Besluit van de raad van Leidschendam-Voorburg houdende het protocol vermoeden van integriteitsschending door politieke ambtsdragers (Protocol vermoeden van integriteitsschending door politieke ambtsdragers Leidschendam-Voorburg)

Geldend van 14-04-2022 t/m heden

Intitulé

Besluit van de raad van Leidschendam-Voorburg houdende het protocol vermoeden van integriteitsschending door politieke ambtsdragers (Protocol vermoeden van integriteitsschending door politieke ambtsdragers Leidschendam-Voorburg)

De raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg,

gezien het voorstel van het college van 30 november 2021,

gelet op de artikel 147, tweede lid, van de Gemeentewet;

Besluit:

Vast te stellen het “Protocol vermoeden van integriteitsschending door politieke ambtsdragers Leidschendam-Voorburg”

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

1. Begripsbepalingen

  • a.

    extern onderzoeker: de onderzoeker of het onderzoeksbureau, die op grond van artikel 2, eerste lid, Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus van de minister van Justitie een vergunning heeft verkregen.

  • b.

    commissie integriteit: de raadscommissie ex artikel 84 Gemeentewet

  • c.

    gedragscode: de vigerende gedragscode van het gemeentebestuur Leidschendam-Voorburg.

  • d.

    gemeentebestuur: de bestuursorganen raad, college en burgemeester.

  • e.

    integriteitsdriehoek: overleg van burgemeester, griffier en gemeentesecretaris, eventueel ondersteund door een jurist, een integriteitsadviseur of andere interne of externe deskundigen.

  • f.

    Interne onderzoekscommissie: een multidisciplinair team uit de ambtelijke organisatie bestaande uit o.a. juridische, financiële of ICT-expertise met de benodigde kennis en expertise met het doen van feitenonderzoek.

  • g.

    integriteitsschending: een gedraging van een politieke ambtsdrager die in strijd is met het handelen als ‘goed volksvertegenwoordiger’ of ‘goed bestuurder’. Het kan gaan om feiten die wettelijk strafbaar zijn, maar ook om handelingen in strijd met geschreven of ongeschreven regels.

  • h.

    melder: een ieder die een vermoeden van een integriteitsschending meldt.

  • i.

    politieke ambtsdrager: de burgemeester, wethouders, raadsleden en raadscommissieleden.

  • j.

    raadscommissielid: raadsleden en niet-raadsleden van een raadscommissie zoals bedoeld in de Verordening op de raadscommissies Leidschendam-Voorburg 2021.

2. Algemeen

  • 1.

    Dit protocol regelt de stappen welke worden gezet wanneer twijfels bestaan over integriteitskwesties, integriteit mogelijk geschonden wordt of daarvan het sterke vermoeden bestaat.

  • 2.

    Dit protocol laat de wettelijke handhavingsmechanismen (o.a. H10 van de Kieswet en artikel 46, 47, 61b Gemeentewet) en staatsrechtelijke processen, onverlet.

  • 3.

    Betreft de twijfel over het bestaan van integriteitskwesties of (het sterke vermoeden) van mogelijk geschonden integriteit de burgemeester, dan komen alle bevoegdheden die dit protocol aan de burgemeester toekent, aan de 1e locoburgemeester als de vermeende integriteitskwestie (hoofdzakelijk) plaatsvindt binnen de rol van burgemeester als collegelid, dan wel de waarnemend raadsvoorzitter als de vermeende integriteitskwestie (hoofdzakelijk) plaatsvindt binnen de rol van de burgemeester als voorzitter van de raad.

  • 4.

    Het protocol is openbaar.

  • 5.

    De politieke ambtsdragers ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van dit protocol.

3. Communicatie, vertrouwelijkheid, geheimhouding en transparantie

  • 1.

    De burgemeester zorgt voor de interne en externe communicatie. Voor de interne en externe communicatie worden de verschillende belangen, waaronder het belang van het onderzoek, het belang van het beschermen van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen en het belang van transparantie, nauwkeurig tegen elkaar afgewogen, in overeenstemming met wet- en regelgeving.

  • 2.

    In de meldings- en onderzoeksfase (stap 2 en 3 van de procedurele bepalingen) is vertrouwelijkheid ten aanzien van de identiteit van de melder en informatie inzake de melding en het onderzoek het uitgangspunt.

  • 3.

    De burgemeester kan in de meldings- en onderzoeksfase (stap 2 en 3 van de procedurele bepalingen) besluiten om op grond van de Gemeentewet geheimhouding op te leggen op stukken die de burgemeester aanbiedt aan het college, de raadscommissies, of de raad.

