Verordening van Provinciale Staten van de provincie Utrecht van 23 maart 2022, nummer PS2022FAC01, houdende regels voor subsidieverstrekking (Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 2022)

Geldend van 01-04-2022 t/m heden

Intitulé

Verordening van Provinciale Staten van de provincie Utrecht van 23 maart 2022, nummer PS2022FAC01, houdende regels voor subsidieverstrekking (Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 2022)

Provinciale Staten van Utrecht;

Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 2 november 2021, nummer 82331E72;

Gelet op de artikelen 105, 143 en 145 van de Provinciewet en artikel 4:23, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;

Overwegende:

  • -

    de wens om de Algemene subsidieverordening robuust en toekomstbestendig te maken;

  • -

    het belang van goed leesbare regelgeving voor potentiële subsidieaanvragers;

  • -

    de wens om de Algemene subsidieverordening verder in overeenstemming te brengen met het uniform subsidiekader (USK);

  • -

    dat de Algemene subsidieverordening tot doel heeft het subsidiesysteem in te richten volgens de principes: klant georiënteerd, effectief, efficiënt en rechtmatig.

Besluiten de volgende verordening vast te stellen:

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepaling

In deze verordening en de daarop gebaseerde regelingen wordt verstaan onder:

  • -

    beleidsgrondslag: door Provinciale Staten vastgesteld beleid, al dan niet in de vorm van een beleidskader of beleidsprogramma, op grond waarvan Gedeputeerde Staten dit beleid verder uitwerken en uitvoeren;

  • -

    incidentele activiteiten: activiteiten die één of een enkele keer en voor bepaalde tijd worden uitgevoerd;

  • -

    reguliere activiteiten: activiteiten die doorlopend en voor onbepaalde tijd worden uitgevoerd;

  • -

    subsidieperiode: tijdvak waarbinnen een subsidiabele activiteit moet zijn verricht, voorzien van een begin- en een einddatum.

Artikel 1.2 Toepassingsbereik

  • 1. Deze verordening is van toepassing op alle subsidies die door of namens Gedeputeerde Staten worden verstrekt.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is deze verordening niet van toepassing op:

    • a.

      subsidies op basis van een concessieovereenkomst;

    • b.

      subsidies waar reeds op andere wijze een uitputtende regeling voor is getroffen.

Artikel 1.3 Bevoegdheid subsidieverstrekking

  • 1. Gedeputeerde Staten zijn bevoegd tot het verstrekken van subsidie, het vaststellen van nadere regels en het vaststellen van subsidieplafonds.

  • 2. Onder de bevoegdheid tot het verstrekken van subsidies zoals bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval ook begrepen:

    • a.

      het nemen van besluiten tot verlenen, vaststellen, weigeren, intrekken of wijzigen van subsidies;

    • b.

      het verlenen van voorschotten;

    • c.

      het geheel of in termijnen betalen van voorschotten of subsidiebedragen;

    • d.

      het opschorten van de verplichting tot betaling van voorschotten of subsidiebedragen;

    • e.

      het terugvorderen van onverschuldigd betaalde voorschotten of subsidiebedragen;

    • f.

      het beslissen op bezwaarschriften tegen subsidiebesluiten.

Artikel 1.4 Subsidie op basis van een subsidieregeling

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen subsidieregelingen vast, waarbij zij nadere regels kunnen stellen met betrekking tot de volgende onderwerpen:

    • a.

      het subsidieplafond per kalenderjaar;

    • b.

      het minimum- en maximumbedrag voor subsidieverlening;

    • c.

      de wijze van indiening;

    • d.

      de aanvraagperiode;

    • e.

      het tijdstip van indienen voortgangsrapportages en vaststellingsverzoeken;

    • f.

      de wijze van verdeling;

    • g.

      wie subsidie mogen aanvragen;

    • h.

      de verplicht over te leggen gegevens;

    • i.

      de subsidiabele activiteiten;

    • j.

      de berekening van de hoogte van de subsidie;

    • k.

      de financiële vorm van de subsidie;

    • l.

      de subsidiabele kosten;

    • m.

      de inhoudelijke beoordelingscriteria;

    • n.

      de weigeringsgronden;

    • o.

      het van toepassing zijnde staatssteunkader;

    • p.

      de verplichtingen van de subsidieontvanger;

    • q.

      het overgangsrecht.

  • 2. Een subsidieregeling vermeldt de beleidsgrondslag.

Artikel 1.5 Subsidie op basis van de begroting

  • 1. Een subsidie die ten laste komt van eigen middelen van de provincie, wordt alleen verstrekt als daarvoor op de provinciale begroting voldoende gelden zijn uitgetrokken.

  • 2. Een subsidie op basis van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder voorwaarde dat daarvoor voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 3. De subsidiebeschikking vermeldt de beleidsgrondslag.

Paragraaf 2 Wijze van verdeling

Artikel 2.1 Wijze van verdeling

Wanneer sprake is van een subsidieplafond, wordt het beschikbare subsidiebedrag verdeeld op basis van de volgorde van ontvangst, de kwaliteit van de aanvraag, loting of een combinatie van deze verdelingswijzen.

Artikel 2.2 Verdeling op basis van volgorde van ontvangst

Bij de verdeling van het beschikbare subsidiebedrag op basis van de volgorde van ontvangst van de aanvragen geldt het volgende:

  • a.

    bij het bepalen van de volgorde van ontvangst van de aanvragen tellen alleen volledige aanvragen mee;

  • b.

    wanneer een subsidieregeling (mede) open staat voor schriftelijke aanvragen, is enkel de dag van ontvangst van de volledige aanvraag bepalend voor het bepalen van de volgorde van ontvangst;

  • c.

    wanneer een subsidieregeling enkel open staat voor digitale aanvragen, wordt het moment van ontvangst tot op de seconde nauwkeurig bepaald, met uitzondering van aanvragen die op de dag van openstelling zijn ontvangen, deze aanvragen worden geacht op hetzelfde moment te zijn ontvangen;

  • d.

    wanneer op basis van de volgorde van ontvangst niet bepaald kan worden welke aanvragen voor subsidie in aanmerking komen, omdat aanvragen geacht worden tegelijkertijd te zijn ontvangen, wordt de verdeling van het beschikbare bedrag voor deze aanvragen bepaald op basis van loting.

