Aansluitverordening riolering gemeente Assen 2022

Geldend van 25-01-2022 t/m heden

Intitulé

Aansluitverordening riolering gemeente Assen 2022

Aansluitverordening riolering gemeente Assen 2022

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • a.

    aansluiting: De verbinding tussen het particulier riool en de openbare riolering. Hier vallen ook tijdelijke verbindingen onder, zoals bij tijdelijke lozingen van bronneringswater en lozing vanaf een tijdelijke bouwplaatsinrichting.

  • b.

    aansluitpunt:

    • 1.

      De erfscheidingsput, gelegen op of binnen 1,0 meter afstand van de kadastrale eigendomsgrens van het aan te sluiten perceel;

    • 2.

      Bij het ontbreken van een erfscheidingsput op of binnen 1,0 meter afstand van de eigendomsgrens, de perceelsgrens;

    • 3.

      Bij drukriool of IBA, gelegen binnen de perceelgrens, het punt waar het particuliere riool is aangesloten op de gemeentelijke ontvangstput of de IBA. Bij ligging van drukriool of IBA buiten de perceelsgrens, de erfscheidingsput binnen 1,0 m van de perceelsgrens of bij het ontbreken van een erfscheidingsput, de perceelsgrens (als onder punt 1 of 2);

    • 4.

      Bij openbaar gemeentelijk hoofdriool, gelegen binnen de perceelgrens, het punt waar de liggende particuliere afvoerleiding aansluit op de standleiding op het hoofdriool of de erfscheidingsput indien deze gelegen is op of binnen een afstand van 1,0 m vanaf de standleiding;

    • 5.

      Bij bebouwing, direct grenzend aan gemeentelijk openbaar gebied, een afstand van 0,5 m uit de gevel in het geval leidingen vanuit de bebouwing of regenpijpen aan de bebouwing direct aansluiten op de perceelaansluitleiding.

      • i.

        Bij een in openbare grond aanwezige verzamelleiding rond de bebouwing, het punt waar de verzamelleiding aansluit op de perceelaansluitleiding.

      • ii.

        Bij een in openbare grond aanwezige ontlastvoorziening aan een regenpijp, het punt waar de ontlastvoorziening aansluit op de perceelaansluitleiding.

      • iii.

        Bij een in openbare grond aanwezige afscheider voor olie, vet of slib, het punt waar deze afscheider aansluit op de perceelaansluitleiding.

  • Aanwezige verzamelleidingen rond de bebouwing, ontlastvoorzieningen aan de regenpijpen en afscheiders gelegen in openbaar gebied vallen onder de particuliere riolering;

    • 6.

      Bij hemelwaterlozing of grondwaterlozing op een watergang in openbare grond, de erfscheidingsput binnen 1,0 m van de perceelsgrens of bij het ontbreken van een erfscheidingsput, de perceelsgrens (als onder punt 1 of 2);

    • 7.

      Bij hemelwaterlozing of grondwaterlozing op een watergang die gedeeltelijk of geheel op de particuliere grond ligt, het punt waar de particuliere afvoerleiding uitkomt in de watergang. De uitmondingsvoorziening inclusief de eventuele bescherming van de schuine kant en de bodem van de watergang tegen uitspoeling hoort in deze situatie bij de particuliere riolering.

  • c.

    particulier riool: De binnen de kadastrale eigendomsgrenzen van het aan te sluiten perceel gelegen gebouwriolering, buitenriolering of terreinleidingen en watergangen met inbegrip van eventueel aanwezige erfscheidingsputten, ontlastvoorzieningen, drainagevoorzieningen, spuwers of uitstroomvoorzieningen, uitmondingsvoorzieningen in watergangen, waterbergingsvoorzieningen en infiltratievoorzieningen.

  • d.

    gebouwriolering: het geheel van de binnen een gebouw aanwezige afvoerleidingen en de aan de gevel bevestigde regenpijpen, met inbegrip van ontluchtingsleidingen.

  • e.

    openbare riolering: Het geheel van leidingstelsels (buizenstelsel en stelsel van watergangen) dat bij de gemeente in eigendom en beheer is voor inzameling en transport van afvalwater, met inbegrip van de daartoe behorende putten, rioolgemalen, drukleidingen, duikers, stuwen, goten, kolken en voorzieningen van overeenkomstige aard.

  • f.

    openbare hoofdriolering: de openbare riolering, in beheer van de gemeente, met uitzondering van de daarop aangesloten aansluitleidingen. De Inspectieputten, pompputten en ontvangstputten van drukriolering en de IBA-systemen vallen onder de hoofdriolering. Watergangen in openbaar gebied vallen ook onder de hoofdriolering.

  • g.

    drukriolering: de openbare riolering, voor de afvoer van afvalwater, exclusief hemel- en grondwater waarbij het transport door het riool plaatsvindt door middel van met pompinstallaties veroorzaakte druk.

  • h.

    IBA: afkorting van: Individuele Behandeling van Afvalwater. Een IBA-systeem is een voorziening die huishoudelijk of bedrijfsmatig afvalwater plaatselijk en kleinschalig zuivert.

  • i.

    perceelaansluitleiding: De aansluitleiding, in beheer van de gemeente, vanaf de inlaat op de openbare hoofdriolering tot aan het aansluitpunt op het particuliere riool. De inlaat op het hoofdriool, de standleiding en de uitlegger zijn onderdelen van de perceelaansluitleiding. De erfscheidingsput niet, tenzij deze in openbare grond zit.

  • j.

    Erfscheidingsput: Put gelegen nabij de erfgrens ten behoeve van controle van de afvoer en het verrichten van onderhoud. Indien liggend op particulier terrein is deze onderdeel van het particuliere riool. Indien liggend in gemeentelijke grond is deze onderdeel van de perceelaansluitleiding.

  • k.

    ontlastput: Voorziening onder aan de regenpijp die beoogt, tijdens onvoldoende afvoercapaciteit van de aansluitleiding en/of buitenriolering, het overtollige water zonder schade af te voeren buiten het gebouw.

  • l.

    lozingstoestel: toestel bestemd voor de rechtstreekse lozing van huishoudelijke afvalwater of de binnenriolering (NEN-3215) Voorbeelden van lozingstoestellen zijn: wc, wasbak, douchebak, bad, gootsteen, schrobput, wasmachine-afvoer, etc.

