Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR671806
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR671806/1
Beleidsregels APVG Behoud van groen: kap en herplant 2022
Geldend van 21-01-2022 t/m heden
Intitulé
Beleidsregels APVG Behoud van groen: kap en herplant 2022Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen
HEEFT BESLOTEN:
- 1.
de Beleidsregels APVG Behoud van groen: kap en herplant 2022, als volgt vast te stellen:
Artikel 1 Definities
- a.
Boom Effect Analyse (BEA): een rapportage waarin beschreven is welke effecten een ruimtelijke ontwikkeling op de houtopstand/bomen heeft, welke alternatieven er zijn voor het behoud van de houtopstand/bomen, en op welke wijze deze gecompenseerd worden als kap onvermijdelijk blijkt te zijn;
- b.
Bomenstructuurvisie “Sterke Stammen” gemeente Groningen en “Bomenbeleidsplan gemeente Haren 2010”: de door de raad vastgestelde structuurvisies over bomen;
- c.
Groenplan Vitamine G: de door de raad vastgestelde structuurvisie over groen;
- d.
Ruimtelijke ontwikkeling: een ontwikkeling door (semi) overheden of projectontwikkelaars zoals aanleg van wegen, bedrijventerreinen, havens, woonwijken dan wel bouwplannen die alleen met een buitenplanse1 afwijking van het bestemmingsplan gerealiseerd kan worden;
- e.
Projectgebied: omkaderd gebied met een zogenaamde bolletjeslijn waarin de werkzaamheden plaats vinden;
- f.
Directe omgeving Projectgebied: de omgeving in een straal van 500 meter buiten de bolletjeslijn van het projectgebied;
- g.
ETT: European Tree Technician;
- h.
Dunnen: vellen van een houtopstand, als verzorgingsmaatregel, waardoor de overblijvende houtopstand zich beter kan ontwikkelen om tot volle(re) wasdom (groei en gezondheid) te kunnen komen waarmee de overblijvende houtopstand een grotere toegevoegde (groen)waarde kan worden dan dat deze zonder de dunning zou zijn geweest2;
- i.
Knotten: Periodiek of voor de eerste maal tot bepaalde hoogte verwijderen van de kroon, conform de toelichting uit het Stadsbomenvademecum;
- j.
Kandelaberen: Het voor de eerste maal sterk innemen van de kroon, waarbij doorgaans alle takken van de kroon sterk wordt ingekort, conform de toelichting uit het Stadsbomenvademecum;
- k.
Vellen: geheel of grotendeels verwijderen van het bovengrondse (knotten, kandelaberen) en/of ondergrondse deel van een houtopstand;
- l.
Potentieel monumentale houtopstand: de houtopstand die voldoet aan de hierna te noemen basisvoorwaarden en aan tenminste één van de hierna te noemen specifieke voorwaarden:
- 1.
basisvoorwaarden:
- -.
tussen 35 en 50 jaar oud;
- -.
voldoende conditie; minimaal 10 à 15 jaar nog te leven;
- -.
- 2.
specifieke voorwaarden:
- -.
onderdeel ecologische infrastructuur;
- -.
onderdeel karakteristieke boom groep/laanbeplanting;
- -.
onderdeel zeldzame biotoop;
- -.
zeldzaam, gedenkboom;
- -.
bepalend voor de omgeving;
- -.
herkenningspunt;
- -.
- 1.
- m.
College: het college van burgemeester en wethouders;
- n.
Afdeling VTH: Afdeling Vergunning Toezicht en Handhaving gemeente Groningen;
- o.
Taxatiemethode NVTB: Methode van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs voor Bomen om de economische waarde en deelschade van een houtopstand te bepalen door een taxateur die is aangesloten bij de NVTB;
- p.
Omgevingsvergunning: de omgevingsvergunning vellen van een houtopstand;
- q.
Afzetten: Het 10 – 20 cm boven het maaiveld afzagen van een houtopstand/boom met de bedoeling dat het weer uitloopt;
- r.
Regulier onderhoud: Het geregeld, begeleidend, mogelijk gefaseerd onderhoud waarmee de beplanting geleidelijk tot het gewenste eindbeeld komt. Hiermee ontstaat een solide stam en een goed ontwikkelde, blijvende kroon;
- s.
Groot onderhoud: Het niet regulier onderhoud dat tot doel heeft achterstallig onderhoud op te heffen/te voorkomen waarmee de bij de aanplant wenselijke staat wordt verkregen. Deze ingreep zal zwaarder zijn dan het regulier onderhoud en kan voor het behoud van de boom/houtopstand gefaseerd uitgevoerd worden;
- t.
Ontsiering: Het minder mooi maken van de boom, bijvoorbeeld door dermate snoeien dat daarmee de kroon uit balans raakt of de boom 40% of meer van takken is ontdaan, c.a.;
- u.
Karakteristiek: Kenmerkend, de boom geeft door zijn aanwezigheid op de locatie een toegevoegde waarde voor zijn omgeving, bijvoorbeeld als herkenningspunt;
- v.
CROW: Afkorting voor Centrum Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek;
- w.
Vitaliteit: De vitaliteit is de levensvaardigheid van een organisme ofwel het vermogen te herstellen (Stadsbomenvademecum);
- x.
Conditie: De toestand van een boom op een bepaald moment. Deze komt tot uiting in de verschijningsvorm. (Stadsbomenvademecum);
- y.
Bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente zoals deze is vastgesteld ingevolge de Wet natuurbescherming;
- z.
Noodvelling: De burgemeester of diens gemandateerde kan op grond van de Gemeentewet toestemming geven tot direct vellen van een beschermde boom bij acute gevaarzetting of een vergelijkbaar spoedeisend belang van bijvoorbeeld openbare orde of veiligheid. Dit geldt zowel voor bomen in particulier eigendom als in gemeentelijk eigendom (ook andere overheidsorganen). De acute gevaarzetting dient te zijn vastgesteld door het bevoegd gezag middels een melding en of een aanvraag omgevingsvergunning voorzien van foto’s en deskundige advies.
- aa.
Stedelijke Ecologische Structuur: Samenhangend netwerk van ecologisch waardevolle groene en waterstructuren, onderling verbonden door ecologische verbindingen zoals opgenomen in “Groenplan Vitamine G”;
- bb.
De levensverwachting: Het aantal jaren dat een houtopstand kan groeien zonder fysiologische problemen (gebreken);
- cc.
Bomenstichting: landelijke Bomenstichting: www.bomenstichting.nl
Artikel 2 Toetsing aanvraag omgevingsvergunning
-
1. Het college toetst een aanvraag om een omgevingsvergunning op het belang voor het behoud van de houtopstand en op het belang voor het verwijderen van de houtopstand. Hierbij toetst het college op de criteria ‘kwaliteit’, ‘overlast’, ‘dringende reden’ of ‘waardering’.
-
2. Het college toetst voor het criterium ‘waardering’ en maakt een belangenafweging met minimaal één van de volgende aspecten:
- a.
onderdeel van de groenstructuur;
- b.
leefbaarheid;
- c.
esthetische waarde;
- d.
monumentale c.q. cultuurhistorische waarde;
- e.
potentieel monumentale houtopstand;
- f.
zeldzaamheid (dendrologische waarde);
- a.