Artikel 2.3 Verdeling op basis van kwaliteit van de aanvragen

Bij de verdeling van het beschikbare subsidiebedrag op basis van de kwaliteit van de aanvragen geldt het volgende:

  • a.

    de kwaliteit van een aanvraag wordt beoordeeld op basis van vooraf bepaalde criteria in de subsidieregeling;

  • b.

    wanneer op basis van de kwaliteit van de aanvragen niet bepaald kan worden welke aanvragen voor subsidie in aanmerking komen, omdat de kwaliteit van meerdere aanvragen als gelijk wordt beoordeeld, wordt de verdeling van het beschikbare bedrag voor deze aanvragen bepaald op basis van loting.

Artikel 2.4 Verdeling door loting

Bij de verdeling van het beschikbare subsidiebedrag op basis van loting, wordt de loting verricht door of onder toezicht van een daartoe door Gedeputeerde Staten aan te wijzen notaris.

Paragraaf 3 Project- en exploitatiesubsidie

Artikel 3.1 Project- en exploitatiesubsidie

  • 1. Subsidie wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie of in de vorm van een exploitatiesubsidie.

  • 2. Een projectsubsidie wordt verstrekt voor duidelijk af te bakenen incidentele activiteiten, die niet tot de reguliere activiteiten van een aanvrager behoren. Een projectsubsidie wordt verstrekt voor een subsidieperiode, zodanig dat de subsidiabele activiteiten binnen de projectperiode kunnen worden afgerond.

  • 3. Een exploitatiesubsidie wordt verstrekt voor het uitvoeren van de reguliere activiteiten van een aanvrager.

Artikel 3.2 Exploitatiesubsidie

  • 1. Een exploitatiesubsidie kan worden verstrekt aan organisaties met hoofdzakelijk activiteiten op het gebied van:

    • a.

      cultuur;

    • b.

      cultureel erfgoed;

    • c.

      natuurbeheer en/of

    • d.

      mobiliteit.

  • 2. Tevens kan een exploitatiesubsidie worden verstrekt aan organisaties waarbij de provincie Utrecht, alleen of tezamen met andere overheden, direct of indirect, aan te merken valt als eigenaar van alle aandelen, of volledige zeggenschap bezit ten aanzien van het benoemen van de bestuurders.

  • 3. Buiten de in het eerste en tweede lid genoemde gevallen wordt een exploitatiesubsidie alleen verstrekt indien er gegronde redenen zijn om de vorm van een exploitatiesubsidie noodzakelijk te achten.

  • 4. Een exploitatiesubsidie wordt verstrekt voor de duur van maximaal zes jaar.

  • 5. Een aanvraag voor een exploitatiesubsidie wordt ingediend uiterlijk op 1 oktober voor het eerstvolgende kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

Paragraaf 4 Aanvraag en verlening

Artikel 4.1 Aanvrager

  • 1. Subsidie kan worden aangevraagd door één natuurlijke persoon of één rechtspersoon.

  • 2. Subsidie kan ten goede komen aan meerdere, samenwerkende (rechts)personen. In dat geval wijzen de deelnemende samenwerkende (rechts)personen één aanvrager aan. Betaling aan de aanvrager geldt als betaling aan de samenwerkende (rechts)personen.

  • 3. De aanvrager is verantwoordelijk voor het naleven van de aan de subsidie verbonden verplichtingen en is verplicht tot terugbetaling van de subsidie voor zover van toepassing.

Artikel 4.2 Wijze van indiening

De subsidieaanvraag wordt schriftelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze ingediend, tenzij een subsidieregeling een digitale wijze van indienen openstelt.

Artikel 4.3 Aanvraagformulier

  • 1. Een subsidieaanvraag waarvoor Gedeputeerde Staten een aanvraagformulier hebben vastgesteld, wordt ingediend met gebruikmaking van dat formulier.

  • 2. Bij de aanvraag worden tevens de in het formulier genoemde stukken meegestuurd.

Artikel 4.4 Te overleggen informatie bij een aanvraag

  • 1. Bij een subsidieaanvraag worden in ieder geval de volgende gegevens en stukken meegestuurd, tenzij in een subsidieregeling anders is bepaald:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen die worden nagestreefd en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een overzicht van de kosten en inkomsten die nodig zijn om de beschreven activiteiten uit te voeren;

    • d.

      een begroting;

    • e.

      een sluitend dekkingsplan van de kosten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteit, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • f.

      de actuele stand van het (eigen) vermogen;

    • g.

      indien van toepassing de stukken ten bewijze van toegezegde bijdragen door derden;

    • h.

      stukken waaruit blijkt dat de ondertekenaar van de aanvraag bevoegd is om de aanvraag in te dienen.

  • 2. Een aanvraag voor een projectsubsidie boven de € 125.000 bevat tevens een beschrijving van de projectorganisatie.

  • 3. Een aanvraag voor een exploitatiesubsidie bevat tevens de volgende gegevens:

    • a.

      de stand van zaken van de egalisatiereserve ten tijde van de aanvraag;

    • b.

      de meest recente jaarrekening, indien deze niet beschikbaar is wordt informatie bijgevoegd waaruit op vergelijkbare wijze de financiële positie van de aanvrager blijkt;

    • c.

      een beschrijving van de governance van de aanvrager.