  • 4.

    Na afronding van de meldings- en onderzoeksfase (stap 2 en 3 van de procedurele bepalingen) is het van belang dat de burgemeester verantwoording aflegt over zijn handelen. Dit doet hij bij voorkeur (indien de raad is geïnformeerd) middels een raadsbrief binnen 3 maanden na afloop van de meldings- en onderzoeksfase. Daarbij past transparantie met inachtneming van de belangen onder lid 1 genoemd.

4. Aangifte

  • 1.

    Als er op enig moment een vermoeden is van een strafbaar feit doet de burgemeester, na overleg met de integriteitsdriehoek, aangifte bij de politie.

  • 2.

    Vanaf het moment dat er vermoeden is van een strafbaar feit wordt alle beschikbare informatie voorgelegd aan de politie, eventueel na overleg met de officier van justitie.

  • 3.

    Indien sprake is van aangifte doet de burgemeester, na zorgvuldige afweging van belangen, al dan niet melding van het feit dat aangifte is gedaan aan de raad. Over de inhoud van de aangifte doet de burgemeester geen mededelingen; communicatie over de aangifte en het vervolg verloopt via politie en/of justitie.

  • 4.

    Het bestaan van een strafrechtelijk onderzoek naar een strafbaar feit laat onverlet dat de burgemeester een onderzoek, zoals bedoeld in Hoofdstuk 2, stap 3, kan instellen of een civielrechtelijke procedure tegen de betrokken politieke ambtsdrager kan instellen.

5. Vermoeden van een opzettelijke valse beschuldiging

  • 1.

    Als er op enig moment een vermoeden is van een opzettelijk valse beschuldiging doet de burgemeester, indien naar zijn oordeel de beschuldiging een strafbaar feit betreft, aangifte van de valse beschuldiging bij de politie.

  • 2.

    Het tweede en derde lid van punt 4. Aangifte zijn van toepassing.

  • 3.

    De gemeente kan bij een vermoeden van een opzettelijke valse beschuldiging de betreffende melder aansprakelijk stellen voor eventuele door de gemeente geleden schade.

Hoofdstuk 2. Procedurele bepalingen (stappenplan)

Stap 1. Bespreken van integriteitskwesties

1. Bespreken

  • 1.

    Een politieke ambtsdrager die twijfelt of een bepaalde door hem voorgenomen handeling of een reeds door hem uitgevoerde handeling in overeenstemming is met zijn verplichtingen als politieke ambtsdrager, kan dit bespreken met een of meer andere politieke ambtsdragers van de gemeente Leidschendam-Voorburg en kan daarover advies vragen bij de griffier (als de ambtsdrager een raads- of commissielid betreft) of de gemeentesecretaris (als de ambtsdrager een collegelid betreft), die hem indien de kwestie daartoe aanleiding geeft, doorverwijst naar de burgemeester om de uitgesproken twijfels over de (voorgenomen) handeling te bespreken. Mocht de gedeelde conclusie zijn dat de reeds door hem uitgevoerde handeling een schending was, dan overleggen de burgemeester en de betrokken politieke ambtsdrager over de mogelijke vervolgstappen.

  • 2.

    Een politieke ambtsdrager kan ook direct de burgemeester benaderen, die advies van de griffier (indien de ambtsdrager een raads- of commissielid betreft), van de gemeentesecretaris (indien de ambtsdrager een collegelid betreft) of van de integriteitsdriehoek kan inwinnen.

  • 3.

    Een politieke ambtsdrager die twijfelt over een voorgenomen handeling van een andere politieke ambtsdrager kan deze waarschuwen en zijn twijfels verwoorden en verwijzen naar de griffier (als de ambtsdrager een raads- of commissielid betreft) of de gemeentesecretaris (als de ambtsdrager een collegelid betreft) om de uitgesproken twijfels over de voorgenomen handeling te bespreken.

  • 4.

    Indien de griffier (als de ambtsdrager een raads- of commissielid betreft), de gemeentesecretaris (als de ambtsdrager een collegelid betreft) of de burgemeester weet dat een handeling mogelijk een integriteitsschending tot gevolg heeft, bespreekt deze dit in de integriteitsdriehoek en waarschuwt de burgemeester de betrokken politieke ambtsdrager, dat de handeling mogelijk een integriteitsschending tot gevolg heeft.

  • 5.

