Beleidsregels leerlingenvervoer Alblasserdam 2022

Geldend van 08-03-2022 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels leerlingenvervoer Alblasserdam 2022

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alblasserdam;

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en de Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Alblasserdam 2022 (hierna te noemen: de verordening);

  • Het wenselijk is beleidsregels vast te stellen ten behoeve van een praktische uitvoering van het leerlingenvervoer;

  • De verantwoordelijkheid voor de schoolgang van leerlingen primair de verantwoordelijkheid van de ouders is;

  • De vorm van bekostiging van leerlingenvervoer zoveel mogelijk aan moet sluiten op de individuele mogelijkheden van ouders en leerlingen en eventuele beperking van de leerling;

  • Het college de zelfredzaamheid in het reizen van leerlingen wil vergroten;

Besluit vast te stellen de volgende Beleidsregels leerlingenvervoer Alblasserdam 2022:

Artikel 1 Vervoersontwikkelingsplan

In aanvulling op artikel 4 lid 5 van de verordening: zelfstandig (leren) reizen vanaf de leeftijd van 11 jaar moet waar redelijk en mogelijk genormaliseerd worden. Als een leerling geen structurele handicap heeft waardoor zelfstandig reizen met OV nu en in de toekomst uitgesloten is, wordt bij leerlingen vanaf 11 jaar met de ouder(s)/verzorger(s) een gesprek gevoerd. In dit gesprek worden de mogelijkheden besproken om de leerling zelfstandig te laten reizen met het OV of op de fiets.

De uitkomsten van dit gesprek worden vastgelegd in een vervoersontwikkelingsplan. Hierin staat in ieder geval beschreven:

  • de mogelijkheden en beperkingen van het kind bij het zelfstandig reizen met openbaar vervoer of de fiets en de groei die daarin mogelijk is;

  • de mogelijkheden van de ouders om hun kind voor te bereiden op het zelfstandig reizen met openbaar vervoer of fiets;

  • concrete afspraken over de termijn waarop het zelfstandig reizen begint.

Bij het vervoersontwikkelingsplan wordt het advies van de school en/of het Samenwerkingsverband betrokken. Als er twijfel bestaat of een kind in staat is zelfstandig of onder begeleiding de school te bezoeken, dan kan door de gemeente een onafhankelijk medisch onderzoek worden aangevraagd. De kosten van het onderzoek zijn voor rekening van de gemeente.

Artikel 2 Advies van een deskundige

De aanvraag voor een vervoersvoorziening dient vergezeld te gaan van een advies van één van de onderstaande partijen. Het vervoersadvies gaat in op de mogelijkheden en beperkingen van het kind bij het zelfstandig of begeleid reizen met openbaar vervoer of de fiets en de groei die daarin mogelijk is:

  • de commissie voor de begeleiding, ingesteld door een of meer scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs;

  • de commissie van onderzoek, ingesteld door een of meer instellingen;

  • de ambulante begeleider van de leerling;

  • de directeur van de school;

  • het Samenwerkingsverband.

Indien een leerling een aanvraag doet voor een vorm van aangepast vervoer, kan het college besluiten om een onafhankelijk medisch deskundige te vragen een advies dan wel indicatie te geven. De kosten van het onafhankelijk medisch advies zijn voor rekening van de gemeente. Als de ouder(s)/verzorger(s) en de leerling niet verschijnen op de gemaakte afspraak met de medisch deskundige, dan worden de gemaakte kosten doorberekend aan de ouder(s)/verzorger(s).

De beoordelingsrichtlijn bij deze indicatiestelling is conform de verordening. De uitgangspunten bij het toekennen van een vervoersvoorziening zijn daarin als volgt:

  • leerlingen in het (speciaal) basisonderwijs jonger dan 11 jaar gaan onder begeleiding met het openbaar vervoer of fiets naar school;

  • leerlingen in het (speciaal) basisonderwijs van 11 jaar of ouder gaan zelfstandig met het openbaar vervoer of de fiets naar school, of gaan indien nodig onder begeleiding met het openbaar vervoer of de fiets onder begeleiding naar school;

  • leerlingen in het (speciaal) voortgezet onderwijs gaan onder begeleiding met het openbaar vervoer of de fiets naar school. Een leerling in het (speciaal) voortgezet onderwijs die zelfstandig met het openbaar vervoer of de fiets naar school kan gaan, heeft geen recht op een vorm van leerlingenvervoer.