-
3. Het college toetst voor het criterium ‘kwaliteit’ (levensverwachting) de volgende aspecten:
- a.
Goed, > 15 jaar;
- b.
Voldoende, tussen de 10-15 jaar;
- c.
Matig, tussen de 5-10 jaar;
- d.
Slecht, < 5 jaar.
- a.
-
4. Het college toetst voor het criterium ‘overlast’ de volgende aspecten:
- a.
lichtreductie of schaduwwerking;
- b.
opdruk van verharding door boomwortels;
- c.
Schade aan bouwwerken.
- a.
-
5. In uitzonderlijke gevallen kan het college bij het criterium ‘overlast’ ook op de volgende aspecten toetsen:
- a.
vruchten/zaden/bloesem;
- b.
allergie;
- c.
op houtopstanden levende organismen;
- d.
gebrek aan uitzicht.
- a.
-
6. Het college toets voor het criterium ‘overlast’ niet op de volgende aspecten:
- a.
bladval;
- b.
overlast door hogere energiekosten;
- c.
overlast door groene aanslag.
- a.
-
7. Het college toetst voor het criterium ‘dringende reden’ de volgende aspecten:
- a.
ruimtelijke ontwikkeling;
- b.
bouwplan;
- c.
rendementsverlies energie-opwekkers;
- d.
sloopmelding;
- e.
groot onderhoud.
- a.
-
8. Toepassing belangenafwegingsformulier
- a.
Het college kan voor de toetsing van een aanvraag om een omgevingsvergunning bij overlast een belangenafwegingsformulier toepassen;
- b.
Bij een verzoek om een aanvraag omgevingsvergunning bij overlast van een gemeentelijke houtopstand kan het college een belangenafwegingsformulier toepassen;
- c.
Het college beoordeelt de aanvraag om een omgevingsvergunning onder meer aan de hand van de puntenscore voor het behoud van de houtopstand en de puntenscore voor de verwijdering van de houtopstand. De puntenscore vormt samen met de andere wegingskaders in het formulier de basis voor de belangenafweging.
- a.
-
9. Bij een ruimtelijke ontwikkeling dient de aanvrager van een omgevingsvergunning een vastgestelde Boom Effect Analyse (BEA) bij te voegen zoals opgesteld volgens de richtlijn BEA, opgesteld door de landelijke Bomenstichting en CROW. Deze BEA moet conform deze richtlijn worden opgesteld vanaf de initiatieffase als een doorlopend advies.
- a.
Het college stelt de BEA vast indien er sprake is van een negatieve balans op de houtopstand, en/of er sprake is van geveld houtopstand in Stedelijke Ecologische Structuur (SES)gebied ongeacht de groenbalans, en/of als er sprake is van het vellen van monumentaal houtopstand ongeacht de groenbalans;
- b.
Het college mandateert in de overige gevallen de teamleider VTH tot het vaststellen van de BEA.
- a.
-
10. Indien gewerkt wordt in de nabijheid van te behouden bomen is een boombeschermingsplan verplicht. De basis voor dit plan is het Boombeschermingsplan gemeente Groningen. Het plan dient voorafgaand aan de uitvoering van het werk aan het bevoegd gezag ter goedkeuring te worden voorgelegd;
-
11. Indien een financiële compensatie aan de omgevingsvergunning vellen van een houtopstand is verbonden, mag de houtopstand niet worden geveld dan nadat de opgelegde financiële compensatie in het compensatiefonds is gestort.
Artikel 3 Eisen aan een Boom Effect Analyse
-
1. Een BEA dient opgesteld te zijn conform de richtlijn Boom Effect Analyse, zoals opgesteld door de Bomenstichting en het CROW en dient de volgende aanvullende onderdelen te omvatten:
- a.
het aantal bomen, en de oppervlakte houtopstand;
- b.
boomsoort (Nederlandse en wetenschappelijke naam);
- c.
diameter van de stam op 130 centimeter hoogte boven het maaiveld;
- d.
schaalvaste tekening waarop de ingemeten bomen (met weergave van de kroonprojectie) staan weergegeven;
- e.
unieke boomnummering: op de tekening vermelding van een verkort nummer, in de inventarisatielijst vermelding van zowel het verkorte als het gemeentelijke boomnummer;.
- f.
staat de boom in de basisgroenstructuur, bomenhoofdstructuur of stedelijke ecologische structuur (uitkomsten onderzoek op grond van de Wet natuurbescherming opnemen);
- g.
verplantbaarheid (nader onderzoek wortelpakket, ligging kabels en leidingen, transport mogelijkheden, nieuwe locatie);
- h.
conditie van de boom (op basis van Roloff);
- i.
opdruk van verharding door boomwortels;
- j.
bijzonderheden van de boom (meerstammig, leiboom, knotboom, gedenkboom e.d.);
- k.
(potentiële) monumentale boom;
- l.
herplant in het projectgebied of in de directe omgeving (straal 500 meter) van het projectgebied;
- m.
de hoogte van de eventuele financiële compensatie.
- a.
-
2. Een externe BEA dient door een gecertificeerde ETT of boomdeskundige met een gelijkwaardig kennisniveau te worden opgesteld.
Artikel 4 Herplantplicht en groencompensatie
-
1. Het college legt voor iedere gevelde houtopstand een herplantplicht voor een nieuwe houtopstand op, hetzij op dezelfde locatie, hetzij in de directe omgeving (binnen 500 meter3) tenzij:
- 1.
De standplaats van de houtopstand vanwege een ruimtelijke ontwikkeling verdwijnt en er binnen het projectgebied of in de directe omgeving van het projectgebied geen geschikte ruimte voor een nieuwe houtopstand is dient een compensatie als bepaald in artikel 6 in het groencompensatiefonds te worden gestort;
- 2.
een gevelde houtopstand niet onder een ruimtelijke ontwikkeling valt te kwalificeren, kan het college bepalen dat in plaats van een herplant (op of in de directe omgeving) een financiële compensatie in het groencompensatiefonds wordt gestort. De compensatie wordt vastgesteld op basis van de in artikel 6 lid 3 opgenomen methode.
- 3.
De onverkorte toepassing van de herplantplicht zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard welke zich bij de oplegging van de herplantplicht zouden kunnen voordoen.
- 1.
-
2. Het college kan eisen stellen met betrekking tot de boomsoort (type boom), de plantmaat (in cm. omtrek op 1 meter hoogte), de locatie, de wijze van planten, de plantdatum (binnen 36 maanden vanaf het moment van verlening van de kapvergunning), instandhoudingsplicht, vervanging bij niet-geslaagde herplant4 en het aantal te herplanten houtopstand.
-
3. Bij de onder 1 opgenomen herplantplicht gelden, indien de herplant plaatsvindt op grond van een ruimtelijke ontwikkeling, de volgende nadere voorwaarden:
- -a.