  • m.

    spuwer of uitstroomvoorziening: voorziening waaruit hemelwater vanuit een leidingstelsel kan uitstromen op het oppervlak, waarna het water vervolgens verder oppervlakkig kan afstromen via de verharding en/of goten. Indien liggend op particulier terrein is deze voorziening onderdeel van het particuliere riool. Indien liggend in openbaar terrein is deze voorziening onderdeel van de perceelaansluitleiding.

  • n.

    afvalwater: Verzamelnaam voor al het water dat van een perceel wordt afgevoerd. Hieronder valt huishoudelijk en bedrijfsmatig afvalwater, hemelwater en grondwater.

  • o.

    huishoudelijk of bedrijfsmatig afvalwater: Water dat vervuild is door huishoudelijk of bedrijfsmatig gebruik en afkomstig is van bijvoorbeeld toilet, douche en wasmachine.

  • p.

    bronneringswater: Grondwater, onttrokken ten behoeve van tijdelijke verlaging van de grondwaterstand.

  • q.

    drainagewater: Grondwater, ingezameld door een ingegraven doorlatend buizensysteem.

  • r.

    gemengd rioolstelsel: De openbare riolering voor de afvoer van afvalwater, inclusief hemelwater. In uitzonderlijke gevallen kan er ook grondwater op geloosd worden.

  • s.

    gescheiden rioolstelsel: De openbare riolering met een leidingstelsel (buizenstelsel of stelsel van watergangen en of goten) voor de afvoer van hemel- of drainagewater en een leidingstelsel voor de afvoer van het huishoudelijke of bedrijfsmatige afvalwater.

  • t.

    openbaar drainagestelsel: leidingstelsel in beheer bij de gemeente, bestemd voor de afvoer van overtollig grondwater.

  • u.

    waterbergingsvoorziening: voorziening waarin het hemelwater tijdelijk wordt opgevangen om de afvoer tijdens hevige neerslag te beperken en/of te vertragen om daarmee het rioolstelsel te ontlasten. Dit kan oppervlakkig zijn (bijvoorbeeld een vijver of een wadi) of in de vorm van een ondergrondse constructie (bijvoorbeeld bergingskratten, opslagtank). Hierbij kan het water uit de bergingsvoorziening eventueel ook worden hergebruikt.

  • v.

    infiltratievoorziening: voorziening om hemelwater te laten infiltreren (wegzakken) in de bodem. Hiermee wordt de afvoer naar het rioolstelsel beperkt en het rioolstelsel ontlast. Een infiltratievoorziening kan oppervlakkig zijn (geen verharding, wadi, water-passerende of waterdoorlatende verharding) of een ondergrondse voorziening eventueel in combinatie met een waterbergende voorziening (bijvoorbeeld: infiltratieriolen, infiltratieputten of infiltratiekratten).

  • w.

    wadi: afkorting van: Water Afvoer Drainage Infiltratie; voorziening (laagte in het terrein) om tijdelijk hemelwater te bergen en te laten infiltreren in de bodem en/of vertraagd af te voeren naar het rioolstelsel. Een wadi is voorzien van een constructie (overstort of slokop) die zorgt dat wanneer de wadi vol is het water snel afgevoerd kan worden naar het openbaar rioolstelsel.

  • x.

    gebruiker: De perceeleigenaar, de zakelijk gerechtigde van het perceel of de huurder die gebruik maakt van de aansluiting op de openbare riolering.

  • y.

    rechthebbende: De eigenaar, de vereniging van eigenaren of zakelijk gerechtigde van het perceel ten behoeve waarvan de aansluiting op de openbare riolering wordt gerealiseerd en in stand gehouden.

Hoofdstuk II. Vergunning

Artikel 2. Vergunningplicht

  • 1.

    Het is verboden zonder een daartoe verleende aansluitvergunning een aansluiting van een particulier riool op de openbare riolering tot stand te brengen of te wijzigen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders verlenen een aansluitvergunning alleen voor het tot stand brengen en in stand houden van een aansluiting tussen het particulier riool en de perceelaansluiting:

    • a.

      voor de afvoer van afvalwater inclusief hemelwater als ter plaatse een gemengd rioolstelsel aanwezig is;

    • b.

      voor de afvoer van afvalwater zonder hemel- of drainagewater naar het daarvoor bedoelde leidingenstelsel, als ter plaatse gescheiden rioolstelsel conform de begripsomschrijving volgens artikel 1 of drukriolering of een IBA aanwezig is;

    • c.

      voor de afvoer van hemel- of drainagewater naar het daarvoor bedoelde openbare riolering inclusief watergangen en goten, als ter plaatse een gescheiden rioolstelsel aanwezig is.

  • 3.

    Als de rechthebbende voor de aansluiting van meer dan één particuliere afvoerleiding op de openbare riolering een aansluitvergunning aanvraagt, wordt voor deze aanvragen tezamen één vergunning verleend, waarin alle aansluitingen afzonderlijk worden vermeld.

  • 4.

    In de vergunning kunnen voorschriften worden opgenomen met betrekking tot:

    • a.

      het tot stand brengen van de aansluiting;

    • b.

      de technische eisen aan de aansluiting;

    • c.

      het aantal aansluitingen en de locaties van de aansluitingen;

    • d.

      het onderhoud, de renovatie en de vervanging van de perceelaansluitleiding;

    • e.

      sloopwerkzaamheden op het perceel van de rechthebbende;

    • f.

      de periode waarvoor de vergunning wordt verleend als de aansluiting is bedoeld voor de afvoer van bronneringswater als het een tijdelijke aansluiting betreft;

    • g.

      de pompcapaciteit van de pomp in het gemaal als voor het aansluitpunt een gemaal is opgenomen om het afvalwater te kunnen lozen in de openbare riolering.

  • 5.

    Als de rechthebbende binnen één jaar na verlening van de aansluitvergunning geen verzoek heeft gedaan de aansluiting of wijziging van de aansluiting waarop die aansluitingvergunning betrekking heeft, uit te voeren, kunnen burgemeester en wethouders de aansluitvergunning intrekken.

Artikel 3. Vergunningaanvraag

  • 1.

    De aanvraag van een aansluitvergunning wordt schriftelijk of digitaal, met behulp van een daartoe bestemd aanvraagformulier, bij burgemeester en wethouders ingediend door de rechthebbende van het aan te sluiten perceel. Dit aanvraagformulier aansluitvergunning riolering is te vinden op de website van de gemeente Assen.