Indien, op grond van de medische indicatiestelling, reizen met de fiets of het openbaar vervoer, al dan niet onder begeleiding, niet tot de mogelijkheden behoort, kent het college een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer toe. Uit de medische indicatiestelling moet eveneens blijken of er uitzicht is op (zelfstandig) reizen met het openbaar vervoer of de fiets in de toekomst en zo ja, wanneer een volgende indicatiestelling nodig is.

Artikel 3 Richtlijnen toekenning aangepast vervoer

Om te kunnen beoordelen of begeleiding onmogelijk is, of dat een gezin ernstig wordt benadeeld als het moet zorgen voor de begeleiding van een kind naar (speciale scholen voor) basisonderwijs of het speciaal onderwijs, als bedoeld in de artikelen 10, derde lid en 19, onder c van de verordening hanteert het college onderstaande criteria:

  • De reistijd per openbaar vervoer gaat voor de begeleider een maximale reisduur van opgeteld drie uur per dag te boven. Het betreft hier uitsluitend de tijd waarin de begeleider met de leerling reist van de woning naar school in de ochtend en van school naar de woning in de middag. De reistijd die de begeleider besteedt zonder de leerling wordt buiten beschouwing gelaten

  • Als er sprake is van een eenoudergezin en de ouder moet tegelijkertijd een ander kind of andere kinderen in het gezin naar een andere school brengen.

  • Als er sprake is van een eenoudergezin en deze ouder aangeeft op medische gronden de leerling niet te kunnen begeleiden, waarbij een medische verklaring ter onderbouwing wordt ingediend bij de aanvraag.

  • Als er sprake is van een tweeoudergezin en beide ouders aangeven op medische gronden de leerling niet te kunnen begeleiden, waarbij beide ouders een medische verklaring ter onderbouwing indienen bij de aanvraag.

  • Als de leerling in een woonvoorziening of instelling woont en aannemelijk is gemaakt dat zowel de professionele begeleiders als vrijwilligers als de ouders niet in staat zijn de leerling naar school te begeleiden.

Het hebben van (betaalde) werkzaamheden van één of beide ouder(s) is geen reden om tot bekostiging van aangepast vervoer over te gaan.

Onder een eenoudergezin wordt verstaan: een huishouden bestaande uit één volwassene met één of meer thuiswonende kinderen. Huishoudens van (on)gehuwde paren met kind(eren) worden gerekend tot de gezinnen met twee ouders. Indien er sprake is van gescheiden ouders dragen beide ouders verantwoordelijkheid voor de begeleiding van hun kind(eren).

Artikel 4 Dichtstbijzijnde toegankelijke school

Het uitgangspunt van de gemeente is dat vervoersvoorzieningen worden toegekend naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school, die past bij de levensovertuiging en ondersteuningsvraag van het kind. Het Samenwerkingsverband neemt voorafgaand aan de plaatsing van een leerling op een school voor speciaal (basis)onderwijs contact op met de gemeente om in de afweging voor de schoolkeuze vooraf het leerlingenvervoer te betrekken en te bepalen of aan de voorwaarden voor leerlingenvervoer wordt voldaan. Indien het Samenwerkingsverband niet verwijst naar de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school, toont het Samenwerkingsverband gemotiveerd aan waarom de dichtstbijzijnde toegankelijke school en/of het onderwijsaanbod onvoldoende toegankelijk is voor de leerling. Zo nodig wordt aanvullend advies door de gemeente ingewonnen.

Artikel 5 Individueel vervoer

Aangepast vervoer is in beginsel collectief vervoer. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen dat het nodig is om een leerling individueel te vervoeren. Met individueel vervoer wordt bedoeld dat het om medische en/of psychosociale redenen niet mogelijk is voor een leerling om samen met andere leerlingen vervoerd te worden. Het college kent individueel vervoer alleen toe als groepsvervoer en kleinschalig vervoer niet mogelijk is. Dit moet blijken uit een onderzoek van een onafhankelijk medisch deskundige en wordt vastgelegd in een beschikking. Het college toetst de indicatie voor individueel vervoer jaarlijks bij ontvangst van een nieuwe aanvraag.