Een te vervallen boom moet worden vervangen door een boom met een min of meer gelijkwaardig volume aan bladgroen (herplant naar kroonvolume). Daarbij wordt rekening gehouden met de leeftijd of stamdikte (als maat voor leeftijd) van de te kappen boom. Bij het vaststellen van de fysieke compensatie wordt gebruik gemaakt van tabel 1:
Tabel 1: omrekentabel herplant aantal bomen op basis van leeftijd van de gekapte bomen
Leeftijd in jaren
Aantal te herplanten ‘standaardbomen’ (stamomtrek 18-20 cm op 1 meter hoogte)
< 16
1
16-23
2
24-31
3
32-39
4
40-47
5
48-55
6
56-63
7
64-71
9
72-79
10
80-87
11
88-95
12
- b.
In plaats van de aantallen te herplanten bomen als genoemd in artikel 4:3a, tabel 1, kunnen ook minder, maar wel grotere bomen worden herplant, mits de vervangende bomen dezelfde fysieke boomwaarde vertegenwoordigen als de gekapte bomen. Tabel 2 geeft daarvoor een omrekentabel naar rato van de stamdikte:
Tabel 2: omrekentabel van ‘standaardboom’ naar dunnere of dikkere bomen (omtrek gemeten op 1 meter hoogte)
Herplant met een stamomtrek van 16-18 cm
‘standaardboom’
Stamomtrek van 18-20 cm
Herplant met een stamomtrek van 20-40 cm
Herplant met een stamomtrek van 40-50 cm
Herplant met een stamomtrek van 50-60 cm
Factor 2,0
Factor 1,0
Factor 0,5
Factor 0,25
Factor 0,1
- -a.
Artikel 5 Handhaving
-
1. Bij het illegaal vellen van een houtopstand legt het college een herplantplicht op. Indien herplant niet mogelijk is, geldt de financiële compensatieplicht uit artikel 6;
-
2. Bij het illegaal vellen van een gemeentelijke houtopstand brengt het college de kosten in verband met de herplant in rekening bij de illegale veller;
-
3. Bij het illegaal vellen van een gemeentelijke houtopstand bepaalt het college de waarde volgens de taxatiemethode NVTB en brengt deze in rekening bij de illegale veller.
Artikel 6 Financiële Compensatie
-
1. Indien vanwege een ruimtelijke ontwikkeling de houtopstand (volgens een door het college vastgestelde BEA) afneemt, legt het college een financiële compensatie op.
-
2. De financiële compensatie voor te vellen hakhout, bosplantsoen en (lint)begroeiing met een minimale oppervlakte van 100 m2 en een natuurlijke groeihoogte van > 2 meter, bedraagt € 42,50 per m2;
-
3. De financiële compensatie voor een vanwege een ruimtelijke ontwikkeling gevelde houtopstand, en voor een niet zijnde een ruimtelijke ontwikkeling gevelde houtopstand, wordt bepaald aan de hand van de nominale waarde van de gevelde en aangeplante bomen. Deze waarde wordt bepaald conform de meest recente richtlijn van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (NVTB). Bij een gedeeltelijke compensatie in of in de directe omgeving van een project door aanplant, dient de financiële compensatie berekend te worden op basis van de gemiddelde nominale waarde van de te vellen bomen.
-
4. De aanvrager van de omgevingsvergunning “Vellen van een houtopstand” stort de financiële compensatie binnen 4 weken na het definitieve besluit van het college tot het verlenen van de omgevingsvergunning “Vellen van een houtopstand” in het groencompensatiefonds;
-
5. De inkomsten in het groencompensatiefonds worden geoormerkt voor het aanplanten van bomen en groen elders in de Gemeente Groningen.
-
6. Een in het fonds gestort bedrag wordt binnen een jaar na storting ingezet.
2. Dit besluit in werking te laten treden op de dag na bekendmaking.
Ondertekening
Gedaan te Groningen in de collegevergadering van 11 januari 2022
De burgemeester,
Koen Schuiling
De gemeentesecretaris,
Christien Bronda
BIJLAGE 1: Belangenafwegingsformulier aanvraag omgevingsvergunning
Belangenafwegingsformulier kapaanvraag Gemeente Groningen6 |
|||||||||||||||||||||
Dossiernummer: |
|||||||||||||||||||||
Betreft de aanvraag meerdere bomen en wijken deze onderling sterk af in waarden, aspecten van overlast of belangen voor de aanvrager, die beoordeeld moeten worden. Zet een kruisje in de juiste kolom. Zo ja, vul dan meerdere belangenafwegingformulieren in of specificeer duidelijk. |
Ja |
Nee |
|||||||||||||||||||
Locatie object/ adres |
|
||||||||||||||||||||
Telefoonnummer aanvrager |
|
||||||||||||||||||||
E mailadres aanvrager |
|
||||||||||||||||||||
Datum aanvraag |
|
||||||||||||||||||||
Boomsoort(en) geslachtsnaam (wetenschappelijk) en Nederlandse naam) aantal(len) en stamomtrek(ken) |
|
Boomnummer: |
|||||||||||||||||||
Naam beoordelaar |
|
|
|||||||||||||||||||
Beoordeling heeft plaatsgevonden op basis van: |
Foto en schets |
Ja/ Nee |
Bezoek locatie |
Ja/ Nee |
|||||||||||||||||
Datum beoordeling: |
|
||||||||||||||||||||
Beoordeling van de aanvraag op basis van de beoordelingscriteria van het kapbeleid |
|||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
Goed, > 15 jaar |
Voldoende, 10-15 jaar |
Matig, 5-10 jaar |
Slecht, < 5 jaar |
dood |
|||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
Art 2:2, a: onderdeel groenstructuur |
Zijn er belemmeringen op basis van de Wnb? |
Ja |
Nee |
||||||||||||||||||
Art 2:2, b: Leefbaarheid |
Is er een ecologisch belang van de houtopstand voor natuurbehoud en natuurontwikkeling? (QuickScan) Nestgelegenheid, holtes, stamscheuren, losse schorsdelen, andere mogelijkheden voor planten/schimmels? |
ja |
Nee |
n.v.t |
|||||||||||||||||
|
Heeft de opstand een gunstig effect op wind- temperatuur ter voorkoming van hitte-stress en is de locatie opgenomen op de hittestress kaart van de gemeente Groningen |
Ja |
Nee |
||||||||||||||||||
Art. 2:2, d: Monumentale-/ cultuurhistorische waarde |
Heeft de opstand een rol gespeeld in de geschiedenis van zijn omgeving? Zo ja, welke? |
Ja |
Nee |
||||||||||||||||||
|
|
Ja |
Nee |
||||||||||||||||||
|
|
Ja |
Nee |
||||||||||||||||||
|
|
Ja |
Nee |
||||||||||||||||||
Art. 2:2, e: potentieel monumentale houtopstand |
Is de opstand minstens 35 jaar oud en voldoet deze aan de overige criteria uit artikel 1 onder m van de beleidsregels? |
Ja |
Nee |
||||||||||||||||||
Art. 2:2, f: Zeldzaamheid (dendrologische waarde) |
Is er sprake van een zeldzame boom7 ? |
Ja |
Nee |
||||||||||||||||||
Het onder 1 in de tabel opgenomen SES wordt na 2021 GES |
|||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
Art. 2, lid 5 overlast door: |
Vruchten/zaden/bloesem |
Ja 8 |
Nee |
||||||||||||||||||
Alleen in uitzonderlijke gevallen! |
Allergie (indien ja, dan dient een doktersverklaring te worden overlegd) |
Ja |
Nee |
