Regeling vervallen per 31-12-2024

Nadere regels duurzaamheidsmaatregelen De Duurzame Stad Lorentz III 2022

Geldend van 01-04-2022 t/m 30-12-2024

Intitulé

Nadere regels duurzaamheidsmaatregelen De Duurzame Stad Lorentz III 2022

Het college van B&W van de gemeente Harderwijk

Gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 2 en 3 van de Algemene subsidieverordening Harderwijk 2020;

Overwegende dat:

  • -

    de gemeente een actief duurzaamheidsbeleid kent zoals dat is vastgesteld in de Duurzaamheidsvisie ‘De Duurzame Stad Harderwijk’ van 28 april 2020 (hierna: Duurzaamheidsvisie);

  • -

    de Duurzaamheidsvisie betrekking heeft op vier pijlers met elk een eigen hoofddoel: 1) Circulaire economie: in 2050 volledig circulair door het sluiten van kringlopen en het verminderen van primair grondstofgebruik 2) Biodiversiteit: het behouden en verbeteren van de natuur door leefgebieden te vergroten, verbinden en de kwaliteit ervan te versterken; 3) Klimaatadaptatie: in 2050 een klimaatrobuuste stad door adaptatie op wateroverlast, droogte en hittestress; 4) Energietransitie: in 2050 klimaatneutraal zijn door energie te besparen en duurzame energie op te wekken;

  • -

    de gemeente het bedrijventerrein Lorentz III beschikbaar heeft. En nieuwe ondernemingen die zich op Lorentz III gaan vestigen een negatieve impact hebben op het milieu. Door extra duurzaamheidsmaatregelen te nemen wordt deze impact verlaagd.

Besluit de volgende nadere regels vast te stellen:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    Asv: Algemene subsidieverordening gemeente Harderwijk 2020 of een daarvoor in de plaats komende regeling;

  • c.

    bedrijfsgebouw: het onroerend registergoed dat alleen gebruikt wordt voor bedrijfsactiviteiten;

  • d.

    college: het college van B&W;

  • e.

    de-minimisverklaring: de verklaring van de aanvrager dat deze in de afgelopen drie belastingjaren minder dan het drempelbedrag aan subsidies of andere voordelen van overheden heeft ontvangen, zoals in bepaald in de De-minimisverordening;

  • f.

    de-minimisverordening: Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, PbEU 24 december 2013 L 352/1 (drempel: € 200.000) dan wel Verordening (EU) Nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector, PbEU 24 december 2013, L 352/9 (drempel: € 20.000) dan wel Verordening (EU) Nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector, PbEU 28 juni 2014, L 190/45 (drempel: € 30.000) of daarvoor in de plaats komende regelingen;

  • g.

    gebouwgebonden maatregel: een maatregel die betrekking heeft op het gebouw en waarbij de aangebrachte goederen volledig met het gebouw zijn verbonden;

  • h.

    gemeente: Gemeente Harderwijk;

  • i.

    Lorentz III: het bedrijventerrein met als naam Lorentz III zoals afgebakend op de plankaart behorende bij het bestemmingsplan ‘Lorentz-Oost’;

  • j.

    productieproces: het geïndustrialiseerde proces dat behoort bij de primaire bedrijfsactiviteiten om producten of deelproducten te maken, niet zijnde transport en dienstverlening;

  • k.

    terugverdientijd: de periode waarbinnen de extra investeringen (meerkosten) zijn terug te verdienen door bijvoorbeeld een verlaging van de energiekosten of de verkoop van energie of warmte, inclusief verkregen andere subsidies en fiscale maatregelen.

Artikel 2 Asv

  • 1. De Asv is van toepassing, tenzij daarvan in deze nadere regels uitdrukkelijk wordt afgeweken.

  • 2. De subsidies die op grond van deze nadere regels worden verleend zijn aan te merken als eenmalige subsidies.

