Beleidslijn toezicht en handhaving Wassen van machines op agrarische bedrijven

Geldend van 26-03-2022 t/m heden

Intitulé

Beleidslijn toezicht en handhaving Wassen van machines op agrarische bedrijven

Samenwerking Noordoostelijke waterschappen

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Akkerbouwers, loonwerkers en boomkwekers: bijna allemaal wassen en spoelen ze hun machines op wasplaatsen. Tijdens het wassen van de spuitmachine, aanmaken van de spuitvloeistof en of spoelen van lege verpakkingen van gewasbeschermingsmiddelen (gbm), bestaat de kans dat restanten gbm het riool of de sloot in stromen. Een groot probleem dat de kwaliteit van het oppervlaktewater bedreigt en daarmee ook de KRW doelstellingen.

De Noordoostelijke waterschappen hebben afgelopen twee jaar in het kader van een bewustwordingscampagne wasplaatsen en/of erven bij agrariërs en loonwerkers onderzocht op aanwezigheid van werkzame stoffen van gewasbeschermingsmiddelen. Kort samengevat kan geconcludeerd worden dat gemiddeld per bedrijf 20 werkzame stoffen per monster zijn aangetroffen, waarvan ruim de helft de normen voor oppervlaktewater overschrijden. Kortom: het wassen van machines op agrarische bedrijven is een activiteit waar enorme milieuwinst is te behalen. En dat is mogelijk; er zijn diverse zuiveringssystemen voor gewasbeschermingsmiddelen waarbij geen lozing plaatsvindt.

Huidige regelgeving is alleen uitvoerbaar bij een controle op heterdaad. Vanwege het grote milieubelang is het verzoek vanuit handhaving om ook achteraf, nadat de activiteit heeft plaatsgevonden, te handhaven. In deze notitie wordt hiervoor een beleidslijn voorgesteld om samen met alle Noordoostelijke waterschappen uniform tegen verontreiniging van het oppervlaktewater als gevolg van deze activiteit op te treden. Elk waterschap legt deze beleidslijn ter goedkeuring voor aan eigen bestuur.

1.2 Wet- en regelgeving

Activiteitenbesluit milieubeheer

Voor het aanleggen en gebruik van een wasplaats zijn voorschriften opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Er zijn regels voor zowel het uit- als inwendig wassen van werktuigen waarmee gewasbeschermingsmiddelen zijn toegepast en voor lozing van hemelwater van een bodem beschermende voorziening. In bijlage 1 staat een kort overzicht van deze regels.

Wet gewasbeschermingsmiddelen

De Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb) stelt eisen aan handelingen met gewasbeschermingsmiddelen en biociden (zie bijlage 2). De waterbeheerder is bevoegd om op deze voorschriften te handhaven.

Tweede nota duurzame gewasbescherming

Hierin zijn gezamenlijke doelen, ambities en maatregelen voor duurzame gewasbescherming voor de periode 2013-2023 vastgelegd. Opgenomen is dat de waterkwaliteit in 2023 op orde moet zijn. Dit geldt zowel voor water dat bestemd is voor drinkwater, als voor de ecologische kwaliteit van oppervlaktewater (Kaderrichtlijn Water). In 2023 mogen er nagenoeg geen overschrijdingen van gewasbeschermingsmiddelen meer plaatsvinden. Dit betekent dat het aantal overschrijdingen van de milieukwaliteitsnormen dan met 90% moet zijn afgenomen ten opzichte van 2013. In 2018 moet het aantal overschrijdingen met 50% zijn afgenomen.

1.3 Doel

Alle Noordoostelijke waterschappen willen uniform tegen deze activiteit optreden. Daarom heeft deze notitie als doel:

‘het vaststellen van een beleidslijn voor het afvalwater dat vrijkomt bij het wassen van (spuit)machines* en vermindering van verontreiniging van oppervlaktewater.’

*Machines die in aanraking zijn geweest met gewasbeschermingsmiddelen, dat zijn poot-, zaai- en spuitmachines.

Het wassen van (spuit)machines binnen het activiteitenbesluit milieubeheer is alleen uitvoerbaar bij een controle op heterdaad. Vanwege het grote milieubelang is het verzoek vanuit handhaving om ook achteraf, nadat de activiteit heeft plaatsgevonden, te handhaven. Door het nemen van monsters is handhaving op de zorgplicht mogelijk. Deze strategie wordt in dit voorstel nader toegelicht, met uiteindelijk als doel verbetering van de oppervlaktewater kwaliteit. Ook voor de agrarische sector zelf is het van groot belang vanwege behoud van gewasbeschermingsmiddelen.