    Bij twijfel over het handelen van een politieke ambtsdrager is het uitgangspunt dat zo mogelijk eerst de burgemeester in gesprek gaat met de politieke ambtsdrager. Daarvan wordt alleen afgeweken als het om een vermoeden van een ernstige schending gaat en eventueel vervolgonderzoek in gevaar komt als de betrokken politieke ambtsdrager op de hoogte gesteld wordt. Wanneer de betrokkene na het aanspreken zijn handelen niet feitelijk corrigeert of het vermoeden blijft bestaan dat het handelen van betrokkene in strijd is met het handelen als ‘goed politiek ambtsdrager’, bespreekt de burgemeester met de betrokken politieke ambtsdrager de mogelijke vervolgstappen.

  • 6.

    De burgemeester kan de Commissaris van de Koning in de provincie Zuid- Holland vragen om advies en bemiddeling bij verstoorde bestuurlijke verhoudingen en wanneer de bestuurlijke integriteit van een gemeente in het geding is.

Stap 2. Meldingsfase

2.a. Melding

  • 1.

    Een melding van een vermoeden van integriteitsschending begaan door een politieke ambtsdrager kan door eenieder worden gedaan.

  • 2.

    Degene die de melding heeft ontvangen stelt onverwijld de burgemeester op de hoogte van de melding.

  • 3.

    Eenieder die betrokken is bij de behandeling van de melding maakt de identiteit van de melder niet bekend aan derden zonder zijn instemming.

  • 4.

    Anonieme meldingen worden in beginsel niet behandeld. De burgemeester wijkt hier alleen van af bij zwaarwegende omstandigheden, die blijken uit de duiding van de anonieme melding.

  • 5.

    Indien de melder een werknemer is van de gemeente Leidschendam-Voorburg, dan ondervindt de werknemer als gevolg van de melding geen nadelige gevolgen voor zijn rechtspositie, zoals bedoeld in de Regeling melding vermoeden misstand of onregelmatigheid gemeente Leidschendam-Voorburg.

  • 6.

    Nadat de burgemeester is geïnformeerd over het vermoeden van een integriteitsschending begaan door een politieke ambtsdrager, bevestigt hij de ontvangst van de melding schriftelijk aan de melder.

  • 7.

    De betrokken politieke ambtsdrager wordt over de melding onmiddellijk geïnformeerd, tenzij daardoor het onderzoeksbelang kan worden geschaad.

  • 8.

    De burgemeester maakt een melding die vertrouwelijk aan de burgemeester gedaan is, in de meldingsfase niet actief openbaar. Indien de melder de melding in het openbaar gedaan heeft of openbaarheid aan de melding gegeven heeft, zal de burgemeester primair terughoudend en naar bevind van zaken met de informatieverstrekking rond de melding handelen.

  • 9.

    Meldingen over de burgemeester worden gedaan bij de 1e locoburgemeester resp. waarnemend raadsvoorzitter, die in de plaats treedt van de burgemeester bij de behandeling van de melding. De Commissaris van de Koning in de provincie Zuid-Holland wordt door de burgemeester in kennis gesteld van de aanhangige melding. De Commissaris van de Koning kan de behandeling van een dergelijke melding overnemen.

2.b. Toetsing van de melding

  • 1.

    De integriteitsdriehoek toetst of een onderzoek als bedoeld in stap 3 noodzakelijk is.

  • 2.

    De integriteitsdriehoek kan zich bij de toetsing laten adviseren door het Steunpunt Integriteitsonderzoek van het Centrum voor Arbeidsverhoudingen overheidspersoneel (CAOP).

  • 3.

    Een integriteitsmelding wordt in ieder geval getoetst op:

    • a.

      de aard van het feit

    • b.

      de ontvankelijkheid van de melding

    • c.

      de ernst van de zaak

    • d.

      de valideerbaarheid van feiten en omstandigheden

    • e.

      de positie van de melder, van de betrokken politieke ambtsdrager en hun onderlinge betrokkenheid

    • f.

      de geloofwaardigheid / waarschijnlijkheid van de melding.

  • 4.

    De burgemeester besluit, op grond van de bevindingen van de integriteitsdriehoek of een onderzoek, zoals bedoeld in stap 3, wordt ingesteld. Indien een onderzoek wordt ingesteld wordt het college en de commissie integriteit schriftelijk onder geheimhouding hiervan op de hoogte gesteld.

  • 5.

    Indien op basis van de bevindingen van de integriteitsdriehoek een duidelijke schending van de integriteit blijkt en de burgemeester besluit geen nader onderzoek in te stellen, zendt de burgemeester de bevindingen onder geheimhouding naar het college en de commissie integriteit voor bespreking en mede op basis van de bevindingen besluit de burgemeester of er gronden zijn om de raad onder geheimhouding of, indien van toepassing de Commissaris van de Koning, te informeren over de bevindingen.

