Gemeente Middelburg – Algemene subsidieverordening gemeente Middelburg 2022

Geldend van 01-01-2022 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2022

Intitulé

Gemeente Middelburg – Algemene subsidieverordening gemeente Middelburg 2022

De raad van de gemeente Middelburg;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 31 augustus 2021;

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op het Subsidiebeleidskader, vastgesteld door de gemeenteraad op 11 maart 2021;

Overwegende dat:

- artikel 4:23, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht vereist dat voor het verstrekken van subsidie een wettelijk voorschrift is vastgesteld dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt;

- het gewenst is om subsidie te verstrekken voor de uitvoering van activiteiten die bijdragen aan de realisatie van de gemeentelijke beleidsdoelen;

- de Algemene subsidieverordening een (juridische) vertaling is van de kaders die de gemeenteraad in het Subsidiebeleidskader van 11 maart 2021 en in het addendum van 30 september 2021 heeft vastgesteld;

- in de Algemene subsidieverordening de gemeente in zijn algemeenheid regelt op welke beleidsterreinen subsidie kan worden verstrekt, maar geen bepaling bevat waarin de concrete subsidiabele activiteiten zijn omschreven;

- het gewenst is de wettelijke voorschriften die regelen voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt op te nemen in afzonderlijke door het college vastgestelde nadere regels;

- het gewenst is om subsidieplafonds te hanteren voor die regelingen waarvoor gedurende een tijdvak aanvragen kunnen worden ingediend;

- het gewenst is bevoegdheden omtrent subsidieverstrekking neer te leggen bij het college;

- daarnaast een uniforme procedure voor alle subsidies wordt nagestreefd en dat een algemene subsidieverordening daarvoor de aangewezen plaats is;

- de behoefte aan een nieuwe algemene subsidieverordening ook voortvloeit uit het streven naar een vermindering van de administratieve lasten voor subsidieontvangers;

besluit:

I. Vast te stellen de Algemene subsidieverordening Middelburg 2022;

II. In te trekken de Algemene subsidieverordening Middelburg 2007

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. Aanjaagsubsidie: eenmalige subsidie voor incidentele activiteiten;

  • b. Activiteitensubsidie tot 10.000 euro: jaarlijkse subsidie voor het uitvoeren van activiteiten die bijdragen aan gemeentelijke beleidsdoelen en gewenste maatschappelijke effecten;

  • c. Activiteitensubsidie tussen 10.000 en 50.000 euro: subsidie voor een periode van maximaal 3 jaar verstrekt voor het uitvoeren van activiteiten die bijdragen aan gemeentelijke beleidsdoelen en gewenste maatschappelijke effecten;

  • d. Alliantiesubsidie: subsidies vanaf 50.000 euro die professionele organisaties structureel en meerjarig krijgen toegewezen om een van tevoren overeengekomen takenpakket uit te voeren;

  • e. Algemene-egalisatiereserve: een reserve bedoeld om schommelingen in de inkomsten en uitgaven op te vangen;

  • f. college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Middelburg;

  • g. Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

  • h. jaarrekening: een opgestelde jaarrekening conform de wetgeving op de jaarrekening (Burgerlijk Wetboek boek 2 titel 9);

  • i. Onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • j. raad: gemeenteraad van de gemeente Middelburg;

  • k. subsidie: aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

  • l. subsidieovereenkomst: een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Awb tussen het college en de subsidieontvanger, waarin afspraken zijn opgenomen met betrekking tot meetbare producten, prestaties en activiteiten, die worden uitgevoerd in relatie tot de subsidie die voor een vastgesteld tijdvak is verleend;

  • m. subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens deze verordening;

  • n. subsidieregeling: nadere door het college vastgestelde regels als bedoel in artikel 5 van deze verordening.

  • o. stimuleringssubsidie: een incidentele subsidie van ten hoogste € 10.000,- die bestemd is om projecten te stimuleren en daarmee activiteiten uit te voeren. Het kan ook gaan om subsidie als tegemoetkoming in de kosten van het doen van investeringen of een subsidie ten behoeve van een eenmalige activiteit.

  • p. Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PbEU C 326/47);

  • q. Wet: Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college op de volgende beleidsterreinen, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet:

    • a.

      Sport, cultuur en recreatie;

    • b.

      Sociaal domein;

    • c.

      Veiligheid;

    • d.

      Onderwijs;

    • e.

      Volksgezondheid en milieu;

    • f.

      Volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en stedelijke vernieuwing;

    • g.

      Dierenwelzijn.

  • 2. Ten aanzien van subsidies als bedoeld in artikel 4.23, derde lid van de wet kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3. Verstrekking door het college

Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies.

Artikel 4. Verstrekking aan rechtspersonen of natuurlijke personen

Subsidie wordt verstrekt aan rechtspersonen. Het college kan subsidie verstrekken aan natuurlijke personen wanneer de doelmatigheid en doeltreffendheid van de verstrekking zich hiertegen niet verzetten.

Artikel 5. Subsidieregelingen

Het college kan bij subsidieregeling nadere regels vaststellen over de activiteiten en doelgroepen die voor subsidie in aanmerking komen, het doel van de subsidie, de wijze van berekening, de aan de subsidie te verbinden voorschriften, de wijze van verantwoorden en de vergoeding voor vermogensvorming met subsidie.

Artikel 6. Subsidiesoorten

  • a. Subsidies worden onderscheiden in:

  • I. eenmalige subsidie: subsidie voor incidentele activiteiten, te onderscheiden in;

  • II. Aanjaagsubsidie;

  • III. Stimuleringssubsidie:

  • a. jaarlijkse subsidie: subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt te onderscheiden in:

  • I. Activiteitensubsidie tot €10.000,-;

  • II. ii. Activiteitensubsidie tussen €10.000,- en € 50.000,-;

  • III. iii. Activiteitensubsidie vanaf € 50.000,-;

  • IV. iv. Alliantiesubsidie

Artikel 7. Subsidiering

  • 1. Er kan subsidie worden verstrekt voor activiteiten die, naar inzicht van het college:

  • a. passen binnen het door de raad vastgestelde Subsidiebeleidskader, en

  • b. blijken uit de door de raad vastgestelde begroting en de door het college

  • c. vastgestelde productenraming, en

  • d. voorzien in een (aantoonbare) behoefte van de ingezetenen van Middelburg, en

  • e. in overwegende mate ten dienste staan van de ingezetenen van Middelburg, en

  • f. niet het vormen en/of verspreiden van partijpolitieke, godsdienstige en/of

  • g. levensbeschouwelijke gedachten en beginselen tot doel hebben.

  • 2. Om in aanmerking te komen voor subsidie dient de aanvrager - waar mogelijk - zijn activiteiten af te stemmen op die van soortgelijke instellingen en met dergelijke instellingen samen te werken. Het college kan ter zake voorschriften in een beschikking tot verlening van de subsidie stellen.

  • 3. Subsidiering van activiteiten vindt in ieder geval niet plaats indien de aanvrager zelf in de kosten daarvan kan voorzien of een beroep kan doen op subsidie van andere bestuursorganen. Het college kan ter zake nadere regels stellen.