2. Handhavingsplan

2.1 Huidige situatie

In de praktijk blijkt dat veel (spuit)machines op het erf worden schoongemaakt. Door bijvoorbeeld het spoelen en reinigen van veldspuiten, poot- en of zaaimachines kunnen er resten van gewasbeschermingsmiddelen in het riool of de sloot terecht komen.

De activiteit ‘wassen van spuitmachines’, mag volgens het Activiteitenbesluit twee keer per jaar binnen de inrichting op het erf (onverharde bodem) plaatsvinden, met daarbij de kans op uitspoeling van het afvalwater met behoorlijke vrachten aan gewasbeschermingsmiddelen naar bodem. Bij het wassen op het erf vindt er in veel gevallen ook direct of indirect lozing op het oppervlaktewater plaats. Het inwendig reinigen van spuitmachines (zonder zuiveringsvoorziening) op het erf is niet toegestaan. Toch gebeurt dit in de praktijk.

Bij loonwerkers vindt lozing vaak op de riolering plaats. Gewasbeschermingsmiddelen worden niet gezuiverd op een rioolwaterzuiveringsinstallatie en komen dus rechtstreeks in het oppervlaktewater terecht. Bij de meeste loonwerkers is geen zuiveringsvoorziening aanwezig.

Een nul lozing van gewasbeschermingsmiddelen is niet reëel. Aan machines die in aanraking zijn geweest met grond zoals bijvoorbeeld poot-, zaai- en grondbewerkingsmachines kunnen gewasbeschermingsmiddelen zitten. Bij het reinigen van deze machines worden na monstername zeer waarschijnlijk lage concentraties werkzame stoffen van gewasbeschermingsmiddelen aangetroffen.

2.2 Handhavend optreden

Bij lozingen op oppervlaktewater zijn de waterschappen bevoegd gezag. Bij lozingen op vuilwaterriool en de bodem zijn de gemeentes bevoegd gezag. In deze strategie stellen wij een gelijke aanpak van zowel lozing op riolering als lozing op oppervlaktewater voor.

2.2.1 Strafrechtelijk optreden

Bij strafrechtelijk optreden is het waterschap bevoegd om een Bestuurlijke strafbeschikking uit te schrijven voor het lozen van stoffen zonder vergunning op oppervlaktewater. Het waterschap is hiervoor niet bevoegd bij lozing op het riool.

Het waterschap is daarnaast bevoegd om een boeterapport op te maken in het kader van de zorgplicht op de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, zowel bij lozing op oppervlaktewater als op de riolering.

Het onzorgvuldig gebruik van een gewasbeschermingsmiddel moet worden onderbouwd door monstername. Ook moet onderbouwd worden dat er gevaar is voor mens en dier.

Vanwege onze bevoegdheid op zowel oppervlaktewater als riool gaat onze voorkeur uit naar het opmaken van een boeterapport in kader van de zorgplicht op de WGB.

2.2.2 Bestuursrechtelijk optreden

Bestuursrechtelijk optreden bestaat uit het voorkomen van een lozing van gewasbeschermingsmiddelen. De ondernemer krijgt een bepaalde termijn om een plan van aanpak te maken om lozing van het reinigingswater op oppervlaktewater en riolering te voorkomen.

Bestuursrechtelijk optreden betreft ook het schoonmaken van de huidige voorziening waar afvalwater verontreinigd met gewasbeschermingsmiddelen in terecht is gekomen.

Bestuursrechtelijk optreden moet bij lozing op de riolering worden afgestemd met de betrokken gemeente.

2.3 Handhavingsstrategie

Er is geen verband tussen het aantal gevonden werkzame stoffen en de concentratie aangetoond. Het houden van toezicht en handhaven heeft als doel een verbetering van de waterkwaliteit door het gehalte aan werkzame stoffen in oppervlaktewater te verminderen. Voor de handhavingsstrategie is daarom de totale hoeveelheid werkzame stof per monster, uitgedrukt in µg/l, als uitgangspunt genomen.

De volgende werkwijze wordt voorgesteld:

≥ 1.000 µg werkzame stof/liter

Bij bedrijven waar in een genomen monster (vanuit een straatkolk en/ of wasplaats) meer dan 1.000 µg/liter aan werkzame stof wordt aangetroffen, wordt handhavend opgetreden op basis van de zorgplicht artikel 2a WGB. Deze bedrijven krijgen een boeterapport.

