Delegatiebesluit Omgevingsverordening provincie Flevoland

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Delegatiebesluit Omgevingsverordening provincie Flevoland

Provinciale Staten van Flevoland;

Overwegende dat:

  • -

    het stelsel van de Omgevingswet niet toelaat dat er in andere documenten provinciale regelgeving over de fysieke leefomgeving is opgenomen naast de omgevingsverordening;

  • -

    in de Omgevingswet in artikel 2.8 een bijzondere voorziening is getroffen waarin expliciet de mogelijkheid is gegeven dat Gedeputeerde Staten ‘delen van’ de omgevingsverordening kunnen vaststellen;

  • -

    de bestaande uitvoeringspraktijk wordt voortgezet in dit delegatiebesluit;

  • -

    het wenselijk is, in verband met het inwerking treden van de Omgevingswet, bevoegdheden tot het vaststellen van delen van de Omgevingsverordening provincie Flevoland te delegeren aan Gedeputeerde Staten van Flevoland;

  • -

    hiermee regels in de Omgevingsverordening van technische aard of spoedeisende wijzigingen sneller en doelmatiger kunnen worden doorgevoerd;

Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van Flevoland van 14 december 2021, kenmerk 2867058;

Gelet op de artikelen 2.6 en 2.8 van de Omgevingswet;

Besluiten:

Vast te stellen het navolgende besluit:

Delegatiebesluit Omgevingsverordening provincie Flevoland:

Artikel 1 Overdracht

Provinciale Staten van Flevoland dragen aan Gedeputeerde Staten van Flevoland de bevoegdheid over tot het wijzigen en aanvullen van de in de onderstaande artikelen genoemde delen van de Omgevingsverordening provincie Flevoland.

Artikel 2 Voorhangprocedure

De vaststelling van een wijziging van de Omgevingsverordening provincie Flevoland op grond van dit besluit wordt niet eerder gedaan dan twee weken nadat het ontwerp met de ingebrachte inspraakreacties en antwoordnota aan Provinciale Staten zijn overlegd.

Artikel 3 Begripsbepalingen

  • 1. Voor de toepassing van dit delegatiebesluit zijn de begripsbepalingen van de Omgevingsverordening provincie Flevoland van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Onder omgevingsverordening wordt verstaan: de Omgevingsverordening provincie Flevoland.

Artikel 4 Windenergie

Gedeputeerde staten kunnen regels stellen over de wijze waarop compensatie met toepassing van een windmolenparkfonds, zoals bedoeld in artikel 14.10 van de omgevingsverordening, plaatsheeft, teneinde de ruimtelijke kwaliteit van de fysieke leefomgeving in of in de directe omgeving van het projectgebied voor windenergie te garanderen.

Artikel 5 Zonne-energie

Gedeputeerde Staten kunnen regels stellen over grondgebonden zonne-energie in het landelijk gebied, zoals bedoeld in titel 14.2 van de omgevingsverordening, naar aanleiding van het evaluatieverslag als bedoeld in artikel 14.26 van de omgevingsverordening dat wordt opgesteld nadat de eerste 500 ha zijn volgelopen.

Artikel 6 Natuurnetwerk Nederland

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland als bedoeld in artikel 15.2 vijfde lid van de omgevingsverordening wijzigen

  • 2. Gedeputeerde staten kunnen de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland en de wezenlijke kenmerken en waarden wijzigen in situaties als bedoeld in artikel 15.3, tweede tot en met vierde lid, van de omgevingsverordening.

Artikel 7 Natuurbescherming

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen de in de artikelen 16.4, en 16.5. van de omgevingsverordening genoemde vrijgestelde soorten en gevallen van de vergunningplicht voor een flora- en fauna-activiteit wijzigen.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen de in artikel 16.5 en bijlage XI van de omgevingsverordening aangewezen schadesoorten als bedoeld in artikel 5.1 van de Omgevingswet en artikel 11.56 van het Besluit activiteiten leefomgeving wijzigen.

  • 3. Gedeputeerde Staten kunnen bij wijziging van bijlage XI van de omgevingsverordening bepalen dat een vrijstelling van de vergunningplicht beperkt is tot een deel van de provincie, een periode in het jaar of nader omschreven gewassen of vee.