  • 4. Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat bepaalde gegevens niet overlegd hoeven worden, wanneer dit gezien de inhoud en omvang van de subsidie disproportioneel wordt geacht.

  • 5. De aanvrager verstrekt op verzoek nadere informatie indien dit nodig is voor de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 4.5 Beslistermijn

  • 1. Een besluit op een subsidieaanvraag wordt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag verzonden aan de aanvrager. Deze termijn kan met maximaal 13 weken worden verlengd wanneer dit in een subsidieregeling is bepaald.

  • 2. Indien er sprake is van een subsidieplafond en de wijze van verdeling wordt bepaald op basis van de kwaliteit van de aanvraag of op basis van loting, wordt een besluit op een subsidieaanvraag binnen 13 weken na afloop van de aanvraagperiode verzonden. Deze termijn kan met maximaal 13 weken worden verlengd wanneer dit in een subsidieregeling is bepaald.

Artikel 4.6 Weigeringsgronden

  • 1. Subsidie wordt in ieder geval geweigerd indien:

    • a.

      het te verstrekken bedrag minder bedraagt dan € 1.000;

    • b.

      er geen sprake is van een sluitend dekkingsplan van de kosten;

    • c.

      de aanvrager in staat van faillissement/surseance van betaling verkeert, of de Wet schuldsanering natuurlijke personen van toepassing is verklaard;

    • d.

      er sprake is van een geval zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

    • e.

      toekenning naar het oordeel van Gedeputeerde Staten zou leiden tot ongeoorloofde staatssteun;

    • f.

      bij gebruik van de Algemene groepsvrijstellingsverordening of de Landbouwvrijstellingsverordening in het kader van staatssteun, een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie openstaat in verband met onrechtmatig verleende staatssteun;

    • g.

      toekenning zou leiden tot strijd met andere wet- en regelgeving;

    • h.

      gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de te verstrekken subsidie niet of in onvoldoende mate zal bijdragen aan het (beleids)doel waarvoor de subsidie wordt verstrekt;

    • i.

      gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de aanvrager de activiteiten niet naar behoren uit zal voeren;

    • j.

      de aanvrager doelen nastreeft of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • k.

      de activiteiten onvoldoende bijdragen aan de beleidsdoelstellingen of de belangen van (de inwoners van) de provincie;

    • l.

      het gevraagde subsidiebedrag niet in verhouding staat tot het beleidsmatig gewenste doel;

    • m.

      het belang van de aanvrager niet opweegt tegen de te verwachten ongewenste neveneffecten.

  • 2. Subsidie kan onder andere worden geweigerd indien:

    • a.

      niet wordt voldaan aan de bepalingen in deze verordening;

    • b.

      de aanvrager de activiteiten ook zonder de gevraagde subsidie kan verrichten;

    • c.

      voor dezelfde kosten of activiteiten reeds subsidie is verstrekt door Gedeputeerde Staten of door derden;

    • d.

      de subsidiabele activiteiten reeds zijn begonnen voor de subsidieaanvraag is ingediend;

    • e.

      de subsidiabele activiteiten reeds (grotendeels) zijn afgerond voor het moment van verlening;

    • f.

      er geen sprake is van een eigen bijdrage van de aanvrager;

    • g.

      subsidie in de vorm van een lening of garantstelling niet in overeenstemming met door Provinciale Staten vastgestelde verordeningen of beleidskaders met betrekking tot leningen en garanties kan worden verstrekt.

Artikel 4.7 Hoogte subsidie

  • 1. Projectsubsidies tot € 125.000 worden verstrekt als een vast bedrag.

  • 2. Van het eerste lid kan in een subsidieregeling worden afgeweken, of indien dit nodig is om te voorkomen dat er ongeoorloofde staatssteun wordt verleend.

  • 3. Subsidies vanaf € 125.000 en exploitatiesubsidies worden verstrekt als een percentage van de subsidiabele kosten, onder vermelding van een maximumbedrag.

Artikel 4.8 Subsidiabele kosten

  • 1. Bij projectsubsidies worden de kosten subsidiabel geacht voor zover de kosten:

    • a.

      direct toerekenbaar zijn aan de subsidiabel gestelde activiteit;

    • b.

      in redelijke verhouding staan tot het te bereiken resultaat;

    • c.

      niet behoren tot de reguliere kosten van de aanvrager.

  • 2. Bij exploitatiesubsidies worden de kosten subsidiabel geacht voor zover de kosten:

    • a.

      toerekenbaar zijn aan de subsidiabel gestelde activiteit;

    • b.

      in redelijke verhouding staan tot het te bereiken resultaat;

    • c.

      behoren tot de reguliere kosten van de aanvrager.

Artikel 4.9 Aanvraag tot wijziging

  • 1. Een aanvraag tot wijziging van een subsidiebeschikking dient voor het verstrijken van de subsidieperiode te worden ingediend.

  • 2. Een aanvraag tot wijziging kan onder andere worden afgewezen indien:

    • a.

      door de wijziging niet meer wordt voldaan aan de criteria voor subsidieverstrekking;

    • b.

      de aanvrager de aanvraag tot wijziging redelijkerwijs meer dan zes maanden eerder had kunnen indienen;

    • c.

      de subsidiabele activiteiten in overwegende mate veranderen;

    • d.

      de wijzing ziet op een verschuiving in de subsidiabele kosten van meer dan 25%.

  • 3. Een aanvraag tot wijziging wordt in ieder geval afgewezen indien de wijze van verdeling is bepaald op basis van de kwaliteit van de aanvragen en de verzochte wijziging van invloed is op onderdelen die van belang zijn voor de beoordeling van de kwaliteit van de aanvraag of anderszins de wijze van verdeling beïnvloedt. Dit is slechts anders wanneer er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die buiten de invloedssfeer van de aanvrager liggen.

