Regeling vervallen per 01-01-2023

Verordening rioolheffing 2022

Geldend van 01-01-2022 t/m 31-12-2022

Intitulé

Verordening rioolheffing 2022

Vastgesteld bij raadsbesluit van 9 december 2021, zaak kenmerk Z.062637

De raad van de gemeente West Maas en Waal;

Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 oktober 2021, zaak kenmerk Z.062637

Gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

Besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en invordering van RIOOLHEFFING 2022

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

a. gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

b. verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

c. water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

1. De belasting wordt geheven van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering.

2. Met betrekking tot de belasting als bedoeld in het eerste lid wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 3a Vrijstelling

De belasting bedoeld in artikel 3, is niet verschuldigd ter zake van percelen die in zelfstandig gebruik zijn als zijnde:

a. Berging of garagebox (WOZ-objectcode 1700)

b. Travo (WOZ-objectcode 3621)

c. Pinautomaat (WOZ-objectcode 3668)

Artikel 4 Voorwerp van belasting

1. Voorwerp van belasting is een perceel.

2. Als perceel wordt aangemerkt:

a. De onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken;

b. De roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

c. Een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

d. Een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde persoon in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

e. Het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

Artikel 6 Belastingtarieven

De belasting bedraagt per perceel € 270,00.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wijze van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld

De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar.

Artikel 10 Termijnen van betaling

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

2. In afwijking van het eerste lid geldt dat betaling via automatische incasso in acht termijnen mogelijk is, mits wordt voldaan aan de daaraan verbonden en in het Incasso Reglement van Belastingsamenwerking Rivierenland (BSR) opgenomen voorwaarden.

3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.

Artikel 12 Overgangsrecht

De "Verordening rioolheffing 2021" van 10 december 2020, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 13 Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de

bekendmaking.

2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2022.

Artikel 14 Citeerregel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening rioolheffing 2022".

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering op 9 december 2021.

De raad van West Maas en Waal,

K.M. (Katinka) Vons

griffier

V.M. (Vincent) van Neerbos

voorzitter

Ondertekening