Artikel 8 Wegen

Gedeputeerde Staten kunnen regels stellen over de geometrische begrenzing van locaties of concretisering van de uitoefening van een taak of bevoegdheid waarop de regels zien, zoals bedoeld in titel 9.2 van de omgevingsverordening.

Artikel 9 Vaarwegen

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen regels stellen over de geometrische begrenzing van locaties of concretisering van de uitoefening van een taak of bevoegdheid waarop de regels zien, zoals bedoeld in titel 11.2 van de omgevingsverordening.

  • 2. Ten aanzien van het in lid 1 genoemde bevoegdheid tot concretisering heeft Gedeputeerde Staten regels gesteld ten behoeve van ligplaatsen en afmeervoorzieningen voor de Provinciale Vaarwegen binnen de provincie Flevoland en ook voor Nautisch beheer binnen de provincie Flevoland.

Artikel 10 Watersysteem

Gedeputeerde Staten kunnen regels stellen:

  • -

    over het ontwerp van regionale waterkeringen,

  • -

    inzake hydraulische randvoorwaarden voor de door de beheerder te verrichten toetsing van regionale waterkeringen en

  • -

    voor de door het college van dijkgraaf en heemraden te verrichten beoordeling van de bergings- en afvoercapaciteit van de regionale wateren

als bedoeld in artikel 12.21 en artikel 12.22 van de omgevingsverordening.

Artikel 11 Kwaliteit vergunningverlening toezicht en handhaving

Gedeputeerde Staten kunnen de Kwaliteitscriteria VTH zoals opgenomen in bijlage XII van de omgevingsverordening wijzigen.

Artikel 12 Kennelijke onjuistheden

Gedeputeerde Staten kunnen kennelijke onjuistheden in de tekst van de omgevingsverordening, de bijlagen en de werkingsgebieden die bij de omgevingsverordening horen -en de digitale verbeelding daarvan- corrigeren.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking daags nadat de Omgevingswet in werking treedt.

Artikel 14 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Delegatiebesluit Omgevingsverordening provincie Flevoland.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van Provinciale Staten van Flevoland van 26 januari 2022.

de griffier,

de voorzitter,

Toelichting

Algemeen

Artikel 2.8 van de Omgevingswet maakt het mogelijk dat Provinciale Staten de bevoegdheid tot het vaststellen -van delen- van de omgevingsverordening bij delegatiebesluit kunnen delegeren aan Gedeputeerde Staten. Dit besluit geeft hier uitvoering aan. Het delegatiebesluit vormt een afzonderlijk besluit, dat geen deel uitmaakt van de Omgevingsverordening provincie Flevoland. Het bepaalt binnen welke grenzen en onder welke voorwaarden de bevoegdheid kan of moet worden uitgeoefend, en, voor zover nodig, binnen welke termijn. Dit delegatiebesluit ziet op het spoedeisende karakter en heeft met name betrekking op uitvoeringsregelgeving van technische aard.

In de Omgevingsverordening Flevoland zijn reeds een aantal regelgevende bevoegdheden toegekend aan Gedeputeerde Staten. Het gaat dan om het vaststellen van uitvoeringsregelgeving / nadere regels en om het aanwijzen/wijzigen van gebieden in de omgevingsverordening.

Onder de Omgevingswet is gelaagdheid van regelgeving echter niet meer toegestaan. Naast de omgevingsverordening mogen geen andere documenten bestaan waarin regelgeving is opgenomen. Alle provinciale regels over de fysieke leefomgeving moeten in de omgevingsverordening staan, ongeacht of deze zijn vastgesteld door Provinciale Staten of door Gedeputeerde Staten. De bestaande uitvoeringsregelgeving is daarom verwerkt in de omgevingsverordening.