||||||||||||||||||
|
Op houtopstand levende organismen |
Ja |
Nee |
||||||||||||||||||
|
Gebrek aan uitzicht |
Ja |
Nee |
||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
Reden(en) aanvrager: |
|
||||||||||||||||||||
A |
Speelt grote rol |
Speelt redelijke rol |
Speelt geen rol |
||||||||||||||||||
B |
Speelt grote rol |
Speelt redelijke rol |
Speelt geen rol |
||||||||||||||||||
C |
Speelt grote rol |
Speelt redelijke rol |
Speelt geen rol |
||||||||||||||||||
Eventuele aangevoerde aanvullende reden(en) tijdens het veldbezoek van de groenbeheerder: |
|||||||||||||||||||||
A |
Speelt grote rol |
Speelt redelijke rol |
Speelt geen rol |
||||||||||||||||||
B |
Speelt grote rol |
Speelt redelijke rol |
Speelt geen rol |
||||||||||||||||||
C |
Speelt grote rol |
Speelt redelijke rol |
Speelt geen rol |
||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
|
Wel mogelijk |
Deels mogelijk |
Niet mogelijk |
||||||||||||||||||
|
Wel mogelijk |
Deels mogelijk |
Niet mogelijk |
||||||||||||||||||
|
Wel mogelijk |
Deels mogelijk |
Niet mogelijk |
||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
|
Ja |
Nee |
|||||||||||||||||||
|
Wel mogelijk |
Deels mogelijk |
Niet mogelijk |
||||||||||||||||||
|
Wel mogelijk |
Deels mogelijk |
Niet mogelijk |
||||||||||||||||||
|
€ |
||||||||||||||||||||
|
Ja |
Nee |
|||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
Betreft de aanvraag een houtopstand of houtopstanden die na de datum van het besluit direct moet(en) worden geveld vanwege gevaarzetting? |
Ja |
Nee |
|||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
Toelichting
1.Inleiding
Bomen leveren een belangrijke bijdrage aan de belevingswaarde van stad, dorpen en het omliggende landschap. Ook geven bomen verkoeling, zuiveren ze stofdeeltjes uit de lucht en zijn ze van groot belang voor de biodiversiteit. Daarom hechten we veel waarde aan de bomen binnen onze gemeente en hebben we in het groenplan Vitamine G en in de Klimaatagenda de ambitie vastgelegd om de kwaliteit van het huidige groen te behouden,
We vinden dat de regels ten aanzien van het kappen van bomen complementair moeten zijn aan de ambities uit het groenplan Vitamine G om onze gemeente te vergroenen en nieuwe bomen en bos aan te planten. In het klimaatakkoord is opgenomen dat gemeenten streven naar 1% meer bomen per jaar. De aanplant van veel bomen en bossen zorgt voor extra CO2-opslag. Naast behoud van het bestaande groen willen we het groen verder versterken zodat het groen nog beter kan voldoen aan de wensen van de toekomst zoals het tegengaan van hittestress en beter bestand zijn tegen boomplagen en ziektes en de effecten van klimaatverandering.
We brengen de huidige regels voor herplant in lijn met de ambities uit het groenplan en de Klimaatagenda door als uitgangspunt te nemen is dat in principe elke kap, ongeacht de reden, moet leiden tot herplant of een financiële compensatie. Zo geven wij een betere invulling aan onze vergroeningsdoelstellingen in samenhang met de ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente, omdat groen veel waarde toevoegt aan de openbare ruimte en de leefkwaliteit in buurten en wijken
Voor bomen met een stamdoorsnede groter dan 20 cm (omtrek circa 63 cm), gemeten op 1.30 meter boven maaiveld, geldt de bescherming door de omgevingsvergunning. Dit geldt eveneens voor houtopstand, zoals gedefinieerd in artikel 4:8 lid 1 onder c van de APVG. Voor deze houtopstand geldt ‘niet vellen, tenzij’. Om een aanvraag voor een omgevingsvergunning zo objectief mogelijk te kunnen beoordelen zijn deze beleidsregels voor het vellen van een houtopstand opgesteld.
De Algemene Plaatselijke Verordening Groningen 2021 (APVG 2021) bevat vier mogelijke redenen om een omgevingsvergunning te verlenen. Het gaat hierbij om de criteria ‘waardering’, ‘overlast’, ‘dringende reden’ en ‘kwaliteit (conditie/levensverwachting)’.
Uit de motivering van een verleende omgevingsvergunning moet blijken dat er een zorgvuldige belangenafweging is gemaakt. Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning, waarbij de motivering ‘overlast’ is, kan daarbij gebruik gemaakt van een belangenafwegingsformulier. Op dit formulier komt zowel het belang voor het behoud als het belang voor het verwijderen van de houtopstand deels via een score naar voren. Dit belangenafwegingsformulier is als bijlage 1 toegevoegd.
2.Artikelsgewijze toelichting
Toelichting artikel 2 lid 2
Criterium voor het behoud van de houtopstand (waardering)
- a.
onderdeel van de groenstructuur;
- b.
leefbaarheid;
- c.
esthetische waarde;
- d.
monumentale c.q. cultuurhistorische waarde;
- e.
potentieel monumentale houtopstand;
- f.
zeldzaamheid (dendrologische waarde);
- ◼
Onderdeel groenstructuur
Maakt de houtopstand onderdeel uit van een basisgroen- of nevenstructuur? Hiervoor is een themakaart (uit het Groenplan Vitamine G) aanwezig waarop getoetst kan worden. De Stedelijke Ecologische Structuur maakt onderdeel uit van de basisgroenstructuur. Daarnaast worden de bomen uit het bomenstructuurplan gerekend tot de basisgroenstructuur. Ook van het bomenstructuurplan is een toetsbare kaart. Verder wordt groen dat volgens een bestemmingsplan de bestemming ‘tuin’ heeft tot de basisgroenstructuur gerekend. De bestemming ‘tuin’ wordt bij bestemmingsplannen alleen toegepast indien er sprake is van waardevol groen en het aaneengesloten percelen betreft.
- ◼
leefbaarheid
Dit criterium ziet op het ecologische belang van de houtopstand voor natuurbehoud en natuurontwikkeling doordat de houtopstand plaats kan bieden aan planten en schimmels, nestel- of schuilgelegenheid biedt voor dieren en voedsel voor insecten (biodiversiteit). Een houtopstand kan deel uitmaken van een belangrijke ecologische verbindingsroute en van invloed zijn op de bodemgesteldheid en de waterhuishouding. Daarnaast kan de aanwezigheid van een houtopstand van invloed zijn op de effecten van wind en temperatuur waarmee een bijdrage wordt geleverd aan het voorkomen van hitte stress in relatie tot de klimaatdoelstellingen. Hiervoor kan de meest actuele hittestresskaart van de Gemeente Groningen worden geraadpleegd.
De houtopstand levert een bijdrage aan een aangename woonomgeving, bijvoorbeeld doordat hij schaduw biedt, gelegenheid geeft tot spelen voor de jeugd en een belangrijke rol speelt bij recreatie (park, wandel- en fietsroutes et cetera).
