MODULAIRE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING RIJK VAN NIJMEGEN

Geldend van 01-01-2022 t/m heden

Intitulé

MODULAIRE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING RIJK VAN NIJMEGEN

De colleges van burgemeester en wethouders en de raden van de gemeenten Berg en Dal, Beuningen, Druten, Heumen, Mook en Middelaar, Nijmegen, Wijchen ieder voor zover zij bevoegd zijn;

overwegende dat op diverse domeinen samenwerking tussen de gemeenten in de regio geboden is;

overwegende dat met een modulair in te vullen gemeenschappelijke regeling meer congruentie en doelmatigheid in de samenwerking tussen de gemeenten in de regio worden gerealiseerd;

overwegende dat de gemeenschappelijke regeling als eerste samenwerkingsmodule zal bevatten; het regionaal werkbedrijf en als tweede module ICT;

overwegende dat het modulaire karakter van de gemeenschappelijke regeling met zich meebrengt dat er meerdere samenwerkingsmodules kunnen worden toegevoegd;

gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de Participatiewet.

BESLUITEN:

aan te gaan de volgende

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING RIJK VAN NIJMEGEN

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    samenwerkingsverband: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van deze regeling;

  • b.

    regeling: de onderhavige gemeenschappelijke regeling;

  • c.

    wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • d.

    samenwerkingsmodule: een belang dat het samenwerkingsverband behartigt, waarvoor de deelnemende gemeenten al dan niet taken en bevoegdheden overdragen;

  • e.

    dienstverleningsovereenkomst: een overeenkomst tussen de MGR en een deelnemende gemeente over de dienstverlening die deze betreffende gemeente afneemt bij de MGR. In deze dienstverleningsovereenkomst komen ten minste terug: (SMART-geformuleerde) doelstellingen, effecten, prestaties, kwaliteitseisen, budgetten en risico’s, zowel in financiële als in inhoudelijke zin.

  • f.

    PW: Participatiewet.

  • g.

    Ioaw: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.

  • h.

    Ioaz: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

  • i.

    MGR: Modulaire Gemeenschappelijke Regeling Rijk van Nijmegen.

  • j.

    Generieke verordening: verordening waarvan het werkingsgebied zich uitstrekt over de gehele MGR en niet slechts over één module.

  • k.

    Modulaire verordening: verordening waarvan het werkingsgebied zich beperkt tot één module.

  • l.

    Rijk van Nijmegen: de gemeenten Berg en Dal, Beuningen, Druten, Heumen, Mook en Middelaar, Nijmegen en Wijchen.

Artikel 2 Openbaar lichaam

Er is een openbaar lichaam, genaamd modulaire gemeenschappelijke regeling Rijk van Nijmegen. Het openbaar lichaam bezit rechtspersoonlijkheid en is gevestigd te Nijmegen.

Artikel 3 Bestuursorganen

Het samenwerkingsverband kent, onverminderd de mogelijkheid tot het instellen van bestuurscommissies als bedoeld in artikel 15 van deze regeling, de volgende bestuursorganen:

  • a.

    het algemeen bestuur,

  • b.

    het dagelijks bestuur;

  • c.

    de voorzitter.

HOOFDSTUK 2 BELANGEN, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 4 Belangen

  • 1.

    Het samenwerkingsverband wordt ingesteld om de belangen van de deelnemende gemeenten te behartigen; meer in het bijzonder op het gebied van werk, inkomen, zorg, welzijn, inkoop en ICT.

  • 2.

    Het samenwerkingsverband wordt ingesteld om de belangen van de deelnemende gemeenten te behartigen op het gebied van regionale afstemming en regionale samenwerking.

Artikel 5 Taken

  • A.

    Module Regionaal werkbedrijf

  • 1.

    Aan de module Regionaal Werkbedrijf nemen deel de colleges en raden van: Beuningen, Berg en Dal, Druten, Heumen, Mook en Middelaar, Nijmegen en Wijchen

  • 2.

    Ter behartiging van het in artikel 4 lid 1 genoemde belang werk heeft het samenwerkingsverband de volgende taken in de vorm van basisdienstverlening:

  • a.

    Het ondersteunen bij de arbeidsinschakeling van personen uit de doelgroep van de PW, Ioaw, Ioaz zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a PW, artikel 34 eerste lid, onder a Ioaw en artikel 34 eerste lid, onder a Ioaz en de rechtsopvolgers van deze wetten en de doelgroep loonkostensubsidie.

  • b.

    Het aanbieden van voorzieningen gericht op de arbeidsinschakeling aan de personen uit de onder a. genoemde doelgroep.

  • c.

    Het uitvoeren of inkopen van trajecten, projecten of voorzieningen met een zelfstandig karakter voor mensen met een beperking die (loonvormende) arbeid verrichten, in een niet- vrijblijvende sfeer, waarbij zowel kwaliteits- en kwantiteitseisen aan de productie of diensten worden gesteld op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • d.

    Het uitvoeren van de Wet sociale werkvoorziening zoals deze gold voor 1 januari 2015 en de op deze wet gebaseerde uitvoeringsregelingen.

  • e.

    Coördinerende, adviserende en ondersteunende taken die in verband staan met de uitvoerende taken van de basisdienstverlening.

  • 3.