Deze bedrijven moeten daarnaast een plan van aanpak opstellen om emissie van gewasbeschermingsmiddelen naar oppervlaktewater of riool bij het wassen van machines te voorkomen. Het uitvoertraject varieert van een half jaar tot een jaar.

Bedrijven moeten de huidige voorziening met de aangetroffen restanten gewasbeschermingsmiddelen leegmaken en reinigen.

≥150 µg werkzame stof/liter - ≤1.000 µg werkzame stof/liter

Bedrijven waar in een genomen monster (vanuit een straatkolk en/ of wasplaats) tussen de 150 µg/liter en de 1.000 µg/liter aan werkzame stof wordt aangetroffen wordt bestuursrechtelijk opgetreden en moet een plan van aanpak opgesteld worden om erfemissie van gewasbeschermingsmiddelen te voorkomen. Het uitvoertraject varieert van een half jaar tot een jaar.

Bedrijven moeten de huidige voorziening met de aangetroffen restanten gewasbeschermingsmiddelen reinigen.

≤150 µg werkzame stof/liter

Bedrijven onder de 150 µg/liter krijgen een adviesgesprek.

2.3.1 Toelichting voorstel

≥1.000 µg/liter

Bij ongeveer driekwart van de onderzochte bedrijven is de aangetroffen hoeveelheid aan werkzame stof onder de 1.000 µg/ liter. Bij bedrijven waar meer dan 1.000 ug/l aan werkzame stoffen in een monster is aangetroffen is er onzorgvuldig gehandeld op het erf of wasplaats. In die gevallen is het aannemelijk dat de spuitmachine is gereinigd op de wasplaats of er zijn restanten van gewasbeschermingsmiddelen ongezuiverd weggespoeld. Kortom er wordt niet gehandeld conform zorgplicht.

Om in de toekomst te kunnen voldoen aan de kaderrichtlijn water, zullen de maatregelen moeten worden aangescherpt. Deze notitie is er mede op gericht om de afgesproken doelstellingen te behalen. Wanneer de doelstellingen van de kaderrichtlijnwater voor gewasbeschermingsmiddelen niet worden gehaald, is de kans zeer groot dat bestaande middelen uit de handel worden genomen of dat teeltvrijzones worden aangepast. Het is daarom ook voor de sector zelf van belang om in beweging te komen en maatregelen te treffen.

Ons voorstel om zowel straf- als bestuursrechtelijk op te treden bij aangetroffen waardes van ≥ 1.000 ug/l is ons inziens om bovengenoemde onderbouwing rechtvaardig.

≤150 µg/liter

Deze ondergrens is ingebouwd omdat een volledig gewasbeschermingsmiddel vrije wasplaats niet realistisch is. Gewasbeschermingsmiddelen kunnen zich hechten aan bijvoorbeeld grond. Daarnaast staat in het activiteitenbesluit dat het lozen van afvalwater van machines waarmee gewasbeschermingsmiddelen zijn toegepast, via een zuiveringsvoorziening mogen worden geloosd op riolering wanneer er 95% van de middelen is verwijderd. Het is daarom niet rechtvaardig om uit te gaan dat er helemaal geen gewasbeschermingsmiddelen in het afvalwater zitten.

Afgelopen jaren is ook aangetoond dat wanneer de voorziening op een wasplaats wordt leeggemaakt en daarna goed gereinigd met een hogedrukreiniger de belasting van gewasbeschermingsmiddelen tot onder de 150 ug/l wordt gereduceerd. Daarom is een ondergrens aangehouden van 150 ug/l.

Ondertekening

Bijlage 1A Wassen van werktuigen waarmee gewasbeschermingsmiddelen zijn toegepast

Het gaat hier om het wassen van de buitenkant van motorvoertuigen en werktuigen waarmee gewasbeschermingsmiddelen zijn toegepast. De volgende regels zijn hiervoor in het Activiteitenbesluit opgenomen:

Lozen van waswater met gewasbeschermingsmiddelen

Het lozen op oppervlaktewater is verboden.

De voorschriften voor bodembescherming hangen af van het aantal keren dat er wordt gewassen.

Het lozen van het waswater op of in de bodem is toegestaan als het wassen plaatsvindt op het perceel waar de gewasbeschermingsmiddelen zijn toegepast. Dit is onafhankelijk van het aantal keren dat er wordt gewassen.