- ◼
Esthetische waarde ( beeldbepalendheid )
Een houtopstand heeft pas een maatschappelijke waarde wanneer deze zichtbaar is vanaf de openbare weg (in de APVG is een definitie van het begrip ‘openbare weg’ opgenomen). Om deze reden wordt aan de houtopstand geen punten toegekend wanneer deze in een achtertuin of niet-openbare binnentuin staat en vanaf de openbare weg niet zichtbaar is.
- ◼
Monumentale c.q. cultuurhistorische waarde
In de APVG is een definitie opgenomen voor een monumentale houtopstand. Een cultuurhistorisch waardevolle houtopstand heeft een rol gespeeld in de geschiedenis van zijn omgeving. Te denken valt o.a. aan houtopstanden die herinneren aan gebeurtenissen, houtopstanden die een bepaald punt markeren, gedenkbomen (bijvoorbeeld de Amaliaboom), oude (boeren)erfbeplanting (bijvoorbeeld oude (fruit)rassen).
- ◼
Potentieel monumentale houtopstand
Een potentieel monumentale houtopstand heeft een leeftijd van minimaal 35 jaar en voldoet aan de overige criteria zoals die bij de monumentale c.q. cultuurhistorische waarde is omschreven.
- ◼
Zeldzaamheid ( dendrologische waarde)
Een houtopstand is dendrologisch waardevol als de soort in Nederland zeldzaam of zeer zeldzaam is. Het boek ‘Nederlandse dendrologie’ van dr. B. K. Boom is hiervoor richtinggevend. Houtopstanden die voor de gemeente Groningen uniek/zeldzaam zijn, maar volgens dr. B.K. Boom voor Nederland (zeer) algemeen zijn, worden toch als dendrologisch waardevol aangemerkt. Dit ter beoordeling van het college.
Toelichting artikel 2 lid 3
Criterium voor het behoud van de houtopstand (kwaliteit)
De kwaliteit van een houtopstand is een toetsingsgrond voor het behoud daarvan. Hoe gezonder een houtopstand hoe moeilijker het verkrijgen van een omgevingsvergunning.
De conditie en levensverwachting van een houtopstand is objectief vast te stellen via de methode ‘Roloff’. Deze methodiek gaat uit van vier conditieklassen van een houtopstand (kroon); normaal, verminderd, sterk verminderd, zeer slecht. Zie figuur 1. De linker afbeeldingen geven het winterbeeld van de bovenkant van de kroon van de houtopstand weer. De rechter afbeeldingen het zomerbeeld.
Figuur 1 conditieklassen Pr. Dr. Roloff
Goed (normaal, meer dan 15 jaar nog te leven): De conditie en/ of levensverwachting is goed. Op middellange termijn (10-15 jaar) worden er geen problemen verwacht ten aanzien van de fysiologische toestand. Een houtopstand met een goede conditie heeft een goed ontwikkelde kroon, met een gelijkmatige verdeling van veel fijne twijgen in de buitenkroon. Er is geen of nauwelijks dood hout aanwezig en de groei van de takscheuten is de afgelopen jaren optimaal.
Voldoende (verminderd, tussen de 10-15 jaar nog te leven): De conditie en/of levensverwachting is verminderd, maar op de korte termijn (<5 jaar), worden ten aanzien van de fysiologische toestand van de houtopstand geen problemen verwacht. Houtopstanden met een verminderde conditie hebben een redelijke verdeling van fijne twijgen. Er is weinig dood hout aanwezig en de groei van de takscheuten is de afgelopen jaren verminderd.
Matig (sterk verminderd, tussen de 5 en 10 jaar nog te leven): De conditie en/of levensverwachting is duidelijk verminderd. De fysiologische toestand van de houtopstand is slecht. Houtopstanden met een sterk verminderde conditie hebben weinig fijne vertwijging in de buitenkroon. Er kan redelijk veel dood hout in de kroon aanwezig zijn en de groei van de takscheuten is de afgelopen jaren sterk verminderd.
Slecht (minder dan 5 jaar nog te leven): De conditie en/of levensverwachting van de houtopstand is minimaal. De mechanische en/of fysiologische toestand is zo slecht dat 'herstel' van de houtopstand niet of nauwelijks mogelijk is en er heeft de afgelopen jaren bijna of geen takscheutlengte plaatsgevonden.
Noodvelling
Incidenteel komt het voor dat vanwege de kwaliteit van de houtopstand er een dusdanige situatie is ontstaan dat (spoedig) vellen onvermijdelijk is. In deze gevallen volgt er geen volledige toetsing van de aanvraag om een omgevingsvergunning, maar zal de omgevingsvergunning gelijk worden verleend. Het gaat hierbij om:
- -
Gevaarzetting;
- -
Ziekte/aantasting.
Gevaarzetting
Voor een houtopstand met hoge gevaarzetting op een voor publiek toegankelijke plaats zal, ongeacht de waarde, een omgevingsvergunning worden verleend. Het gaat hierbij om een houtopstand die vanwege zijn vorm, verminderde vitaliteit, ziekte, stormschade e.d. een gevaar voor zijn omgeving is.
Ziekte/aantasting
Een ernstige ziekte dan wel aantasting van een houtopstand kan aanleiding zijn voor het vellen. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld de kastanjebloedingsziekte (Pseudomonas syringae), watermerkziekte (wilgen), plataanziekte (Massaria), essentaksterfte (Chalara fraxinea) of de iepziekte. Veelal is bij dergelijke aantastingen ook sprake van gevaarzetting. Voor ziekten/plagen die grote economische schade kunnen aanrichten geldt de Europese Fytorichtlijn. Op basis van deze regelgeving kan acuut een houtopstand verwijderd worden. Denk hierbij aan het bestrijden van de Aziatische boktor die grote economische schade kan aanrichten. Sanering dient zo spoedig mogelijk plaats te vinden om verspreiding te voorkomen. Deze verplichting geldt ook voor particulieren.
Toelichting artikel 2 lid 4
Criterium voor het verwijderen van een houtopstand (overlast)
De redenen om een houtopstand te verwijderen kunnen divers zijn. Een groot aantal verzoeken om een omgevingsvergunning wordt ingediend in verband met de overlast die men ervaart. In dit artikel gaat het om de overlastvormen die voornamelijk objectief te constateren zijn en om deze reden op het belangenafwegingsformulier terug te vinden zijn.
Overlast door lichtreductie of schaduwwerking
De mate van schaduwwerking of lichtreductie wordt objectief inzichtelijk gemaakt door:
- 1.
de bepaling van de afstand van de houtopstand tot de woning (gerekend vanaf de stam tot de woning);
- 2.
de standplaats van de houtopstand ten opzichte van de woning (Een houtopstand met een standplaats ten noorden/of oosten van de woning geeft minder schaduwoverlast dan een houtopstand op het zuiden of westen);
- 3.
de invloed van het seizoen op de mate van schaduw. Bij schaduwoverlast wordt beoordeeld hoeveel overlast er is. Bij houtopstanden die wintergroen zijn (coniferen) of die een zeer dichte takkenstructuur hebben kan er sprake zijn van schaduwoverlast gedurende het gehele jaar;
- 4.
het aantal uren dat er schaduwoverlast per dag is, hierbij is een direct verband met de hoogte van de houtopstand;
- 5.
grootte van de boomkruin ten opzichte van de tuin. Een houtopstand die slechts een klein gedeelte van de tuin bedekt veroorzaakt over het algemeen minder overlast dan een houtopstand die bijna de gehele tuin bedekt.