    Naast de in het eerste lid genoemde basisdienstverlening kan het samenwerkingsverband taken in het kader van maatwerkafspraken uitvoeren voor de deelnemende gemeenten, ter behartiging van de belangen genoemd in artikel 4.

  • 4.

    Over de omvang en uitvoering van de taken genoemd in het eerste lid, en tweede lid worden afzonderlijke (dienstverlenings-)overeenkomsten afgesloten tussen de deelnemende gemeenten en het openbaar lichaam. In deze afzonderlijke (dienstverlenings-)overeenkomsten worden maatwerkafspraken gemaakt over de wijze waarop het samenwerkingsverband per gemeente uitvoering geeft aan de dienstverlening.

  • 5.

    Ter behartiging van het in artikel 4 lid 2 genoemde belang afstemming heeft het samenwerkingsverband de taak om regionale discussies over samenwerking af te stemmen en te coördineren.

  • 6.

    Lid 1 onderdeel e. van dit artikel heeft geen betrekking op de gemeente Mook en Middelaar, die haar verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de voormalige Wet sociale werkvoorziening zoals deze gold voor 1 januari 2015 niet heeft gepositioneerd in de MGR maar in een andere gemeenschappelijke regeling.

  • 7.

    Met instemming van het algemeen bestuur kunnen ook diensten worden aangeboden aan organisaties buiten het in dit artikel genoemde rechtsgebied.

  • B.

    Module ICT

  • 1.

    Aan de module ICT nemen deel de colleges van: Beuningen, Berg en Dal, Druten, Heumen, Mook en Middelaar, Nijmegen en Wijchen.

  • 2.

    Aan de module ICT wordt de taak opgedragen om het garanderen van de continuïteit en kwalitatief adequate dienstverlening op het gehele terrein van de ICT-infrastructuur en – voorzieningen van alle deelnemende gemeenten te verwezenlijken.

  • 3.

    Het samenwerkingsverband verricht, onverminderd het bepaalde in lid 1, alleen taken voor (gemeentelijke) organisaties binnen het Rijk van Nijmegen. Met instemming van het algemeen bestuur kunnen ook diensten worden aangeboden aan organisaties buiten het in dit artikel genoemde rechtsgebied.

  • 4.

    Het samenwerkingsverband kan op verzoek, indien het algemeen bestuur hiertoe besluit, binnen het te verwezenlijken belang zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, nader te omschrijven ICT-taken gaan uitvoeren. Een besluit hiertoe vermeldt de wijze van kostenverrekening en overige voorwaarden waaronder deze taken worden uitgevoerd.

Artikel 6 Bevoegdheden van het samenwerkingsverband

  • A.

    Module Regionaal werkbedrijf

  • 1.

    De deelnemers dragen geen publiekrechtelijke bevoegdheden - waaronder begrepen de bevoegdheid tot het vaststellen van een strategisch beleidskader - over aan het samenwerkingsverband, met uitzondering van de bevoegdheid tot het vaststellen van een verordening en beleidsregels over:

  • a.

    het ondersteunen bij de arbeidsinschakeling;

  • b.

    het aanbieden van voorzieningen;

  • c.

    het aanbieden van opleiding en scholing;

  • d.

    het verstrekken van een premie in verband met het verrichten van werkzaamheden;

  • e.

    het verrichten van werkzaamheden in een beschutte omgeving.

De bevoegdheid wordt uitgeoefend met inachtneming van het bepaalde in wet- en regelgeving en in de strategische beleidskaders zoals die door de raden van de deelnemende gemeenten worden vastgesteld.

  • 2.

    De deelnemers verlenen ieder afzonderlijk de mandaten, volmachten en machtigingen aan het openbaar lichaam die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taken.

  • B.

    Module ICT

De colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten zoals bedoeld in artikel 5 onder B. geven aan de MGR de opdracht om de continuïteit en kwalitatief adequate dienstverlening op het gehele terrein van de ICT-infrastructuur en –voorzieningen van alle deelnemende gemeenten te verwezenlijken.

HOOFDSTUK 3 HET ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 7 Taken en bevoegdheden

  • 1.

    Het algemeen bestuur is een regionaal platform voor samenwerking en afstemming.

  • 2.

    Aan het algemeen bestuur behoren de taken en bevoegdheden toe die in de wet aan het algemeen bestuur zijn opgedragen, alsmede alle bevoegdheden die voorts bij of krachtens deze regeling aan dit orgaan worden opgedragen en niet aan het dagelijks bestuur, de voorzitter of een bestuurscommissie zijn opgedragen.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur of een bestuurscommissie bevoegdheden overdragen met uitzondering van de bevoegdheid tot:

  • a.

    het vaststellen en wijzigen van de begroting;

  • b.

    het vaststellen en wijzigen van de deelbegrotingen (per module);

  • c.

    het vaststellen van de rekening;

  • d.

    het vaststellen van de deelrekeningen (per module)

  • e.

    het vaststellen van verordeningen;

  • f.

    het vaststellen van het uitvoeringsbeleidsplan en uitvoeringsbeleidsprogramma;

  • g.

    het instellen van bestuurscommissies;

  • h.

    het oprichten van of deelnemen in stichtingen, vennootschappen, en coöperatieve en andere verenigingen passend binnen de te behartigen belangen, de taken en de bevoegdheden van het samenwerkingsverband dan wel het ontbinden van die rechtspersonen of het beëindigen van de deelneming.