  • 2.

    De aanvraag van een aansluitvergunning wordt slechts in behandeling genomen nadat alle gegevens zijn ingevuld. Bij het ontbreken van gegevens wordt de rechthebbende daarover geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld deze gegevens alsnog binnen een redelijke termijn na kennisgeving daarvan alsnog aan te vullen.

Artikel 4. Weigeringsgronden

  • 1.

    Een aansluitvergunning kan, worden geweigerd als aansluiting van het particulier riool op de openbare riolering of wijziging van die aansluiting vanwege technische, juridische of milieuhygiënische redenen bezwaarlijk is.

  • 2.

    Een aansluitvergunning van het particulier riool op de openbare riolering of wijziging van die aansluiting wordt in elk geval geweigerd als:

    • a.

      ter plaatse van het aansluitpunt de binnen-onderkant van de particuliere aansluitleiding lager ligt dan de bovenzijde van de buis van het openbare hoofdriool, vermeerderd met 200 mm plus de benodigde hoogte voor het afschot van de perceelaansluitleiding tussen het aansluitpunt en het openbaar hoofdriool;

    • b.

      de bovenzijde van een lozingtoestel lager is gelegen dan 150 mm boven de kruin van de straat, tenzij via een pompinstallatie voorzien van terugslagklep wordt aangesloten;

    • c.

      de gevraagde aansluiting een samengevoegde voorziening betreft, terwijl een gescheiden rioolstelsel aanwezig is, conform de begripsomschrijving volgens artikel 1;

    • d.

      de gevraagde aansluiting een lozing voor afvalwater en/of bronneringswater betreft waarvoor krachtens de geldende milieuwetgeving een vergunning benodigd is, maar niet is verleend, of niet aan de geldende algemene regels is voldaan;

    • e.

      het openbare afwateringssysteem conform de begripsomschrijving volgens artikel 1 ter plaatse van de aansluitleiding niet over voldoende capaciteit beschikt om de hoeveelheid te lozen vloeistoffen te kunnen afvoeren;

    • f.

      het een lozing betreft van niet-verontreinigd drainagewater op een gemengd rioolstelsel voor de afvoer van afvalwater inclusief hemelwater, als er andere mogelijkheden zijn voor de afvoer;

    • g.

      de lozing van het afvalwater de doelmatige werking van het openbare afwateringssysteem en de RWZI belemmert;

    • h.

      de gevraagde aansluiting een afvoerleiding voor niet verontreinigd bronneringswater betreft die zonder bezwaar op het oppervlaktewater kan worden aangesloten of door middel van retourbemaling kan worden afgevoerd;

    • i.

      een bouwvergunning of een vergunning op grond van de Wet milieubeheer voor het aan te sluiten perceel is geweigerd;

    • j.

      bij nieuwbouw de gevraagde aansluiting een gecombineerde aansluiting is van meer dan één woning of bedrijf, tenzij het dezelfde gebruiksfunctie heeft en zich recht boven elkaar bevindt.

Artikel 5. Verlening van de aansluitvergunning

  • 1.

    Burgemeester en wethouders besluiten binnen 8 weken na ontvangst op de aanvraag.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid houden burgemeester en wethouders de beslissing omtrent een aanvraag van een aansluitvergunning aan als er geen reden is de vergunning te weigeren:

    • a.

      terwijl voor het aan te sluiten perceel nog een aanvraag moet worden gedaan of in behandeling is voor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo;

    • b.

      terwijl er voor het aan te sluiten perceel nog een aanvraag moet worden gedaan of in behandeling is voor een omgevingsvergunning voor het oprichten of veranderen van een milieu-inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo.

  • 3.

    Rechthebbende wordt zo spoedig mogelijk van de aanhouding op de hoogte gesteld.

  • 4.

    Na verlening van de in lid 2 sub a en b bedoelde vergunningen, nemen burgemeester en wethouders alsnog binnen 8 weken een besluit op de aanvraag.

Hoofdstuk III. Aansluiting

Artikel 6. Verzoek tot aanleg of wijziging perceelaansluitleiding

  • 1.

    Als nog geen perceelaansluitleiding aanwezig is kan de rechthebbende aan wie ingevolge hoofdstuk II een aansluitvergunning is verleend, de gemeente verzoeken de perceelaansluitleiding aan te leggen, die nodig is voor het realiseren van de aansluiting of de wijziging daarvan, waarop de aansluitvergunning betrekking heeft. De rechthebbende moet een daartoe strekkend schriftelijk verzoek indienen bij burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Bij het verzoek tot het aanleggen van een perceelaansluitleiding moeten in ieder geval de volgende gegevens door de rechthebbende worden vermeld:

    • a.

      de naam en het woonadres van de rechthebbende;

    • b.

      het nummer van de aansluitvergunning;

    • c.

      de door rechthebbende gewenste datum van uitvoering.

  • 1.

    Het verzoek tot aansluiting wordt slechts in behandeling genomen als deze gegevens volledig zijn vermeld.

  • 2.

    Als de kosten van de aanleg van de perceelaansluitleiding reeds zijn voldaan uit hoofde van een eerder door de rechthebbende met de gemeente gesloten overeenkomst, moet de rechthebbende dit naast de in het tweede lid bedoelde gegevens bij het verzoek tot aansluiting of wijziging vermelden.

  • 3.

    Zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 4 weken na de ontvangst van het verzoek stellen burgemeester en wethouders zoveel mogelijk in overleg met rechthebbende een termijn vast voor uitvoering van de aansluiting.

Artikel 7. Melding tot aansluiting

  • 1.

    Als al een perceelaansluitleiding aanwezig is moet de rechthebbende aan wie ingevolge hoofdstuk II een aansluitvergunning is verleend, de datum van het realiseren van de aansluiting of de wijziging daarvan, minimaal 3 werkdagen vóór de datum van uitvoeren melden aan de gemeente. De rechthebbende moet een schriftelijke melding indienen bij burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Bij de melding tot aansluiting moeten in ieder geval de volgende gegevens door de rechthebbende worden vermeld:

    • a.

      de naam en het woonadres van de rechthebbende;

    • b.

      het nummer van de aansluitvergunning;

    • c.

      de datum van uitvoering.