Hoofdstuk 2 Subsidieprogramma

Artikel 3 Doel

Het doel van de subsidie is om ondernemingen die zich op het bedrijventerrein Lorentz III willen vestigen te stimuleren maatregelen te treffen die een bovenwettelijke bijdrage leveren aan de verwezenlijking van de doelstellingen uit de Duurzaamheidsvisie ‘De Duurzame Stad’, gericht op circulaire economie, biodiversiteit, klimaatadaptatie en energietransitie. Tegelijkertijd wil het college hiermee creativiteit en innovatie in de keuze voor maatregelen stimuleren en zo de bedrijven elkaar en de omgeving laten inspireren.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Het college verleent subsidie voor de volgende activiteiten:

    • a.

      maatregelen die bijdragen aan een circulaire economie door het sluiten van grondstofkringlopen en verminderen van afvalstromen, zoals:

      • i.

        minimaliseren primair materiaalgebruik voor nieuwbouw;

      • ii.

        maximaliseren van lokaal hergebruik van bouwmaterialen, bijvoorbeeld middels materialenpaspoort;

      • iii.

        reduceren van de watervraag in bouw- en gebruiksfase, bijvoorbeeld door toepassing waterbuffer;

      • iv.

        maximaliseren demontage en remontage in ontwerp gebouw;

      • v.

        duurzame materialen gebruiken in het gebouw (lagere milieu-impact), bijvoorbeeld materialen met een lage score in de MPG, biobased materialen (zoals gecertificeerd hout, hennep, vlas en stro).

    • b.

      maatregelen die bijdragen aan biodiversiteit door het behouden en verbeteren van natuurwaarden dan wel bijdragen aan biodiversiteit zoals:

      • i.

        groene daken (sedumdaken, grasdaken);

      • ii.

        gebouwgebonden natuurinclusief maatregelen;

      • iii.

        maatregelen op eigen buitenterrein.

    • c.

      maatregelen die bijdragen aan klimaatadaptatie ten aanzien van wateroverlast, droogte en hittestress, zoals:

      • i.

        gebouwgebonden hitte regulerende maatregelen voor binnenklimaat zoals passieve zonwering buiten aan de zonzijde;

      • ii.

        gebouwgebonden maatregelen voor hemelwateropvang en -afvoer middels bijvoorbeeld groen/blauwe daken;

      • iii.

        maatregelen op eigen buitenterrein definitie zoals schaduwelementen zoals bomen en overkappingen, extra waterberging en een slim bewateringssysteem voor beplanting op basis van regenwaterbron.

    • d.

      maatregelen die bijdragen aan de energietransitie door energiebesparing of duurzame opwek zoals:

      • i.

        gebouwgebonden maatregelen zoals extra isolatie van gevel, vloer of dak of ventilatie met warmteterugwinning en CO2-gestuurd;

      • ii.

        productie- en procesmaatregelen zoals energiebesparing door zuinige technologie of slimmere processen en hergebruik van de bij productie vrijgekomen warmte;

      • iii.

        maatregelen voor duurzame energieopwekking zoals zonnepanelen, restwarmte en productie groene waterstof.

  • 2. Het college verleent subsidie als, naast elders geformuleerde eisen, voldaan is aan alle van de onderstaande criteria:

    • a.

      de maatregelen zijn additioneel ten opzichte van de op dat moment gangbare energie- en milieunormen;

    • b.

      de subsidie heeft een stimulerend effect. Er is sprake van een stimulerend effect als:

      • i.

        de aanvraag voor subsidie is ingediend voordat de subsidiabele activiteiten zijn gestart;

      • ii.

        de subsidie leidt tot een wezenlijke toename van de omvang, reikwijdte of hoogte van de investeringen van de activiteiten of dat de activiteiten aantoonbaar sneller worden uitgevoerd;

      • iii.

        de terugverdientijd bedraagt meer dan vijf jaar;

      • iv.

        de activiteit is economisch haalbaar. Er is voldaan aan dit criterium als aannemelijk is dat de benodigde vergunningen binnen een periode van achttien maanden zijn verkregen;

  • 3. Voor zover een maatregel naar het oordeel van het college kan worden ondergebracht bij meer dan één van de in het eerste lid genoemde categorieën, beslist het college welke categorie van toepassing is.

Artikel 5 Aanvragers

De aanvraag kan worden ingediend door ondernemingen die zich op Lorentz III vestigen.

  • 1. In afwijking van artikel 2 lid 2 van de Asv kan het college subsidie verlenen aan ondernemingen die geen rechtspersoon zijn.

  • 2. In afwijking van artikel 9 lid 3 sub h van de Asv verleent het college subsidie aan aanvragers met een winstoogmerk.

Artikel 6 Aanvraag tot subsidieverlening en vereisten aanvraag

  • 1. De aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend door middel van het aanvraagformulier dat door het college beschikbaar wordt gesteld.