  • 6.

    Indien de burgemeester, na eventueel advies van het college en/of de commissie integriteit, besluit dat er geen onderzoek nodig is worden de melder en de betrokken politieke ambtsdrager hierover schriftelijk in kennis gesteld en is de melding afgehandeld.

Stap 3. Onderzoeksfase

3.a Onderzoek

  • 1.

    De burgemeester kan, hetzij op eigen initiatief, hetzij naar aanleiding van een melding, genoemd in stap 2, een onderzoek instellen.

  • 2.

    Het onderzoek vindt plaats op een door de burgemeester te bepalen wijze, waarbij voor de betreffende melding de door de burgemeester meest geschikt geachte methode wordt gekozen.

  • 3.

    Het onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van de burgemeester door een interne onderzoekscommissie of een extern onderzoeker. In de opdracht aan de interne onderzoekscommissie of extern onderzoeker is in ieder geval opgenomen:

    • a.

      de aanleiding van het onderzoek;

    • b.

      een duidelijke omschreven doelstelling met duidelijk omschreven onderzoeksvragen;

    • c.

      afspraken over het gebruik van de in te zetten onderzoeksmethoden;

    • d.

      de verwachte duur van het onderzoek;

    • e.

      de overeengekomen kosten van het onderzoek;

    • f.

      de eisen aan de vastlegging van onderzoeksactiviteiten, gesprekken, beraadslagingen en andere activiteiten die van belang zijn voor het naderhand kunnen aantonen van de deugdelijkheid van het onderzoek;

    • g.

      van welke bevoegdheden de externe onderzoeker of onderzoekscommissie gebruik mag maken;

    • h.

      dat de externe onderzoeker of onderzoekscommissie werkt met inachtneming van dit protocol.

  • 4.

    De Commissaris van de Koning in de provincie Zuid-Holland wordt door de burgemeester onverwijld geïnformeerd over het instellen van een onderzoek.

3.b. Kennisgeving aan de betrokken politieke ambtsdrager

  • 1.

    De burgemeester informeert de betrokken politieke ambtsdrager onmiddellijk per aangetekende brief over het instellen van het onderzoek, tenzij daardoor het onderzoeksbelang kan worden geschaad.

  • 2.

    In de brief is in ieder geval opgenomen:

    • a.

      een omschrijving van het handelen of nalaten dat aanleiding is tot het instellen van onderzoek;

    • b.

      de melding dat de betrokken politieke ambtsdrager en getuigen kunnen worden gehoord;

    • c.

      de melding dat de betrokken politieke ambtsdrager zich kan laten bijstaan door een (externe) vertrouwenspersoon van de werkgever of door een raadsman;

    • d.

      de verwachte duur van het onderzoek;

    • e.

      de melding dat als andere feiten en omstandigheden bekend worden die van belang zijn voor het bepalen van de omvang, aard en ernst van de integriteitsschending, het onderzoek zich kan uitstrekken tot die feiten en omstandigheden;

    • f.

      dat de onderzoeker werkt volgens dit protocol;

    • g.

      de vigerende gedragscode;

    • h.

      de wijze waarop de melder op de hoogte gehouden zal worden van de voortgang alsmede van de uitkomsten van het onderzoek.

3.c. Horen in de onderzoeksfase

  • 1.

    De betrokken politieke ambtsdrager en getuigen worden gehoord.

  • 2.

    De betrokken politieke ambtsdrager en getuigen worden vooraf op de hoogte gesteld van de aard en de mogelijke duur van het gesprek. Hen wordt meegedeeld dat zij zich kunnen laten bijstaan door een raadsman.

  • 3.

    Er wordt een gespreksverslag opgemaakt en voor akkoord ondertekend door de onderzoekers en degene die gehoord is.

  • 4.

    Degene die is gehoord krijgt de mogelijkheid om binnen vijf werkdagen schriftelijk te reageren op het betreffende gespreksverslag, met de mogelijkheid tot het doen van voorstellen tot wijziging van het gespreksverslag

  • 5.

    Als degene die is gehoord weigert het gespreksverslag te ondertekenen wordt daarvan melding gemaakt in het verslag. Als degene die is gehoord dat wil, wordt er een schriftelijke weergave van diens afwijkende mening bij het gespreksverslag gevoegd.

3.d. Onderzoeksrapport

  • 1.