      • 1.

        De melding tot aansluiting wordt slechts in behandeling genomen als deze gegevens volledig zijn vermeld.

      • 2.

        De bevoegde medewerker van de gemeente neemt naar aanleiding van de melding contact op met de rechthebbende en maakt een afspraak om de aansluiting te controleren.

      • 3.

        Als de rechthebbende de aansluiting verricht, onttrekt de rechthebbende het aansluitpunt en de terreinleidingen niet aan het zicht, totdat de leidingen volgens afspraak zijn gecontroleerd en goedgekeurd door een medewerker van de gemeente.

Artikel 8. Kosten van de aansluiting

  • 1.

    De uitvoering van de aanleg of wijziging van de aansluiting van het particuliere riool op een aanwezige perceelaansluitleiding met inbegrip van de plaatsing van een erfscheidingsput geschiedt door of namens rechthebbende en voor rekening van de rechthebbende.

  • 2.

    Indien conform artikel 6 door of namens rechthebbende een verzoek is ingediend voor de aanleg van een nog niet aanwezige of een te wijzigen perceelaansluitleiding stelt de gemeente vooraf een offerte op voor de kosten van de aanleg of wijziging van de perceelaansluitleiding.

  • 3.

    De gemeente is niet gehouden tot feitelijke aanleg van de perceelaansluitleiding, voordat de rechthebbende zich door betaling van de kosten voor de perceelaansluiting akkoord heeft verklaard met de in het eerste lid genoemde kosten op basis van een offerte.

  • 4.

    De kosten voor de aanleg van de perceelaansluitleiding worden niet in rekening gebracht als deze al op andere wijze op de rechthebbende zijn verhaald.

  • 5.

    De werkelijke kosten van de aanleg of wijziging van de perceelaansluitleiding worden in rekening gebracht bij de rechthebbende.

Hoofdstuk IV. Beheer en onderhoud

Artikel 9. Beheer, onderhoud, renovatie en vervanging

  • 1.

    Het beheer en onderhoud, de renovatie dan wel de vervanging van de perceelaansluitleiding wordt uitgevoerd door of namens de gemeente en voor rekening van de gemeente, tenzij de betreffende werkzaamheden moeten worden uitgevoerd ten gevolge van een onjuist gebruik van het particulier riool, in welk geval de kosten voor rekening van de rechthebbende of veroorzaker komen. Na vervanging van de perceelaansluitleiding wordt het particuliere riool hier door of namens de gemeente weer op aangesloten.

  • 2.

    Onder onjuist gebruik wordt in ieder geval begrepen:

    • a.

      het via deze aansluiting lozen van stoffen die, vanwege hun aard en samenstelling, verstoppingen in de aansluitleiding of de openbare riolering veroorzaken;

    • b.

      het via deze aansluiting lozen van stoffen die, door hun aard of concentratie, de constructie van de perceelaansluitleiding of de openbare riolering aantasten.

  • 3.

    De kosten voor het onderhoud van het particulier riool komen voor rekening van de rechthebbende, tenzij vaststaat dat de noodzaak tot onderhoud is veroorzaakt door inspoeling vanuit de openbare riolering.

  • 4.

    Onder renovatie wordt tevens begrepen het aanpassen van de perceelaansluitleiding ten gevolge van een wijziging van de openbare riolering.

Artikel 10. Calamiteiten

  • 1.

    Bij een verstopping of andere storing in het riool graaft de rechthebbende het aansluitpunt op en onderzoekt of het een verstopping of een storing betreft in het particuliere riool of in de perceelaansluitleiding. Als er ter hoogte van het aansluitpunt water in de leiding staat zit de verstopping in de openbare riolering of in de perceelaansluitleiding. Als er ter hoogte van het aansluitpunt geen water in de leiding staat zit de verstopping in het particuliere riool.

  • 2.

    Als na het in lid 1 bedoelde onderzoek wordt vermoed dat sprake is van een verstopping of storing in de perceelaansluitleiding of van een verstopping of storing als gevolg van inspoeling vanuit de openbare riolering, neemt de rechthebbende of de gebruiker contact op met de gemeente voor het verrichten van de noodzakelijke werkzaamheden.

  • 3.

    Als na het in lid 1 bedoelde onderzoek blijkt dat er sprake is van een verstopping of storing in het particuliere riool moet de rechthebbende deze verstopping of storing zelf verhelpen.

  • 4.

    Als bij of na het verrichten van de in lid 2 bedoelde werkzaamheden door de gemeente blijkt dat de kosten van deze werkzaamheden op grond van artikel 9 voor rekening van de rechthebbende of gebruiker behoren te zijn, worden de door de gemeente gemaakte kosten bij de rechthebbende of gebruiker in rekening gebracht.

Hoofdstuk V. Verwijdering aansluiting, sloop

Artikel 11. Zorgplicht

  • 1.

    Bij sloopwerkzaamheden of andere werkzaamheden op een op de openbare riolering aangesloten perceel, moeten door de rechthebbende zodanige voorzieningen aan het particulier riool worden getroffen dat (bijvoorbeeld) verzanding van de openbare riolering en de perceelaansluitleiding wordt voorkomen.

  • 2.

    Als de rechthebbende bij sloopwerkzaamheden niet voldoet aan de in het eerste lid omschreven zorgplicht, heeft de gemeente de bevoegdheid de aansluiting op de openbare riolering af te sluiten en de hieraan verbonden kosten te verhalen op de rechthebbende.

  • 3.

    Als het gebruik van een aansluitleiding definitief wordt beëindigd is de rechthebbende verplicht de gemeente hiervan in kennis te stellen.

  • 4.

    Als het gebruik van een aansluitleiding definitief wordt beëindigd, wordt de op de aansluitleiding betrekking hebbende vergunning ingetrokken.

  • 5.

    Als het gebruik van een aansluitleiding definitief wordt beëindigd, is de rechthebbende verplicht om de particuliere aansluiting te verwijderen tot het aansluitpunt. De rechthebbende is verplicht om de perceelaansluitleiding af te doppen, zodat niets vanaf het terrein in de perceelaansluitleiding en de openbare riolering kan komen.

  • 6.

    Als de rechthebbende de particuliere aansluiting verwijdert, onttrekt de rechthebbende het aansluitpunt niet aan het zicht, totdat de werkzaamheden volgens afspraak zijn gecontroleerd door een medewerker van de gemeente.