Paragraaf 5 Vaststelling en betaling

Artikel 5.1 Vaststelling

Vaststelling van een subsidie kan op één van de volgende manier gebeuren:

  • a.

    Ambtshalve vaststelling zonder voorafgaande subsidieverlening;

  • b.

    Ambtshalve vaststelling na afloop van de subsidieperiode;

  • c.

    Vaststelling na een aanvraag tot vaststelling van de subsidieontvanger.

Artikel 5.2 Ambtshalve vaststelling zonder voorafgaande subsidieverlening

  • 1. Een subsidie wordt ambtshalve en zonder voorafgaande subsidieverlening vastgesteld bij een subsidiebedrag onder de € 25.000.

  • 2. Bij subsidie aan een publiekrechtelijke organisatie kan ervoor worden gekozen om subsidies vanaf € 25.000 ambtshalve vast te stellen, zonder voorafgaande subsidieverlening of na afloop van de subsidieperiode.

Artikel 5.3 Vaststelling na een aanvraag tot vaststelling

  • 1. Een subsidie wordt na een aanvraag tot vaststelling vastgesteld bij een verstrekt subsidiebedrag vanaf € 25.000.

  • 2. Een aanvraag tot vaststelling gaat in alle gevallen vergezeld van een verantwoording met betrekking tot de uitvoering van de subsidiabele activiteiten.

  • 3. Bij een verstrekt subsidiebedrag vanaf € 125.000 bevat een aanvraag tot vaststelling tevens een verantwoording van de subsidiabele kosten en bijbehorende inkomsten.

  • 4. Ook bij een verstrekt subsidiebedrag onder de € 125.000, waarbij het subsidiebedrag is bepaald als percentage van de kosten, bevat een aanvraag tot vaststelling tevens een verantwoording van de subsidiabele kosten en bijbehorende inkomsten.

  • 5. Ook bij exploitatiesubsidies onder de € 125.000,- bevat een aanvraag tot vaststelling tevens een verantwoording van de subsidiabele kosten en bijbehorende inkomsten.

  • 6. Gedeputeerde Staten kunnen voorschrijven dat ten behoeve van de subsidievaststelling van subsidies vanaf € 125.000,- een controleverklaring van de accountant wordt overlegd conform het door Gedeputeerde Staten vastgesteld Controleprotocol verantwoording subsidies.

Artikel 5.4 Termijnen bij aanvraag tot vaststelling

  • 1. Een aanvraag tot vaststelling wordt uiterlijk 6 maanden na afloop van de subsidieperiode bij Gedeputeerde Staten ingediend, tenzij anders aangegeven in de subsidieverleningsbeschikking.

  • 2. Bij meerjarige exploitatiesubsidies wordt jaarlijks uiterlijk op 15 juli een aanvraag tot vaststelling ingediend over het voorgaande kalenderjaar waarvoor subsidie is verleend.

  • 3. De subsidie wordt binnen 22 weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling vastgesteld.

  • 4. In een subsidieregeling kan van dit artikel worden afgeweken.

Artikel 5.5 Voorschotten

  • 1. Bij subsidies die direct worden vastgesteld vindt de betaling van het subsidiebedrag in één keer plaats.

  • 2. Indien Gedeputeerde Staten in andere dan in het eerste lid bedoelde gevallen besluiten tot bevoorschotting van de subsidie, worden in de subsidieregeling of in de subsidieverleningsbeschikking de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

Artikel 5.6 Betaling

Betaling geschiedt uitsluitend op een bankrekening (IBAN) die aantoonbaar op naam van de subsidieaanvrager staat.

Paragraaf 6 Verplichtingen subsidieontvangers

Artikel 6.1 Meldingsplicht

Een subsidieontvanger is verplicht om Gedeputeerde Staten binnen twee weken schriftelijk melding te doen, als er sprake is van:

  • a.

    dreigend faillissement of surseance van betaling;

  • b.

    strafrechtelijk onderzoek met betrekking tot de subsidiabele activiteiten;

  • c.

    strafrechtelijk onderzoek naar de subsidieontvanger;

  • d.

    overheidsoptreden met potentieel grote gevolgen voor de subsidiabel gestelde activiteiten, zoals bestuursdwang, intrekking of weigering van benodigde vergunningen of ander handhavend optreden;

  • e.

    overname door een derde partij van (onderdelen van) de organisatie waar de subsidiabele activiteiten in voorname mate worden uitgevoerd;

  • f.

    overige omstandigheden met een directe en potentieel grote invloed op de mogelijkheden van de subsidieontvanger om de subsidiabel gestelde activiteiten in overeenstemming met de subsidieverplichtingen uit te voeren;

  • g.

    subsidiabele activiteiten die geen doorgang kunnen vinden;

  • h.

    subsidiabele activiteiten die niet binnen de subsidieperiode kunnen worden afgerond;

  • i.

    het meer dan 20% naar boven of naar beneden afwijken van de daadwerkelijke kosten of inkomsten ten opzichte van de begrootte kosten of inkomsten;

  • j.

    wijziging van (toegezegde) externe financiering voor de subsidiabele activiteiten, wanneer dit om een bedrag van minimaal 20% van de subsidiabel gestelde kosten gaat.

Artikel 6.2 Administratieplicht

De subsidieontvanger is verplicht een deugdelijke en doelmatige administratie bij te houden ten aanzien van de voortgang van de subsidiabele activiteiten en de bijbehorende kosten en inkomsten. Deze administratie dient door de subsidieontvanger bewaard te worden gedurende minimaal vijf jaar na vaststelling van de subsidie.

Artikel 6.3 Tussenrapportage

  • 1. Als de gesubsidieerde activiteiten over meerdere kalenderjaren plaatsvinden, kan de subsidieontvanger de verplichting worden opgelegd om een tussentijdse verantwoordingsrapportage over te leggen met betrekking tot de voortgang van de subsidiabele activiteiten en de tot dan toe gemaakte kosten.