  • 2. In afwijking van artikel 7 van de Asv wordt de aanvraag uiterlijk 4 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, ingediend.

  • 3. Een aanvraag kan worden ingediend tot uiterlijk 31 december 2024.

  • 4. De aanvraag voldoet aan de eisen in de Asv en deze nadere regels.

  • 5. Bij de aanvraag overlegt de aanvrager alle gegevens en bescheiden zoals opgenomen in het aanvraagformulier. De aanvrager overlegt in ieder geval:

    • -

      een duurzaamheidsscan van de nieuwbouw die is opgesteld door een externe partij. In de duurzaamheidsscan moeten de kansen op het gebied van circulaire economie, biodiversiteit, klimaatadaptatie en energietransitie aan bod komen. Ook toont de scan dat wordt voldaan aan artikel 4, lid 2 en artikel 7, lid 1;

    • -

      een begroting van de extra kosten per maatregel inclusief offertes ter onderbouwing ervan;

    • -

      een recent uittreksel van de Kamer van Koophandel, niet ouder dan drie maanden;

    • -

      een kopie van de leveringsakte van de grond of koopovereenkomst (levering grond binnen zes maanden na datum subsidieaanvraag);

    • -

      een overzicht van ingediende of in te dienen vergunningaanvragen;

    • -

      een BENG of MPG berekening van de huidige situatie zonder maatregelen en nieuwe situatie met maatregelen;

    • -

      een ingevulde en ondertekende Verklaring de-minimissteun.

  • Het college kan aanvullende informatie opvragen voor zover noodzakelijk voor de beoordeling van de subsidieaanvraag.

  • Het aanvraagformulier dient volledig te zijn ingevuld, te zijn ondertekend en te zijn voorzien van de in het aanvraagformulier genoemde bijlagen. .

Artikel 7 Subsidiabele kosten

  • 1. De subsidiabele kosten bestaan uit de extra investeringen die nodig zijn voor de uitvoering van de activiteiten in vergelijking met de investeringen voor vergelijkbare activiteiten die niet leiden tot een verbetering van de milieubescherming/ wettelijk verplichte maatregelen.

  • 2. De volgende kosten behoren niet tot de subsidiabele kosten:

    • a.

      te betalen BTW;

    • b.

      personeelskosten van de aanvrager;

    • c.

      aanpassingen aan de constructie van het bedrijfsgebouw;

    • d.

      reguliere onderhouds- en herstelwerkzaamheden aan het bedrijfsgebouw;

    • e.

      kosten voor leges, juridische bijstand, notariskosten, kosten voor verwerving en bemiddeling daarbij van onroerend goed;

    • f.

      inkomstenderving;

    • g.

      premies voor verzekeringen, rente over leningen, kosten voor bankgaranties;

    • h.

      investeringen voor transportmiddelen;

    • i.

      reis en verblijfskosten.

  • 3. Het aandeel van de extra investeringskosten dat binnen vijf jaar terugverdiend kan worden, behoort niet tot de subsidiabele kosten.

  • 4. Het is niet toegestaan om cumulatief op basis van opeenvolgende gemeentelijke duurzaamheidsregelingen subsidie aan te vragen.

Artikel 8 Hoogte van de subsidie en betalen voorschot

  • 1. De subsidie bedraagt maximaal € 100.000,- voor elke nieuw te vestigen onderneming. Voor ondernemingen die meer dan twee hectare grond op Lorentz III in eigendom verkrijgen, bedraagt het subsidiebedrag maximaal € 150.000,-.

  • 2. Voor de activiteiten genoemd in artikel 4 lid 1 sub d bedraagt de subsidie maximaal € 50.000,-. Voor ondernemingen die meer dan twee hectare grond op Lorentz III in eigendom verkrijgen, bedraagt het subsidiebedrag voor de activiteiten in artikel 4 lid 1 sub d maximaal € 75.000,-.

  • 3. De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten van de activiteiten zoals genoemd in artikel 4 lid 1.

  • 4. Het college kan een voorschot verlenen tot ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten. Bij de aanvraag voor het voorschot overlegt de aanvrager een kopie van de benodigde vergunningen.

Artikel 9 Subsidieplafond en verdeelregels

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt € 800.000,-- en geldt voor het tijdvak gelegen tussen 1 april 2022 en 31 december 2024.