Artikel 6 Stage die niet op de standaardroute ligt

De stage ligt bij voorkeur op de route tussen het woonadres van de leerling en de school. Soms is het niet mogelijk om langs deze route een geschikt stageadres te vinden. In aanvulling op artikel 15, derde lid onder d van de verordening, wordt naar een stage die niet op de route tussen het woonadres en de school ligt alleen vervoer toegekend als de afstand van woonadres naar het stageadres niet groter is dan 25 kilometer. Bij voorkeur ligt de stage zo dicht mogelijk bij het woonadres van de leerling. In aanvulling op artikel 15 vijfde lid moet een aanvraag voor vervoer naar een stage altijd voorzien zijn van een stagecontract.

Artikel 7 Locaties anders dan woning en school

In aanvulling op het gestelde in artikel 2 van de verordening kan het college van burgemeester en wethouders onder de volgende voorwaarden toestemming geven een leerling na schooltijd te vervoeren naar een naschools opvangadres d.w.z. een ander dan het feitelijk woonadres:

  • a.

    het vervoer leidt niet tot meerkosten voor de gemeente en;

  • b.

    de leerling maakt gebruik van aangepast vervoer en;

  • c.

    het betreft één vast adres naast het feitelijk woonadres op een vast aantal dagen gedurende het gehele schooljaar en;

  • d.

    het vervoer vindt plaats in aansluiting op de normale schooltijd.

Artikel 8 (Hoog)begaafdheid

Voor een (hoog)begaafde leerling geldt een reguliere basisschool als de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Iedere reguliere basisschool moet basisondersteuning kunnen bieden aan (hoog)begaafde leerlingen op niveau 3. Daarom kan in beginsel geen aanspraak gemaakt worden op een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de verordening.

Een vervoersvoorziening voor een (hoog)begaafde leerling kan alleen worden toegekend op basis van een advies van het Samenwerkingsverband. Uit dit advies moet onderbouwd blijken dat:

  • andere nabijgelegen basisscholen met een niveau 3 aanbod niet passend voor de leerling zijn;

  • een verder weg gelegen school met een specialistisch aanbod voor (hoog)begaafde leerlingen (niveau 4 of 5) voor de leerling in kwestie de dichtstbijzijnde toegankelijke school is.

Wanneer een leerling overstapt naar een verder weg gelegen school tegen het advies van het Samenwerkingsverband in, of wanneer het Samenwerkingsverband niet betrokken is geweest of uit eigen beweging van ouder(s)/verzorger(s), dan wordt geen leerlingenvervoer toegekend. In deze gevallen is niet genoegzaam bewezen dat de nieuwe school de dichtstbijzijnde toegankelijke optie is.

Artikel 9 Tijdelijk verblijf binnen de gemeente

Leerlingen die tijdelijk in Alblasserdam verblijven door bijvoorbeeld familieomstandigheden of een crisissituatie, blijven vaak onderwijs volgen op de oorspronkelijke school in de oorspronkelijke woonplaats. In de basis kan geen aanspraak worden gemaakt op een vervoersvoorziening als deze school vanuit de verblijfplaats gezien niet de dichtstbijzijnde toegankelijke school is als bedoeld in artikel 1 van de verordening. In de praktijk wordt met deze situatie als volgt omgegaan:

  • Bij een tijdelijk verblijf in Alblasserdam van maximaal zes weken wordt conform artikel 14 van de verordening de woonplaatsgemeente geacht om de organisatie en kosten van het vervoer op zich te nemen.

  • Bij een tijdelijk verblijf in Alblasserdam van meer dan zes weken wordt een vervoersvoorziening toegekend voor een periode van maximaal 3 maanden met een maximale afstand van 50 km per schooldag retour, mits:

    • a.

      de leerling de eigen school blijft bezoeken en;

    • b.

      vóór de crisissituatie aan de leerling al een vervoersvoorziening was toegekend en;

    • c.

      de intentie bestaat om terug te keren naar de oorspronkelijke woonplaats.

Artikel 10 Wachttijden V(S)O

Het vervoer als bedoeld in artikel 1 van de verordening vindt plaats op de schooltijden en schooldagen zoals aangegeven in de schoolgids van de betreffende school. In aanvulling op artikel 13 lid 2 van de verordening wordt voor het vervoer alleen rekening gehouden met afwijkingen als de wachttijd voor de leerling:

  • in de ochtend bij het vervoer naar school meer dan één klokuur is of;

  • in de middag bij het vervoer naar het woonadres meer dan twee klokuur is.