  • 2. Een tussentijdse verantwoordingsrapportage is in ieder geval verplicht wanneer dit is voorgeschreven op basis van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten of staatssteunregels.

Artikel 6.4 Vergoedingsplicht bij vermogensvorming

  • 1. In de gevallen, genoemd in artikel 4:41 van de Algemene wet bestuursrecht, is de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan Gedeputeerde Staten.

  • 2. Door de subsidieontvanger dient ten hoogste dat gedeelte van het gevormde vermogen vergoed te worden, dat overeenkomt met het deel dat de subsidie uitmaakte van de totale inkomsten van de subsidieontvanger in ten hoogste de laatste tien jaren waarin subsidie werd verstrekt. Als nog geen tien jaar subsidie is verstrekt, wordt de verschuldigde vergoeding berekend op basis van het aantal jaren gedurende welke zij wel is verstrekt.

  • 3. Bij de bepaling van de waarde van de vermogensbestanddelen wordt uitgegaan van hun waarde op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat bij verlies of beschadiging van goederen wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen. De waarde van de onroerende goederen wordt bepaald op basis van hun waarde in het economisch verkeer, die van de roerende goederen op basis van hun boekwaarde. De geldmiddelen, waaronder begrepen de banksaldi, worden gewaardeerd op hun nominale waarde.

  • 4. De waarde van onroerende goederen wordt vastgesteld door een onafhankelijk deskundige, die daartoe door Gedeputeerde Staten in overleg met de subsidieontvanger wordt aangewezen.

  • 5. Als een subsidie van € 125.000 of meer is verstrekt, kunnen Gedeputeerde Staten voorschrijven dat een controleverklaring wordt overgelegd met betrekking tot de berekening van de vergoeding.

Paragraaf 7 Toezicht en naleving

Artikel 7.1 Handhavingsbeleid

Gedeputeerde Staten voeren ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidiegelden een actief en consistent handhavingsbeleid.

Artikel 7.2 Controle achteraf

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen tot één jaar na afloop van de subsidieperiode of vaststelling van de subsidie een controle op basis van een steekproef instellen om te beoordelen of de subsidiabele activiteiten zijn uitgevoerd in overeenstemming met de subsidieverleningsbeschikking.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen tot vijf jaar na vaststelling van de subsidie een controle uitvoeren op basis van nieuwe informatie die tot het redelijke vermoeden leidt dat er ten onrechte geen melding als bedoeld in artikel 6.1 is gedaan.

Artikel 7.3 Medewerking controle

De subsidieontvanger verleent medewerking aan, door of vanwege Gedeputeerde Staten gevorderde controle van de administratie of een ander onderzoek naar gegevens die in het kader van de subsidieverstrekking van belang kunnen worden geacht. Hij verleent daartoe inzage in zijn administratie en verstrekt de inlichtingen die voor de beoordeling van de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de besteding van de subsidie, dan wel anderszins van belang kunnen zijn.

Artikel 7.4 Toezicht

Gedeputeerde Staten kunnen ambtenaren aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald.

Paragraaf 8 Overige bepalingen

Artikel 8.1 Waarderingssubsidie

  • 1. Een incidentele subsidie kan alleen worden verleend in de vorm van een waarderingssubsidie, van minimaal € 1.000 tot maximaal € 10.000, voor activiteiten waarvoor geen provinciaal beleid is vastgesteld.

  • 2. Onder een waarderingssubsidie wordt begrepen een subsidie waarmee Gedeputeerde Staten hun waardering voor (grotendeels) afgeronde activiteiten willen laten blijken en waarmee zij de ontvanger van de subsidie wil stimuleren om zich in te blijven zetten voor het doel waar de betreffende activiteit op ziet.

  • 3. De bevoegdheid tot het verstrekken van subsidies als bedoeld in dit artikel wordt alleen door het College van Gedeputeerde Staten uitgeoefend en wordt niet gemandateerd.

  • 4. De bepalingen in Paragraaf 2 tot en met Paragraaf 6 zijn niet van toepassing op subsidies zoals bedoeld in dit artikel.

Paragraaf 9 Slotbepalingen

Artikel 9.1 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 april 2022. Indien het Provinciaal Blad waarin deze verordening wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 april 2022, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 9.2 Overgangsrecht

  • 1. Subsidies die zijn aangevraagd of verstrekt vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening of een wijziging hiervan, worden behandeld overeenkomstig de op dat moment geldende regelgeving.

  • 2. Na de inwerkingtreding van deze verordening berusten vigerende Subsidieregelingen, die Gedeputeerde Staten hebben vastgesteld op grond van artikel 4, eerste lid, van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht, op deze verordening.

Artikel 9.3 Intrekkingen

Ingetrokken wordt:

  • -

    De Algemene subsidieverordening provincie Utrecht (2010BEM13);

Artikel 9.4 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 2022 (AsvpU).

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van provinciale staten van Utrecht van 23 maart 2022.

Provinciale staten van Utrecht,

Voorzitter

Griffier

Toelichting

Artikel 1.1 Definities

Zie voor een nadere toelichting over incidentele activiteiten en reguliere activiteiten de toelichting bij artikel 3.1.

Artikel 1.4 Subsidieregeling

Een subsidieregeling is het primaire instrument voor het verdelen van subsidiegelden. Een subsidieregeling schept duidelijkheid over de rechten en plichten van de subsidieontvanger en van Gedeputeerde Staten als de subsidieverstrekker. Dit bevordert niet alleen de rechtszekerheid, maar helpt ook in de doelmatige afwikkeling van de subsidierelatie. Verder zorgt de publicatie van een subsidieregeling ervoor dat iedereen zich op de hoogte kan stellen van de mogelijkheid om subsidie aan te vragen. Dit bevordert de eerlijke verdeling van de subsidiegelden.