Overlast door boomwortels
Boomwortels kunnen schade veroorzaken aan verharding, bouwwerken en riolering. Dit hoeft echter niet te betekenen dat hierdoor een houtopstand geveld moet worden. Vaak zijn er maatregelen mogelijk die ervoor zorgen dat boomwortels geen schade meer veroorzaken. Bijvoorbeeld door het plaatsen van een ondergronds scherm om te voorkomen dat boomwortels bij riolering of verharding kunnen komen. Voor het toepassen van deze maatregel is het wel nodig om de boomwortels op de plek van overlast vakkundig te verwijderen. Deze maatregel is echter niet mogelijk bij dikke boomwortels (dikker dan 5 cm). Het verwijderen van dergelijke boomwortels kan leiden tot instabiliteit van de boom. Met alle gevolgen van dien. Ook herstraten kan een oplossing bieden, waarbij de verharding wordt verhoogd. Op het moment dat de verharding niet meer verhoogd kan worden (bijvoorbeeld vanwege de afwatering of hoogte van de drempel) kan er een reden voor van het vellen van een houtopstand zijn. Overlast door boomwortels is objectief vast te stellen en is daarom opgenomen op het belangenafwegingsformulier.
Toelichting artikel 2 lid 5
In dit artikellid volgt een toelichting op de overlastvormen die slechts in uitzonderlijke gevallen aanleiding geven voor het verlenen van een omgevingsvergunning.
Overlast door vruchten/zaden/bloesem
Overlast door vruchten, zaden en bloesem is over het algemeen zeer seizoensgebonden en kortdurend. In de meeste gevallen wordt een aanvraag om een omgevingsvergunning met deze motivatie geweigerd. Alleen in extreme gevallen kan een aanvraag omgevingsvergunning gehonoreerd worden. Er dient dan aan de volgende criteria te worden voldaan:
- 1.
genomen maatregelen (snoeien, opruimen vruchten e.d.) lossen de extreme overlast niet op;
- 2.
jaarlijks terugkerende extreme overlast (bij veel bomen is er 1 keer per X jaar sprake van extreme hoeveelheid vruchten/zaden/bloesem, dit wordt een ‘mastjaar’ genoemd, dit is geen reden voor het vellen) en/of;
- 3.
er dient een dossier te zijn waaruit blijkt dat er sprake is van jaarlijks terugkerende extreme overlast.
Bij deze overlastcategorie is altijd sprake van maatwerk. Om deze reden komt dit criterium niet terug op het belangenafwegingsformulier.
Overlast door allergie
Deze overlastvorm wordt meestal veroorzaakt door pollen. Overlast door pollen (vaak berken) is bijzonder lastig aan te tonen. Wordt de allergie veroorzaakt door een nabij gelegen houtopstand of is een andere houtopstand de schuldige. Pollen verspreiden zich door de wind erg ver (vele kilometers). Ook voor deze overlastcategorie geldt dat het maatwerk betreft. Alleen in heel extreme gevallen kan een aanvraag omgevingsvergunning gehonoreerd worden. Om deze reden komt dit criterium niet terug op het belangenafwegingsformulier.
Overlast door op bomen levende organismen
Meest voorkomende overlastvorm van op houtopstanden levende organismen zijn bladluizen. Bladluizen veroorzaken een plakkerige substantie op ondergelegen objecten zoals auto’s. Over het algemeen is dergelijke overlast kortdurend en daardoor geen reden om een houtopstand te vellen. Vaak zijn ook maatregelen mogelijk om de overlast te beperken. Onder meer door biologische bestrijding van de overlast veroorzakende organismen of het wegnemen van de voedselbron zoals rottend fruit bij wespen. Niettemin kunnen er zich extreme situaties voordoen die het vellen van een houtopstand rechtvaardigen. Ook hier is sprake van maatwerk. Om deze reden komt dit criterium niet terug op het belangenafwegingsformulier.
Overlast door gebrek aan uitzicht
Het aspect gebrek aan uitzicht is meestal niet te objectiveren, omdat het een sterk persoonlijke ervaring is. De één waardeert een groene wand van ‘houtopstand’ terwijl de ander juist de omgeving wil ervaren. We zien in de praktijk dat juist het aspect ‘uitzicht’ in bezwaarschriften tegen een besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning nadrukkelijk naar voren komt. Bij het vellen van de houtopstand krijgen bewoners zicht op de (achter)buren wat gevolgen heeft voor de privacy. Enige vorm van gebrek aan uitzicht dat wel te objectiveren valt is het gebrek aan uitzicht vanwege verkeersveiligheid. Deze vorm komt overigens nauwelijks voor.
Er zijn echter situaties denkbaar dat er toch redenen zijn voor het vellen van een houtopstand. Hierbij kan gedacht worden aan houtopstanden die erg dicht op een woning (vaak appartementen) staan en die door de jaren heen een groene wand hebben gevormd. De bewoners hebben dan een groene wand op enkele meters (gemeten vanaf de kroon) van hun woning, waarbij ze soms vanaf hun balkon de houtopstand kunnen aanraken. In dergelijke gevallen is maatwerk nodig, bijvoorbeeld het dunnen van een bomenrij. Alleen in extreme gevallen kan dus een aanvraag omgevingsvergunning gehonoreerd worden. Overigens is er dan ook sprake van het overlastaspect lichtreductie/schaduwwerking dat wel objectief is vast te stellen. Vanwege het maatwerk komt het aspect overlast door gebrek aan uitzicht niet terug op het belangenafwegingsformulier.
Toelichting artikel 2 lid 6
Overige overlastvormen
Er is een aantal overlastvormen die nooit een reden vormen voor het vellen van een houtopstand. Het gaat hierbij om:
- 1.
Overlast door bladval: overlast door bladval is over het algemeen zeer seizoensgebonden en kortdurend. Deze vorm van overlast is door het opruimen van het blad eenvoudig op te lossen;
- 2.
Overlast door hogere energiekosten: overlast van een houtopstand vanwege hogere energiekosten is bijzonder moeilijk aan te tonen. Er zijn meer aspecten die tot hogere energiekosten kunnen leiden. Bijvoorbeeld een slecht functionerende CV ketel, stookgedrag en slechte isolatie. Ieder huis/huishouden is uniek waardoor onderlinge vergelijking bijzonder lastig is. Wel is aantoonbaar dat bij schaduwwerking van een houtopstand de verlichting sneller aan moet. Het feit dat de verlichting eerder aan moet vinden we echter onvoldoende voor het verlenen van een omgevingsvergunning;
- 3.
Overlast door groene aanslag: hoewel de groene aanslag objectief is vast te stellen kan de oorzaak van de groene aanslag divers zijn. Het is mogelijk dat de aanslag bijvoorbeeld wordt veroorzaakt door optrekkend grondwater of een lekkende regenwaterafvoer. De groene aanslag hoeft dus niet door de schaduwwerking van een houtopstand te worden veroorzaakt.