  • i.

    het vaststellen van een managementcontract met de directie.

Artikel 8 Samenstelling en zittingsduur

  • 1.

    Het algemeen bestuur bestaat uit 15 leden, de voorzitter inbegrepen, als volgt te benoemen:

- door de raad van iedere deelnemende gemeente met uitzondering van Nijmegen worden 2 leden aangewezen;

- door de raad van de gemeente Nijmegen worden 3 leden aangewezen.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur kan niet tevens zijn medewerker in dienst van of op grond van een overeenkomst van opdracht werkzaam zijn voor het samenwerkingsverband.

  • 3.

    Het lidmaatschap eindigt zodra een lid ophoudt lid of voorzitter van de raad of wethouder van de desbetreffende gemeente te zijn.

  • 4.

    De leden van het algemeen bestuur, die tussentijds ontslag nemen, stellen de voorzitter van het algemeen bestuur hiervan op de hoogte. Het ontslag gaat in zodra onherroepelijk in hun opvolging is voorzien.

  • 5.

    Elk lid van het algemeen bestuur heeft een plaatsvervanger. Bepalingen in deze regeling geldende voor de leden van het algemeen bestuur zijn mede van toepassing op de plaatsvervangende leden.

Artikel 9 Vergaderorde en besloten vergaderingen

  • 1.

    Besluiten van het algemeen bestuur worden genomen bij meerderheid van stemmen onverminderd het bepaalde in lid 2. Leden van het algemeen bestuur hebben het volgende stemrecht:

Deelnemende gemeente

Leden

Aantal stemmen per bestuurslid

Berg en Dal

2

11

Beuningen

2

8

Druten

2

6

Heumen

2

5

Mook en Middelaar

2

3

Nijmegen

3

36

Wijchen

2

13

Totaal

15 leden

200 stemmen

  • 2.

    Besluiten van het algemeen bestuur met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheden genoemd in artikel 7 lid 3 kunnen alleen genomen worden indien alle aanwezige algemeen bestuursleden van minimaal drie gemeenten instemmen met het besluit en voldaan is aan de in lid 1 bedoelde meerderheid van stemmen.

  • 3.

    Het algemeen bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt of ten minste een vijfde van het aantal leden van het algemeen bestuur daarom verzoekt.

  • 4.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 5.

    Tot het sluiten van de deuren en het vergaderen in beslotenheid kan worden overgegaan met inachtneming van het bepaalde in artikel 22 van de wet.

  • 6.

    In een besloten vergadering van het algemeen bestuur kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

  • a.

    het beleidsplan en het beleidsprogramma;

  • b.

    de begroting, de wijzigingen daarvan en de rekening;

  • c.

    de deelbegrotingen, de wijzigingen daarvan en de deelrekeningen;

  • d.

    het doen van een uitgaaf, voordat de begroting of de begrotingswijziging, waarbij deze uitgaaf is geraamd, is goedgekeurd;

  • e.

    het aangaan van geldleningen, het uitlenen van gelden en het aangaan van rekening- courantovereenkomsten;

  • f.

    het geheel of gedeeltelijk vervreemden en het bezwaren van de eigendommen van het samenwerkingsverband;

  • g.

    het onderhands verhuren, verpachten of in gebruik geven van eigendommen van het samenwerkingsverband;

  • h.

    het onderhands aanbesteden van werken of leveringen;

  • i.

    het treffen, wijzigen, verlengen of opheffen van overeenkomsten van opdracht tussen het samenwerkingsverband en andere lichamen;

  • j.

    het oprichten van of deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperatieve verenigingen passend binnen de te behartigen belangen, de taken en bevoegdheden van het samenwerkingsverband dan wel het ontbinden van die rechtspersonen of beëindigen van de deelneming;

  • k.

    het liquidatieplan.

HOOFDSTUK 4 HET DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 10 Taken en bevoegdheden

Aan het dagelijks bestuur is in elk geval opgedragen:

  • a.

    het dagelijks bestuur van het samenwerkingsverband,

  • b.

    het voorbereiden van hetgeen aan het algemeen bestuur ter beraadslaging en besluitvorming wordt voorgelegd met uitzondering van de besluitvorming in het kader van het regionaal platform, zoals bedoeld in artikel 7 lid 1,

  • c.

    het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur,

  • d.

    het voorstaan van de belangen van het samenwerkingsverband bij andere overheden, instellingen en diensten waarmee, of personen met wie contact met het samenwerkingsverband van belang is,

  • e.

    het beheer van activa en passiva van het samenwerkingsverband,

  • f.

    de zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijke beheer en de boekhouding,

  • g.

    het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte, en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht en eigendom,

  • h.

    het benoemen, het schorsen en het ontslaan van personeel in dienst van het samenwerkingsverband met uitzondering van het bepaalde in artikel 22a, al dan niet op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, een en ander voor zover de regeling niet anders bepaalt en met inachtneming van door het algemeen bestuur te stellen regelen, het houden van een voortdurend toezicht op al hetgeen het samenwerkingsverband aangaat, en voorts de taken en bevoegdheden die in deze regeling aan dit bestuur zijn opgedragen.

Artikel 11 Samenstelling en zittingsduur

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en minimaal 2 andere leden, door het algemeen bestuur aan te wijzen en te ontslaan.

  • 2.