  • 2. Subsidieaanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst tot het vastgestelde subsidieplafond is bereikt. Wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Awb de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst van de aanvraag de datum waarop de aanvraag volledig is.

  • 3. Voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de subsidie geheel geweigerd.

Artikel 10 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op het bepaalde in de Asv gelden voor de subsidieontvanger de volgende verplichtingen:

  • a.

    de benodigde vergunningen zijn verkregen binnen achttien maanden na het verlenen van de subsidie;

  • b.

    de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn uitgevoerd binnen twee jaar na het verlenen van de subsidie. Het college kan deze termijn eenmalig verlengen;

  • c.

    de aanvraag tot vaststelling van de verleende subsidie wordt binnen dertien weken na afronding van de activiteiten ingediend.

Artikel 11 Weigeringsgronden, intrekkingsgronden en terugvorderingsgronden

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 4:25 en 4:35 Awb en het bepaalde in artikel 9 van de ASV 2020 weigert het college in ieder geval de aanvraag tot subsidieverlening als:

    • a.

      de aanvraag niet voldoet aan de criteria zoals gesteld in deze nadere regels;

    • b.

      de subsidieaanvrager geen duurzaamheidsscan van zijn project kan overleggen;

    • c.

      de aanvrager in staat van faillissement verkeert, dan wel aan hem surséance van betaling is verleend, dan wel een aanvraag voor faillissement of surséance loopt, of aan hem een uitstaand bevel tot terugvordering van staatssteun is gegeven;

    • d.

      de activiteiten zijn gericht op transport;

    • e.

      er reeds is gestart met de activiteiten voor het indienen van de aanvraag;

    • f.

      geen subsidie kan worden verleend binnen de kaders van de De-minimisverordening.

  • 2. De subsidie wordt in ieder geval ingetrokken, indien achteraf komt vast te staan dat zich een weigeringsgrond als omschreven in het eerste lid heeft voorgedaan.

  • 3. De subsidie wordt teruggevorderd indien de subsidie is ingetrokken.

Artikel 12 Europese regelgeving

Voor zover subsidie wordt verleend aan een onderneming gebeurt dit met inachtneming van de Europese regelgeving op het gebied van staatssteun. Daarbij wordt de De-minimisverordening toegepast en dient bij de aanvraag een de-minimisverklaring te worden overgelegd.

Slotbepalingen

Artikel 13 Inwerkingtreding, looptijd en overgangsbepaling

  • 1. Deze nadere regels treden in werking op 1 april 2022.

  • 2. Deze nadere regels vervallen van rechtswege op 31 december 2024, met dien verstande dat de nadere regels zoals deze luidden op 31 december 2024 van toepassing blijven op de aanvragen en/of bezwaarschriften waarop in het kader van deze regels nog besloten dient te worden.

  • 3. De nadere regels duurzaamheidsmaatregelen De Energieke Stad - Lorentz III, zoals vastgesteld bij collegebesluit van 16 november 2021, worden ingetrokken op de dag van inwerkingtreding van deze nadere regels.

Artikel 14 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als Nadere regels duurzaamheidsmaatregelen De Duurzame Stad - Lorentz III- 2022.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van B&W van de gemeente Harderwijk in de vergadering van 22 maart 2022.

de heer J.P. Wassens

secretaris

de heer H.J. van Schaik

burgemeester

Toelichting

De maatregelen die genomen kunnen worden om bij te dragen aan de verduurzaming van Lorentz III zijn niet limitatief opgenomen in deze regeling. De reden hiervan is dat de gemeente de ondernemingen niet wil beperken tot het treffen van specifieke maatregelen om in aanmerking te komen voor subsidiëring. De gemeente wil daarentegen juist innovatieve maatregelen stimuleren en hier zo min mogelijk restricties aan verbinden. Op deze manier kan de subsidieregeling mee groeien met innovatieve ontwikkelingen en wordt voorkomen dat de regeling een rigide vorm krijgt. Aan de hand van onafhankelijke factoren zal worden bepaald in hoeverre de te treffen maatregel bij zal dragen aan de doelen. Wat voor soort maatregel dit is, is verder niet van belang. Wel zal deze bijdragen aan één of meerdere van onderstaande: circulaire economie, biodiversiteit, klimaatadaptatie, energietransitie.