Om de bestaande uitvoeringspraktijk zo veel als mogelijk voort te zetten zijn in dit delegatiebesluit de bestaande regelgevende bevoegdheden van Gedeputeerde Staten uit de Omgevingsverordening Flevoland opgenomen. Met de nodige terughoudendheid wordt de bevoegdheid aan Gedeputeerde Staten in dit delegatiebesluit overgedragen. Alleen in die gevallen waarbij onherroepelijke gevolgen of grote problemen kunnen optreden bij uitvoeringsregels wordt er gebruik gemaakt van deze bevoegdheid. Hierover is niet lichtvaardig gedacht. De bevoegdheid is zo begrensd mogelijk vastgelegd in dit delegatiebesluit. Om zo duidelijkheid te scheppen waar de bevoegdheid van Gedeputeerde Staten ophoudt en waar de bevoegdheid van Provinciale Staten aanwezig is. Maar ook om naar de “buiten wereld” zo duidelijk mogelijk aan te geven wie welke bevoegdheid heeft.

Tegen dit delegatiebesluit staat geen beroep open, aangezien artikel 2.8 van de Omgevingswet op de negatieve lijst van de Algemene wet bestuursrecht staat, zie bijlage 2 artikel 1 van de Algemene wet bestuursrecht.

Regelgevende bevoegdheid van Gedeputeerde Staten

Onder artikel 2.22, tweede lid, van de Omgevingswet (Ow) hebben Gedeputeerde Staten de bevoegdheid om aanpassingen van ondergeschikt belang of technische aanpassingen aan te brengen in de begrenzing/geometrische plaatsbepaling van de werkingssfeer van bepaalde regels. Dit sluit aan bij de (huidige) regelingen in de Wet ruimtelijke ordening, Waterwet en Wet milieubeheer (welke in de Omgevingswet opgaan) en bij de huidige praktijk. Om de bestaande uitvoeringspraktijk zo veel als mogelijk voort te zetten zijn in het ontwerp delegatiebesluit alleen de bevoegdheden opgenomen die niet onder artikel 2.22, tweede lid, Ow vallen. In dit definitieve delegatiebesluit zijn ook de regelgevende bevoegdheden opgenomen die in beginsel wèl onder artikel 2.22, tweede lid, Ow vallen.

De reden om deze regelgevende bevoegdheden alsnog expliciet in het delegatiebesluit op te nemen is dat artikel 2.22, tweede lid Ow lid op termijn zal komen te vervallen.

Het rechtstreeks toekennen van regelgevende bevoegdheden ten aanzien van de omgevingsverordening door het Rijk aan Gedeputeerde Staten wordt bij nader inzien overbodig geacht. Provinciale Staten is immers bevoegd voor het vaststellen van -wijzigingen van- de omgevingsverordening. Provinciale Staten kunnen zelf besluiten over de mogelijkheid om -delen van- deze regelgevende bevoegdheid te delegeren aan Gedeputeerde Staten. Inmenging hierin vanuit het Rijk is ongewenst. Deze wijziging is onderdeel van de Verzamelwet Omgevingswet met technische wijzigingen. Vooruitlopend op deze wetswijziging zijn alvast de bestaande regelgevende bevoegdheden van Gedeputeerde Staten, ook als deze in beginsel vallen onder de werking van artikel 2.22, tweede lid Ow, in dit delegatiebesluit opgenomen.

Verschil huidige en nieuwe situatie

Er is kritisch gekeken naar de huidige nadere regels in de Omgevingsverordening Flevoland. Met name of deze bevoegdheid door Gedeputeerde Staten werd gebruikt of niet en /of deze in het delegatiebesluit moeten worden opgenomen. In dit delegatiebesluit is derhalve alleen de bevoegdheid opgenomen waar in de huidige praktijk van gebruik wordt gemaakt. Niet langer opgenomen zijn daarom onder meer:

  • -

    nadere regels voor het aanwijzen van aanvullende stoffen met ernstige gezondheidsschadelijke eigenschappen;

  • -

    categorieën van gevallen vrijstellen van het verbod op ontgassen;

  • -

    opstellen van overige nadere regels over ontgassen binnenvaart in het hoofdstuk Varend ontgassen.