    In het onderzoeksrapport komen in ieder geval de volgende aspecten aan de orde:

    • a.

      de aanleiding van het onderzoek en de onderzoeksopdracht met eventuele uitbreidingen, mocht dit tijdens het onderzoek noodzakelijk gebleken;

    • b.

      de gebruikte onderzoeksmethoden en de hiervoor uitgevoerde onderzoekshandelingen;

    • c.

      de van toepassing zijnde regelgeving;

    • d.

      de bevindingen.

  • 2.

    De betrokken politieke ambtsdrager krijgt de gelegenheid – voordat het onderzoeksrapport aangeboden wordt aan de burgemeester – kennis te nemen van het conceptrapport inclusief eventuele bijlagen. Ook krijgt hij de gelegenheid tot het maken van schriftelijke opmerkingen naar aanleiding van het conceptrapport. Deze opmerkingen worden als bijlage bij het definitieve rapport opgenomen, ongeacht of ze hebben geleid tot aanpassing van de concepttekst.

  • 3.

    Het onderzoeksrapport is een advies gericht aan de burgemeester en bevat alle informatie die nodig is om een oordeel te kunnen vormen over de aannemelijkheid en mate van verwijtbaarheid van het vermoeden van de integriteitsschending. De burgemeester informeert de griffier of de gemeentesecretaris over het onderzoeksrapport.

  • 4.

    De burgemeester bespreekt het onderzoeksrapport onder geheimhouding in het college en de commissie Integriteit. Mede op basis van het onderzoeksrapport besluit de burgemeester of er gronden zijn om de raad onder geheimhouding of, indien van toepassing de Commissaris van de Koning, te informeren over de bevindingen.

Stap 4. Politiek-bestuurlijke behandelfase

1. Behandeling onderzoeksrapport

  • 1.

    Indien het onderzoeksrapport daartoe aanleiding geeft wordt het onderzoeksrapport door de burgemeester onder geheimhouding aangeboden aan de raad.

  • 2.

    De raad behandelt het onderzoeksrapport in een, bij voorkeur besloten, raadsvergadering en bepaalt of de geheimhouding wordt opgeheven.

  • 3.

    Indien de geheimhouding wordt opgeheven besluit de raad, op advies van de burgemeester, in hoeverre en op welke wijze het onderzoeksrapport geheel of gedeeltelijk openbaar wordt gemaakt.

  • 4.

    De raad kan op basis van het onderzoeksrapport een oordeel vormen over (de gevolgen van) het rapport.

Stap 5 Afronding

1. Afronding

  • 1.

    De melder wordt geïnformeerd over de vervolgstappen naar aanleiding van de informatie uit het onderzoeksrapport.

  • 2.

    De burgemeester plant na de raadsvergadering waarin het onderzoeksrapport is behandeld een evaluatiegesprek in met de betrokken politieke ambtsdrager. De burgemeester evalueert het proces tevens met het de commissie integriteit.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

1. Afwijken van protocol, onvoorziene gevallen

  • 1.

    De burgemeester kan, gezien de eigen aard en achtergrond van het vermoeden van een integriteitsschending, gemotiveerd en in overleg met de commissie integriteit afwijken van dit protocol.

  • 2.

    In gevallen waarin dit protocol niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, wordt de handelwijze, na overleg in de integriteitsdriehoek, bepaald door de burgemeester.

2. Rapporteren en actualiseren

  • 1.

    Jaarlijks informeert de burgemeester het college en de raad schriftelijk over de bestuurlijke integriteit, waaronder een geanonimiseerd overzicht van de gedane meldingen en de afhandeling daarvan.

  • 2.

    Dit protocol wordt na een periode van vier jaar geactualiseerd of eerder indien door de burgemeester nodig wordt geacht.

3. Citeertitel

Dit protocol kan worden aangehaald als “Protocol vermoeden van integriteitsschending door politieke ambtsdragers Leidschendam-Voorburg”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad in de vergadering van 25 januari 2022,

de griffier, de voorzitter

mr. C.J. de Vries, J.G. Bijl

bijlage

Toelichting op het protocol

Inleiding

Goed bestuur is integer bestuur. Integer bestuur is een voorwaarde voor de legitimiteit en betrouwbaarheid van het overheidsoptreden. In de Gedragscode van het gemeentebestuur Leidschendam-Voorburg (verder: gedragscode) zijn de kernwaarden opgenomen van bestuurlijke integriteit. Veelal vinden deze kernwaarden hun oorsprong in wet- en regelgeving. Wanneer politieke ambtsdragers zich niet aan deze gedragscode houden kan dat gevolgen hebben voor hun functioneren en positie.