Circulaire Economie

De gemeente heeft in de duurzaamheidsvisie voor ‘‘De Circulaire Stad’ gekozen met als doel het sluiten van kringlopen en het verminderen van afvalstoffen dan wel deze om te zetten naar grondstoffen. De gemeente wil zo voor 2050 een circulaire economie hebben gerealiseerd. Dit betekent dat in 2050 grondstoffen efficiënt worden ingezet en hergebruikt, zonder schadelijke gevolgen voor het milieu. Voor zover er nieuwe grondstoffen nodig zijn, worden deze op duurzame wijze gewonnen en wordt verdere aantasting van de sociale en fysieke leefomgeving en de gezondheid voorkomen. Producten en materialen worden zo ontworpen, dat ze kunnen worden hergebruikt met zo min mogelijk waardeverlies en zonder schadelijke gevolgen voor het milieu. Nieuwe ondernemingen die zich op Lorentz III gaan vestigen vergroten de ecologische voetafdruk van het terrein door de input en output aan materiaalstromen. De gemeente wil stimuleren dat de nieuwe bedrijven hun input en output van materiaalstromen minimaliseren en zoveel mogelijk circulair toepassen.

Biodiversiteit

De gemeente heeft in de duurzaamheidsvisie voor ‘‘De Biodiverse Stad’ gekozen met als doel het behouden en verbeteren van de natuur door leefgebieden te vergroten, verbinden en de kwaliteit ervan te versterken. De verstedelijking gaat vaak ten koste van leefgebieden van flora en fauna door onder andere versnippering, verdroging en stikstofemissies. De gemeente wil stimuleren dat de nieuwe bedrijven hun ruimte natuurinclusief inrichten.

Klimaatadaptatie

De gemeente heeft in de duurzaamheidsvisie voor ‘‘De Klimaatbestendige Stad’ gekozen met als doel het weerbaar maken van de stad ten aanzien van wateroverlast, hittestress en droogte. Nieuwe ondernemingen die zich op Lorentz III gaan vestigen krijgen te maken met de steeds extremere weersomstandigheden door het veranderende klimaat. De inrichting van hun ruimte is bepalend voor in hoeverre zij hinder kunnen ondervinden door hitte, droogte en neerslag. De gemeente wil stimuleren dat de nieuwe bedrijven hun ruimte klimaatbestendig inrichten.

Energietransitie

De gemeente Harderwijk kent een actief klimaatbeleid. In het in 2013 opgestelde rapport “De energieke stad; een routekaart naar klimaatneutraal Harderwijk” (hierna: Routekaart De Energieke Stad) wordt het doel gesteld in 2031 een reductie van 45% van CO2 te realiseren. Om dit te kunnen bewerkstelligen moet, onder andere, de industrie zorgdragen voor jaarlijks 2% energiebesparing. Dit geldt niet alleen voor de in Harderwijk reeds gevestigde ondernemingen, maar ook voor de ondernemingen die zich in de toekomst in Harderwijk willen vestigen. Hiernaast moet zij ook duurzame energie op gaan wekken. Hiermee wordt energie bedoeld die wordt opgewekt uit hernieuwbare niet-fossiele energiebronnen, zoals windenergie, zonne-energie of geothermische energie.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Definities

Er is een definitie opgenomen van een bedrijfsgebouw. Dit moet gaan om een onroerend registergoed dat alleen gebruikt wordt voor de bedrijfsactiviteiten van de aanvrager. De subsidie richt zich dus niet op woningen.

Bij de beschrijving van de de-minimisverklaring sluit de gemeente aan bij Europese regelgeving over staatssteun. Het moet gaan om een verklaring van de aanvrager dat deze in de afgelopen drie belastingjaren minder dan het drempelbedrag aan subsidies of andere voordelen van overheden heeft ontvangen, zoals is bepaald in de Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, PbEU 24 december 2013 L 352/1 (drempel: € 200.000) dan wel Verordening (EU) Nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector, PbEU 24 december 2013, L 352/9 (drempel: € 20.000) dan wel Verordening (EU) Nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector, PbEU 28 juni 2014, L 190/45 (drempel: € 30.000) of daarvoor in de plaats komende regelingen.

De gemeente stelt subsidie beschikbaar voor gebouwgebonden maatregelen. Dit zijn maatregelen die betrekking hebben op het gebouw waarbij de aangebrachte goederen volledig met het gebouw zullen zijn verbonden. De aangebrachte maatregelen zijn dus niet meer los te maken van het gebouw.