Hoofdstuk VI. Handhaving

Artikel 12. Stilleggen van de werkzaamheden

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het aansluitwerk stil te leggen als er wordt aangesloten:

    • a.

      zonder aansluitvergunning;

    • b.

      in afwijking van de aansluitvergunning;

    • c.

      in afwijking van de voorschriften van deze verordening.

  • 2.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de in dienst van de gemeente zijnde toezichthouders.

  • 3.

    Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door het college dan wel de burgemeester aangewezen personen.

  • 4.

    Als het toezicht constateert, dat in afwijking van het bepaalde in artikel 13.1 de aansluiting in gebruik is genomen, kunnen burgemeester en wethouders de eigenaar of degene, die het in zijn macht heeft aan de verboden toestand een einde te maken, aanschrijven tot het staken van het gebruik of tot het alsnog voldoen aan alle voorwaarden van de aansluitvergunning.

Hoofdstuk VII. Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 13. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 14. Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen van de bepalingen in deze verordening afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 15. Inwerkingtreding en intrekking

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De Aansluitverordening riolering gemeente Assen 2008, vastgesteld op 16 oktober 2008, wordt ingetrokken.

Artikel 16. Overgangsrecht

  • 1.

    De aanvragen tot aansluiting of wijziging van een aansluiting die voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend vallen onder de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    Op aansluitingen die op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening krachtens de tot dan geldende wetgeving en voorschriften tot stand zijn gebracht, zijn de bepalingen van hoofdstuk IV en hoofdstuk V van deze verordening rechtstreeks van toepassing.

  • 3.

    Bij strijdig zijn van bepalingen in deze verordening met bepalingen in overeenkomsten, gesloten tussen de gemeente en de rechthebbende, prevaleert het bepaalde in de overeenkomsten.

  • 4.

    Vergunningen verleend krachtens de verordening bedoeld in artikel 15 blijven voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

Artikel 17.Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Aansluitverordening Assen 2022".

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van de gemeente Assen, op 20 januari 2022

M.L.J. Out, voorzitter

J. de Jonge, griffier

TOELICHTING

1. Opzet van de verordening

Uitgangspunt van deze verordening is dat voor een nieuwe aansluiting op het openbare afwateringssysteem of een wijziging van de bestaande aansluiting, een vergunning is vereist. In de vergunning worden voorwaarden gesteld waaraan de aansluiting moet voldoen. Deze voorwaarden betreffen allereerst de technische eisen waaraan de aansluiting moet voldoen. De technische eisen betreffen het leidingverloop en de dimensionering, de hoogteligging van de aansluitleiding en het materiaal ter plaatse van het aansluitpunt.

Ook worden nadere voorwaarden gesteld voor het geval er een gescheiden rioolstelsel is.

Dat wil zeggen dat er dan een aparte aansluiting voor een hemelwaterriool en een aparte aansluiting voor een vuilwaterriool worden aangelegd. Hierbij moet rekening worden gehouden met de in het Bouwbesluit en de Bouwverordening opgenomen bouwtechnische eisen. Tenslotte zijn er voorwaarden opgenomen over onderhoud, renovatie en vervanging van de aansluiting en beëindiging van het gebruik van de aansluiting.

Het gemeentelijk afwateringssysteem wordt op een drietal plaatsen begrensd: het punt waar afvalwater wordt overgenomen van de producent (doorgaans daar waar het particulier riool overgaat in gemeentelijk eigendom), het punt waar afvalwater wordt overgedragen aan de beheerder van de zuiveringstechnische werken en het punt waar overstortingen op het oppervlaktewater plaatsvinden.

Deze verordening heeft alleen betrekking op de begrenzing van het eerstgenoemde punt. Deze begrenzing, de plaats waar het particulier riool is aangesloten op de perceelaansluitleiding (de uitlegger) naar een hoofdriool of een watergang, wordt het aansluitpunt genoemd. Het aansluitpunt, welke de verbinding vormt tussen de perceelaansluitleiding en de particuliere aansluiting, wordt in de verordening gesitueerd op de kadastrale eigendomsgrens van het aan te sluiten perceel, of vanuit praktische overweging niet meer dan een meter daar vandaan, indien er binnen deze afstand een erfscheidingsput aanwezig is.

Het eigendom en beheer van de erfscheidingsput ligt in alle gevallen bij de eigenaar van het perceel waarop de erfscheidingsput staat. Dit ongeacht door wie de erfscheidingsput is geplaatst. Voor het eigendom van een spuwer of uitstroomvoorziening of een uitmondingsconstructie in een watergang geldt hetzelfde.

Bij bebouwing die direct aansluitend aan het openbaar gebied is gelegen, ligt het beheer en eigendom van de riolering net even anders. Bij een leiding die rechtstreeks uit het gebouw komt of een regenpijp aan het gebouw die rechtstreeks aansluit op de perceelaansluitleiding is het aansluitpunt bepaald op 0,5 m uit de gevel. Maar wanneer er rond de bebouwing een verzamelleiding ligt, die deels in openbaar gebied ligt, dan is het aansluitpunt bepaald op het punt waar deze verzamelleiding aansluit op de perceelaansluitleiding. Vaak zal op deze plaats een erfscheidingsput of een inspectieput zijn geplaatst. Deze put, gelegen in openbaar gebied, valt in dat geval onder de openbare riolering. Bij een op de regenpijp aangesloten ontlastvoorziening valt deze ontlastvoorziening nog onder de particuliere riolering. Wanneer een voorziening voor het afscheiden van olie, vet of slib in openbaar gebied is geplaatst, omdat hiervoor op particulier terrein geen ruimte was, dan valt deze voorziening en ook de riolering tussen de bebouwing en deze voorziening nog onder de particuliere riolering.

De aansluitleiding bestaat dus vanaf het hoofdriool achtereenvolgens uit de perceelaansluitleiding, het aansluitpunt en het particuliere riool (ook wel particuliere afvoerleiding genoemd). Het deel van de aansluitleiding vanaf het aansluitpunt naar het hoofdriool van het gemeentelijk rioolstelsel (de perceelaansluitleiding) wordt beheerd door de gemeente. Dit deel van de aansluiting ligt onder openbaar gebied.