    Degene die ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

Artikel 12 Werkwijze en vergaderorde

  • 1.

    Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of tenminste twee leden van het dagelijks bestuur zulks schriftelijk, onder opgave van de te behandelen onderwerpen verzoeken, in welk laatste geval de vergadering binnen twee weken plaatsvindt.

  • 2.

    De artikelen 52 tot en met 54, 56, 58, 59 en 59a van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Ieder aanwezig lid brengt één stem uit.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur kan zijn werkzaamheden verdelen over zijn leden. Het dagelijks bestuur deelt zijn besluiten ter zake mee aan het algemeen bestuur.

HOOFDSTUK 5 DE VOORZITTER

Artikel 13

  • 1.

    De voorzitter wordt door het algemeen bestuur uit zijn midden aangewezen.

  • 2.

    Hij is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 3.

    Bij afwezigheid van de voorzitter wordt hij vervangen door een lid van het dagelijks bestuur, door dat bestuur aan te wijzen.

  • 4.

    Hij tekent de stukken, die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan. Deze stukken worden mede-ondertekend door de secretaris.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur kan besluiten de ondertekening van de stukken die van dit bestuurscollege uitgaan op te dragen aan een ander lid van dit bestuur, aan de secretaris, genoemd in artikel 22 van deze regeling, of aan een andere ambtenaar van het samenwerkingsverband.

  • 6.

    De voorzitter vertegenwoordigt het samenwerkingsverband in en buiten rechte. Hij kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde.

HOOFDSTUK 6 DE COMMISSIES

Artikel 14 Commissies van advies

  • 1.

    Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter kunnen commissies van advies instellen, zulks met inachtneming van artikel 24 van de wet.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan bij reglement één of meerdere commissies van advies instellen, waarin de raden van de deelnemende gemeenten vertegenwoordigd zijn, met het recht om gevraagd of ongevraagd te adviseren ten aanzien van de instelling van nieuwe samenwerkingsmodules alsmede het monitoren, evalueren aanpassen van bestaande samenwerkingsmodules.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt een agendacommissie in. Deze agendacommissie bestaat uit raadsleden en is belast met: de logistieke voorbereiding en planning van de politieke besluitvorming ten behoeve van alle deelnemende gemeenteraden en het scheppen van randvoorwaarden opdat de raden de kaderstellende en controlerende taak kunnen vervullen.

  • 4.

    Het algemeen bestuur stelt de ten aanzien van de in lid 1 en 2 bedoelde commissies bevoegdheden, faciliteiten en samenstelling bij reglement vast.

Artikel 15 Bestuurscommissies

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen en het uitvoering geven aan taken en bevoegdheden, voor zover deze niet zijn voorbehouden aan het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het algemeen bestuur gaat niet over tot het instellen van een commissie als bedoeld in het eerste lid dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten in de gelegenheid zijn gesteld om wensen en bedenkingen naar voren te brengen.

  • 3.

    Het algemeen bestuur regelt, met inachtneming van artikel 25 van de wet, hun bevoegdheden en samenstelling.

HOOFDSTUK 7 INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN ONTSLAG

Artikel 16 Het dagelijks bestuur en de voorzitter ten opzichte van het algemeen bestuur

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2.

    Zij geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig is.

  • 3.

    Zij geven – tezamen dan wel afzonderlijk – aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen.

  • 4.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.

  • 5.

    Het bepaalde in het eerste tot en met het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter voor het door hem gevoerde bestuur.

Artikel 17 Het dagelijks bestuur en algemeen bestuur ten opzichte van raden

  • 1.

    Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur geven aan de raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  • 2.

    Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur verstrekken aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door een of meer leden van die raden worden verlangd.

  • 3.

    Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur verstrekken aan de Rekenkamer, de Rekenkamerfunctie, dan wel een samenwerkingsverband hiervan, van de bij de regeling aangesloten gemeenten alle informatie die zij nodig heeft voor het doen van onderzoek.

Artikel 18 Leden algemeen bestuur ten opzichte van raden

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur verschaft de raad die dit lid heeft aangewezen met inachtneming van artikel 16 van de wet alle inlichtingen, die door die raad of door één of meer leden van die raad worden verlangd en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van die raad aangegeven wijze.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur is de raad die dit lid heeft aangewezen met inachtneming van artikel 16 van de wet verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van die raad aangegeven wijze.

  • 3.

    Een lid van het algemeen bestuur kan, onverminderd het bepaalde in artikel 8 van deze regeling, door de raad die hem heeft aangewezen worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van die raad niet meer bezit.

HOOFDSTUK 8 REGLEMENT VAN ORDE

Artikel 19 Reglement van orde algemeen bestuur

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt met inachtneming van de artikelen 22 en 23 van de wet voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast.

  • 2.

    In het reglement van orde worden onder meer regels gegeven omtrent

  • a.

    het horen van belanghebbenden ten aanzien van door het algemeen bestuur te nemen besluiten;

  • b.

    de wijze van het verstrekken van inlichtingen en het afleggen van verantwoording als bedoeld in de artikelen 16 en 17 van deze regeling.

Artikel 20 Reglement van orde dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur kan een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vaststellen, dat aan het algemeen bestuur wordt overgelegd.

HOOFDSTUK 9 HET PERSONEEL

Artikel 21 Personeel

  • 1.