In de gedragscode is tevens een bepaling opgenomen over de handhaving van de gedragsregels. Het Protocol vermoeden van integriteitsschending door politieke ambtsdragers Leidschendam-Voorburg (verder: protocol) is een verdere uitwerking van deze bepaling. In het protocol wordt aangegeven welke stappen worden gezet wanneer twijfels bestaan over integriteitskwesties, integriteit mogelijk geschonden wordt of daarvan het sterke vermoeden bestaat. Het protocol kan worden beschouwd als een extra onderdeel om de bestuurlijke integriteit te stimuleren en te versterken. Het zorgt ervoor dat duidelijk is bij wie politieke ambtsdragers terecht kunnen bij dilemma’s en biedt houvast en uniformiteit bij de te ondernemen stappen bij de aanpak van vermeende of daadwerkelijke schendingen.

Een integriteitschending is een gedraging van de politieke ambtsdrager die in strijd is met het handelen als ‘goed volksvertegenwoordiger’ of ‘goed bestuurder’. Dat kan gaan om feiten die wettelijk strafbaar zijn, maar ook om handelingen in strijd met geschreven of ongeschreven regels.

In dit verband wordt erop gewezen dat er verschillen zijn tussen (de gevolgen van) een integriteitsschending door een gekozen ambtsdrager en een benoemd ambtsdrager. Hoofdstuk X van de Kieswet regelt limitatief in welke situaties en langs welke procedure raadsbesluiten kunnen worden genomen als een raadslid wetsbepalingen overtreedt. Voorbeeld: artikel 15 lid 1 Gemeentewet somt een aantal verboden handelingen voor raadsleden op. Voor wethouders is dit geregeld in artikel 41c en voor de burgemeester in artikel 69 lid 1 Gemeentewet. Wanneer een raadslid artikel 15 lid 1 Gemeentewet overtreedt, kan de raad betrokkene van zijn raadslidmaatschap vervallen verklaren. De procedure hiervoor is vastgelegd in artikel X8 Kieswet, inclusief daarbij behorende rechtsgang. Voor wethouder en burgemeester is voor dit soort overtreding niets bij wet geregeld. Het is staatsrechtelijk gewoonterecht dat dit oplost in een vertrouwenskwestie, met als ultiem eindpunt het ontslag van de betrokken ambtsdrager.

Ook kent de Kieswet in hoofdstuk X een handhavingsmechanisme voor de situaties waarin een raadslid niet meer voldoet aan de eisen die artikel 10 Gemeentewet stelt. Denk hierbij aan een verhuizing naar een woning buiten de gemeente, of het aanvaard hebben van een onverenigbare betrekking als bedoeld in artikel 13 Gemeentewet.

De Gedragscode geeft aan welke waarden, normen en gedragsregels gelden. Een schending van de gedragscode kan een integriteitschending opleveren.

Beschrijving rolverdeling

Rol van de burgemeester

In artikel 170 lid 2 van de Gemeentewet is vastgelegd dat de burgemeester de taak heeft om de bestuurlijke integriteit binnen de gemeente te bevorderen. Hiermee is de portefeuille integriteit belegd bij de burgemeester en kan hij naar gelang van de situatie handelend optreden. In het protocol is vastgelegd dat de burgemeester de melding van integriteitsschendingen behandelt en het onderzoeksproces coördineert. Hiermee is voor alle betrokkenen duidelijk waar de regierol voor het onderzoek van een integriteitsmelding is belegd.

Integriteitsdriehoek

De integriteitsdriehoek is een overleg van burgemeester, griffier en gemeentesecretaris voor het bespreken van integriteitskwesties (stap 1) en de toetsing van de melding (stap 2b). De integriteitsdriehoek wordt – indien nodig - ondersteund door een jurist, een integriteitsadviseur of eventuele andere interne of externe deskundigen.

Commissie integriteit

De commissie integriteit vormt een klankbord voor de burgemeester om in bepaalde omstandigheden af te wijken van het protocol bij een vermoeden van een integriteitsschending over een raads- of commissielid en kan de burgemeester adviseren over de noodzakelijkheid van een onderzoek.

Griffier / Gemeentesecretaris

De griffier resp. gemeentesecretaris fungeren als klankbord voor raad- en commissieleden resp. collegeleden bij integriteitsdilemma’s en ondersteunen de burgemeester, de raad en individuele raads- en commissieleden resp. collegeleden bij de invulling van hun rol.

Raad

De raad kan na kennisname van een (integriteits)onderzoek een oordeel vormen of de rapportage aanleiding geeft om vervolgstappen te ondernemen

Communicatie

Een open en transparante communicatie over een (vermoedelijke) integriteitsschending is belangrijk voor het bevorderen van integer bestuur. Het bespreken van integriteitskwesties heeft ook een lerend vermogen. Het achterhouden van informatie kan averechts werken. Wel zal steeds een belangenafweging moeten plaatsvinden tussen enerzijds het streven naar de gewenste openheid en anderzijds het waarborgen van de privacy en persoonlijke belangen van betrokkenen. Uitgangspunt is dat de vertrouwelijkheid wordt gewaarborgd hangende de gehele integriteitsprocedure. De impact op de betrokkenen van een integriteitsmelding /-onderzoek is groot. De communicatie moet zorgvuldig zijn afgestemd op de verschillende belangen. Het uitgangspunt is dat de woordvoering bij de burgemeester ligt en de anderen voor de woordvoering slechts verwijzen naar de burgemeester. Dit geldt ook voor de contacten met de pers. Als deze in een bepaalde kwestie op de hoogte gesteld zal of moet worden, is de burgemeester de woordvoerder namens de gemeente.

In geval de burgemeester onderdeel uitmaakt van de integriteitskwestie ligt de woordvoering bij de loco-burgemeester. De woordvoering ligt bij de waarnemend raadsvoorzitter als de integriteitskwestie waar de burgemeester deel van uitmaakt zich (hoofdzakelijk) afspeelt binnen de rol van de burgemeester als voorzitter van de gemeenteraad

Aangifte bij de politie

Als er op enig moment gedurende de behandeling van de integriteitsmelding of tijdens de onderzoeksfase een vermoeden is van een (ambts)misdrijf, als genoemd in artikel 161 of 162 Wetboek van Strafvordering, doet de burgemeester aangifte bij de politie. Vanaf dat moment wordt alle informatie voorgelegd aan de politie, eventueel na overleg met de officier van justitie. Bij aangifte, als gevolg van verdenking van een (ambts)misdrijf, wordt het horen van de betrokkenen overgelaten aan het Openbaar Ministerie. Voorkomen moet worden dat, in geval van samenloop van bestuursrechtelijk- en strafrechtelijk onderzoek, onderzoekers onnodig in elkaars vaarwater komen en de betrokkenen met mogelijk dubbel onderzoek belasten. Het is daarom aan te bevelen alsdan voorrang te geven aan het strafrechtelijk onderzoek. Mocht de aangifte niet verder worden opgepakt door de politie (bijvoorbeeld als de Officier van Justitie vervolging niet opportuun acht) dan kan het eigen onderzoek weer worden opgestart.

Stappenplan

Stap 1 bespreken

In het protocol wordt een stappenplan gegeven waarbij de eerste stap is het bespreekbaar maken van mogelijke integriteitskwesties / -dilemma’s. Mocht de twijfel over een integriteitskwestie blijven, dan kan advies gevraagd worden bij de griffier, gemeentesecretaris of de burgemeester. Als de burgemeester, griffier of

gemeentesecretaris vermoedt dat een (voorgenomen) handeling mogelijk een integriteitsschending oplevert of dat het om een ingewikkelde kwestie gaat, volgt overleg in de integriteitsdriehoek.

Indien betrokkene na het aanspreken door de burgemeester op zijn (voorgenomen) handelen niet feitelijk corrigeert of het vermoeden blijft bestaan dat het handelen van betrokkene in strijd is met het handelen als ‘goed politiek ambtsdrager’, is de vervolgstap dat het vermoeden van schending wordt gemeld.

Indien er sprake is van een verstoorde bestuurlijke verhouding en de bestuurlijke integriteit van de gemeente in het geding is, vraagt de burgemeester om advies en bemiddeling bij de Commissaris van de Koning in de provincie Zuid-Holland.

Stap 2 meldingsfase

De ontvangst van een melding loopt via de burgemeester. De burgemeester is verantwoordelijk voor het behandelen van de melding van integriteitsschendingen door politieke ambtsdragers. Hij coördineert de toetsing van de melding en het onderzoeksproces. De burgemeester kan door een melding, door eigen waarneming of door berichtgeving van buiten de organisatie kennisnemen van een vermeende integriteitsschending.

Bij een melding over de burgemeester loopt de melding via de 1e locoburgemeester resp. waarnemend raadsvoorzitter en is deze verantwoordelijk voor het behandelen van de melding.