Deze afwijkingen kunnen veroorzaakt worden door bijvoorbeeld roosterwijzigingen, lesuitval, tentamens of examens. De vervoerder moet hier minimaal 24 uur van te voren op de hoogte van worden gesteld. De ouder(s)/verzorger(s) benaderen hiervoor de consulent van de gemeente.

Artikel 11 Vergoeding OV met begeleiding

De bekostiging van het OV voor de begeleider zoals bedoeld in artikel 18 lid 1 van de verordening wordt alleen uitgekeerd als de leerling en de begeleider ook daadwerkelijk met het OV reizen. Als de leerling met het eigen vervoer wordt vervoerd vervalt hiermee het recht op OV-vergoeding voor de begeleider. Daarnaast heeft de begeleider geen recht op OV-vergoeding wanneer gebruik wordt gemaakt van een gratis begeleiderpas.

Artikel 12 Eigen bijdrage in de vorm van een drempelbedrag

Per leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, wordt per schooljaar een eigen bijdrage gevraagd die gelijk is aan de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 9 van de verordening bepaalde afstand, te weten 6 kilometer. Dit geldt niet als de leerling gehandicapt is (een leerling die door een structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap niet, of niet zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik kan maken) of het verzamelinkomen van de ouder(s) onder een jaarlijks te bepalen grens uitkomt.

Het drempelbedrag wordt per leerling in rekening gebracht. Indien een leerling slechts een deel van het schooljaar gebruik maakt van het leerlingenvervoer, wordt het drempelbedrag naar evenredigheid in rekening gebracht. Per gezin wordt voor maximaal drie kinderen een drempelbedrag berekend.

Artikel 13 Vergoeding bij een schoolbus

Als een leerling een school bezoekt met door het betreffende schoolbestuur georganiseerd busvervoer, dan ontvangen de ouder(s)/verzorger(s) een vergoeding voor het gebruik maken van deze schoolbus. De vergoeding is gebaseerd op de vergoeding zoals die in de schoolgids staat vermeld, maar kan niet hoger zijn dan het bedrag voor zelfstandig reizen met OV naar de betreffende school. De eigen bijdrage in de vorm van een drempelbedrag is in deze situatie ook van toepassing.

Artikel 14 Inkomen

Indien de ouder(s)/verzorger(s) aangeeft dat het (gezamenlijk) inkomen lager is dan het normbedrag als genoemd in artikel 23 van de verordening, of indien de afstand naar school meer dan 20 kilometer bedraagt, verlangt het college een inkomensverklaring van de ouder(s)/verzorger(s) om de hoogte van het inkomen vast te kunnen stellen. De inkomensverklaring kan opgevraagd worden bij de belastingdienst. Wanneer deze gegevens ontbreken of niet (volledig) kunnen worden beoordeeld, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om binnen 2 weken alsnog deze gegevens aan te leveren. Als na afloop van deze termijn de gegevens nog niet ontvangen zijn, wordt automatisch het drempelbedrag in rekening gebracht.

Artikel 15 Afstandscriterium

De afstand tussen het woonadres en het schooladres, als bedoeld in artikel 1 van de verordening, wordt gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg. Hiervoor gebruikt het college de routeplanner van Dashboard Leerlingenvervoer.

Artikel 16 Reisduur en kosten OV

Voor het bepalen van de reisduur en kosten per openbaar vervoer, als bedoeld in artikel 1 van de verordening, maakt het college gebruik van OV Reisinformatie (www.9292.nl). Indien kortingen of voordeelabonnementen van toepassing zijn, geldt het meest voordelige reisproduct als uitgangspunt.

Artikel 17 Fietsvergoeding

Om het vervoer per fiets te stimuleren wordt bij toekenning van een fietsvergoeding het drempelbedrag aan de ouder(s)/verzorger(s) van deze leerling niet in rekening gebracht.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking één dag na bekendmaking.

Artikel 19 Intrekking

De 'Beleidsregels leerlingenvervoer Alblasserdam 2014' worden ingetrokken op het moment van inwerkingtreding van deze beleidsregels.

Artikel 20 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: ‘Beleidsregels leerlingenvervoer Alblasserdam 2022’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 21-12-2021,

te Alblasserdam,

De secretaris, De burgemeester,

S. van Heeren J.G.A. Paans