    Het samenwerkingsverband kan personeel aanstellen en kan arbeidsovereenkomsten afsluiten voor ambtelijk personeel, personen betreffende de doelgroep van de Wet sociale werkvoorziening en Participatiewet-kandidaten met een indicatie Banenafspraak of met een indicatie Beschut Werk.

  • 2.

    Naast de in het eerste lid genoemde dienstverbanden geldt dat er sprake is van dienstverbanden zoals bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid van de Wet sociale werkvoorziening, zoals deze gold op 31 december 2014, voor de betreffende personen uit de doelgroep van de Wet sociale werkvoorziening.

  • 3.

    Voor het personeel van het samenwerkingsverband gelden de door het algemeen bestuur vast te stellen arbeidsvoorwaardenregelingen, bezoldigingsregelingen en andere algemene voorschriften en bepalingen.

  • 4.

    Op de medewerkers behorende tot de doelgroep van de Wet sociale werkvoorziening zijn met inachtneming van artikel 2, eerste en tweede lid van de Wet sociale werkvoorziening, zoals deze gold op 31 december 2014, de arbeidsvoorwaarden van de Collectieve arbeidsovereenkomst sociale werkvoorziening van toepassing alsmede de door het dagelijks bestuur vast te stellen algemene voorschriften en bepalingen geldende voor deze medewerkers.

  • 5. Op de medewerkers behorende tot de doelgroep van de Participatiewet met een indicatie Banenafspraak of met een indicatie Beschut Werk zijn de arbeidsvoorwaarden van de Collectieve arbeidsovereenkomst Aan de slag van toepassing, alsmede de door het Dagelijks Bestuur vast te stellen algemene voorschriften en bepalingen geldende voor deze medewerkers.

Artikel 22 Secretaris

  • 1.

    Tot het personeel van het samenwerkingsverband behoort de secretaris. Het algemeen bestuur beslist over zijn benoeming, schorsing en ontslag en stelt zijn taken en bevoegdheden vast. De secretaris wordt bij verhindering of ontstentenis vervangen op een door het dagelijks bestuur te bepalen wijze.

  • 2.

    De secretaris is het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter in alles, dat de hun opgedragen taak aangaat, behulpzaam.

  • 3.

    Door de secretaris worden alle stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan mede-ondertekend. Het bepaalde in artikel 105, tweede lid van de Gemeentewet (oud) is van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Het algemeen bestuur stelt voor de secretaris een instructie vast.

Artikel 22a De directie

  • 1.

    Het dagelijks bestuur benoemt één of meerdere leden van de directie. De leden van de directie worden benoemd, geschorst en ontslagen door het dagelijks bestuur.

  • 2.

    De directie is belast met de dagelijkse leiding van het samenwerkingsverband.

  • 3.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de directie worden vastgelegd in een directiestatuut. Het directiestatuut wordt vastgesteld door het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur kan in spoedeisende gevallen overgaan tot schorsing van de leden van de directie en doet hiervan terstond mededeling aan het algemeen bestuur. De schorsing vervalt wanneer het algemeen bestuur deze niet in zijn eerstvolgende vergadering bekrachtigt.

  • 4.

    De leden van de directie worden bij afwezigheid vervangen op een wijze zoals voorzien door het dagelijks bestuur.

HOOFDSTUK 10 KLACHTEN

Artikel 23 Klachtenregeling

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt, met inachtneming van hoofdstuk 9, titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht, een klachtenregeling vast.

  • 2.

    De gemeentelijke ombudsman voor het Rijk van Nijmegen is bevoegd tot behandeling van klachten zoals bedoeld in artikel 9:18, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 11 VERGOEDINGEN

Artikel 24 Regeling inzake vergoeding van werkzaamheden

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan met inachtneming van de artikelen 21 en 25 van de wet voor de leden van het dagelijks bestuur en voor de leden van een commissie als bedoeld in artikel 15 van deze regeling, die niet de functie van burgemeester, wethouder of secretaris vervullen, een regeling inzake de vergoeding van hun werkzaamheden respectievelijk voor het bijwonen van vergaderingen een tegemoetkoming in de kosten vaststellen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan met inachtneming van artikel 24 van de wet bepalen dat de leden van een commissie als bedoeld in artikel 14 van deze regeling, die niet de functie van burgemeester, wethouder, raadslid of secretaris vervullen een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen ontvangen.

  • 3.

    Het bepaalde in de vorige leden is niet van toepassing op ambtenaren werkzaam bij één of meer van de deelnemende gemeenten, die als zodanig tot lid van een commissie zijn benoemd. Deze ambtenaren hebben geen recht op vergoeding.

  • 4.

    De in het eerste en tweede lid bedoelde regelingen worden aan Gedeputeerde Staten gezonden.

HOOFDSTUK 12 HET UITVOERINGSBELEIDSPLAN EN HET UITVOERINGSBELEIDSPROGRAMMA

Artikel 25 Uitvoeringsbeleidsplan

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan een uitvoeringsbeleidsplan vaststellen waarin het beleid dat het bestuur van het samenwerkingsverband voornemens is uit te voeren, in grote lijnen wordt aangegeven. Het algemeen bestuur kan een of meer onderdelen van het uitvoeringbeleidsplan afzonderlijk vaststellen.

  • 2.