Het van toepassing zijnde staatssteunkader voor een subsidieregeling dient afgestemd te zijn op de inhoud van de subsidieregeling. Het is niet wenselijk om een aanvrager, na de beoordeling op basis van de subsidieregeling, te confronteren met een inhoudelijk geheel andere beoordeling in het kader van een staatssteuntoets. Ook bij de verplicht mee te sturen gegevens dient daarom rekening gehouden te worden met de uit te voeren staatssteuntoets, zodat het voor de aanvrager op voorhand duidelijk is wat er van hem wordt verwacht.

Artikel 1.5 Subsidie op basis van de begroting

In bepaalde gevallen kan er in plaats van een subsidieregeling gekozen worden voor een zogeheten begrotingssubsidie. Een begrotingssubsidie heeft als nadeel dat de rechtszekerheid en transparantie van een subsidieregeling minder sterk aanwezig zijn. Wanneer er echter sprake is van een gering aantal subsidieontvangers, kan het opstellen van een subsidieregeling een relatief zware last zijn ten opzichte van het te bereiken resultaat. Er rust bij een begrotingssubsidie een verantwoordelijkheid op de subsidieverstrekker om te onderzoeken of er geen andere partijen zijn die op gerechtvaardigde gronden voor dezelfde subsidie in aanmerking zouden kunnen komen. Mocht er onvoldoende duidelijkheid zijn over welke partijen in aanmerking (kunnen) komen voor een begrotingssubsidie, is dit een belangrijke aanwijzing dat een subsidieregeling de meest aangewezen vorm is voor het verdelen van de subsidiegelden.

Nu er bij een begrotingssubsidie geen subsidieregeling is die de beleidsgrondslag vermeld, wordt de beleidsgrondslag in dit geval vermeld in de subsidiebeschikking zelf. In de begroting wordt verder de naam van de subsidieontvanger, de hoogte van het subsidiebedrag en een korte toelichting op het project opgenomen.

Artikel 2.2 Verdeling op basis van volgorde van ontvangst

Wanneer in het geval van sub c het subsidieplafond al wordt bereikt door de aanvragen die op de dag van openstelling van de subsidieregeling zijn ingediend, wordt de onderlinge verdeling van de subsidiegelden bepaald op basis van loting.

Bij wijziging van een aanvraag, wordt de volledige aanvraag geacht te zijn ontvangen op het moment dat de wijziging is ontvangen, met uitzondering van wijzigingen die zien op een kennelijke verschrijving.

Artikel 2.3 Verdeling op basis van kwaliteit van de aanvragen

Deze wijze van verdeling wordt ook wel aangeduid als de tendersubsidie. Een belangrijke beperking bij deze vorm van verdeling is dat aanvragen niet meer gewijzigd of aangevuld mogen worden na het verstrijken van de indieningstermijn.

Artikel 3.1 Project- en exploitatiesubsidie

Het belangrijkste onderscheid tussen een project- en exploitatiesubsidie ligt in de vraag of er sprake is van incidentele of reguliere activiteiten. Voor incidentele activiteiten geldt dat deze goed in tijd en ruimte zijn af te bakenen, de resultaten zullen hierbij normaal gesproken op eenvoudige wijze ‘smart’ geformuleerd kunnen worden. Bij reguliere activiteiten zal eerder sprake zijn van meerjarige doelen en het opstellen van trendmatige resultaatindicatoren om de beoogde effecten te volgen en eventueel bij te kunnen stellen. Ook hetgeen nodig is om een organisatie draaiend te houden (te exploiteren) valt onder reguliere activiteiten.

Bij een activiteit die eenmalig wordt uitgevoerd en een duidelijke begin- en einddatum kent, is er sprake van een project dat in tijd is afgebakend. Activiteiten die voortdurend of periodiek (wekelijks, maandelijks, jaarlijks) worden uitgevoerd, zijn niet in tijd afgebakend. Voor deze activiteiten kan normaal gesproken dan ook geen projectsubsidie worden verleend. Een uitzondering hierbij kan een eenmalige subsidie zijn voor een jaarlijks terugkerende activiteit. Zodra dezelfde of sterk vergelijkbare jaarlijkse activiteiten meerdere jaren achter elkaar worden gesubsidieerd, dient dit echter te gebeuren in de vorm van een exploitatiesubsidie.

Hoewel er een duidelijk onderscheid is tussen projectsubsidies en exploitatiesubsidies, betekent dit niet dat deze subsidies niet naast elkaar kunnen bestaan. Het is zeer goed mogelijk dat een organisatie een exploitatiesubsidie ontvangt voor haar reguliere activiteiten en dat zij tevens een projectsubsidie ontvangt voor een eenmalige activiteit. Omdat onder andere de subsidiabele kosten voor beide subsidies sterk van elkaar afwijken, dienen hier twee verschillende subsidieaanvragen voor ingediend te worden. Vervolgens zullen ook twee aparte subsidiebesluiten worden genomen. Het is van belang dat het onderscheid tussen de exploitatiesubsidie en de projectsubsidie zichtbaar in de boekhouding wordt vastgelegd. Op deze manier wordt voorkomen dat er onbedoeld sprake is van dubbele financiering van dezelfde kosten.

Artikel 3.2 Exploitatiesubsidie

De provincie Utrecht wenst organisaties te ondersteunen met een provinciale uitstraling, die een belangrijke rol vervullen in de samenleving, die niet door de markt wordt opgepakt. De belangrijkste organisaties die in dit kader te noemen zijn, zijn organisaties die activiteiten ontplooien op het gebied van cultuur, cultureel erfgoed, natuurbeheer en/of mobiliteit. Deze activiteiten mogen breed geïnterpreteerd worden, zo wordt educatie op het gebied van cultuur en natuur hier bijvoorbeeld ook toe gerekend. Verder kunnen exploitatiesubsidies verleend worden aan organisaties waarbij de aandelen en/of zeggenschap geheel in handen zijn van de provincie Utrecht, of gezamenlijk met andere overheden.