Als er nu bijvoorbeeld een verstopping is ontstaan in het particuliere riool, dan moet de rechthebbende zelf en voor eigen rekening zorgdragen voor het verhelpen van het probleem. Dit kan bijvoorbeeld door het inschakelen van een installateur. Is er een verstopping ontstaan in de perceelaansluitleiding, bijvoorbeeld door ingroeiende boomwortels of door verzakking, dan draagt de gemeente zorg voor de reparatie. De kosten van onderhoud, renovatie en vervanging van de perceelaansluitleiding zijn voor de gemeente. Hierop is echter wel een uitzondering gemaakt. Als het aannemelijk is dat de betreffende onderhouds- of herstelwerkzaamheden moeten worden uitgevoerd als gevolg van een onjuist gebruik van het riool, dan zijn de kosten voor rekening van de rechthebbende of de veroorzaker van de schade.

De aanleg van de perceelaansluitleiding geschiedt door de gemeente of door een namens de gemeente in te schakelen aannemer. Deze legt de perceelaansluitleiding aan voor rekening van de eigenaar. De kosten die de eigenaar moet betalen zijn in beginsel de daadwerkelijke kosten van de aanleg.

De verlening van de vergunning kan door de gemeente worden geweigerd als aansluiting van het particulier riool op de openbare riolering of wijziging van die aansluiting vanwege technische, juridische of milieuhygiënische redenen bezwaarlijk is. In de verordening is geen uitputtende regeling opgenomen met betrekking tot weigeringsgronden voor het verlenen van de vergunning. Wel zijn situaties opgenomen die in ieder geval worden aangemerkt als bezwaarlijk voor het verlenen van een vergunning voor de aansluiting. Een van deze weigeringsgronden is de aansluiting van drainagewater hetgeen in de lijn ligt van het beleid van de vierde Nota waterhuishouding.

Als een vergunningaanvraag wordt geweigerd moet deze weigering voorzien zijn van een goede motivering.

Deze verordening is opgebouwd uit 18 artikelen, die zijn ondergebracht in zeven hoofdstukken. In hoofdstuk I worden de begripsbepalingen gegeven. Hoofdstuk II regelt de vergunning: een omschrijving van de vergunningsplicht, de aanvraag, de verlening en tot slot de gronden tot weigering. Tevens worden een aanhoudingsplicht en eventueel een hardheidsclausule geregeld.

In hoofdstuk III komt het tot stand brengen van de aansluiting aan de orde. Hierin worden het verzoek tot aanleg of wijziging, de kosten en de uitvoering geregeld. Het onderhoud komt in hoofdstuk IV aan de orde, de verwijdering en sloop van de aansluiting in hoofdstuk V. In hoofdstuk VI staat vermeld welke mogelijkheden de gemeente heeft om deze verordening te handhaven. De laatste hoofdstuk tenslotte, hoofdstuk VII, betreft de straf-, overgangs- en slotbepalingen.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1: Begripsbepalingen

In artikel 1 worden de begripsbepalingen gegeven. De begrippenlijst is nogal uitgebreid om te voorkomen dat onnodige discussie kan ontstaan over de betekenis van bepaalde begrippen. Voor de uitleg van de bepalingen in de Aansluitverordening en de voorschriften in een aansluitvergunning, gelden de definities van artikel 1. Voor een visuele verduidelijking van de rioleringsonderdelen en de werking van het gehele riool en watersysteem kan worden verwezen naar de vrij toegankelijke publiekssite https://www.riool.info/home van de landelijke koepelorganisatie Stichting Rioned.

Artikel 1 geeft ook een omschrijving van bronneringswater en drainagewater omdat ook verzoeken aan de gemeente voor (tijdelijke) lozingen van dit water onder het regime van de Aansluitverordening vallen.

De rechthebbende is degene die een aansluitvergunning kan aanvragen. Verder wordt een vereniging van eigenaren als rechthebbende aangemerkt omdat bij verticale bebouwing vaak maar één aansluiting aanwezig is voor de verschillende lagen. De vereniging van eigenaren wordt dan de vergunninghouder voor de betreffende aansluiting en zal vervolgens met de leden moeten regelen hoe binnen het gebouw met verstoppingen en storingen wordt omgegaan. Dit geldt ook voor een rechthebbende die zijn eigendom verhuurt. Hij moet er zelf voor zorgen dat de huurder de voorschriften van de aansluitvergunning naleeft. Dit laatste geldt ook, als de verhuurder (rechthebbende in de zin van de Aansluitverordening) een woningbouwvereniging is. De woningbouwvereniging is degene die een aansluitvergunning kan aanvragen. Zij zal dan met haar huurders onderling afspraken kunnen maken omtrent het gebruik van de aansluiting, maar de woningbouwvereniging is als rechthebbende het aanspreekpunt in de relatie tot de gemeente. De huurders van de woningbouwvereniging zijn gebruikers in de zin van de Aansluitverordening. Als rechthebbende wordt niet alleen aangemerkt de (perceel)eigenaar maar ook de zakelijke gerechtigde van een aan te sluiten perceel.

Ook de rechtsopvolgers van deze eigenaren of zakelijk gerechtigden worden aangemerkt als rechthebbende, zodat de vergunning geldig blijft in geval het perceel bijvoorbeeld wordt verkocht.

Artikel 2: Vergunningplicht

In artikel 2 wordt bepaald dat aansluiting van een particulier riool op de openbare riolering of wijziging van een dergelijke aansluiting, verboden is zonder vergunning. Deze vergunningsplicht voor het verkrijgen van een aansluiting op de riolering is een belangrijk uitgangspunt van de Aansluitverordening. In de vergunning kunnen voorschriften worden opgenomen omtrent het particulier riool zoals dat aanwezig moet zijn op het moment dat de aansluiting tot stand gebracht wordt. Daarnaast is het raadzaam de voor de rechthebbende geldende regels uit de verordening met betrekking tot het onderhoud, de renovatie, vervanging en sloop, expliciet in de vergunning te vermelden.

Zolang de betreffende aansluiting bestaat, blijven deze voorschriften gelden. Bij wijziging van de aansluiting moet een nieuwe vergunning worden aangevraagd.