Toelichting artikel 2 lid 7
Criterium voor het verwijderen van de houtopstand (dringende reden)
Ruimtelijke ontwikkeling
Een ruimtelijke ontwikkeling veroorzaakt een ingrijpende functionele verandering in een gebied. Bij ruimtelijke ontwikkelingen (zowel gemeentelijke, andere overheden, als dat van een projectontwikkelaar) is een vastgestelde BEA het toetsingskader. Het college stelt zelf een BEA vast als het groenbestand door een ruimtelijke ontwikkeling afneemt, en/of als er groen geveld wordt uit de Stedelijke Ecologische Structuur (SES) en/of als er sprake is van het vellen van monumentale houtopstand. Het college maakt zelf een zorgvuldige afweging tussen behoud, herplant of financiële compensatie. Een neutrale of positieve groenbalans wordt niet in het college vastgesteld, tenzij er sprake is van bovenstaande uitzonderingen. De afdeling VTH stelt de overige BEA’s vast. Alle door het college vastgestelde BEA’s worden ter kennisname aan de raad aangeboden. Een vastgestelde BEA geldt als motivatie voor het verlenen van een omgevingsvergunning.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen (door overheden of projectontwikkelaars) komt het voor dat binnen een plangebied alle houtopstand moet wijken. Het gaat hierbij om (bos)percelen waar veel bomen en struiken staan waarbij het erg lastig is om iedere individuele houtopstand in te meten. In een dergelijk geval is het mogelijk om een omgevingsvergunning aan te vragen voor het betreffende gebied waarbinnen de houtopstand geveld moeten worden. Het totaal aantal m2 te verwijderen houtopstand wordt in beeld gebracht. Door middel van een omkadering zal duidelijk gemaakt moeten worden wat de begrenzing van het gebied is zodat geen verwarring kan ontstaan welke houtopstand wel of niet onder de omgevingsvergunning valt. Een inventarisatie van het aanwezige groen maakt deel uit van het projectvoorstel van de betreffende ruimtelijke ontwikkeling. Wanneer een (potentieel) monumentale boom binnen het omkaderde gebied aanwezig is, moet deze apart worden vermeld.
Bouwplan
Als het bestemmingsplan onder (in)direct recht een bouwwerk toestaat is dit een motivatie voor het verlenen van een omgevingsvergunning. Hierbij wordt wel door het college onderzocht (binnen de mogelijkheden van het bestemmingsplan) in hoeverre het bouwplan aangepast kan worden waardoor de houtopstand kan blijven staan. Een vergunningvrij bouwwerk hoeft geen dringende reden te zijn voor het verlenen van een omgevingsvergunning.
Rendementsverlies energie-opwekkers5 .
Hierbij moet worden afgewogen welk duurzaamheidsbelang prevaleert: het groen of de groene energie. Een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt gehonoreerd indien:
- 1.
de aanvraag om een omgevingsvergunning geen betrekking heeft op een (potentieel) monumentale houtopstand;
- 2.
de aanvraag om een omgevingsvergunning geen betrekking heeft op een gemeentelijke houtopstand;
- 3.
de jaarlijkse energieopbrengst dient tenminste 1500 kW te zijn;
- 4.
het rendementsverlies veroorzaakt door een houtopstand moet aantoonbaar minimaal 1/3 minder zijn ten opzichte van de verwachte opbrengst van de energie-opwekkers zoals die geplaatst zijn. Rendementsverlies door inefficiënte plaatsing (te grote/kleine hellinghoek of zon/wind oriëntatie), modulaire schakeling (individuele schakeling van de panelen), slijtage (rendement zonnepanelen loopt per jaar iets terug) of vervuiling telt niet mee in de berekening.
Sloopmelding
Als een object gesloopt wordt, kan het voorkomen dat bomen het slopen belemmeren of bomen instabiel worden, nadat het pand gesloopt is.
Groot onderhoud
Soms is het noodzakelijk om een houtopstand te vellen om groot onderhoud aan bijvoorbeeld een riolering, verharding of nutsvoorziening mogelijk te maken. Het groot onderhoud geldt dan als dringende reden voor het verlenen van een omgevingsvergunning. Uiteraard wordt er een uiterste inspanning geleverd om de houtopstand te handhaven.
Toelichting artikel 2 lid 8
Toepassing van het belangenafwegingsformulier
Het Gronings groen wordt alom gewaardeerd. Bomen vormen immers een belangrijke schakel in de directe groenbeleving, verhogen de biodiversiteit en ze dragen bij aan een gezond en aantrekkelijk leefklimaat door verkoeling, CO2 opslag en het afvangen van fijnstof. Deze baten zijn nog niet smart te verwoorden in regels en daarom niet opgenomen in het belangenafwegingformulier. Toch kunnen er redenen zijn om een boom te kappen. Die afweging van belangen moet zorgvuldig gebeuren. Om die afweging zo objectief mogelijk uit te voeren en later te kunnen reproduceren is dit belangenafwegingformulier gemaakt, zie bijlage 1.
Basis voor de afweging vormt de door de aanvrager aangevoerde reden voor het kappen inclusief meegezonden stukken zoals een situatieschets en fotomateriaal die relevant zijn voor een goede beoordeling. Bij twijfel wordt aanvullende informatie opgevraagd bij de eigenaar of wordt een bezoek op locatie afgelegd.
Dit document vormt de Groningse leidraad waaraan een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit kappen van bomen (hierna: een aanvraag) wordt getoetst.
Belangenafweging
Bij het beoordelen van een aanvraag worden de status en de waarden van de boom - die zouden kunnen leiden tot een weigering - enerzijds afgewogen tegen de belangen van de aanvrager voor het vellen van de boom anderzijds.
Elke aanvraag vereist een eigen belangenafweging want iedere aanvraag is uniek. Dit maakt het onmogelijk om voor toekomstige aanvragers volledige zekerheid te bieden over de uitkomsten van hun aanvraag. Dit document geeft een betekenis aan de begrippen die in het belangenafwegingformulier zijn opgenomen. Hiermee willen wij een zo compleet en helder mogelijk beeld geven van hetgeen dat van de belangenafweging kan worden verwacht. De beoordeling vindt deels plaats op basis van subjectieve waarden en deels op basis van objectieve waarden in de scoringstabellen. In gezamenlijkheid wordt vervolgens een belangenafweging gemaakt op de aanvraag.
De uitkomst van de beoordeling van de verschillende aspecten van de belangenafweging vormt een basis voor het uiteindelijke oordeel of de vergunning zal worden verleend – al dan niet onder voorschriften –, of zal worden geweigerd.
Omdat deze manier van beoordelen nieuw is voor de gemeente Groningen, wordt het gebruik van het nieuwe formulier meegenomen in de evaluatie van deze beleidsregels eind 2021.
Bij een dringende reden, gevaarzetting, ziekte/aantasting & rendementsverlies energie-opwekkers wordt het belangenafwegingsformulier niet toegepast.