Voor het overige ziet de provincie haar rol met name in het stimuleren van korter lopende projecten en wil zij voorkomen dat de markt wordt verstoord door het langdurig steunen van marktactiviteiten. Er zal daarom terughoudend worden omgegaan met het verstrekken van exploitatiesubsidies, de voorkeur wordt zoveel mogelijk gegeven aan projectsubsidies. Gedeputeerde Staten blijven echter de mogelijkheid houden tot het verstrekken van exploitatiesubsidies in andere gevallen dan als bedoeld in het eerste en tweede lid, met daarbij de onderbouwing waarom een exploitatiesubsidie in haar ogen noodzakelijk wordt geacht. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan een organisatie met een taak van algemeen belang, waarbij het uitoefenen van deze taak niet op andere wijze voldoende kan worden gewaarborgd.

Artikel 4.1 Aanvrager

Een subsidie kan door één natuurlijke persoon of één rechtspersoon worden aangevraagd. Wanneer verschillende partijen samenwerken voor het uitvoeren van een activiteit dienen zij hier onderling afspraken over te maken en één van hen aan te wijzen om namens hen allen een aanvraag in te dienen. De communicatie over de subsidieaanvraag verloopt vanuit de provincie vervolgens uitsluitend via de aangewezen partij, die ook de enige ontvanger van de subsidiegelden is en verantwoordelijk is voor de verplichtingen die aan de subsidie zijn verbonden.

Artikel 4.4 Te overleggen informatie bij een aanvraag

Stukken die kunnen aantonen dat een ondertekenaar bevoegd is een subsidieaanvraag te ondertekenen kunnen een machtiging of een huishoudelijk reglement zijn. In sommige gevallen blijkt dit direct uit de statuten. Een machtiging dient wel aantoonbaar bevoegd te zijn afgegeven. Verder kan het bevoegd indienen van een aanvraag blijken uit het feit dat gebruik wordt gemaakt van e-herkenning.

Met de egalisatiereserve wordt de reserve bedoeld die is opgebouwd met subsidies van de provincie Utrecht.

Good governance is een belangrijke randvoorwaarde bij de realisatie van project- of exploitatiesubsidies. Voor de cultuursector is de Governance Code Cultuur ontwikkeld die vaak ook goed toepasbaar is in andere sectoren. Deze code beschrijft acht principes en biedt een normatief kader voor goed bestuur en toezicht en voorkomt ongewenste belangenverstrengeling. Ontvangers van exploitatiesubsidie worden gevraagd de inrichting van hun governance te spiegelen aan deze code.

Artikel 4.5 Beslistermijn

Deze termijnen zijn exclusief de wettelijke mogelijkheid om de behandelingstermijn op te schorten in verband met het ontbreken van verplicht aan te leveren gegevens.

Artikel 4.6 Weigeringsgronden

Met dezelfde activiteiten in het tweede lid onder c worden geen activiteiten bedoeld die gelijksoortig zijn of een herhaling van een activiteit, maar de exact zelfde activiteit op hetzelfde tijdstip met dezelfde kosten.

Voorbeelden van de in het tweede lid onder g genoemde beleidskaders zijn de huidige ‘Nota financieringsbeleid’ en de ‘Nota investeren, waarderen en exploiteren’. Van deze documenten kan worden afgeweken op deze wijze zoals in deze documenten staat beschreven. Indien dit niet wordt beschreven kan worden afgeweken van het betreffende document na een onderbouwd besluit van Gedeputeerde Staten of Provinciale Staten, afhankelijk van wie het betreffende document heeft vastgesteld.

Artikel 4.8 Subsidiabele kosten

Ten aanzien van de vraag welke kosten subsidiabel zijn, bestaat een belangrijk onderscheid tussen kosten bij projectsubsidies en kosten bij exploitatiesubsidies.

Voor projectsubsidies geldt dat de kosten direct toerekenbaar moeten zijn aan de subsidiabele activiteit. Dit betekent niet alleen dat het gaat om kosten die nodig zijn voor de uitvoering van de activiteiten, maar ook dat er een direct verband dient te bestaan tussen de betreffende kosten en de activiteiten. Als voorbeeld kunnen allerlei soorten overheadkosten worden genoemd, zoals huisvesting. Huisvesting is vaak noodzakelijk voor het uitvoeren van een specifieke activiteit, maar is meestal tevens noodzakelijk voor alle andere activiteiten van een organisatie. Kosten voor huisvesting zijn daarmee niet direct toerekenbaar aan de specifieke activiteiten die met een projectsubsidie worden gesubsidieerd. Kosten voor huisvesting zijn wel toerekenbaar aan de algemene exploitatie van een organisatie. Kosten voor huisvesting kunnen daarom wel subsidiabel zijn bij een exploitatiesubsidie.

De subsidiabele kosten dienen in alle gevallen in redelijke verhouding te staan tot het te bereiken resultaat. Met het te bereiken resultaat wordt hierbij bedoeld een resultaat van de subsidiabele activiteit en geen algemene en/of andere doelstellingen van een organisatie. Primair wordt hiermee bedoeld dat de subsidiabele kosten niet hoger mogen zijn dan redelijk is. Secundair dienen de kosten ook in een redelijke verhouding te staan tot de subsidiabele activiteit. Wanneer de subsidiabele activiteit een eenmalig buitenoptreden omvat waar versterking voor nodig is, is het redelijk dat hiervoor een geluidsinstallatie wordt gehuurd indien deze niet reeds bij de aanvrager beschikbaar is. Het is echter niet redelijk om voor een eenmalige activiteit een geluidsinstallatie aan te schaffen die jarenlang gebruikt kan worden. Het aanschaffen van een geluidsinstallatie kan echter wel weer redelijk zijn wanneer subsidie wordt verleend voor een groot aantal activiteiten gedurende meerdere jaren waarbij versterking nodig is. Ook hier blijft echter gelden dat de geluidsinstallatie passend behoort te zijn bij subsidiabele activiteiten.