Bij een productieproces moet het gaan om het geïndustrialiseerde proces waar machines en dergelijke worden gebruikt om producten of deelproducten te maken. Het productieproces moet behoren tot de primaire bedrijfsactiviteiten van de aanvrager. Het kan dus niet gaan om secundaire processen. Verder vloeit voort uit de definitie dat de gemeente transport en dienstverlening niet tot het productieproces rekent.

In de subsidieregeling is bepaald dat alle maatregelen waarbij de terugverdientijd meer dan vijf jaar bedraagt in aanmerking komen (Art.4 lid 2 sub b, iii). Om die reden is er een definitie hierover opgenomen. Het gaat om de periode waarbinnen de extra investeringen(meerkosten) zijn terug te verdienen doordat bijvoorbeeld de energiekosten lager zijn of door de verkoop van energie of warmte, of de verkoop van grondstoffen door lagere drinkwaterkosten. Bij het berekenen van de terugverdientijd rekent de gemeente met alle reeds verkregen subsidies of fiscale maatregelen, zoals de energie-investeringsaftrek.

Artikel 2 Algemene Subsidieverordening Harderwijk

De Algemene Subsidieverordening Harderwijk is terug te vinden op

https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Harderwijk/643965/CVDR643965_1.html

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

De gemeente maakt subsidie mogelijk voor maatregelen die bijdragen aan één of meer van de vier verschillende beleidsdoelen ten aanzien van circulaire economie, biodiversiteit, klimaatadaptatie en energietransitie. De gemeente wil alleen subsidie verlenen als dit echt een stimulans is. Dit geldt dus niet voor maatregelen waar we standaard vanuit gaan dat deze worden uitgevoerd zoals ledverlichting, waterbesparende kranen en aanwezigheidsdetectie. Om die reden heeft de gemeente een aantal criteria opgenomen waaraan de gemeente dit kan toetsen. Zo moeten alle maatregelen additioneel zijn ten opzichte van de op dat moment gangbare energie- en milieunormen.

Op basis van de Wet milieubeheer zijn alle ondernemers en organisaties verplicht om energiebesparende maatregelen te treffen voor zover deze binnen vijf jaar terugverdiend kunnen worden. De gemeente wil hierop aansluiten en voor de bedrijven op Lorentz III, alleen subsidie geven als de maatregelen verder gaan. Dus alleen maatregelen met een terugverdientijd van langer dan vijf jaar komen in aanmerking voor de subsidie. Bovendien moet de subsidie een stimulerend effect hebben. Dit kan worden aangetoond als de aanvraag is ingediend voordat de subsidiabele activiteiten zijn gestart. De subsidie is dan nog bedoeld om de besluitvorming van de aanvrager te beïnvloeden. Verder moet de subsidie leiden tot een wezenlijke toename van de omvang, reikwijdte en hoogte van de investeringen van de activiteiten of dat de activiteiten aantoonbaar sneller worden uitgevoerd. Deze criteria zijn afkomstig van het staatssteunrecht. Daarnaast moet de aanvrager aantonen dat de activiteit economisch haalbaar is. De aanvrager kan dit aantonen als aannemelijk is dat de benodigde vergunningen tijdig verkregen worden. De gemeente houdt daarbij vast aan een periode van achttien maanden zoals ook bij de verplichtingen bij deze subsidie is opgenomen.

Artikel 5 Aanvragers

De aanvraag kan worden ingediend door ondernemingen die zich op Lorentz III vestigen. In twee leden van artikel 5 van deze regeling is opgenomen dat het college subsidie kan verlenen aan niet-rechtspersonen en aanvragers met een winstoogmerk. Deze bepalingen zijn nodig omdat dit in de artikelen 2 lid 2 en 9 lid 3 onder sub h ASV is uitgesloten, tenzij het college dit in een nadere regeling wel toestaat.

Artikel 6 Aanvraag tot subsidieverlening

De aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend door middel van het aanvraagformulier dat door het college beschikbaar is gesteld. Bij de aanvraag overlegt de aanvrager alle gegevens en bescheiden zoals opgenomen in het aanvraagformulier. De aanvrager overlegt in ieder geval de duurzaamheidsscan die bij de aankoop van de gronden is gemaakt. Deze is verplicht bij de aankoop van de gronden van de gemeente. De duurzaamheidsscan is de basis voor de maatregelen. Als een aanvrager deze duurzaamheidsscan niet kan of wil overleggen dan kan dit een reden voor de gemeente zijn de aanvraag niet in behandeling te nemen.