  • Aan jaarlijkse activiteitensubsidies tussen € 10.000,- en € 50.000,- kan van de subsidieontvanger worden verwacht dat cofinanciering wordt gevonden van minimaal 50% van de kosten die verbonden zijn aan het uitvoeren van de activiteiten.

    • 4.

      Slechts die activiteiten worden gesubsidieerd die georganiseerd worden door instellingen die statutair dan wel, daadwerkelijk gevestigd zijn, in de gemeente.

    • 5.

      Subsidieverstrekking aan instellingen die niet statutair gevestigd zijn in de gemeente kan geschieden als:

    • a.

      Het activiteiten betreft waaraan inwoners van de gemeente deelnemen én;

    • b.

      De activiteiten niet door een reeds door de gemeente gesubsidieerde instelling worden verzorgd, én;

    • c.

      De activiteiten niet reeds (toereikend) worden gesubsidieerd door een ander overheidsorgaan, en;

    • d.

      De activiteiten zijn gericht op uitwerking van gemeentelijke beleidsdoelstellingen die een regionaal draagvlak vereisen en daardoor niet door een al in de gemeente gevestigde instelling (kunnen) worden uitgevoerd.

  • 6. Alleen de wachtgeldverplichtingen en/of uitkeringen aanvullend op de bij enigerlei wet vastgestelde uitkeringen, die rechtstreeks voortvloeien uit een gemeentelijk besluit tot vermindering en / of beëindiging van subsidie kunnen in aanmerking komen voor subsidiering, één en ander ter beoordeling van het college.

  • 7. Wachtgelden en / of (aanvullende) uitkeringen die voortvloeien uit instellingsbeleid, waaronder die uit een arbeidsconflict, worden nooit vergoed of gesubsidieerd.

  • 8. Het niet volledig compenseren van loon- en prijsontwikkelingen waarop de gemeente geen directe invloed heeft, wordt niet beschouwd als vermindering van subsidie.

Artikel 8. Staatssteunregels

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Het college verwijst in subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, naar het toepasselijk steunkader.

  • 3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst het college in de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijk steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het toepasselijk steunkader.

Artikel 9. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Het college kan subsidieplafonds vaststellen. In dat geval wordt bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie bepaald.

  • 2. Het college kan een subsidieplafond wijzigen:

    • a.

      als het plafond is vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd;

    • b.

      als de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond, dat gewijzigd is overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op deze wijziging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

HOOFDSTUK 2. DE AANVRAAG

Artikel 10. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college. Als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld geschiedt dit met gebruikmaking daarvan.

  • 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      het bankrekeningnummer waarop de aangevraagde subsidie overgemaakt moet worden.

  • 3. Als de aanvrager een onderneming is worden bovendien de volgende gegevens overgelegd:

    • 1.

      een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • 2.

      een verklaring als bedoeld in de verordening met betrekking tot de-minimissteun (de-minimisverklaring);

    • 3.

      een opgave van het KvK nummer.

  • 4. Als het een subsidie betreft die per kalenderjaar aan een onderneming wordt verstrekt, moet bovendien de stand van de reserves op het moment van de aanvraag worden vermeld.

  • 5. Een onderneming die voor de eerste keer subsidie aanvraagt, legt tevens over: een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten, een uittreksel van de KvK, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar en een kopie van de bankpas.

  • 6. Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 11. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag van een jaarlijkse subsidie wordt ingediend uiterlijk 1 juni voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Andere aanvragen om subsidie worden ingediend uiterlijk 8 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 12. Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 11, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 11, tweede lid binnen 10 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 4. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

HOOFDSTUK 3. WEIGERINGSGRONDEN

Artikel 13. Weigerings- intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1. Het college weigert een aanvraag voor een subsidie naast het in artikel 4:25 lid 2 Awb genoemde geval als redenen bestaan om aan te nemen dat:

    • a.

      De gelden niet of onvoldoende zullen worden besteed voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • b.

      De aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet- en regelgeving, het algemeen belang of de openbare orde;

    • c.

      De activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak als doel hebben het uitdragen van overtuigingen en denkbeelden van religieuze, levensbeschouwelijke of politieke aard;

    • d.

      Er één of meerdere activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend niet binnen de gemeente plaatsvinden of niet aanwijsbaar ten goede komt aan de ingezetenen van de gemeente;

    • e.

      De voorgenomen activiteiten dan wel het daarmee beoogde doel reeds op andere wijze in belangrijke mate is voorzien;

    • f.

      Door de andere overheden toegezegde middelen niet daadwerkelijk ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Het college kan een aanvraag voor subsidie naast de in artikel 4:35 Awb genoemde gevallen geheel of gedeeltelijk weigeren als redenen bestaan om aan te nemen dat:

    • a.

      Aan de aanvrager voor dezelfde activiteiten al door een of meer bestuursorganen of anderen voldoende subsidie is verstrekt;

    • b.

      De aanvrager niet alle benodigde vergunningen en ontheffingen voor de gesubsidieerde activiteiten heeft gekregen of kan krijgen;

    • c.

      De activiteiten voor een eenmalige subsidie behoren tot de reguliere activiteiten van de aanvrager;

    • d.

      De activiteiten niet passen binnen het beleid van de gemeente;

    • e.

      De aanvrager, of een aan hem verbonden organisatie, ook zonder subsidieverlening over voldoende gelden beschikt, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • f.

      De aanvrager met uitvoering van de activiteiten beoogt winst te maken;

    • g.

      De aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • h.

      De activiteiten of het lidmaatschap van een instelling niet openstaan voor alle inwoners van de gemeente, uitgezonderd als de activiteiten bedoeld zijn voor speciale doelgroepen, die als zodanig door het college of door de raad zijn erkend.

  • Tevens vindt geheel of gedeeltelijk weigeren plaats als de activiteiten in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen niet zijn opgenomen.

  • 3. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de wet weigert het college de subsidie in ieder geval:

  • a. als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt,

  • of

  • b. als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun van Nederland onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 4. Onverminderd het vorige lid weigert het college de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 5. Het college vordert een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

Artikel 14. Weigering van eenmalige/incidentele subsidies

In aanvulling op artikel 13 kan het college een eenmalige/incidentele subsidie in ieder geval weigeren voor zover de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. de reguliere activiteiten van de aanvrager;

  • b. de instandhoudingskosten van de aanvrager;

  • c. de inrichtingskosten van de aanvrager;

  • d. een structurele activiteit, met uitzondering van structurele activiteiten die in een opbouwfase verkeren;

  • e. een activiteit waarvoor op grond van een subsidieregeling als bedoeld in artikel 5, subsidie kan worden verstrekt of in het jaar voorafgaand aan de aanvraag kon worden verstrekt.

HOOFDSTUK 4. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 15. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

  • 1. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het college.

  • 2. Een subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

  • a. beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde onderneming;

  • b. relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

  • c. ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de subsidieontvanger de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zal kunnen nakomen;

  • d. wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders, en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 16. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Bij subsidies hoger dan € 50.000,- verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.