Het lozen van het waswater in de bodem mag ook als er binnen de inrichting maximaal twee voertuigen per jaar worden gewassen.

Als er vaker dan 2 keer per jaar een voertuig wordt gewassen gelden de onderstaande regels:

Lozing van het opgevangen waswater

Lozing op de bodem en in het vuilwaterriool mag alleen via een zuiveringsvoorziening met 95% zuiveringsrendement voor het verwijderen van de gewasbeschermingsmiddelen. Het afvalwater mag na de zuiveringsvoorziening op de bodem worden geloosd als dit gelijkmatig wordt verspreid en ten hoogste 20 mg olie per liter bevat.

Het afvalwater mag na de zuiveringsvoorziening op het vuilwaterriool worden geloosd als er ten hoogste 300 mg/l aan onopgeloste stoffen in zit en ten hoogste 200 mg olie per liter.

Verharde vloer

Het wassen moet plaatsvinden boven een vloeistofdichte vloer* of verharding. De vloeistoffen mogen niet over de rand van de vloer of verharding lopen. De rand moet dus voldoende hoog zijn of de vloer moet op afschot liggen. De afvoer moet groot genoeg zijn en mag niet verstopt raken.

* vloeistofdichte vloer: in de nieuwe wet- en regelgeving, het ‘BAL’ (Besluit Activiteiten Leefomgeving) wordt een aaneengesloten vloer als voorwaarde gesteld voor een wasplaats bij akkerbouwbedrijven ipv de nu strengere maatregel vloeistofdichte vloer.

Bijlage 1B Lozing hemelwater vanaf bodem beschermende voorziening

Hemelwater van bodem beschermende voorziening is mogelijk verontreinigd. In het Activiteitenbesluit (AB) wordt geregeld in artikel 3.3. dat alleen hemelwater wat niet afkomstig is van bodem beschermende voorzieningen mag worden geloosd. Ander hemelwater is verboden te lozen (artikel 2.2.) tenzij het bij de activiteit is geregeld. En dat is hier niet het geval. Je mag hemelwater lozen in de bodem lozen als het bevoegd gezag dit met maatwerk heeft goedgekeurd, artikel 2.2 AB., met maatwerk hef je het lozingsverbod op. Aan het maatwerk kunnen voorwaarden gesteld worden zoals vloer schoonmaken/zuiveringsvoorziening/first flush opvangen/niets.

Het is dus niet zo dat de lozing van hemelwater van bodem beschermende voorziening niet mogelijk kan zijn, Er moet alleen een afweging gemaakt worden door het bevoegd gezag. En dat is per situatie mogelijk op basis van artikel 2.2. van het AB. Het AB biedt mogelijkheden aan de ondernemer en het bevoegd gezag om de voorgestelde oplossingen te “vergunnen”. Dit is geen centrale afweging.

Bijlage 2 Wet gewasbeschermingsmiddelen

In artikel 6.12 van de Waterwet (Wtw) is opgenomen dat hoofdstuk 6 niet van toepassing is op handelingen waarvoor eisen zijn gesteld in de Wgb, tenzij bij AMvB anders wordt bepaald. Bij AMvB is 'anders bepaald'. In artikel 1.3b van het Activiteitenbesluit is namelijk opgenomen dat voor die handelingen daarnaast ook nog hoofdstuk 6 Wtw van toepassing is. Dit geldt alleen voor handelingen bij agrarische activiteiten of daarmee verband houdende activiteiten. In artikel 1.4b Activiteitenbesluit is opgenomen dat degene, die nabij oppervlaktewater gewasbeschermingsmiddelen en biociden gebruikt, moet voldoen aan de eisen in het Activiteitenbesluit.

Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en biociden heeft hiermee een dubbele wettelijke basis. Dit betekent dat ook de waterbeheerder op deze voorschriften kan handhaven. Het bovenstaande betekent dat bij gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en biociden en lozing op oppervlaktewater de gebruiksvoorschriften op grond van de Wgb impliciet ook voorwaarden zijn. In het geval dat de waterkwaliteitsdoelstellingen worden overschreden, kan het bevoegd gezag via maatwerkvoorschriften nadere eisen stellen aan het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en biociden op grond van de zorgplicht

Bijlage 3 Resultaten waterschappen

Aangetroffen werkzame stof per bedrijf in µg/l

afbeelding binnen de regeling

Aantal werkzame stoffen per bedrijf

afbeelding binnen de regeling