De burgemeester besluit, na toetsing door de integriteitsdriehoek van het voorhanden zijnde feitenmateriaal, tot:

  • -

    het schriftelijke afhandelen van de melding. De integriteit is niet geschonden en verder onderzoek is niet nodig: het gaat om een te gering feit om onderzoek te rechtvaardigen, er zijn onvoldoende aanwijzingen of het vermoeden is onvoldoende waarschijnlijk voor onderzoek, of als er een ander traject van toepassing is (bijv. klachten- en/of bezwaarprocedure).

  • -

    het niet verder onderzoeken, indien er sprake is van een duidelijke schending van de integriteit. Als sprake is van overtreding van de Gemeentewet waarbij de Kieswet een eigen handhavingsmechanisme kent, wordt dat proces gevolgd. In overige gevallen zendt de burgemeester de bevindingen onder geheimhouding naar het college en de commissie integriteit voor bespreking en mede op basis van de bevindingen besluit de burgemeester of er gronden zijn om onder geheimhouding de raad of, indien van toepassing de Commissaris van de Koning, te informeren over de bevindingen

  • -

    het verstrekken van een opdracht voor verder feitenonderzoek. Het vermoeden van een integriteitsschending berust op redelijke gronden, is onderzoekbaar en betreft een zodanig vermoeden dat nader onderzoek proportioneel en geboden is. Het college en de commissie integriteit worden hiervan in kennis gesteld.

  • -

    het doen van een aangifte. Er is een redelijk vermoeden van een strafbaar feit. Bij een vermoeden van een (ambts)misdrijf, als genoemd in artikel 161 of 162 Wetboek van Strafvordering, is het aan de burgemeester om aangifte of melding bij de politie te doen.

De betrokken politieke ambtsdrager wordt schriftelijk op de hoogte gesteld over de opdracht tot het instellen van een onderzoek en de wijze waarop de melder op de hoogte gehouden zal worden van de voortgang van het onderzoek.

Als het vermoeden bestaat dat opzettelijk een valse beschuldiging heeft plaatsgevonden (bijvoorbeeld uit rancune), is het aangewezen dat de burgemeester hiertegen actie onderneemt. Dit kan eventueel leiden tot een feitenonderzoek jegens de melder. De uitkomst daarvan kan vervolgens leiden tot aangifte bij de politie.

Stap 3 Onderzoeksfase

De burgemeester kan het feitenonderzoek laten doen door een interne onderzoekscommissie of extern onderzoeker. Een interne onderzoekscommissie zal moeten bestaan uit een multidisciplinair team waarin de benodigde kennis en expertise met het doen van feitenonderzoek aanwezig is. Hierbij kan worden gedacht aan juridische, financiële of ICT expertise. De interne onderzoekscommissie zal de benodigde objectiviteit en onafhankelijkheid moeten hebben bij het doen van het feitenonderzoek.

Het instellen van een interne onderzoekscommissie zal niet altijd mogelijk of wenselijk zijn. Met name als geen voldoende en/of geschikte mensen hiervoor te vinden zijn of als de afstand tussen de interne onderzoekers en de betrokkene persoonlijk of zakelijk te klein is om een voldoende objectief onderzoek te garanderen. Dit kan immers leiden tot (politieke) spanningen en verstoorde verhoudingen in de toekomst.

De burgemeester kan daarom kiezen voor een het laten verrichten van het onderzoek door een externe partij om voldoende onderzoekscapaciteit, kennis en expertise te verkrijgen.

De onderzoeksfase eindigt met het aanbieden van het onderzoeksrapport aan de burgemeester. Dit rapport behoort alle informatie te bevatten die voor de burgemeester nodig is om zich een oordeel te kunnen vormen over het vermoeden van de integriteitsschending. De burgemeester informeert de griffier en de gemeentesecretaris en bespreekt het onderzoeksrapport onder geheimhouding met

het college en de commissie integriteit.

Afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoeksrapport kan worden besloten:

  • het dossier te sluiten omdat er geen integriteitsschending heeft plaatsgevonden

  • aangifte te doen bij de politie

  • het onderzoeksrapport onder geheimhouding aan te bieden aan de raad.

Stap 4 Politiek-bestuurlijke behandelfase

De raad kan op basis van het onderzoeksrapport een oordeel vormen over (de gevolgen van) het rapport. Het raadslid dat in strijd met artikel 15, eerste lid, van de Gemeentewet handelt, kan door de burgemeester worden geschorst. Het is vervolgens aan de raad om te beoordelen of het raadslidmaatschap vervallen verklaard wordt. Als de raad vindt dat er geen aanleiding is om het lidmaatschap vervallen te verklaren, heft de raad de schorsing op.

Stap 5 Afronding

De melder wordt geïnformeerd over de vervolgstappen naar aanleiding van het onderzoeksrapport.