  • 1. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de wet worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. In de toelichting bij de subsidieregeling wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.

Artikel 17. Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 18. Kostensoorten

Als het college in de verleningsbeschikking de subsidie heeft verdeeld over verschillende kostensoorten, mag de subsidieontvanger subsidie niet overhevelen van de ene kostensoort naar de andere kostensoort, tenzij de subsidieregeling dit mogelijk maakt of het college hier uitdrukkelijk toestemming voor heeft verleend.

Artikel 19. Bevoorschotting

Als het college besluit voorschot te verstrekken op een subsidie, vermeldt de verleningsbeschikking de hoogte en de termijnen van de voorschotten.

Artikel 20. Verrekening

Het college kan subsidies die op grond van deze verordening zijn verstrekt, verrekenen met:

  • a.

    andere op grond van deze verordening aan subsidieontvanger verleende of vastgestelde subsidies die het college terugvordert; en

  • b.

    overige jegens het college in te lossen bestuursrechtelijke geldschulden van de subsidieontvanger.

Artikel 21. Social return on Investment

Voor subsidies hoger dan € 100.000 is de subsidieontvanger verplicht om ten minste 2% van de totale subsidie aan te wenden in het kader van social return on investment om bij voorkeur mensen met afstand tot de arbeidsmarkt concreet toe te leiden naar werk.

HOOFDSTUK 5. EINDVERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 22. Wijze van verstrekking en eindverantwoording subsidies tot en met € 10.000,-

  • 1. Subsidies tot en met € 10.000,- worden door het college direct vastgesteld of verleend en – tenzij toepassing wordt gegeven aan het volgende lid – binnen 10 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld.

  • 2. Als bij verlengingsbeschikking de subsidieaanvrager wordt verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen, vindt de vaststelling plaats binnen 10 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

  • 3. In geval van verlening van een subsidie van ten hoogste € 10.000,- wordt een voorschot verstrekt ter hoogte van de verleende subsidie.

Artikel 23. Eindverantwoording subsidies tussen € 10.000,- en € 50.000,-

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 10.000,- en ten hoogste € 50.000,- dient de subsidieontvanger uiterlijk voor 1 juni van het jaar volgend op het subsidiejaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2. De aanvraag bevat een inhoudelijk verslag met een financiële verantwoording per activiteit zodat blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en of aan de verplichtingen is voldaan.

  • 3. Bij subsidieregeling kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

Artikel 24. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 50.000,-

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 50.000,- dient de subsidieontvanger uiterlijk voor 1 juni van het jaar volgend op het subsidiejaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2. De aanvraag bevat:

  • a. een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

  • b. een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

  • c. een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop; en

  • d. een goedgekeurde controleverklaring conform het controleprotocol behorend bij deze verordening, opgesteld door een onafhankelijk accountant.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 25. Subsidievaststelling subsidies van meer dan € 10.000,-

  • 1. Het college stelt een subsidie van meer dan € 10.000,- vast binnen 10 weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 2. Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste 10 weken worden verdaagd.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 4. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 23 en 24 is ingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Als de aanvraag niet binnen deze termijn wordt ingediend, kan het college overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 26. Vorming reserve of voorziening

  • 1. Als het college een subsidie vaststelt voor een lager bedrag dan het bedrag van de verlening, vordert het college het overschot terug.

  • 2. Bij een per jaarlijks verstrekte subsidie kan het college in afwijking van het eerste lid, op aanvraag van de subsidieontvanger, bij het besluit tot vaststelling bepalen dat de subsidieontvanger het overschot geheel of gedeeltelijk aan een reserve of voorziening mag toevoegen.

  • 3. Bij subsidieregeling en bij een besluit als bedoeld in het tweede lid kan het college nadere eisen stellen aan het toevoegen van subsidie aan een reserve of voorziening.

  • 4. Bij verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger van een per kalenderjaar verstrekte subsidie die meer dan € 50.000 bedraagt een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, eerste lid, van de wet vormt.

  • 5. De ontvanger van een andere subsidie dan bedoeld in het eerste lid kan burgemeester en wethouders verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen. In dat geval is artikel 4:72 van de wet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 27. Vergoeding vermogensvorming

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, is de subsidieontvanger aan het college een vergoeding van de vermogenswaarde verschuldigd.

  • 2. De vergoeding bedraagt maximaal het bedrag waarmee de subsidie heeft bijgedragen aan de vermogensvorming in verhouding tot de andere middelen die daaraan hebben bijgedragen.

  • 3. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding gaat het college uit van de waarde van de eigendommen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt. Bij verlies of beschadiging van eigendommen gaat het college uit van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen. Indien het onroerend goed betreft, wordt de waarde bepaald door één of drie onafhankelijke deskundigen.

  • 4. Als de activiteiten van de subsidieontvanger met toestemming van het college door een andere rechtspersoon worden voortgezet en de activa en passiva tegen boekwaarde aan die ander in eigendom worden overgedragen, is de subsidieontvanger ter zake in afwijking van het tweede lid geen vergoeding verschuldigd.

HOOFDSTUK 6. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 28. Wijze van opstellen aanvragen

De aanvrager stelt de aanvraag en de bijbehorende bijlagen zoveel mogelijk zo op dat deze geschikt zijn voor openbaarmaking en toegankelijk zijn voor het algemeen publiek.

Artikel 29. Administratie van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger zorgt ervoor dat de administratie op overzichtelijke wijze wordt gevoerd. Uit de administratie moet het college op elk moment de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen kunnen nagegaan.

  • 2. Als de subsidieontvanger de subsidie financieel moet verantwoorden, bevat de administratie van alle relevante uitgaven en inkomsten bewijsstukken waaruit de aard en de omvang van de geleverde prestaties duidelijk blijkt.

  • a. De subsidieontvanger dient de bewijsstukken van de uitgaven en inkomsten niet in bij het verzoek

  • b. tot vaststelling van de subsidie, tenzij in de subsidieregeling of bij de verleningsbeschikking

  • c. anders is bepaald.

  • 3. Ondernemers zijn verplicht alle schriftelijke stukken met betrekking tot het vaststellen van de subsidie, in aansluiting op artikel 10 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, zeven jaar te bewaren.

  • 4. De subsidieontvanger die geen rechtspersoon is als bedoeld in het vorige lid, is verplicht alle schriftelijke stukken met betrekking tot het vaststellen van de subsidie 5 jaar te bewaren, tenzij de subsidieregeling of verleningsbeschikking anders bepaalt.

  • 5. Gedurende de termijn als bedoeld in het derde en vierde lid, kan het college alle schriftelijke stukken met betrekking tot het vaststellen van de subsidie opvragen.

Artikel 30. Review accountant

Het college kan een review laten uitvoeren op de door de accountant van subsidieontvanger verrichte werkzaamheden inzake het assurancerapport of de controleverklaring.

Artikel 31. Toezicht op naleving

  • 1. Het college kan ambtenaren of derden-deskundigen aanwijzen die belast zijn met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening vastgestelde voorschriften.

  • 2. Een ieder is verplicht om de door de in het eerste lid bedoelde toezichthouder gegeven aanwijzingen na te leven.

