.

    Indien er, na oplevering en goedkeuring van door de netbeheerder hersteld straatwerk, sprake is van verzakking welke buitenproportioneel is, en daarmee gevaar oplevert voor de weggebruiker, herstelt de vergunninghouder de verharding op eigen kosten.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam op 31 januari 2017.