Betrokkenheid Provinciale Staten bij uitoefening gedelegeerde bevoegdheid

Om Provinciale Staten comfort te bieden dat er door Gedeputeerde Staten op een goede wijze met de gedelegeerde bevoegdheid wordt omgegaan, worden Provinciale Staten in het voortraject op de hoogte gebracht van de beoogde wijziging. Dit geeft Provinciale Staten de gelegenheid om op de beoogde wijziging van Gedeputeerde Staten te reageren. In artikel 2 van dit delegatiebesluit wordt hierin voorzien. Gepoogd is om de bevoegdheid zoveel mogelijk te begrenzen.

Als Provinciale Staten niet akkoord gaan met de beoogde wijziging of anderszins met betrekking tot de gedelegeerde bevoegdheid kunnen zij Gedeputeerde Staten ter verantwoording roepen en in het ultieme geval de delegatie intrekken. Gedeputeerde Staten dienen op grond van artikel 10:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht op verzoek van Provinciale Staten inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheid te verschaffen.

Tevens kunnen Provinciale Staten conform artikel 10:16 van de Algemene wet bestuursrecht beleidsregel opstellen.

Intrekken delegatie

Tussentijdse beëindiging door intrekking van het delegatiebesluit (geheel of gedeeltelijk) is op grond van artikel 10:18 van de Algemene wet bestuursrecht te allen tijde mogelijk. Door intrekking wordt de wettelijk vastgelegde bevoegdheidsverdeling weer hersteld. In die zin is delegatie een bewuste afwijking daarop. Een eventuele intrekking zou aan de orde kunnen zijn als bijvoorbeeld de uitvoering van de gedelegeerde bevoegdheid te wensen over laat, sprake is van veranderende politieke of bestuurlijke verhoudingen of veranderende regelgeving. De bevoegdheid tot intrekking betekent ook dat Gedeputeerde Staten, hoewel niet verantwoordelijk voor de uitoefening van de gedelegeerde bevoegdheid, wel aangesproken kunnen worden op het in stand houden van de delegatie.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Overdracht

De mogelijkheid om delen van de omgevingsverordening via delegatie in of aan te vullen of te wijzigen, biedt ruimte voor toedeling van bevoegdheden op maat. Met delegatie kunnen Provinciale Staten er immers voor zorgen dat de uitvoering van het beleid, ook als dat een aanpassing van de omgevingsverordening betreft, bij Gedeputeerde Staten neergelegd wordt. Ook vanuit het oogpunt van efficiency kan delegatie wenselijk zijn. Uit de woorden “delen van” blijkt dat Provinciale Staten hun regelgevende bevoegdheden op grond van artikel 2.8 niet integraal kunnen overdragen. Het is aan Provinciale Staten om te bepalen of en op welke wijze toepassing wordt gegeven aan deze bevoegdheid tot delegatie.

Gedeputeerde Staten dienen conform artikel 10:19 van de Algemene wet bestuursrecht bij toepassing van de gedelegeerde bevoegdheid dit delegatiebesluit inclusief vindplaats te vermelden.

Artikel 2 Voorhangprocedure

In dit artikel is een zogenoemde ‘voorhangprocedure’ geregeld. De voorhangprocedure wordt gewenst geacht vanwege de aard van het delegatiebesluit. De redenen om onderdelen van de omgevingsverordening te delegeren liggen enerzijds in het spoedeisend karakter en anderzijds in de technische aard van regels.

De bevoegdheid van Gedeputeerde Staten om onderdelen van de verordening te wijzigen is op onderdelen niet te zeer begrensd. Met de voorhangprocedure worden Provinciale Staten vooraf geïnformeerd over de vast te stellen regeling, de ingediende inspraakreacties en hoe Gedeputeerde Staten met de inspraakreacties zijn omgegaan. Provinciale Staten worden zo in de gelegenheid gesteld om indien nodig Gedeputeerde Staten bij te sturen. Door het opnemen van de voorhangprocedure geven Gedeputeerde Staten ook invulling aan de informatieplicht, het bepaalde in artikel 167, lid 2 van de Provinciewet dat als volgt luidt: “Zij geven provinciale staten alle inlichtingen die provinciale staten voor de uitoefening van hun taak nodig hebben”.