Artikel 32. Hardheidclausule

  • 1. Het college kan deze verordening, met uitzondering van de artikelen 2, 3 en 4, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

  • 2. Toepassing van het vorige lid wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt jaarlijks verslag gedaan aan de raad.

Artikel 33. Overgangsbepaling

  • 1. Op aanvragen om verlening van subsidie die zijn ingediend voor de datum van inwerkingtreding van deze Algemene subsidieverordening en waar op die datum nog niet is besloten, is deze Algemene subsidieverordening van toepassing.

  • 2. Op aanvragen om (vaststelling van) subsidie die op basis van een eerdere Algemene subsidieverordening zijn verleend, blijft de Algemene subsidieverordening die gold ten tijde van de verlening van de subsidie, van toepassing.

Artikel 34. Slotbepalingen

  • 1. De Algemene subsidieverordening 2007 vastgesteld op 17 december 2018 wordt ingetrokken op het moment dat de Algemene subsidieverordening 2022 inwerking treedt.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de derde dag na bekendmaking.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als: “Algemene subsidieverordening Middelburg 2022”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 30 september 2021,

De griffier, De voorzitter,

A.A.A. Rijpert Mr. H.M. Bergmann

Toelichting Algemene Subsidieverordening 2022 Middelburg

Aanleiding

Het project herijking subsidies heeft ertoe geleid dat de gemeenteraad op 11 maart 2021 een nieuw Subsidiebeleidskader heeft vastgesteld. Dit kader is verder aangevuld vanuit een amendement in een addendum. Het addendum is op 30 september 2021 vastgesteld.

De juridische vertaling van het Subsidiebeleidskader vindt plaats in de geactualiseerde Algemeen Subsidieverordening (hierna: ASV).

Juridisch kader

In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een wettelijk voorschrift (artikel 4:23, eerste lid, Awb). Dat wil zeggen dat een wettelijk voorschrift regelt welke concrete activiteiten subsidiabel zijn. Ook andere onderwerpen zoals een subsidieplafond en verdeelregels, weigeringsgronden en diverse verplichtingen hebben een grondslag in een wettelijk voorschrift nodig. In geval van gemeenten worden wettelijke voorschriften opgenomen in verordeningen van de gemeenteraad of nadere regels zoals subsidieregelingen van het college van burgemeester en wethouders. De eis van een wettelijk voorschrift komt voort uit de wens van de wetgever de rechtszekerheid van de subsidieaanvrager en subsidieontvanger voldoende te waarborgen. Hiermee wordt tevens een doelmatige besteding van overheidsuitgaven nagestreefd. Mogelijk onzorgvuldig of willekeurig handelen van het overheidsorgaan of nalatigheid van de subsidieontvanger is immers beter te toetsen aan de hand van een wettelijke regeling dan aan de hand van een op zichzelf staand besluit van een bestuursorgaan.

Uitzonderingen op de wettelijke grondslag

Op de hoofdregel dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een wettelijke grondslag bestaan, op grond van het derde lid van artikel 4:23 Awb, derde lid, vier uitzonderingen:

a. de spoedeisende subsidieverstrekking;

b. de Europese subsidies

c. de subsidieverstrekking op grond van een begrotingspost;

d. de subsidieverstrekking in een incidenteel geval. Spoedeisende subsidies

Spoedeisende subsidieverstrekking

Wanneer er een wettelijk voorschrift in voorbereiding is, mag het bestuursorgaan, vooruitlopend op de totstandkoming van dit voorschrift, alvast beginnen met het verlenen van de subsidie. Van deze bevoegdheid om zonder grondslag te subsidiëren, kan gedurende maximaal een jaar gebruik worden gemaakt. Het doel van deze uitzondering is te voorkomen, dat de slagvaardigheid van de overheid bij het kunnen inzetten van het subsidie-instrument onnodig wordt belemmerd. Om democratische controle mogelijk te maken, geldt er voor deze vorm van subsidie wel een verslagleggingsplicht voor het bestuursorgaan.

Europese subsidies

Voor Europese subsidies geldt dat er Europese regelgeving aan ten grondslag ligt. Het is dan niet nodig eigen Nederlandse subsidieregels vast te stellen.

Subsidieverstrekking op grond van een begrotingspost

In bepaalde gevallen is het toegestaan om niet op basis van een wettelijk voorschrift, maar op basis van een post op de begroting subsidie te verlenen (artikel 4:23, derde lid, onder c, Awb). Geen wettelijk voorschrift is vereist, indien de begroting de subsidieontvanger en het bedrag, waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt. De vermelding van de ontvanger en het bedrag kan overigens ook in de toelichting bij de begroting worden gedaan. Subsidieverstrekking op grond van een begrotingspost is bedoeld voor subsidies die, veelal structureel, slechts aan één of enkele ontvangers worden verstrekt. Door in de begroting of de toelichting de subsidieontvanger en het bedrag te vermelden, is publieke controle mogelijk en kan een wettelijke subsidieregeling achterwege blijven.

Subsidies in een incidenteel geval

Ook in incidentele gevallen kan worden afgezien van het vereiste dat slechts op grond van een wettelijk voorschrift subsidie kan worden verstrekt. Een incidenteel geval doet zich voor, indien er geen verordening, regeling of beleid is die of dat voorziet in subsidiëring van de betreffende activiteiten en evenmin sprake is van een vaste bestuurspraktijk om de activiteiten te subsidiëren. Deze uitzondering in de Awb is bedoeld voor gevallen, waarin zowel het aantal subsidieontvangers als het tijdvak van subsidiëring beperkt is. Een subsidie voor maximaal één jaar, maar met een groot aantal subsidieontvangers, is dus al niet meer incidenteel. Evenmin is een eenmalige subsidie voor alle scholen in het basisonderwijs een incidentele subsidie volgens artikel 4:23, vierde lid, onderdeel d Awb. Een subsidie in een incidenteel geval mag eenmalig voor een tijdvak van maximaal vier jaar worden verleend.

Onderscheid Algemene subsidieverordening, subsidieregelingen en beleidsregels

Algemene subsidieverordening

De Algemene subsidieverordening (ASV) beschrijft het subsidieproces zoals dat in de gemeente Middelburg wordt gevolgd en legt vast welke bevoegdheden het college heeft. De opzet van de Algemene subsidieverordening is dusdanig dat alle algemene regels omtrent subsidieverstrekking in de Algemene subsidieverordening zijn opgenomen: indieningstermijnen, over te leggen gegevens, algemene weigeringsgronden en verplichtingen die voor alle subsidieontvangers gelden. De ASV regelt dat subsidies op de volgende beleidsterreinen onder de reikwijdte van de verordening vallen:

a. sport, cultuur en recreatie;

b. sociaal domein;

c. veiligheid;

d. onderwijs

e. volksgezondheid en milieu;

f. volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en stedelijke vernieuwing;

g. dierenwelzijn.

Het college is bevoegd deze subsidies te verstrekken. De ASV is een verordening door de raad vastgesteld. Zij heeft externe werking.

Subsidieregelingen

Uit artikel 2 over de reikwijdte van de verordening blijkt dat het college bevoegd is subsidies te verstrekken die vallen onder de ASV. In artikel 5 van de ASV delegeert de gemeenteraad aan het college de bevoegdheid nadere regels vast te stellen: de subsidieregelingen. In de subsidieregelingen kan het college concrete subsidiabele activiteiten omschrijven en specifieke regels opnemen die gelden voor het verstrekken van de subsidies voor de betreffende activiteiten. Denk aan de subsidieontvangers, specifieke voorwaarden en verplichtingen, het subsidieplafond en de wijze waarop het beschikbare budget wordt verdeeld. De subsidieregeling is gebonden aan de kaders die de ASV stelt. Alleen waar de ASV die mogelijkheid biedt, kan in de subsidieregelingen van de ASV worden afgeweken.

Aangezien het college bevoegd is de subsidieregelingen vast te stellen, is het mogelijk sneller tot besluitvorming te komen en deze zo nodig aan te passen. Dit komt de flexibiliteit van het gemeentebestuur op het gebied van subsidieverstrekking ten goede. Een subsidieregeling is, net als een verordening, een algemeen verbindend voorschrift. Het heeft externe werking.

Beleidsregels

Op grond van artikel 1:3, derde lid Awb wordt onder een beleidsregel verstaan: ”een bij besluit vastgestelde, algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan”. Subsidieverstrekking op basis van alleen beleidsregels is niet mogelijk, omdat een beleidsregel niet een wettelijk voorschrift is. Een beleidsregel kan dus nooit de wettelijke grondslag vormen voor het verstrekken van een subsidie. Er is altijd een verordening of subsidieregeling nodig. In die verordening of regeling dienen tenminste de activiteiten te worden omschreven, die voor subsidie in aanmerking kunnen komen. Het is wel mogelijk om in beleidsregels begrippen uit te leggen of aan te geven hoe van een bestaande bevoegdheid gebruik zal worden gemaakt. Is in een subsidieregeling vastgelegd dat sportactiviteiten subsidiabel zijn, dan kan in een beleidsregel worden uitgelegd wat precies onder sportactiviteiten wordt verstaan. Hetzelfde geldt voor subsidiabele kosten. Stel dat huisvestingskosten subsidiabel zijn, dan kan in een beleidsregel worden opgenomen wat precies onder huisvestingskosten wordt verstaan: vallen daar bijvoorbeeld ook de schoonmaakkosten onder of niet? Ook kun je in een beleidsregel aangeven wanneer een subsidie wordt geweigerd omdat de activiteiten niet voldoende ten goede komen aan de inwoners van Middelburg: bijvoorbeeld wanneer niet tenminste 70% van de bezoekers afkomstig is uit Middelburg. Zodra het gaat om het stellen van een norm (een gebod, een verbod, een recht, een verplichting), dan moet die norm worden verwerkt in de Algemene subsidieverordening (ASV) of in een subsidieregeling en niet in de toelichting of in beleidsregels. Zaken als termijnen en subsidieverplichtingen kunnen dus niet worden geregeld via een beleidsregel. Het bestuursorgaan dat over een bepaalde bevoegdheid beschikt, mag daarover ook beleidsregels vaststellen (artikel 4:81 Awb). De bevoegdheid beleidsregels vast te stellen, hoeft daarom niet in de ASV door de raad bij het college te worden neergelegd, in tegenstelling tot de bevoegdheid een subsidieregeling vast te stellen. Een subsidieregeling bevat namelijk, net als een verordening, wettelijke voorschriften (algemeen verbindende voorschriften).

Het subsidiebegrip

Om de subsidietitel uit de Awb op een juiste wijze toe te passen, is het van belang dat helder is wat er onder subsidie wordt verstaan. Subsidie is een materieel begrip en wordt omschreven in artikel 4:21, eerste lid Awb. Voldoet een geldverstrekking aan de daar genoemde kenmerken, dan is het een subsidie, hoe ook genaamd. Er is sprake van een subsidie als het gaat om geldverstrekkingen, die aan de volgende kenmerken voldoen:

a. het betreft een aanspraak op financiële middelen;

b. die door een bestuursorgaan worden verstrekt;

c. met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager;

d. anders dan als betaling voor het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

In de praktijk kan het voorkomen, dat er afwijkende termen worden gebruikt, zoals bijdrage, uitkering of vergoeding, terwijl het in feite een subsidie betreft. De gekozen benaming is voor de toepasselijkheid van de subsidietitel niet van belang, ze is gewoon van toepassing als een financiële relatie tussen Middelburg en een ander voldoet aan de definitie van het subsidiebegrip in artikel 4:21 Awb.

a. Een aanspraak op financiële middelen

Het woord ‘aanspraak’ geeft aan dat het niet de daadwerkelijke overhandiging van het geld hoeft te betreffen, maar dat een aanspraak daarop voldoende is. Deze aanspraak is rechtens afdwingbaar. Van belang is niet de daadwerkelijke beschikbaarstelling, maar het besluit van het bestuursorgaan dat de voorgenomen activiteiten worden gesubsidieerd. Voor het bestuursorgaan ontstaat na het toekennen van de aanspraak op financiële middelen de verplichting om aan de gesubsidieerde, na uitvoering van de activiteiten en nakoming van zijn overige opgelegde verplichtingen, tot betaling over te gaan. Niet alle verstrekkingen van het bestuursorgaan zijn subsidies. Indien er geen financiële middelen worden verstrekt, maar andere zaken, dan is er geen sprake van subsidie. Stelt de gemeente goederen of diensten gratis ter beschikking of onder de kostprijs, dan is geen sprake van subsidie in de zin van de Awb. De subsidiebepalingen zijn dus niet van toepassing op de zogenaamde ‘subsidies’ in natura zoals het beschikbaar stellen van gemeentelijke accommodaties voor sportbeoefening en dranghekken bij evenementen of het heffen van een toegangsprijs voor een gemeentelijk museum die de kosten niet dekt. Deelneming in het aandelenkapitaal van een vennootschap is niet gericht op bepaalde activiteiten van de onderneming. Het aandelenkapitaal is immers gericht op alle huidige en toekomstige activiteiten van de vennootschap. Daarmee is er geen sprake van een subsidie in de zin van de Awb.

b. Verstrekt door een bestuursorgaan

Slechts wanneer de financiële middelen worden verstrekt door een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 van de Awb kan er sprake zijn van een subsidie. Geld van particulieren, al dan niet verstrekt via een fonds, waarmee activiteiten van andere particulieren mogelijk worden gemaakt, valt niet onder het subsidiebegrip. De rechtsverhouding tussen particuliere en privaatrechtelijke personen valt immers niet onder de Awb. De meeste subsidies worden door de ‘reguliere’ bestuursorganen verstrekt.