    Het beleidsplan beslaat een periode van vier jaar. Jaarlijks kan het algemeen bestuur besluiten over bijstelling van het beleidsplan.

Artikel 26 Uitvoeringsbeleidsprogramma

Het algemeen bestuur kan voor ieder jaar een uitvoeringsbeleidsprogramma vaststellen, waarin de activiteiten van het samenwerkingsverband worden aangegeven. Het uitvoeringsbeleidsprogramma bevat voorts in ieder geval een overzicht van de voor de verwezenlijking van de activiteiten benodigde financiële en personele middelen.

Artikel 27 Totstandkoming

De totstandkoming van het uitvoeringsbeleidsplan en het uitvoeringsbeleidsprogramma geschiedt op overeenkomstige wijze als in artikel 29, eerste tot en met vijfde lid van deze regeling, voor de begroting is aangegeven.

HOOFDSTUK 13 FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 28 Administratie en controle

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan. Artikel 212 van de Gemeentewet, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst. Artikel 213 van de Gemeentewet, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 29 Begrotingsprocedure

  • 1.

    De begroting van de MGR bestaat uit een algemeen geconsolideerd deel en uit modulaire deelbegrotingen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt vóór 15 april een ontwerpbegroting van het samenwerkingsverband voor het komende kalenderjaar, vergezeld van een behoorlijke toelichting, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur houdt bij het opstellen van de ontwerpbegroting rekening met de door de raden van de deelnemende gemeenten opgestelde begrotingsrichtlijnen.

  • 4.

    De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de besturen van de deelnemende gemeenten voor eenieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190, tweede lid en derde lid, van de Gemeentewet, zoals luidend vanaf de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur is van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen binnen acht weken bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 6.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast vóór 15 juli van het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor de begroting moet dienen.

  • 7.

    Terstond na de vaststelling zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten, die ter zake bij Gedeputeerde Staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 8.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 augustus aan Gedeputeerde Staten.

  • 9.

    Het bepaalde in dit artikel is, met uitzondering van de genoemde termijnen, van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

Artikel 30 Bijdragen van de gemeenten

  • 1.

    In de begroting wordt aangegeven welke bijdrage elke afzonderlijke gemeente verschuldigd is voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft.

  • 2.

    Voor de berekening van deze bijdrage wordt rekening gehouden met bijdragen van het Rijk en van anderen.

  • 3.

    De deelnemers betalen bij wijze van voorschot jaarlijks vóór 16 januari, vóór 16 april, vóór 16 juli en vóór 16 oktober telkens een kwart van de in lid 1 bedoelde bijdrage.

  • 4.

    De deelnemers dragen er zorg voor dat het samenwerkingsverband te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al haar verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

Artikel 31 Jaarrekening

  • 1.

    De jaarrekening van de MGR bestaat uit een algemeen deel, de geconsolideerde jaarrekening en de deelexploitaties van de modules.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur biedt de rekening over het afgelopen jaar en het jaarverslag, daarbij gevoegd de accountantsverklaring, bedoeld in artikel 213, derde lid van de Gemeentewet en het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel 213, vierde lid van de Gemeentewet, jaarlijks vóór 15 april ter vaststelling aan het algemeen bestuur aan onder gelijktijdige toezending aan de raden van de deelnemende gemeenten. Met Gemeentewet wordt bedoeld de Gemeentewet, geldend vanaf de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur.

  • 3.

    De raden van de gemeenten kunnen binnen acht weken na toezending bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de rekening naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de jaarrekening, zoals deze bij het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 4.

    Het algemeen bestuur stelt de rekening vast vóór 15 juli volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 5.

    Zij wordt binnen twee weken, doch in ieder geval vóór 15 juli, met alle bijbehorende stukken en het jaarverslag aan Gedeputeerde Staten aangeboden.

  • 6.

    Vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.

  • 7.

    In de geconsolideerde jaarrekening wordt als bijlage de deelexploitaties van de modules opgenomen. Per deelexploitatie wordt het door elk van de deelnemende gemeenten over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen.

  • 8.

    De kosten die resteren na afrekening per module op basis van de dienstverleningsovereenkomsten worden na aftrek van de inkomsten verdeeld naar de gemeenten, voor 50% van de kosten op basis van het aantal klanten indien van toepassing en 50% van de kosten op basis van het aantal inwoners. Indien toerekening van kosten aan klanten niet mogelijk is vindt de kostenverdeling plaats op basis van aantal inwoners.

  • 9.

    Verrekening van het verschil tussen het op grond van artikel 30 van deze regeling bepaalde en het werkelijk verschuldigde, vindt plaats terstond na de mededeling van de vaststelling van de rekening.

HOOFDSTUK 14 HET ARCHIEF

Artikel 32 Archivering

  • 1.

    Ten aanzien van de zorg en het beheer van de archiefbescheiden van de organen van de regeling alsmede ten aanzien van het toezicht op het beheer zijn de voorschriften van de gemeente van vestiging van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De aan de uitvoering van het eerste lid verbonden kosten komen ten laste van de regeling.

  • 3.

    Als beheerseenheden worden aangemerkt de door het dagelijks bestuur als zodanig aangewezen organisatieonderdelen.

HOOFDSTUK 15 TOETREDING, UITTREDING EN OPHEFFING

Artikel 33 Toetreding en uittreding

  • 1.