Op de vaststelling van de Omgevingsverordening is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Dit betekent dat het ontwerp van de regeling gedurende 6 weken ter inzage ligt en een ieder zijn of haar zienswijze kan indienen. Bekendmaking van het ontwerp geschiedt via publicaties en in het provinciaal blad.

Na de terinzagelegging en de verwerking van de reacties wordt de voorgenomen wijziging van de verordening met inspraakreacties en antwoordnota door Gedeputeerde Staten overlegd aan Provinciale Staten. Opgemerkt wordt dat tussen de terinzagelegging en het overleggen van de voorgenomen wijziging nog verschillende weken behandelingstijd zal liggen. In deze periode zal de voorgenomen wijziging indien nodig aangepast worden en de antwoordnota opgesteld. Provinciale Staten hebben vervolgens dan, aanvullend op de eerdere periode van terinzagelegging, nog twee weken de mogelijkheid om aan te geven dat overleg met Gedeputeerde Staten over de beoogde wijziging gewenst is. In beginsel zal na afloop van de twee weken de wijziging van de verordening worden vastgesteld en bekendgemaakt, waarna de wijziging in werking kan treden. Indien Provinciale Staten de wijziging met Gedeputeerde Staten willen bespreken ligt het, vanuit de bestuurlijke verhoudingen tussen Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten, in de rede dat Gedeputeerde Staten zullen wachten met de uiteindelijke vaststelling.

Artikel 4 Windenergie

In het artikel is bepaald dat Gedeputeerde Staten regels als onderdeel van de verordening kunnen stellen ten aanzien van de wijze waarop compensatie plaatsheeft. Doel van de regels is te garanderen dat de ruimtelijke kwaliteit behouden blijft. Uitgangspunt blijft evenwel dat de initiatiefnemer vooraf goede afspraken maakt met de gemeente over de maatregelen en anders over de gelden die gestort worden in een fonds. Dat kan zowel een gemeentelijk als een provinciaal fonds zijn. Regels zijn in dat geval mogelijk niet nodig en zouden bijvoorbeeld kunnen zien op specifieke intergemeentelijke, bovenlokale vraagstukken of over de besteding.

Artikel 5 Zonne-energie

Uitgangspunt is de maximale oppervlakte aan ontwikkelruimte die in de Omgevingsverordening provincie Flevoland is vastgelegd. De mogelijkheid bestaat -mede naar aanleiding van de evaluatie- dat op uitvoeringsniveau regels nodig zijn voor de ontwikkeling van de grondgebonden opstellingen van zonne-energie in het landelijk gebied. Door middel van deze bepaling wordt aan Gedeputeerde Staten de bevoegdheid toegekend om deze regels te stellen.

Artikel 6 Natuurnetwerk Nederland

Lid 1

Per aangewezen gebied zijn/ worden de te beschermen natuurwaarden vastgelegd door een beschrijving van de wezenlijke kenmerken en waarden. De provincie heeft hiertoe de EHS-doelbenadering ontwikkeld, waarmee het mogelijk is om de wezenlijke kenmerken en waarden objectief en eenduidig te beschrijven. Gedeputeerde Staten zijn als sinds 2010 verantwoordelijk voor het vastleggen van deze wezenlijke kenmerken en waarden.

Lid 2

Gedeputeerde Staten zijn bevoegd tot wijzigingen die voortvloeien uit natuurontwikkelingen zelf en een kwalitatieve of kwantitatieve versterking inhouden van het NNN. Na het aanpassen van de wezenlijke kenmerken en waarden als gevolg van natuurlijke ontwikkelingen ontstaat feitelijk opnieuw een opgave voor gemeenten om deze te laten doorwerken in het bestemmingsplan. Tot dat moment kunnen de ontwikkelingsmogelijkheden binnen het bestemmingsplan ruimer zijn dan wenselijk is.

Artikel 7 Natuurbescherming

Gedeputeerde Staten kunnen de in de artikelen 16.4 en 16.5 van de Omgevingsverordening provincie Flevoland genoemde vrijgestelde soorten wijzigen. Ook kunnen Gedeputeerde Staten de in de artikel 16.4 en 16.5 aangewezen schadesoorten wijzigen. Het gaat hierbij onder meer om de in bijlage XI van de omgevingsverordening opgenomen soorten.