Onder de reguliere kosten van een organisatie kunnen de kosten worden begrepen die normaal gesproken voor meerdere jaren in de begroting worden opgenomen. Denk hierbij aan kosten voor huisvesting, de vaste personeelsformatie, afschrijvingskosten en kosten voor goederen en diensten die op (semi-)permanente basis worden afgenomen, bijvoorbeeld op basis van langlopende contracten.

Onder de kosten die niet als reguliere kosten worden aangemerkt vallen met name de kosten die incidenteel worden gemaakt. Deze kosten zijn doorgaans zeer concreet aanwijsbaar door middel van specifieke facturen die op de subsidiabele activiteit zien. Kosten voor inzet van eigen personeel zijn slechts beperkt subsidiabel bij projectsubsidies. Het dient te gaan om uren die aantoonbaar direct toerekenbaar zijn aan de subsidiabele activiteit. Ter onderbouwing dient er in ieder geval sprake te zijn van een urenregistratie en dient toegelicht te worden op welke wijze de betreffende ureninzet direct heeft bijgedragen aan de subsidiabele activiteit. Enkel de vermelding dat uren aan een project zijn besteed is daarvoor onvoldoende. Uren voor overhead, of algemene werkzaamheden voor een organisatie zijn in ieder geval niet subsidiabel bij projectsubsidies. In bepaalde gevallen kunnen de kosten voor goederen en diensten die op (semi-)permanente basis worden afgenomen toch als niet reguliere kosten worden aangemerkt. Dit kan echter alleen wanneer er een scherp en onderbouwd onderscheid gemaakt kan worden tussen de goederen en/of diensten die direct toerekenbaar zijn aan de subsidiabele activiteit en de goederen en/of diensten die worden ingezet voor de reguliere activiteiten. Zo kan uit een offerte blijken dat een specifieke dienst wordt geleverd die enkel ten goede kan komen aan de subsidiabele activiteit en niet ten goede komt aan de overige activiteiten van de organisatie.

Verder staat het Gedeputeerde Staten vrij om in een subsidieregeling slechts een beperkt aantal specifieke kostencategorieën aan te wijzen die zij subsidiabel wensen te stellen.

Artikel 5.2 Ambtshalve vaststelling zonder voorafgaande subsidieverlening

Indien de subsidie wordt vastgesteld zonder voorafgaande subsidieverlening wordt achteraf steekproefsgewijs gecontroleerd of de subsidieactiviteit is uitgevoerd (zie art. 7.2)

Artikel 5.3 Vaststelling na een aanvraag tot vaststelling

Voor de vraag of er bij de verantwoording van de subsidie bij het verzoek tot vaststelling een inhoudelijke vaststelling, of ook een financiële verantwoording nodig is, wordt gekeken naar het maximale subsidiebedrag bij de verlening. Wanneer de totale subsidiabele kosten uiteindelijk lager komen te liggen, heeft dit geen invloed op de wijze van verantwoording.

Artikel 5.5 Voorschotten

Wanneer het moment van subsidieverlening en subsidievaststelling niet met elkaar samenvallen kan er gekozen worden voor het verstrekken van voorschotten. Het tijdstip van betaling van een voorschot kan afhankelijk worden gesteld van bijvoorbeeld het afronden van een specifieke (deel)activiteit door de subsidieontvanger.

Artikel 6.2 Administratieplicht

Zonder een deugdelijke administratie is het niet mogelijk om een goede controle uit te voeren. Een deugdelijke administratie is daarom essentieel. Dat een administratie doelmatig dient te zijn ziet op de mate van verantwoording die wordt verwacht. In alle gevallen wordt verwacht dat in de administratie bewijsstukken te vinden zijn met betrekking tot de voortgang van de subsidiabele activiteiten.

In een subsidieregeling of in de subsidieverleningsbeschikking kan de administratieplicht nader worden uitgewerkt. Bijvoorbeeld door te bepalen dat facturen, betalingsbewijzen, offertes, urenregistraties, een controleverklaring van een accountant en/of andere stukken verplicht deel uit dienen te maken van de subsidieadministratie.

Artikel 6.3 Tussenrapportage

Indien de verplichting tot een tussenrapportage wordt opgelegd, wordt in de betreffende subsidieregeling of subsidieverleningsbeschikking tevens toegelicht uit welke onderdelen deze tussenrapportage dient te bestaan. Zo kan ook enkel de verplichting worden opgelegd om een overzicht te geven van de voortgang van de subsidiabel gestelde activiteiten.

Sinds 1 januari 2021 gelden er vanuit het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) nieuwe regels op het gebied van het verwerken van subsidies in de financiële administratie. Dit geldt met name voor meerjarige en grote projectsubsidies. Het grensbedrag wordt hiervoor jaarlijks vastgesteld. Op basis hiervan kan een verplichting tot het aanleveren van tussenrapportages worden opgelegd. Ook specifieke regels op het gebied van staatssteun kunnen aanleiding zijn om een verplichting tot het aanleveren van een tussenrapportage op te leggen.

Artikel 7.2 Controle achteraf

Gedeputeerde Staten kunnen een jaar na vaststelling, of een jaar na afloop van de subsidieperiode een steekproef uitvoeren ter controle, al naar gelang wat de laatste datum is. Bij tussentijdse vaststelling kan tot een jaar na afloop van de subsidieperiode een controle worden ingesteld. Bij vaststelling na afloop van de subsidieperiode kan dit tot een jaar na vaststelling.