    Een gemeente kan toe- of uittreden krachtens daartoe strekkende besluiten van haar college en raad.

  • 2.

    De uittreding gaat in 1 jaar na het verstrijken van het jaar waarin het besluit tot uittreding is genomen.

  • 3.

    De toetreding gaat in nadat het daartoe strekkende besluit van de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten is genomen.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan voorwaarden verbinden aan de toe- of uittreding.

  • 5.

    Bij een gemeentelijke herindeling van één of meerdere deelnemende gemeenten zoals bedoeld in de Wet algemene regels herindeling kan het algemeen bestuur besluiten om een termijn vast te stellen die afwijkt van de in lid 2 genoemde termijn. Rechten en verplichtingen van de uittredende gemeente - voor herindeling - jegens het samenwerkingsverband, blijven gelden voor de toetredende gemeente na herindeling.

Artikel 34 Wijziging en opheffing

  • 1.

    De regeling kan worden gewijzigd of opgeheven bij daartoe strekkend besluit van de colleges en raden van twee derde van het aantal deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Elke deelnemende gemeente en het algemeen bestuur is bevoegd een wijziging in de regeling aan de besturen van de deelnemende gemeenten in overweging te geven via een daartoe strekkend voorstel. Het dagelijks bestuur zendt het voorstel van het algemeen bestuur toe aan de besturen van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    De bij de wet voorgeschreven toezending van de wijziging aan Gedeputeerde Staten geschiedt door de zorg van het college van de gemeente Nijmegen.

Artikel 35 Liquidatie

  • 1.

    Ingeval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regelen. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.

  • 2.

    Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de raden van de gemeenten gehoord, vastgesteld.

  • 3.

    Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de beëindiging heeft voor het personeel als bedoeld in hoofdstuk 9 van deze regeling.

  • 4.

    Het liquidatieplan geeft regels voor de wijze waarop de deelnemende gemeenten, voor zover het saldo ontoereikend is, zorgdragen voor de nakoming van de verplichtingen van het samenwerkingsverband, uitgaande van de verdeling van financiële lasten en risico’s tussen deelnemende zoals vastgelegd in de contractuele afspraken tussen deelnemende gemeenten per samenwerkingsmodule.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 6.

    Zo nodig blijven de organen van het openbaar lichaam ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

HOOFDSTUK 17 SLOTBEPALINGEN

Artikel 36 Duur van de regeling

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 37 Inwerkingtreding

De regeling treedt in werking op 1 juli 2014.

De wijzigingen van artikel 5 onderdeel A, eerste lid, onder c, d, e, f en artikel 6 onderdeel A. eerste lid, onder f. en van artikel 21 treden in werking op 1 januari 2016

De wijzigingen van artikel 5 onderdeel B, artikel 6 onderdeel B, artikel 8, eerste lid en van artikel 9 eerste lid, artikel 29 lid 1, 4 5 en 7 en artikel 31 lid 1 treden in werking op 1 januari 2016.

De wijzigingen van de artikelen 1, 5 onderdeel A, tweede lid, onder c en d, 5 onderdeel A, zevende lid, 5 onderdeel B, eerste lid, 8 derde lid, 9 tweede en vijfde lid, 10 onder b., 11 eerste en tweede lid, 12 tweede en derde lid, 16 vierde lid, 21 eerste en vierde lid en 28 eerste en tweede lid treden in werking op de dag nadat deze op de voorgeschreven wijze zijn bekendgemaakt,

Artikel 38 Citeertitel

De regeling wordt aangehaald als: MGR Rijk van Nijmegen

Artikel 39 Toezending aan Gedeputeerde Staten

Het college van de gemeente Nijmegen draagt zorg voor de in artikel 26, eerste lid van de wet voorgeschreven toezending van de regeling aan Gedeputeerde Staten.

Ondertekening

Aldus besloten door het college van de gemeente Berg en Dal, op 8 oktober 2019

De burgemeester,

De Secretaris

Aldus besloten door het college van de gemeente Beuningen, op 12 november 2019

De burgemeester,

De Secretaris

Aldus besloten door het college van de gemeente Druten, op 28 januari 2020

De burgemeester,

De Secretaris

Aldus besloten door het college van de gemeente Heumen, op 31 oktober 2019

De burgemeester,

De Secretaris

Aldus besloten door het college van de gemeente Mook en Middelaar, op 10 september 2019

De burgemeester,

De Secretaris

Aldus besloten door het college van de gemeente Nijmegen, op 21 januari 2020

de gemeentesecretaris

mr. drs. A.H. van Hout

de burgemeester

drs. H.M.F. Bruls

Aldus besloten door het college van de gemeente Wijchen, op 21 januari 2020

De burgemeester,

De Secretaris

Aldus besloten door de gemeenteraad van de gemeente Berg en Dal, op 31 oktober 2019

De voorzitter,

De raadsgriffier,

Aldus besloten door de gemeenteraad van de gemeente Beuningen, op 17 december 2019

De voorzitter,

De raadsgriffier,

Aldus besloten door de gemeenteraad van de gemeente Druten, op 20 februari 2020

De voorzitter,

De raadsgriffier,

Aldus besloten door de gemeenteraad van de gemeente Heumen, op 28 november 2019

De voorzitter,

De raadsgriffier,

Aldus besloten door de gemeenteraad van de gemeente Mook en Middelaar, op 10 oktober 2019

De voorzitter,

De raadsgriffier,

Aldus besloten door de gemeenteraad van de gemeente Nijmegen, op 10 juni 2020

De raadsgriffier,

Drs. S.J. Ruta

De voorzitter,

Drs. H.M.F. Bruls

Aldus besloten door de gemeenteraad van de gemeente Wijchen, op 20 februari 2020

De voorzitter,

De raadsgriffier,

Toelichting

Deze toelichting maakt onlosmakelijk deel uit van de Modulaire Gemeenschappelijke Regeling Rijk van Nijmegen (MGR).