Artikel 8 Wegen

Het doel van deze regels is een veilig en doelmatig gebruik van de provinciale wegen en het beschermen ervan voor zover de wegen liggen op het grondgebied van de provincie Flevoland. Om deze doelen te bewaken kunnen GS nadere regels en voorschriften stellen voor het verlenen van een vergunning. Deze regels kunnen bijvoorbeeld technische eisen bevatten maar ook eisen ten aanzien van een vorm, wegprofiel, constructie etc.

Artikel 9 Vaarwegen

Het doel van deze regels is het voorkomen van nadelige gevolgen van de staat en werking van vaarwegen waarvan de provincie Flevoland het nautisch en of technisch beheer heeft.

Het nautisch beheer richt zich op de zorg voor een veilige en vlotte afwikkeling van het

scheepvaartverkeer. Het nautisch beheer moet niet worden verward met het vaarwegbeheer. Het vaarwegbeheer omvat alle maatregelen die nodig zijn om een vaarweg in stand te houden.

In de nadere regels nautisch beheer Flevoland worden kaders gegeven omtrent onder andere afmetingen van schepen, ontheffingsmogelijkheden, bedieningstijden bruggen en sluizen, stremmingen en dergelijke.

In de nadere regels voor ligplaatsen en afmeervoorzieningen worden kaders gegeven met betrekking tot onder andere waar wel en niet tijdelijk mag worden afgemeerd langs provinciale vaarwegen.

Artikel 10 Watersysteem

In artikel 12.21 en 12.22 van de omgevingsverordening zijn regels opgenomen ten aanzien van enerzijds het ontwerpen en beoordelen van de regionale waterkeringen en anderzijds over de toepassing van de normering door het waterschap. Met betrekking tot de regionale waterkeringen is zo veel mogelijk aangesloten bij de regels voor de primaire waterkeringen. De regels over de normering betreffen de rekenregels. Hiermee wordt beoogd de normering eenduidig toepasbaar te maken. Vanwege het uitvoeringskarakter van deze regels en de bestaande uitvoeringspraktijk ligt de bevoegdheid voor het aanpassen van deze artikelen bij Gedeputeerde Staten.

Artikel 11 Kwaliteit vergunningverlening toezicht en handhaving

De op het moment van vaststelling van de omgevingsverordening geldende set Kwaliteitscriteria Vergunningverlening, toezicht en handhaving is opgenomen in bijlage XII bij de omgevingsverordening. Het betreft de Kwaliteitscriteria Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving 2.2 (Provinciaal Blad 2019, nr. 6579).

In het geval de landelijke set gewijzigd wordt vastgesteld door het Bestuurlijk Omgevingsberaad (overleg op landelijk niveau tussen IPO, VNG en Rijk) is het van belang dat deze in de omgevingsverordening worden geborgd. Artikel 11 zorgt ervoor dat Gedeputeerde Staten bevoegd zijn bijlage XII van de omgevingsverordening te wijzigen en daarin die nieuwe c.q. aangepaste set kwaliteitscriteria op te nemen.

Als er sprake is van een nieuwe c.q. aangepaste landelijke set dan zal het college in het kader van besluitvorming over het opnemen ervan in de omgevingsverordening conform artikel 18.23, tweede lid van de Omgevingswet zorgdragen voor afstemming op het niveau van de omgevingsdienst.

Artikel 12 Kennelijke onjuistheden

Dit artikel regelt dat gedeputeerde staten de bevoegdheid krijgen om de tekst van de verordening en de bijbehorende bijlagen en werkingsgebieden te corrigeren als blijkt dat er sprake is van kennelijke onjuistheden in de tekst of de begrenzing van gebieden.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Dit artikel geeft weer wanneer het delegatiebesluit in werking treedt.

Artikel 14 Citeertitel

In dit artikel wordt de citeertitel van het besluit weergegeven, namelijk: Delegatiebesluit Omgevingsverordening provincie Flevoland.