c. Met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager

Een subsidie wordt altijd verstrekt met een bepaald doel, voor bepaalde activiteiten. De wetgever heeft bepaald dat er sprake moet zijn van bepaalde, duidelijk omschreven activiteiten van de ontvanger. De bestedingsrichting van de middelen moet dus duidelijk zijn. Om deze reden vallen bijvoorbeeld sociale uitkeringen niet onder de noemer ‘subsidie’. Het verschaffen van financiële middelen om te voorzien in de kosten van het bestaan gebeurt niet met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager. Het betreft een algehele of aanvullende inkomensvoorziening, bijvoorbeeld op grond van sociale zekerheidswetgeving. Ook schadevergoedingen, verstrekt door de overheid, vallen buiten het subsidiebegrip. De bestedingsrichting van de ontvanger ligt in dat geval niet vooraf vast, oftewel: een schadevergoeding wordt niet verleend met het oog op bepaalde activiteiten van de ontvanger, maar ter compensatie van schade, veroorzaakt door handelen van de overheid zelf. Het staat de ontvanger vrij te bepalen, waaraan hij het geld besteedt. Ook de algemene uitkeringen aan gemeenten en provincies uit het Gemeente- en Provinciefonds worden gekenmerkt door een bepaalde bestedingsvrijheid en vallen dus ook buiten de subsidiedefinitie.

d. Anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten

Er is geen sprake van subsidie als de overheid een marktconforme vergoeding betaalt voor aangeschafte goederen of aan haar geleverde diensten (inkoop/overheidsopdracht). Onder betaling wordt verstaan het leveren van een tegenprestatie, die is afgestemd op de waarde van de verkregen goederen of diensten in het economische verkeer. Dit betekent niet dat een marktprijs, die wat aan de hoge kant is, daarom meteen als subsidie zou zijn aan te merken. Dit geldt alleen in die gevallen waar de prijs onmiskenbaar zozeer boven de marktprijs ligt, dat redelijkerwijs niet meer van betaling kan worden gesproken. Subsidieverlening en de levering van een goed of dienst kunnen in de praktijk soms dicht tegen elkaar aan liggen, onder ander in het sociaal domein is dit het geval. Vaak wordt dit veroorzaakt doordat het niet duidelijk is of het uitvoeren van de activiteit een wettelijke taak is van de gemeente. Subsidies en Europese staatssteunregels Europese regelgeving ten aanzien van staatssteun is niet van toepassing, indien de subsidie aan burgers wordt verstrekt. Ook is geen sprake van staatssteun als de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verleend, geen ondernemingsactiviteiten zijn. Zo is een subsidie aan een amateursportvereniging geen staatssteun. Als de gesubsidieerde activiteiten wel als ondernemingsactiviteiten kunnen worden aangemerkt, is er sprake van staatssteun als de subsidie niet open staat voor alle ondernemingen, die deze activiteit uitoefenen. Er moet sprake zijn van een selectief voordeel, wil men kunnen spreken van staatssteun. Staatssteun is toegestaan als deze valt binnen een van de vrijstellingsverordeningen van de Europese staatssteunregels. Zo is er een deminimis vrijstellingsverordening, die bijdragen aan een onderneming tot een bepaalde hoogte vrijstelt. Valt de subsidie niet binnen de reikwijdte van één van de vrijstellingsverordeningen voor staatssteun, dan is hiervoor eerst toestemming van de Europese Commissie nodig. De steunverlening moet dan vooraf door de Europese Commissie worden genotificeerd. Voor meer informatie over de staatssteunregels kan een gemeente terecht bij het kenniscentrum Europa Decentraal.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING ASV MIDDELBURG

Artikel 1. Begripsomschrijvingen:

Aanjaagsubsidie: Denk hierbij aan bijvoorbeeld subsidie voor een evenement

Alliantiesubsidie: Deze subsidievorm is passend voor (professionele) organisaties waar die een generieke functie voor het gehele grondgebied van gemeente Middelburg hebben, waar slechts één aanbieder van is (en waar geen marktconform alternatief van voor handen is) en voor organisaties die voormalige of in het verlengde van gemeentelijke taken uitvoeren. Ook is deze subsidievorm (als uitzondering) toepasbaar voor vrijwilligersorganisaties die bijdragen aan het behoud van het voorzieningenniveau in gemeente Middelburg.

Artikel 2. Reikwijdte

Eerste lid

Met het eerste lid krijgt het college de bevoegdheid toegewezen om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de Algemene subsidieverordening (hierna: Asv) van toepassing is. Dit betreft in beginsel alle subsidies, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen, subsidies waar overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht geen wettelijke grondslag nodig is en subsidies op de genoemde beleidsterreinen.

Tweede lid

Ten aanzien van subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag nodig is (zoals bijvoorbeeld incidentele subsidies) is de Asv in beginsel niet van toepassing. Dit lid geeft het college de bevoegdheid om de Asv (deels) van toepassing te verklaren als daartoe aanleiding bestaat.

Artikel 3. Verstrekking door het college

In dit artikel is de bevoegdheid van het college tot het verstrekken van subsidies opgenomen.

Artikel 4. Verstrekking aan rechtspersonen of natuurlijke personen

De hoofdregel is dat subsidie wordt verstrekt aan rechtspersonen, maar het college kan ook aan natuurlijke personen subsidie verstrekken. De doelmatigheid en doeltreffendheid mag zich niet tegen verstrekking verzetten.

Artikel 5. Subsidieregelingen

Met dit artikel geeft de raad het college de bevoegdheid om in nadere regels, hier en verder subsidieregeling genoemd, de te subsidiëren activiteiten te bepalen. Voor zover het college iets wenst te regelen met betrekking tot de doelgroepen die voor subsidie in aanmerking komen, de berekening van de subsidie en de wijze van uitbetalen, dient dit eveneens in de subsidieregeling te gebeuren.

In andere artikelen van de Asv worden andere bevoegdheden gedelegeerd die betrekking hebben op de inhoud van de subsidieregeling: het afwijken van termijnen, het verbinden van bepaalde verplichtingen aan de subsidie, de wijze van verdelen van het subsidieplafond.

Artikel 6. Subsidiesoorten

Subsidies zijn onder te verdelen in incidentele (eenmalige) subsidie en jaarlijkse subsidie. Onder jaarlijks wordt ook meerjaarlijks verstaan.

Artikel 7. Subsidiering

In dit artikel zijn de kaders opgenomen waaronder subsidie kan worden verleend.

In het eerste lid is onder meer uitgeschreven dat de activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen, moeten passen binnen de door de raad vastgestelde Subsidiebeleidskader en Addendum.

In het tweede lid worden subsidieaanvragers aangemoedigd om de samenwerking te zoeken met andere instellingen die soortgelijke activiteiten uitvoeren. Ook kan gedacht worden aan het voorschrift dat de aanvrager een vorm van cofinanciering organiseert.

In de overige leden zijn nadere voorschriften geformuleerd waaraan subsidieaanvragers moeten voldoen om voor subsidie in aanmerking te komen.

Artikel 8. Staatssteunregels

Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er afgeweken wordt van de Asv, of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt het college daartoe bevoegd.

Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van de eis van de Europese Commissie dat in subsidieregelingen en -beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld.

Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader (lid 4). Net zo goed als dat bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, ondernemingen alleen in aanmerking komen als de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader (lid 5).