In lid 2 wordt aangegeven dat burgemeester en wethouders alleen aansluitvergunningen verlenen voor aansluitingen die overeenstemmen met de openbare riolering ter plaatse. Dit betekent dat er bijvoorbeeld bij een nieuwe of gewijzigde aansluiting geen vergunning kan worden verkregen voor de gemengde afvoer van hemelwater en het overige afvalwater als ter plaatse een gescheiden afwateringssysteem aanwezig is.

Lid 3 geeft nog een toevoeging aan lid 2 door te stellen dat voor elke aansluiting afzonderlijk, bijvoorbeeld bij een gescheiden stelsel voor de afvoer van vuilwater en de afvoer van hemelwater een vergunning moet worden aangevraagd. Bij het aansluiten van een perceel op een gescheiden stelsel zullen deze aansluitingen doorgaans tegelijk worden gerealiseerd zodat in dat geval de voorwaarden voor dat perceel in één vergunning kunnen worden opgenomen.

Als de vergunning is verleend kan de rechthebbende een verzoek doen aan burgemeester en wethouders om de aansluiting tot stand te brengen (zie artikel 6). Om te voorkomen dat de gemeente aansluitvergunningen verleend voor percelen waar uiteindelijk geen aansluiting tot stand wordt gebracht, kunnen burgemeester en wethouders als een jaar na de vergunningverlening nog geen verzoek is gedaan tot aansluiting, de vergunning intrekken. Omdat net als een vergunningverlening de intrekking is aan te merken als een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, moet de rechthebbende in de gelegenheid worden gesteld toe te lichten waarom nog niet is verzocht tot aansluiting en moet de intrekking worden voorzien van een deugdelijke motivering.

Artikel 3: Vergunningaanvraag

Artikel 3 bepaalt dat de vergunning moet worden aangevraagd door de rechthebbende. Om dit te vereenvoudigen, moet de aanvraag worden gedaan met een daartoe bestemd aanvraagformulier aansluitvergunning riolering. Dit formulier is te vinden op de website van de gemeente. In het tweede lid is vastgelegd waaraan de aanvraag moet voldoen. Omdat het mogelijk is dat de gevraagde gegevens die nodig zijn om een aansluiting goed tot stand te brengen, reeds zijn vastgelegd in een bouwvergunning of een vergunning op grond van de Wet milieubeheer, kan de aanvrager in dat geval volstaan met een kopie van deze gegevens.

Artikel 4: Weigeringsgronden

In artikel 4 is vastgelegd op welke gronden de vergunning geweigerd kan worden. In lid 1 is aangegeven dat het moet gaan om technische, juridische of milieuhygiënische weigeringsgronden. In lid 2 worden voorbeelden gegeven van mogelijke weigeringsgronden. Sub a over de hoogteligging is bijvoorbeeld een technische weigeringsgrond, sub f over de lozing van niet verontreinigd drainagewater is bijvoorbeeld een milieuhygiënische grond en sub i over de verlening van andere vergunningen een juridische grond. De in lid 2 genoemde weigeringsgronden zijn niet uitputtend bedoeld en moeten worden gezien als ondersteuning van de motivering om een vergunning te weigeren. Bij een weigering wordt altijd aangegeven aan welke eisen moet worden voldaan om alsnog voor de aansluitvergunning in aanmerking te komen.

Artikel 5: Verlening van de aansluitvergunning

Burgemeester en wethouders moeten op grond van artikel 5 lid 1 binnen 8 weken beslissen op de aanvraag. Deze termijn moet voldoende zijn om een aanvraag voor een aansluitvergunning af te werken, en komt overeen met de termijn die in de Algemene wet bestuursrecht als redelijk wordt aangemerkt in het geval er geen termijn is bepaald[3]. In geval de rechthebbende voor het betreffende perceel ook nog een aanvraag voor een bouwvergunning of een vergunning op grond van de Wet milieubeheer heeft lopen, wordt de aanvraag voor de aansluitvergunning aangehouden totdat deze vergunningen zijn verleend. Een weigering deze vergunningen te verlenen, vormt een directe weigeringsgrond voor de aansluitvergunning. Deze weigeringsgrond is opgenomen in artikel 4.

Artikel 6: Verzoek tot aanleg of wijziging perceelaansluitleiding

Verzoek kan worden gedaan tot het realiseren van een perceelaansluitleiding, indien deze nog niet aanwezig is. Binnen vier weken moet een termijn worden afgesproken met betrekking tot de aanleg of wijziging van de perceelaansluitleiding.

Artikel 7: Melding tot aansluiting

In artikel 7 is vastgelegd hoe de rechthebbende na het verkrijgen van de vergunning een melding moet doen van het realiseren van de aansluiting op de openbare riolering. Na het indienen van de melding maakt de gemeente een afspraak voor het controleren van de aansluiting. Daarbij mag de particuliere riolering met inbegrip van het aansluitpunt niet aan het zicht worden onttrokken tot deze is goedgekeurd door een daartoe bevoegde toezichthouder van de gemeente. Bij de controle moet vastgesteld kunnen worden dat op de juiste wijze (gescheiden) is aangesloten. Tevens moet het mogelijk zijn om het aansluitpunt (erfscheidingsput) in te meten ten opzichte van een gevelhoek van het aan te sluiten pand.

Artikel 8: Kosten van de aansluiting

Artikel 8 beschrijft hoe met de kosten van de aansluiting wordt omgegaan. De algemene regel luidt dat rechthebbende zelf alle kosten voor zijn rekening moet nemen. In de meeste gevallen is er al een perceelaansluitleiding aanwezig. (dit geldt met name in uitbreidingsplannen) Daarbij zijn dan de kosten van de perceelaansluitleiding vaak al verwerkt in de grondprijs, of er is bij aankoop van de grond een aparte vergoeding betaald voor perceelaansluitleiding. Er zijn ook situaties waarbij er bij aanvraag van de vergunning nog een perceelaansluitleiding aangelegd moet worden. Dit is vaak het geval bij binnenstedelijke ontwikkelingen of aanpassingen van bestaande panden.

In dit geval vraagt de gemeente vooraf een offerte voor de aanleg aan geselecteerde aannemers en legt deze schriftelijk voor aan de rechthebbende van de vergunning Dit kan per brief of per e-mail. De perceelaansluitleiding wordt niet eerder aangelegd dan dat de rechthebbende van de vergunning schriftelijk akkoord is gegaan met betaling van de kosten. Hiermee wordt tussen gemeente en rechthebbende een privaatrechtelijke overeenkomst aangegaan.