Algemeen

Bij het opstellen van deze regeling zijn de door de colleges vastgestelde uitgangspunten voor regionale samenwerking in Rijk van Nijmegen gebruikt. Deze zijn:

a. De regio wil geen lappendeken van GR’ren. Daarom wordt één MGR opgericht, waaronder in de toekomst ook andere modules (nieuw toe te voegen functies) kunnen komen te hangen. Over het toevoegen van andere modules wordt separaat en in later stadium gesproken. Benadrukt wordt dat deelname “per module” een lokale afweging is.

b. De bouw van het Werkbedrijf heeft prioriteit. Voor de aansturing van het Werkbedrijf wordt een “bestuurscommissie Werk” ingericht. Deze bestaat uit de portefeuillehouders Werk. De bevoegdheden die nodig zijn om het Werkbedrijf aan te sturen worden bij de bestuurscommissie Werk neergelegd.

c. De MGR is een uitvoeringsorganisatie en een platform voor regionaal overleg. De MGR is vooralsnog een “lege rechtsvorm” die alleen gevuld wordt met een AB, een DB (beide conform de Wgr) en een secretariaat.

d. De stemverhouding in het AB van de MGR is naar rato van inwonersaantallen, met die nuance dat er bij stemming minimaal 3 gemeenten in moeten stemmen met besluitvorming.

Artikelsgewijze toelichting MGR

Artikelen 4, 5 en 6

De regio geeft prioriteit aan de bouw van het Werkbedrijf (uitgangspunt b), maar richt ook één MGR in waarin later stadium nieuwe modules opgehangen kunnen worden (uitgangspunt a). Daarnaast is de MGR bedoeld voor afstemmings- en samenwerkingsvraagstukken op het gebied van regionale samenwerking.

Dat heeft de volgende consequenties voor deze artikelen:

1. Het belang van de MGR wordt in zo breed mogelijk perspectief beschreven in artikel 4.

2. Bij de specifieke overdracht van bevoegdheden worden alleen de bevoegdheden voor het nieuwe Werkbedrijf benoemd.

Als de regio in later stadium nieuwe modules aan de MGR wil toevoegen, kan dit betekenen dat artikelen aangepast moeten worden, bijvoorbeeld in de artikelen 5 (taken) en 6 (bevoegdheden). Indien raadsbevoegdheden hiervoor overgedragen moeten worden, dienen de raden deze wijziging vast te stellen voordat deze geëffectueerd kan worden. Indien het gaat om de overdracht van collegebevoegdheden, kan dit niet gebeuren voordat de raden ingestemd hebben. Over artikel 5 A, zevende lid en 5 B, derde lid wordt nog opgemerkt dat het voor de wetgeving omtrent Europese aanbesteding nog van belang is dat niet meer dan 20% van de werkzaamheden worden verricht ten behoeve van organisaties buiten het rechtsgebied van de MGR.

Artikel 9

Uitgangspunt d is niet één op één over te nemen in artikel 9. Het is niet mogelijk om in generieke zin te werken met gekwalificeerde meerderheden bij besluitvorming. Voorgeschreven wordt dat dan in de regeling specifiek aangegeven wordt bij welke besluitvorming sprake is van generieke

besluitvorming. In lid 2 wordt hiervoor verwezen naar artikel 7 lid 3 van de regeling MGR. Concreet betekent dit dat voor alle besluitvorming over deze bevoegdheden – en in de praktijk zijn dat de belangrijke besluiten – gewerkt wordt met een gekwalificeerde meerderheid (meerderheid én minimaal 3 gemeenten stemmen in).

Artikel 15

Een reglement voor een bestuurscommissie is een intern reglement binnen de MGR. De regio heeft aangegeven dat er een bestuurscommissie Werk komt (uitgangspunt b). Deze bestuurscommissie staat niet opgenomen in deze regeling, omdat de regeling alleen de mogelijkheid schept zo’n commissie in te stellen. De uitwerking hiervan vindt in later stadium plaats.

Artikel 30

De wijze waarop de gemeentelijke bijdragen worden berekend kan nader worden gespecificeerd in de financiële verordening voor MGR. Onder andere zal in deze verordening worden opgenomen: de wijze waarop de bijdrage van iedere deelnemende gemeente ten behoeve van de uitvoering van de voormalige Wsw is geregeld.

Artikel 31

Ter toelichting op de afrekeningssystematiek van lid 8 het volgende; deze wijze van verrekening van kosten geldt slechts voor de kosten die resteren nadat de afrekening per module heeft plaatsgevonden. Met andere woorden: eerst wordt afgerekend op basis van de dienstverleningsovereenkomsten per module, als er daarna nog kosten resteren geldt de verdelingssystematiek van artikel 31 lid 8.