Artikel 9. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Het college stelt de subsidieplafonds vast (lid 1); bij de bekendmaking daarvan wordt tevens de door hen bepaalde wijze van verdelen vermeld (eerste lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de Awb) en wordt er, indien van toepassing, gewezen op de mogelijkheid het subsidieplafond te wijzigen (tweede en derde lid). De raad stelt uiteraard nog steeds de financiële kaders vast (in de begroting). Het is binnen die kaders dat het college vervolgens de subsidieplafonds kan vaststellen.

Lid 4 geeft een begrotingsvoorbehoud aan.

Artikel 10. Aanvraag

In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, mits het college het door hem vastgestelde formulier ook in digitale vorm beschikbaar heeft gesteld. In het tweede, derde, vierde en vijfde lid is bepaald welke stukken en gegevens bij de aanvraag overlegd dienen te worden.

Met de bepaling in het derde lid wordt voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (hierna VWEU). Daarom zijn een tweetal aanvraagvereisten opgenomen die specifiek voor ondernemingen gelden. Ten eerste, om ontoelaatbare cumulatie te voorkomen wordt een overzicht gevraagd van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd (derde lid, sub 1). Het gaat naast subsidie bijvoorbeeld om garanties, leningen, korting op de grondprijs, etc. Ten tweede, om subsidie onder de de-minimisverordening te kunnen verlenen moet de onderneming een de-minimisverklaring gevraagd worden (derde lid, sub 2). Op basis van een ingeleverde de-minimisverklaring dient het college te controleren of verlenen van de subsidie in overeenstemming is met de de-minimisverordening.

Bij subsidieregeling kan het college besluiten hiervan af te wijken (zesde lid).

Artikel 11. Aanvraagtermijn

De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen subsidies die eenmalig of per kalenderjaar worden aangevraagd. Bij subsidieregeling kan het college besluiten af te wijken van de aanvraagtermijnen die vastgesteld zijn in het eerste en tweede lid (derde lid).

Artikel 12. Beslistermijn

Hier worden de termijnen gegeven waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. Ook hierbij is onderscheid gemaakt tussen subsidies per kalenderjaar en subsidies voor éénmalige activiteiten. Bij subsidieregeling kan het college besluiten af te wijken van de beslistermijnen die vastgesteld zijn in het eerste en tweede lid (derde lid).

De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld worden, wordt verdaagd totdat de Europese Commissie een eindebeslissing heeft genomen (vierde lid). Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en vervolgens teruggevorderd dient te worden.

Artikel 13. Weigerings- en intrekkings- en terugvorderingsgronden

In het eerste lid worden de algemeen geldende weigeringsgronden van artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, met nadere verplichte gronden aangevuld. Ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis van een vrijstelling. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele melding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moet het college overgaan tot weigering (vandaar de verplichte weigeringsgrond, derde lid, onderdeel a). In aanvulling daarop wordt met onderdeel b bepaald dat ondernemingen waartegen een terugvorderingsactie loopt niet in aanmerking komen voor subsidie.

In het tweede lid zijn nog enkele facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Het college kan in deze gevallen weigeren, maar is daartoe niet verplicht.

De subsidie moet voor de aanvrager noodzakelijk zijn. Indien aanvrager over voldoende middelen beschikt of er een andere regeling is waarvan aanvrager gebruik kan maken, dan wordt geen subsidie verleend. Of de aanvrager over voldoende middelen beschikt kan blijken uit de rekening, begroting en/of balans. Indien op grond van de reserves de activiteit uitgevoerd kan worden, is subsidie niet noodzakelijk. Hier is in ieder geval sprake van indien aanvrager beschikt over reserves die gezamenlijk meer bedragen dan 5% van de ingediende exploitatiebegroting.

Een volledige subsidiëring van alle kosten is niet de bedoeling. Subsidie is een tegemoetkoming in de kosten van een activiteit waarbij het initiatief bij de aanvrager ligt en het gemeentebestuur het belangrijk vindt dat deze activiteit plaatsvindt en deze daarom financieel wil ondersteunen. Entree vragen, inkomsten generen uit consumpties, contributie, schenkingen en donaties zijn onder meer voorbeelden van mogelijkheden om eigen middelen te genereren. Van deze regel kan afgeweken worden indien dit redelijkerwijs niet verlangd kan worden omdat de activiteit anders nooit zal plaatsvinden en dit om beleidsredenen onwenselijk is.

De activiteit moet gericht zijn op Middelburg. In de regel betekent dit dat de activiteit in Middelburg moet plaatsvinden, de activiteit door een Middelburgse instelling wordt uitgevoerd en deze direct gericht moet zijn op de inwoners van Middelburg. Regionale, provinciale of landelijke activiteiten worden niet gesubsidieerd. Indien gewenst kan het college hiervan afwijken indien de activiteit aantoonbaar ook ten goede komt aan inwoners van Middelburg en ook andere overheidsinstellingen mee betalen.

Activiteiten moeten passen binnen de doelstellingen van het bestuur van Middelburg. Een andere regeling kan een landelijk fonds zijn of een wettelijke regeling op grond waarvan men een vergoeding, tegemoetkoming of iets dergelijk kan krijgen.

Artikel 14. Weigering van eenmalige/incidentele subsidies

Dit artikel geeft aanvullende weigeringsgronden aan voor eenmalige subsidies.

Artikel 15. Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger

Dit artikel bevat een meldingsplicht (eerste lid) en informatieplicht (tweede lid) die voor alle subsidieontvangers geldt.

Artikel 16. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

Dit artikel bevat een aanvullende bevoegdheidsgrondslag voor het college om aan de subsidie bepaalde ’bijzondere‘ verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is direct op grond van de Awb (zie artikel 4:37 van de Awb). De artikelen 4:38 en 4:39 van de Awb maken het verder mogelijk om nog andere verplichtingen aan een subsidie te verbinden, als de verordening daarvoor een grondslag biedt..

Artikel 17. Verantwoording

In de, door het college opgestelde, verleningsbeschikking wordt aangegeven op welke wijze de verantwoording dient plaats te vinden.

Artikel 18. Kostensoorten

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 19. Bevoorschotting

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 20. Verrekening

In dit artikel wordt de mogelijkheid van het college om subsidie te verrekenen geregeld.

Artikel 21. Social return on investment

Social return is een manier om sociaal rendement te realiseren bij overheidsopdrachten. Dat wil zeggen dat partijen in ruil voor het uitvoeren van overheidsopdrachten iets terug doen voor de maatschappij door het creëren van werkgelegenheid, stage- en leerwerkplekken voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Social Return wordt toegepast door middel van het opnemen van sociale criteria (voorwaarden, eisen en wensen) in de beschikking.

De doelgroep van Social Return bestaat uit:

werkloze jongeren tot 27 jaar en

personen met een grote(re) afstand tot de arbeidsmarkt. Dat wil zeggen langere tijd werkloos (langer dan 12 maanden), 50 jaar of ouder en/of personen die zonder re-integratieondersteuning of andere begeleiding niet zelfstandig aan werk kunnen komen.