Artikel 7 Subsidiabele kosten

De subsidiabele kosten bestaan uit de extra investeringen die nodig zijn voor de uitvoering van de activiteiten in vergelijking met de investeringen voor vergelijkbare activiteiten die niet leiden tot de duurzaamheidswinst (zoals de extra CO2-reductie, klimaatbestendigheid, circulariteit en/of bijdrage aan biodiversiteit). Op deze manier geeft de gemeente aan dat zij alleen maatregelen wil ondersteunen die daadwerkelijk extra investeringen vergen. Een aantal kosten behoren niet tot de subsidiabele kosten. Deze zijn in de regeling opgenomen.

Artikel 8 Hoogte van de subsidie en betalen voorschot

De aanvrager kan subsidie aanvragen voor maximaal 50% van de kosten van elk van de activiteiten zoals opgenomen in artikel 4 lid 1 van deze regeling. De subsidie bedraagt maximaal € 100.000 voor elke onderneming. In geval van energiemaatregelen (Art 4., lid 1, d) geldt maximaal 50.000 euro. Voor ondernemingen die meer dan twee hectare grond op Lorentz III in eigendom verkrijgen, bedraagt het subsidiebedrag maximaal € 150.000 en dan in geval van energiemaatregelen (Art 4., lid 1, d) geldt maximaal 75.000 euro.

Op grond van de Europese staatssteunregels kan de gemeente genoodzaakt zijn geen of een lagere subsidie te verlenen. Dit geldt als de aanvrager geen de-minimisverklaring kan overleggen of uit de door de aanvrager overgelegde de-minimisverklaring blijkt dat het in de van toepassing zijnde de-minimisverordening opgenomen drempelbedrag wordt overschreden.

Het college kan een voorschot verlenen tot ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten. Bij de aanvraag voor het voorschot overlegt de aanvrager een kopie van de vergunningverlening. Dit betekent dat de gemeente pas tot betaling overgaat als er een vergunning is verleend.

Artikel 10 Verplichtingen subsidieontvanger

Voor de subsidieontvanger geldt een aantal verplichtingen. Als niet aan deze verplichtingen is voldaan dan kan dit een reden voor de gemeente zijn de subsidie in te trekken en deze terug te vorderen. De eerste verplichting is gekoppeld aan het verkrijgen van de subsidie. Hiervoor is een termijn gesteld van achttien maanden. Verder moet het project binnen twee jaar zijn uitgevoerd.

Artikel 11 Weigeringsgronden

In de regeling is een aantal weigeringsgronden opgenomen. Uiteraard kan de gemeente de subsidie weigeren als niet is voldaan aan de criteria zoals gesteld in de nadere regels. De weigeringsgrond over de financiële moeilijkheden en het uitstaande bevel tot terugvordering van staatssteun is ingegeven door Europese regelgeving. Daarnaast wil de gemeente geen subsidie verlenen voor transport. Deze weigering is volledigheidshalve opgenomen. Tevens wil de gemeente voorkomen subsidie te verlenen aan activiteiten die al zijn gestart voor de toezegging van de subsidie.

Artikel 12 Europese regelgeving

Voor zover subsidie wordt verleend aan een onderneming gebeurt dit met inachtneming van de Europese regelgeving op het gebied van staatssteun. Daarbij kunnen onderstaande verordeningen of daarvoor in de plaats komende regelingen worden toegepast.

* De Europese verordeningen betreffende de-minimissteun: Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, PbEU 24 december 2013 L 352/1 (drempel: € 200.000) dan wel Verordening (EU) Nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector, PbEU 24 december 2013, L 352/9 (drempel: € 20.000) dan wel Verordening (EU) Nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector, PbEU 28 juni 2014, L 190/45 (drempel: € 30.000) of daarvoor in de plaats komende regelingen.

Gebruikmaking van deze verordening is mogelijk mits het in de van toepassing zijnde verordening opgenomen drempelbedrag nog niet is bereikt. De voorwaarde is wel dat de aanvrager een de-minimisverklaring overlegt. Dit houdt in dat de aanvrager verklaart in de afgelopen drie belastingjaren geen andere steunmaatregelen van de gemeente of andere overheden te hebben verkregen. De drempel/de-minimisgrens geldt overigens in concernverband.