De werkelijke kosten van de aanleg van de perceelaansluitleiding worden verrekend. Wanneer zich tijdens de uitvoering afwijkingen voordoen die financiële gevolgen hebben en die vooraf niet te waren voorzien dan wordt de rechthebbende hiervan direct in kennis gesteld.

Artikel 9: Beheer, onderhoud, renovatie en vervanging

Artikel 9 geeft nadere regels over het beheer en onderhoud, de renovatie en vervanging van de perceelaansluitleiding. Bij reconstructiewerken of rioolvervangingen worden perceelaansluitleidingen vervangen en laat de gemeente erfscheidingsputten plaatsen als deze nog niet aanwezig zijn. Direct achter de erfscheidingsput wordt het bestaande particuliere riool hierop aangesloten. Dit alles voor kosten van de gemeente, tenzij het aannemelijk is dat de betreffende werkzaamheden moeten worden uitgevoerd ten gevolge van een onjuist gebruik van het particulier riool. In dat geval komen de kosten voor rekening van de rechthebbende. Erfscheidingsputten worden geplaatst om eenvoudiger onderhoud te kunnen uitvoeren en bij calamiteiten te kunnen vaststellen of een probleem in de particuliere afvoerleiding zit of in het gemeentelijke deel. Erfscheidingsputten worden op een afstand van 0,5 m tot 1,0 m achter de erfgrens op particulier terrein geplaatst zodat bij het opgraven van de put, door de particulier, niet direct naast de weg of het trottoir hoeft te worden gegraven. Dit beperkt bij het opgraven de kans op schade aan de weg of het trottoir en aan de onder de weg of het trottoir liggende kabels en leidingen. In principe ligt de beheergrens (het aansluitpunt) bij de perceelgrens. Uit praktische overweging wordt hiervoor de erfscheidingsput aangehouden indien deze niet verder dan 1,0 m van de erfgrens ligt.

De rechthebbende moet zorgen dat de door hem gebruikte aansluiting vrij blijft van aanslag, slib en dergelijke, waardoor op den duur de leiding verstopt kan raken. De rechthebbende is zelf verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van het particulier riool, tenzij aannemelijk is dat de noodzaak tot onderhoud is veroorzaakt door terugstroming van afvalwater uit de openbare riolering.

Artikel 10: Calamiteiten

In artikel 10 is een calamiteitenregeling opgenomen om te voorkomen dat voor elk probleem de gemeente erbij wordt geroepen. Om te voorkomen dat de rechthebbende of de gebruiker voor elke storing of verstopping meteen de gemeente belt, is in lid 1 de regel opgenomen dat in geval van storing of verstopping de rechthebbende eerst moet vaststellen waar de storing zich in de aansluitleiding bevindt. Hiervoor moet hij de erfscheidingsput, of bij het ontbreken daarvan de particuliere riolering binnen 1,0 meter van de erfgrens, opgraven en bepalen of hier water in de leiding blijft staan of niet. Als hij geconstateerd heeft, dat de storing in de gemeentelijke perceelaansluitleiding zit, kan hij de gemeente laten komen om de storing of verstopping op te heffen. Voor meer informatie over de procedure lees de gemeentelijke website.

In lid 3 wordt nadrukkelijk gesteld dat de rechthebbende zelf verantwoordelijk is voor het verhelpen van verstoppingen in het particulier riool. Dit betekent dat de rechthebbende, als hij het pand bijvoorbeeld verhuurt, bij calamiteiten voor de gebruiker van het particuliere riool het aanspreekpunt is.

Verder geeft het artikel een regeling voor het geval toch de hulp wordt ingeroepen van de gemeente, omdat wordt vermoed dat het een storing betreft waarvoor de gemeente verantwoordelijk is.

Artikel 11: Zorgplicht

In artikel 11 zijn bepalingen opgenomen over de zorg die betracht moet worden bij werkzaamheden die schade kunnen veroorzaken aan de openbare riolering. In lid 3 en lid 4 is vastgelegd dat bij definitieve beëindiging van het gebruik van een aansluitleiding, de aansluitvergunning wordt ingetrokken en de leiding wordt verwijderd.

Artikel 12: Stilleggen van de werkzaamheden

Om te zorgen dat de aansluiting op de goede manier en volgens de juiste procedure tot stand wordt gebracht is in artikel 13 de mogelijkheid opgenomen om de werkzaamheden stil te leggen als dit niet gebeurt.

Artikel 13: Strafbepaling

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 14: Hardheidsclausule

Om te voorkomen dat toepassing van de bepalingen van deze verordening in een concreet geval zou leiden tot een beslissing in strijd met de redelijkheid en billijkheid, is in artikel 14 een hardheidsclausule opgenomen.

Artikel 15: Inwerkingtreding en intrekken oude verordening

Artikel 15 over de inwerkingtreding van de nieuwe verordening en het intrekken van de oude verordening spreekt voor zich.

Artikel 16: Overgangsrecht

Omdat met het van kracht worden van de Aansluitverordening juridisch een nieuwe situatie ontstaat, is in artikel 16 een aantal overgangsbepalingen opgenomen.

Aanvragen tot aansluiting of wijziging van een aansluiting die na de inwerkingtreding van de verordening nog in behandeling moeten worden genomen, worden behandeld volgens de regeling in de verordening. In lid 2 zijn op alle reeds bestaande aansluitingen de bepalingen met betrekking tot het beheer en onderhoud en de zorgplicht bij verwijdering en sloop van toepassing verklaard.

Uiteraard mag deze toepassing geen strijd opleveren met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Bij wijziging van een bestaande aansluiting bestaat uiteraard de plicht om daarvoor een aansluitvergunning aan te vragen.

Omdat het denkbaar is dat voor het tot stand brengen van rioolaansluitingen in het verleden met perceeleigenaren overeenkomsten zijn gesloten waarin afspraken zijn gemaakt die strijd opleveren met de Aansluitverordening, is in lid 3 vastgelegd dat in dergelijke situaties de bepalingen van de overeenkomst prevaleren. Het zou immers in strijd zijn met het rechtszekerheidsbeginsel als deze afspraken zomaar opzij worden gezet. Vergunningen die zijn verleend op basis van eerdere verordeningen blijven van kracht, tenzij ze al eerder zijn vervallen of ingetrokken.

Artikel 17: Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.