Onder de doelgroep zijn te verstaan: Participatiewet, Werkloosheidswet, Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen/Werkhervatting Gedeeltelijk/ Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen Arbeidsgeschikten, Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, IOAW/IOAZ (Wet Inkomensvoorziening Oudere gedeeltelijk Arbeidsongeschikte en Werkloze werknemers/Inkomensvoorziening Oudere Arbeidsongeschikte Zelfstandigen) SW-geïndiceerden (Sociale Werkvoorziening), Niet uitkeringsgerechtigde werkzoekenden, Vroegtijdige schoolverlaters met onvoldoende kwalificaties, Leerlingen in het kader van BOL/BBL opleidingen, VSO en/of praktijkscholen.

Artikel 22. Wijze van verstrekking en eindverantwoording subsidies tot en met € 10.000,-

Kenmerkend voor subsidies tot en met € 10.000,- is dat deze op basis van vertrouwen worden verleend; er wordt niet meer standaard om verantwoording gevraagd. Er kan wel steekproefsgewijs gecontroleerd worden.

In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden. Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de subsidieontvanger.

Verder wordt het voorschot als een lump sum verstrekt en hoeft de subsidieontvanger geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

In het geval van verlening, gevolgd door ambtshalve vaststelling (eerste lid), wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidie wordt vervolgens, binnen een nader bepaalde termijn ambtshalve vastgesteld door de subsidieverstrekker. In het tweede lid is een afwijkende termijn opgenomen voor situaties waarin speciale rapportageverplichtingen worden opgelegd.

Artikel 23. Eindverantwoording subsidies tussen € 10.000 en € 50.000,-

In dit artikel is bepaald op welke wijze subsidieontvangers subsidie tussen € 10.000 en

€ 50.000 aan het college dienen te verantwoorden; er dient een aanvraag tot vaststelling ingediend te worden (eerste lid), deze bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht (tweede lid). De wijze van verantwoording wordt bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de subsidieontvanger bekend gemaakt.

Met betrekking tot het inhoudelijk verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie), enz. Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt. Voorts kan het college, overeenkomstig het derde lid, in een subsidieregeling aangeven andere bewijsmiddelen te verlangen dan een inhoudelijk verslag.

Artikel 24. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 50.000,-

Bij subsidies vanaf € 50.000 wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van subsidies; op basis van gerealiseerde kosten en baten. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. Het derde lid biedt de basis om in een subsidieregeling te bepalen dat er ook andere, waaronder minder, gegevens gevraagd worden.

De instelling kan bij een accountantscontrole volstaan met het aanleveren van een rapport van feitelijke bevindingen door een accountant. Hiertoe is een ‘Protocol van specifieke werkzaamheden door de accountant bij subsidies hoger dan € 50.000,- opgesteld.

Artikel 25. Subsidievaststelling subsidies van meer dan € 10.000,-

Het eerste lid bevat – overeenkomstig artikel 4:13 van de Awb – de termijn waarbinnen de beschikking gegeven dient te worden. Het merendeel van de aanvragen zal binnen deze beslistermijn kunnen worden afgehandeld. Meer ingewikkelde aanvragen vergen soms meer tijd. De verdaging van de beslistermijn – voor de duur van ten hoogste de in het tweede lid nader bepaalde termijn – biedt dan uitkomst. Een besluit tot verdaging is appellabel.

Artikel 26. Vorming reserve of voorziening

Dit artikel bepaalt de voorschriften m.b.t. de omvang van de reserves en voorzieningen bij instellingen. De bedoeling is dat instellingen alleen voorzieningen aanleggen voor, door het college erkende, vervangingsinvesteringen en toekomstige risico’s. Het college kan, overeenkomstig het derde lid, in een subsidieregeling nadere regels stellen over een voorziening.

Het vierde en vijfde lid gaat over egalisatiereserve. De figuur van de egalisatiereserve is gebaseerd op artikel 4:72 van de Awb. Een egalisatiereserve is een reserve van de subsidieontvanger waaraan als bestemming het dekken van exploitatierisico’s is verbonden. De reserve wordt gevormd om tot een gelijkmatige verdeling van lasten te komen. Op grond van artikel 4:58 van de Awb is artikel 4:72 van de Awb alleen van toepassing op per kalender- of boekjaar verstrekte subsidie aan een rechtspersoon en bovendien enkel als dat in de ASV, een subsidieregeling of bij de subsidieverlening is bepaald. De verplichting een egalisatiereserve te vormen als bedoeld in het eerste lid kan dus enkel aan rechtspersonen worden opgelegd, voor per kalender- of boekjaar verstrekte subsidies.

Het college kan bij een verleningsbeschikking voor een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt en die meer dan € 50.000,- bedraagt bepalen dat de subsidieontvanger een egalisatiereserve dient te vormen (eerste lid). In dat geval komt het verschil tussen het vastgestelde subsidiebedrag en de kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend ten gunste of ten laste van de egalisatiereserve. De reserve wordt dus gevormd uit exploitatieoverschotten om eventuele toekomstige tekorten op te vangen.

Naast een door het college opgelegde verplichting kan op grond van het tweede lid elke subsidieontvanger het college verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen.

Omdat de egalisatiereserve dient om tekorten in het ene jaar te compenseren met overschotten in het andere jaar, heeft de toepassing van het eerste of tweede lid alleen zin bij subsidies die in een reeks van jaren achter elkaar worden verstrekt.

Artikel 27. Vergoeding vermogensvorming

In artikel 4:41 van de Awb is bepaald dat in bepaalde gevallen de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd is aan het bestuursorgaan. Het gaat daarbij om de volgende gevallen:

- als de subsidieontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

- als de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

- als de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

- als de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

- de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

Deze vergoedingsplicht echter geldt alleen als hierin is voorzien in de verordening of subsidieregeling, of – als deze ontbreken – in de subsidiebeschikking. Daarbij moet zijn bepaald hoe de hoogte van de vergoeding wordt berekend (dit hoeft geen volledige compensatie te betreffen). Met het vierde lid krijgt het college de bevoegdheid om hier uitvoering en invulling aan te geven. In de praktijk zal dit alleen aan de orde zijn bij rechtspersonen die jaarlijks subsidie ontvangen, maar het is ook mogelijk in andere gevallen.

Artikel 30. Review accountant

Geen nadere toelichting nodig.

Artikel 31. Toezicht op naleving

Geen nadere toelichting nodig.

Artikel 32. Hardheidsclausule

In de hardheidsclausule is aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen.

Indien het college gebruik maakt van de hardheidsclausule wordt dit gemotiveerd in de betreffende besluitvorming.

Artikel 33. Overgangsbepaling

Het eerste lid geeft de overgangsbepaling aan voor subsidieverzoeken die voor de inwerkingtreding van de Asv 2022 zijn ingediend.

Het tweede lid geeft de overgangsbepaling aan voor subsidies die op het moment van de inwerkingtreding van de Asv al wel zijn verleend. Op die subsidies blijft de Asv van toepassing die gold ten tijde van de verlening van de subsidie.

Artikel 35. Slotbepalingen

Geen nadere toelichting nodig.