Indien er sprake is van overlast van meerdere bomen dan wordt de boom die de meeste overlast veroorzaakt als eerste getoetst. Mocht deze boom in aanmerking komen voor het vellen dan wordt ook de eerste volgende meest overlast veroorzakende boom getoetst. Mocht ook deze boom in aanmerking komen voor het vellen dan wordt de volgende boom getoetst, en zo verder.
Het belangenafwegingsformulier kan ook worden gebruikt voor een totale houtopstand. Hiermee wordt de totale overlast objectief in beeld gebracht. Overigens hoeft dit niet in te houden dat een gehele houtopstand geveld kan worden. Met bijvoorbeeld dunnen kan de overlast worden verminderd
Het belangenafwegingsformulier kan ook worden toegepast bij een gemeentelijke houtopstand waarvan wordt aangegeven dat hij overlast veroorzaakt. Het kan hierbij gaan om een houtopstand die staat op grond die door de gemeente in bruikleen is gegeven of een houtopstand die staat op gemeentegrond en ook door de gemeente wordt onderhouden.
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een houtopstand die staat op grond die door de gemeente in bruikleen is gegeven, is een machtiging van de gemeente noodzakelijk.
Mocht een houtopstand staan op gemeentelijke grond die ook door de gemeente wordt onderhouden en als de bewoner inderdaad onevenredige overlast heeft van de betreffende houtopstand dan zal de gemeente deze houtopstand vellen. Het vellen van deze houtopstand wordt dan meegenomen in het jaarlijkse gemeentelijke kapprogramma.
Toelichting artikel 4
Het opleggen van een herplantplicht is een kwestie van maatwerk. Het college dient nadrukkelijk te motiveren tot welke afweging hij is gekomen. Ondanks het maatwerk geldt dat in principe voor iedere te vellen houtopstand een nieuwe houtopstand wordt geplant. Wij hebben als gemeente een publieke taak om klimaatveranderingen tegen te gaan. Dit is in het coalitieakkoord opgenomen en in ons Groenplan vastgelegd. Bomen zijn dermate belangrijk dat bij een mogelijke kap daarom altijd een herplant dient plaats te vinden. Er zijn daarom in principe slechts twee mogelijke redenen om van het principe van herplant af te wijken:
- 1.
Via de ‘kan’ bepaling (hardheidsclausule)
Voor niet voorziene en/of kennelijk zeer onredelijk benadelende situaties kan het college in uitzonderlijke gevallen van de herplantplicht afzien. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan wanneer een grote boom in een kleine tuin moet worden gekapt en fysieke herplant niet mogelijk is. Dan kan ervoor worden gekozen om geen financiële compensatie op te leggen. Een ander voorbeeld kan zijn dat wanneer een bouwlocatie een lange tijd niet gebruikt wordt en er vervolgens bomen groeien (een beplantingsvak van bosplantsoen van meer dan 100m² met een natuurlijke groeihoogte van meer dan twee meter is vergunningplichtig). Dan is het niet redelijk dat daar gecompenseerd moet worden naar kroonvolume. Via de ‘kan’ bepaling blijven maatwerkoplossingen mogelijk.
- 2.
Bij het opleggen van een financiële compensatie
Het kan voorkomen dat herplant niet mogelijk is. In deze gevallen kan een financiële compensatie worden opgelegd. Met de gelden die in het compensatiefonds worden gestort kunnen elders binnen de gemeente nieuwe bomen worden aangeplant.
Voor een ruimtelijke ontwikkeling is bepaald dat in plaats van 1 op 1 herplant, herplant plaats moet vinden op basis van kroonvolume. Dit is ingegeven vanuit het streven om in ieder geval te garanderen dat de hoeveelheid groen gelijk blijft of zelfs toeneemt bij een ruimtelijke ontwikkeling. Tabel 1 spreekt voor zich. Tabel 2 is aanvullend en dient in combinatie met tabel 1 te worden gelezen.
Voorbeeld: Op grond van tabel 1 dien je bij het kappen van een boom van 32-39 jaar, 4 standaardbomen (stamomtrek 18-20 cm op 1 meter hoogte) terug te planten om een gelijkwaardig kroonvolume te bereiken. Als je in plaats daarvan bomen terug wilt plaatsen met een stamomtrek van 16-18 cm, moet je het aantal van 4 bomen uit tabel 1 vermenigvuldigen met de factor 2 uit tabel 2. Dat betekent dus dat je in dit geval 8 bomen met een stamomtrek van 16-18 cm moet herplanten. Wil je in dit voorbeeld bomen herplanten met een stamomtrek van 40-50 cm, moet je het aantal van 4 bomen uit tabel 1 vermenigvuldigen met de factor 0,25 uit tabel 2. In dit geval moet je dan 1 boom herplanten met een stamomtrek van 40-50 cm. |
De bomenstructuurplannen geven kaders voor de aanplant van nieuwe bomen. Uitgangspunt hierbij is kwaliteit in plaats van kwantiteit. Liever één boom op een goede standplaats dan twee bomen op een matige standplaats waardoor op termijn de groei van de boom achter blijft.
Toelichting artikel 5
In het geval dat een houtopstand zonder de benodigde omgevingsvergunning is geveld, is er sprake van het illegaal vellen van een houtopstand. De eigenaar dan wel zakelijk gerechtigde van de gevelde houtopstand zal alsnog een aanvraag voor een omgevingsvergunning moeten indienen, waarbij een hoger legestarief wordt gehanteerd en zal een herplantplicht worden opgelegd. Bij deze herplantplicht wordt ervan uit gegaan dat de oorspronkelijke situatie zoveel mogelijk wordt teruggebracht.
Toelichting artikel 6
De waarde van een te vellen boom wordt vastgesteld aan de hand van de rekenmethoden zoals deze door de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen zijn vastgelegd in de meest recente richtlijn.
De financiële compensatie voor te vellen hakhout, bosplantsoen en (lint)begroeiing met een minimale oppervlakte van 100 m2 en een natuurlijke groeihoogte van > 2 meter, is vastgelegd op een vast bedrag van € 42,50 per m2 . De m2 prijs voor deze compensatie is gebaseerd op de voorbereidings- en aanplantkosten en 3 jaar onderhoud. De vergunningverlener toetst de aanvraag en stelt het mogelijke compensatiebedrag vast.
Noot
1Dat geldt alleen als door het bouwplan de bebouwing toeneemt. Inpandige functiewijzigingen zonder invloed op de buitenruimte vallen hier buiten
Noot
2Dunnen is vergunningsvrij als dit geschiedt op basis van een beheer- of onderhoudsplan dat door het college/dagelijks bestuur is vastgesteld. Dunnen is eveneens vergunningsvrij als dit geschiedt op basis van een beheer- of onderhoudsplan van een door de Stichting Certificering SNL gecertificeerde natuurbeheerorganisatie. Dunnen van overig particulier bezit, bijvoorbeeld van een woningcorporatie, is vergunningsvrij als het beheer- of onderhoudsplan vooraf door de gemeente is goedgekeurd.
Noot
3Voor onderhoud en voor particuliere aanvragers vanuit andere gronden dan een ruimtelijke ontwikkeling, geldt de eis van herplant binnen 500 meter niet en mag ook elders in de gemeente worden herplant.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl