Regeling vervallen per 29-07-2023

Financiële Verordening Regio Gooi en Vechtstreek 2022

Geldend van 25-12-2021 t/m 28-07-2023

Intitulé

Financiële Verordening Regio Gooi en Vechtstreek 2022

Het algemeen bestuur van de Regio Gooi en Vechtstreek

  • gelet op artikel 32 lid 1 van de gemeenschappelijke regeling Regio Gooi en Vechtstreek nr. 20.0000531;

  • dat in verband met de interne controle en de vaststelling van de rechtmatigheid verduidelijking, aanscherping en aanvulling noodzakelijk is van de procedure van autorisatie vooraf en achteraf bij (dreigende) wijziging/overschrijding van begrote lasten en/of van tegenvallende baten;

  • dat hierbij gewijzigd is artikel 5 en toegevoegd zijn de artikelen 6 en 7;

Besluit:

  • 1.

    Vast te stellen de gewijzigde Financiële verordening Regio Gooi en Vechtstreek 2022 nr. 21.0005310 met inwerkingtreding op de eerste dag na haar bekendmaking.

  • 2.

    Per datum inwerkingtreding ad. 1 de Financiële verordening Regio Gooi en Vechtstreek 2020 met nr. 20.0004370 in te trekken.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • Administratie: Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • Inkomsten: Totaal van de baten voor toevoegingen en onttrekkingen reserves.

  • Netto Schuld: Bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren vorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak wordt verstaan het totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa.

  • Overheidsbedrijf: Onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

  • Resultaatverantwoordelijke Eenheid: Organisatorische eenheid in de Regio met een zelfstandige resultaatverantwoordelijkheid.

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2 Programma-indeling

  • 1. Het algemeen bestuur stelt een programma-indeling vast.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt, gehoord de portefeuillehoudersoverleggen, aan de programma’s toegewezen taakvelden en de onderverdeling van de programma’s vast.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt, gehoord de betrokken portefeuillehoudersoverleggen, per Resultaatverantwoordelijke Eenheid de relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van de gestelde doelen. De aanwijzing bevat ten minste de op de Regio van toepassing zijnde beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (Ministeriële regeling BZK d.d. 24 maart 2016 nr. 2016-0000177572).

  • 4. Het algemeen bestuur stelt op advies van de betrokken portefeuillehoudersoverleggen aan het begin van iedere zittingsperiode vast over welke onderwerpen zij in extra paragrafen van de begroting en de jaarstukken - naast de verplichte paragrafen – kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken worden onder elk van de programma’s, het overzicht van algemene dekkingsmiddelen en het overzicht van de overhead de baten en lasten weergegeven.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.

  • 4. In de jaarrekening wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

Artikel 4 Kaders begroting

  • 1. Na advies ingewonnen te hebben van de portefeuillehoudersoverleggen zendt het dagelijks bestuur aan de raden van de deelnemende gemeenten jaarlijks vóór 15 april de ontwerpbegroting van het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.

  • 2. In de begroting is voor fluctuatie in kosten en risico’s een post onvoorzien opgenomen.

Artikel 5 Autorisatie baten en lasten begroting, afwijking en overschrijding

  • 1. Het algemeen bestuur autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma, het bedrag voor onvoorzien en het totaal van de lasten.

  • 2. Het dagelijks bestuur informeert tijdig het betrokken portefeuillehoudersoverleg en het algemeen bestuur, als de lasten de geautoriseerde lasten per programma dreigen te overschrijden zonder dat sprake is van compenserende baten. Dit gebeurt eveneens indien de baten de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. Het betrokken portefeuillehoudersoverleg doet voorstellen tot bijstelling van het door de gemeenten beschikbaar gestelde budget of tot bijstelling van de gestelde doelen.

  • 3. Een beleidsmatige of financiele begrotingswijziging of een overschrijding dient tijdens het begrotingsjaar waarop deze begrotingswijziging of overschrijding betrekking heeft door het algemeen bestuur te worden geautoriseerd met inachtneming van de advisering van het portefeuillehoudersoverleg en met de uitkomst van de eventueel hiervoor te doorlopen zienswijzeprocedure gemeenteraden.

  • 4. Bij de behandeling van de bestuursrapportage, doet het dagelijks bestuur, gehoord de portefeuillehoudersoverleggen, aan het algemeen bestuur voorstellen tot het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten of het bijstellen van de gestelde doelen.

  • 5. Indien een begrotingswijziging leidt tot een verhoging van de gemeentelijke bijdrage, worden de betrokken gemeenteraden - met kennisgeving van het advies van het betrokken portefeuillehoudersoverleg - overeenkomstig artikel 35 van de Wet gemeenschapplijke regelingen en de Regeling Regio Gooi en Vechtstreek, in de gelegenheid gesteld om een zienswijze uit te brengen.

  • 6. Een besteding op basis van een begrotingswijziging die na het begrotingsjaar waarop deze besteding betrekking heeft is vastgesteld, wordt, als deze uitgaat boven het oorsponkelijke begrotingsbedrag, aangemerkt als onrechtmatig, tenzij aan de onderstaande acceptatiecriteria is voldaan:

    • a.

      Voor het einde van het begrotingsjaar is een voorstel tot begrotingswijziging in procedure gebracht;

    • b.

      De overschrijding past binnen het door het algemeen bestuur geaccordeerde beleid;

    • c.

      Er is sprake van compensatie via direct aan de bestedingen te relateren inkomsten.

Artikel 6 Autorisatie investeringskredieten, afwijking en overschrijding

  • 1. Het algemeen bestuur autoriseert de kredieten voor vervangings- en uitbreidingsinvesteringen bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling geeft het algemeen bestuur daarnaast aan voor welke uitbreidingsinvesteringen op een later tijdstip een apart voorstel wordt verwacht voor autorisatie van het investeringskrediet.

  • 3. Bij wijziging of overschrijding geautoriseerde kredieten of van de kapitaallasten in relatie tot de geautoriseerde investeringskredieten is artikel 5 lid 2 tot en met 6 overeenkomstig van toepassing.

Artikel 7 Autorisatie via de verantwoording en de jaarstukken

Met vaststelling van de verantwoording en de jaarstukken door het algemeen bestuur zijn alle begrotingsafwijkingen en –overschrijdingen geautoriseerd. Begrotingsoverschrijdingen die binnen de beleidskaders van het algemeen bestuur passen, worden niet separaat opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording.

Artikel 8 Bestuursrapportage

  • 1. Het dagelijks bestuur informeert het algemeen bestuur en de portefeuillehoudersoverleggen door middel van een bestuursrapportage over de realisatie van de begroting van de Regio. De bestuursrapportage vindt plaats over de eerste 6 maanden van het lopende boekjaar.

  • 2. De bestuursrapportage bevat een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van de doelstellingen en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma uitgesplitst naar taakvelden;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen uitgesplitst naar taakvelden;

    • c.

      het overzicht van de overhead en de geraamde vennootschapsbelasting;

    • d.

      het totale saldo van de baten en de lasten volgend uit de onderdelen a, b en c;

    • e.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • f.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen d en e; en

    • g.

      de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 3. In de bestuursrapportage worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en de lasten van taakvelden, prioriteiten en investeringskredieten in de begroting groter dan een bedrag van € 50.000 toegelicht en/of wanneer de afwijking relevant is voor het uitoefenen van de kaderstellende en controlerende taken van het algemeen bestuur.

Artikel 9 Informatieplicht

Het dagelijks bestuur besluit niet over de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 500.000 voor zover niet al opgenomen in de vastgestelde begroting, dan nadat het algemeen bestuur is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het dagelijks bestuur te brengen.

Artikel 10 EMU-saldo 

Wanneer het Rijk de Regio bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het dagelijks bestuur de deelnemende gemeenten of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het dagelijks bestuur een aanpassing nodig acht, wordt het algemeen bestuur aangeboden een voorstel tot wijziging van de begroting.

Hoofdstuk 3 Financieel beleid

Artikel 11 Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3. Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief worden lineair in 5 jaar afgeschreven.

  • 4. Bij de aanvraag van een investeringskrediet kan gemotiveerd afgeweken worden van de te hanteren termijn zoals hierboven opgenomen.

Artikel 12 Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor de vorderingen op derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

Artikel 13 Reserves en voorzieningen

  • 1. In de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.

  • 2. Het dagelijks bestuur biedt het algemeen bestuur via de jaarrekening een toelichting op en een overzicht van de reserves en voorzieningen. Deze toelichting en het overzicht worden door het algemeen bestuur met de jaarrekening vastgesteld. De toelichting behandelt:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen.

  • 3. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve; en

    • d.

      de maximale looptijd.

  • 4. Indien een bestemmingsreserve binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 14 Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de Regio, die worden geleverd aan gemeenten, overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2. Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de goederen, werken en diensten worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 4. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelasting-plichtige activiteiten toegerekend.

  • 5. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van goederen, werken en diensten van de Regio, die worden geleverd aan gemeenten, overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken en diensten, gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel.

  • 6. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent naar boven afgerond.

  • 7. In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

Artikel 15 Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken aan gemeenten, overheidsbedrijven en derden met welke bijbehorende activiteiten de Regio in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het dagelijks bestuur vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel aan het algemeen bestuur, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2. Een besluit van het algemeen bestuur met de motivering van het publiek belang als bedoeld in het vorige lid is niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      Leveringen van goederen, diensten of werken aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      Een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      Een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      Een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      Een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      Een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      Een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 16 Vaststelling hoogte tarieven voor diensten en leveringen

  • 1. Het dagelijks bestuur doet het algemeen bestuur bij de begroting een voorstel voor de hoogte van de tarieven voor de verschillende diensten en leveringen.

  • 2. Het dagelijks bestuur legt bij een tussentijdse wijziging van tarieven ten opzichte van de begroting vooraf een besluit voor aan het algemeen bestuur.

Artikel 17 Financieringsfunctie

  • 1. Het dagelijks bestuur neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      Er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder, van de Wet financiering decentrale overheden.

    • b.

      Er worden geen leningen, garanties en of risicodragend investeringskapitaal verstrekt aan derden behoudens aan de verzelfstandigde eenheden waarin de Regio met 80% of meer zeggenschap is vertegenwoordigd.

Hoofdstuk 4 Paragrafen

Artikel 18 Financiering

  • 1. In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het dagelijks bestuur naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de schulden met een looptijd korter dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

    • b.

      de schulden met een looptijd langer dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

    • c.

      de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende vier jaar.

Artikel 19 Weerstandsvermogen & risicobeheersing

  • 1. In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het dagelijks bestuur naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op het saldo van de baten en lasten voor toevoegingen en onttrekkingen van reserves als percentage van de inkomsten.

  • 2. Voor het in beeld brengen van de weerstandscapaciteit van de Regio wordt beoordeeld of de Regio bij een risicoscenario de schuldverplichtingen in de toekomst kan blijven nakomen zonder dat de uitgaven aan en de investeringen in noodzakelijke publieke voorzieningen in de knel komen.

Artikel 20 Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken neemt het dagelijks bestuur in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op de voortgang van het geplande onderhoud van werken en gebouwen.

  • 2. Het dagelijks bestuur biedt het algemeen bestuur tenminste eens in de 4 jaar een onderhoudsplan voor kapitaalgoederen aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud van de kapitaalgoederen. Het algemeen bestuur stelt het plan vast.

Artikel 21 Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het dagelijks bestuur naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

  • b.

    de kosten van inhuur derden;

  • c.

    de huisvestingskosten;

  • d.

    de automatiseringskosten;

  • e.

    de rechtmatigheidsverantwoording, alsmede de toelichting op alle afwijkingen die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen voor zover deze de rapportagegrens overschrijden.

Hoofdstuk 5 Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 22 Administratie

  • 1. De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de Regio als geheel en in de Resultaatverantwoordelijke Eenheden;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

    • c.

      het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de productie van goederen en diensten en de realisatie van de doelstellingen;

    • e.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de doelstellingen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de doelstellingen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 23 Financiële organisatie

Het dagelijks bestuur draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de organisatie van de Regio en een eenduidige toewijzing van de regionale taken aan de Resultaatverantwoordelijke Eenheden;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de taakvelden;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten; opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van regelingen en eigendommen opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 24 Interne controle

  • 1. Het dagelijks bestuur zorgt dat voor het getrouwe beeld van de jaarrekening, overeenkomstig de gemeenschappelijke Regio Gooi en Vechtstreek juncto artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het dagelijks bestuur maatregelen tot herstel.

  • 2. Het dagelijks bestuur zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de Regio met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd evenals de registergoederen en de bedrijfsmiddelen. Bij afwijkingen in de registratie neemt het dagelijks bestuur maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 25 Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiële verordening Regio Gooi en Vechtstreek 2020 met nr. 20.0004370 wordt ingetrokken.

Artikel 26 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De wijzigingen in de verordening treedt in werking de eerste dag na haar bekendmaking.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening Regio Gooi en Vechtstreek 2022.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering op 16 december 2021.

M. Van der Linden

secretaris

P.I. Broertjes

voorzitter

Bijlage Afschrijvingsbeleid bij artikel 9

Afschrijvingsbeleid materiele vaste activa met economisch nut

Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 25.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

Met de waardering van activa wordt de nodige voorzichtigheid in acht genomen: de afschrijvingen dienen niet te laag te zijn (voorzichtigheidsbeginsel).

De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in maximaal:

  • a.

    40 jaar: nieuwbouw kantoren en bedrijfsgebouwen;

  • b.

    10 jaar: renovatie, restauratie van kantoren en bedrijfsgebouwen;

  • c.

    10 jaar: technische installaties in bedrijfsgebouwen;

  • d.

    5 jaar: veiligheidsvoorzieningen in bedrijfsgebouwen;

  • e.

    5 jaar: vaste telefooninstallaties, kantoormeubilair;

  • f.

    5 jaar aanleg tijdelijke terreinwerken; nieuwbouw tijdelijke bedrijfsgebouwen;

  • g.

    5 jaar: hard- en software (kantoor)automatisering;

  • h.

    8 jaar: zware transportmiddelen, huisvuilwagen, aanhangwagens, lichte motorvoertuigen;

  • i.

    6 jaar: ambulances en personenauto’s.

Bij de aanschaf van gebruikte activa wordt over de resterende termijn afgeschreven. Voor zover voorzieningen worden getroffen in gebouwen die worden gehuurd, overschrijdt de afschrijvingstermijn niet de einddatum van de huurovereenkomst.

Bij de aanvraag van een investeringskrediet kan gemotiveerd afgeweken worden van de te hanteren termijn zoals hierboven opgenomen.

Toelichting op de artikelen

Artikel 1. Begripsbepaling

Het begrip administratie is gedefinieerd ten behoeve van artikel 22 van de verordening.

De begrippen netto schuld en inkomsten zijn gedefinieerd. Hiervoor zijn de definities gevolgd die de Vereniging van Nederlandse Gemeenten toepast voor het jaarlijkse overzicht met kengetallen over de financiële positie van gemeenten.

Tot slot is het begrip overheidsbedrijf gedefinieerd om nadere invulling te kunnen geven aan de verplichtingen die volgen uit de Mededingingswet voor het vaststellen van de hoogte van prijzen.

Het begrip Resultaat Verantwoordelijke Eenheid is gedefinieerd ten behoeve van artikel 22 en 23 van de verordening. Dit zijn werkeenheden die voor een of meer samenwerkingstaken zowel voor de verwerving van de budgetten als voor de realisatie van de gestelde doelen verantwoordelijk zijn.

De autorisatie van de programmabegroting vindt plaats op het niveau van taakvelden per programma.

Artikel 2. Programma-indeling

Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. De indeling van de programma’s wordt in een nieuwe zittingsperiode door het algemeen bestuur geactualiseerd en opnieuw vastgesteld. Het BBV bepaalt in aanvulling hierop dat het bestuur de samenwerkingsproducten aan de verschillende programma’s, taakvelden en Resultaatverantwoordelijke Eenheden toewijst. Bij de Regio geldt als uitgangspunt dat de betrokken portefeuillehoudersoverleggen hierin een inhoudelijk adviserende rol hebben. Dat wil zeggen dat de portefeuillehoudersoverleggen advies aan het dagelijks bestuur uitbrengen op welke wijze de deelnemende gemeenten taken ondergebracht wensen te zien in de samenwerking.

Het budgetrecht is op basis van de Wgr voorbehouden aan het algemeen bestuur van de Regio. Het algemeen bestuur neemt – op advies van de portefeuillehoudersoverleggen - de formele beslissing welke bijdragen voor welke taken en activiteiten door de deelnemende gemeenten via de begroting van de Regio beschikbaar worden gesteld.

Gedurende het begrotingsjaar kan het algemeen bestuur besluiten, gelet op advies van de betrokken portefeuillehoudersoverleggen, tot wijziging van de begroting. Indien dit leidt tot een verhoging van de bijdrage per inwoner dan gaan de voorstellen eerst naar de gemeenteraden voor het inwinnen van de zienswijzen. Het dagelijks bestuur kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting van de Regio zijn gebracht.

In deze verordening is ervoor gekozen een budget voor een logisch samenstel van activiteiten op het niveau van de Resultaatverantwoordelijke Eenheden beschikbaar te stellen onderverdeeld in baten en lasten voor de aangegeven taakvelden per programma. Het algemeen bestuur kan kiezen op welk niveau de budgetten beschikbaar worden gesteld.

Het derde lid van artikel 2 van de financiële verordening bepaalt dat op advies van betrokken portefeuillehoudersoverleggen het algemeen bestuur de niet-financiële indicatoren vaststelt. Dit is het zogenoemde SMART maken van de begroting.

Overigens bepaalt dit artikel niet dat elke nieuwe zittingsperiode de gehele begroting en jaarstukken moeten worden herzien. In de meeste gevallen is dat niet raadzaam.

Als de indeling en gebruikte indicatoren de vorige zittingsperiode goed zijn bevallen, kunnen deze ongewijzigd opnieuw worden vastgesteld. In andere gevallen zijn (kleine) bijstellingen of wijzigingen meestal voldoende.

Het BBV schrijft een aantal verplichte paragrafen voor. In een paragraaf worden de deelnemende gemeenten integraal over een bepaald thema dat dwars door de begroting loopt, geïnformeerd. Het vierde lid van artikel 2 van de financiële verordening bepaalt dat het algemeen bestuur, op advies van betrokken portefeuillehoudersoverleggen, bij aanvang van een nieuwe zittingsperiode kan aangeven welke paragrafen nog meer zijn gewenst. Een voorbeeld hiervan is de compliance met de Algemene Verordening Gegevensbescherming.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

In dit artikel zijn aanvullend op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting. Het artikel schrijft een autorisatieniveau voor op het niveau van taakvelden per programma en bevat de bepaling dat de lasten en baten onder de programma’s in de begroting per RVE en de hieraan verbonden taakvelden per programma worden weergegeven. Door deze bepaling is het bijvoegen van de productenraming bij de begroting en de productrealisatie bij het jaarverslag niet meer nodig.

In het tweede lid wordt de verplichting in het BBV (artikel 20) om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt door te bepalen dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de investeringen wordt gegeven. In het derde lid wordt dit geregeld voor de jaarrekening.

Het derde bepaalt dat in aanvulling op het bepaalde in het BBV de gevolgen van de begroting en meerjarenraming voor de schuldpositie inzichtelijk worden gemaakt. In het vierde lid wordt voor de jaarrekening het inzicht in de uitputting van investeringskredieten geregeld.

Artikel 4. Kaders begroting

Artikel 4 van de financiële verordening biedt de kaders voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming. Hierin staan een aantal uitgangspunten die het dagelijks bestuur bij het opstellen van deze stukken in acht moet nemen. Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de het dagelijks bestuur overeenkomstig artikel 34b van de Wgr de gemeenteraden vóór 15 april de hoofdlijnen voor de beleids- en de financiële kaders aanbiedt. De kaders geven richting aan het dagelijks bestuur voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming.

In de samenwerkingspraktijk worden in november hieraan voorafgaand de financiële kaders op basis van de eerste indicaties van de ontwikkeling in het Gemeentefonds en de prijs- en loonontwikkelingen afgestemd met de gemeentelijke ambtenaren en de wethouders financiën. Het is gebruikelijk dat het dagelijks bestuur in november een kaderbrief verzendt aan de colleges en de gemeenteraden met de algemene financiële kaders en de voorziene en mogelijk nog onvoorziene ontwikkelingen. Vóór 15 april wordt de ontwerpbegroting (voor een zienswijze) met de voorlopige jaarrekening (ter kennisname) aan de gemeenteraden verzonden.

Artikel 8 van het BBV zegt dat een bedrag voor onvoorzien moet zijn opgenomen in het programmaplan. In het tweede lid van artikel 4 lid 2 wordt een nadere invulling aan deze wettelijke verplichtingen gegeven. Gelet op de sterk uiteenlopende programma’s en de taakstellingen van de Regio wordt gewerkt met voorzieningen op basis van risico inventarisatie. Naast een algemene reserve worden enkele specifieke reserves gekoppeld aan taakvelden.

Artikelen 5, 6 en 7. Autorisatie begroting en investeringskredieten

Artikel 5, 6 en 7 van de financiële verordening bevatten nadere regels voor de autorisatie van de baten en lasten in de begroting en van de investeringskredieten. Autorisatie van de baten en de lasten vindt plaats op het niveau van taakvelden per programma. Naast lopende uitgaven doet de Regio aan investeringen. Ook uitgaven voor investeringen moeten worden geautoriseerd.

Voor de autorisatie van de investeringskredieten is ervoor gekozen om deze zoveel mogelijk bij de begrotingsbehandeling mee te nemen.

Het algemeen bestuur kan bij de begrotingsbehandeling aangegeven dat het wenselijk is om enkele investeringskredieten op een later tijdstip te autoriseren. Zo kan het algemeen bestuur de autorisatie van belangrijke investeringen combineren met de uitkomst van de behandeling door de portefeuillehouders van de inhoudelijke kant van een investeringsvoorstel.

Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar het algemeen bestuur autoriseert de uitgaaf nog niet. Het dagelijks bestuur is nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.

Het dagelijks bestuur dient dreigende overschrijdingen van geautoriseerde lasten en investeringskredieten en dreigende onderschrijdingen van geautoriseerde baten bij het bekend worden aan de betrokken portefeuillehouders en het algemeen bestuur te melden, zodat tijdig door betrokken gemeenten kan worden besloten of het budget moet worden gewijzigd of dat het beleid moet worden bijgesteld.

Begrotingswijzigingen en -overschrijdingen (beleidsmatig en/of financieel) behoeven autorisatie door het algemeen bestuur.

De begrotingswijzigingen dienen tijdens het jaar zelf nog door het algemeen bestuur te worden vastgesteld. Indien een begrotingswijziging niet meer in het jaar zelf is vastgesteld, zijn bestedingen boven het begrotingsbedrag strikt genomen onrechtmatig, tenzij er aan de onderstaande acceptatiecriteria is voldaan:

  • Er is tijdig een voorstel ingediend om de begroting te wijzigen;

  • De overschrijding past binnen het door het algemeen bestuur geaccordeerde beleid;

  • Er is sprake van compensatie via direct te relateren inkomsten.

Indien het algemeen bestuur de verantwoording en de jaarstukken vaststelt is ook ingestemd met begrotingsafwijkingen en -overschrijdingen. Hierbij worden geen aparte begrotingswijzigingen voorgelegd aan het algemeen bestuur. Begrotingsoverschrijdingen die binnen de beleidskaders van het algemeen bestuur passen, worden niet separaat opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording.

Indien een begrotingswijziging leidt tot verhoging van de bijdrage voor gemeenten, worden de betrokken gemeenteraden - met kennisgeving van het advies van het betrokken portefeuillehoudersoverleg - overeenkomstig artikel 35 van de Wgr en de Regeling Regio Gooi en Vechtstreek, in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te brengen. Het algemeen bestuur moet gemotiveerd op deze zienswijzen reageren en aangeven of en aan de gemeenteraden voorafgaande aan de vaststelling ter kennis brengen welke consequenties dit heeft voor de wijziging van de begroting.

Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het dagelijks bestuur voorafgaande aan het aangaan van verplichtingen of het starten van de voorbereidingen, een investeringsvoorstel met een begrotingswijziging voor aan het algemeen bestuur. Hierbij kan sprake zijn van een verhoging van de bijdrage per gemeente met het bieden van gelegenheid tot het uitbrengen van een zienswijze door de gemeenteraden.

Voor het behandelen van de begrotingswijzigingen en bijstellingen van gestelde doelen is er voor gekozen deze zoveel mogelijk gebundeld mee te nemen bij de behandeling van de bestuursrapportage).

Artikel 8. Bestuursrapportage

Een belangrijk onderdeel van de planning- en controlcyclus voor het algemeen bestuur en de betrokken portefeuillehoudersoverleggen is de bestuursrapportage. Op basis van de bestuursrapportage worden de gemeenten, respectievelijk het algemeen bestuur, de portefeuillehoudersoverleggen en de gemeenteraden geïnformeerd over de uitputting van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering van de programma’s. Gekozen is voor een bestuursrapportage over de eerste 6 maanden. Het tweede lid bevat bepalingen over de minimale inhoud van de rapportage.

Het derde lid bepaalt welke afwijking ten opzichte van de begroting het dagelijks bestuur in de tussenrapportage moet toelichten.

Artikel 9. Informatieplicht

Aangesloten wordt zoveel mogelijk bij wat in de bestaande praktijk aan informatie gedeeld wordt in het algemeen bestuur. De meeste gevallen zijn reeds voorzien en vallen niet onder deze bepaling. Kredietvoorstellen zijn voor een deel gelijktijdig met de vaststelling van de begroting vastgesteld. Andere investeringen zijn in de begroting voorzien wel voorzien maar komen terug in het algemeen bestuur als kredietvoorstel zodra het moment van verwerving en opdracht zich aandient. Dan blijven over de aankoop of de verkoop van panden of gronden die in exploitatie zijn of opdrachten met volledige financiering (budgettair neutraal). Er is een plicht te informeren vanaf het weergegeven bedrag. Afwijking van het model VNG betreft het verstrekken van leningen en kapitaal aan derden. De Regio doet eenvoudig niet aan deze vormen van garantie- en geldverstrekking. Voorts dient de organisatie zich bij lagere afwijkingen altijd bewust te zijn van gedegen informatieverstrekking als dit relevant is voor het goed uitoefenen van de kaderstellende en controlerende taken van het algemeen bestuur. Een goed ontwikkelde politiek bestuurlijke sensitiviteit leert dat bij twijfel hierover , beter een keer teveel dan een keer te weinig informatie wordt verstrekt.

Artikel 10. EMU-saldo

Voor gemeenten is in de Wet houdbare overheidsfinanciën vastgelegd dat ze aandeel hebben in plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland. Wordt dit gemeentelijk aandeel in het EMU-tekort door de gezamenlijke gemeenten overschreden dan kan dat tot een correctieve maatregel van het Rijk leiden of tot een boete uit Europa die naar gemeenten wordt doorvertaald. Maar het kan ook zijn dat de overschrijding niet erg is.

Gemeenten krijgen in het voorjaar van het Rijk bericht of het gemeentelijk aandeel in het nationale toegestane EMU-tekort met de lopende begroting dreigt te worden overschreden. Ook wordt dan duidelijk of daarop actie van gemeenten is gewenst. Pas als dit laatste het geval is, moeten gemeenten met een individueel EMU-saldo hoger dan gemeentelijke EMU-referentiewaarde hun begroting en daarmee ook begrotingen van verbonden partijen neerwaarts bijstellen om de overschrijding van het collectieve aandeel ongedaan te maken.

In het artikel is opgenomen dat het dagelijks bestuur het algemeen bestuur informeert bij een overschrijding van het toegestane EMU-tekort voor alle gemeenten. Als daarop actie nodig is van de Regio, doet het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur een voorstel tot het wijzigen van de begroting.

Artikel 11. Waardering & afschrijving vaste activa

In het tweede lid, onder a, van artikel 212 Gemeentewet is opgenomen dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan is in artikel 9 invulling gegeven. Voor de bepalingen over afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen van de materiële vaste activa wordt in de verordening verwezen naar de bijlage. De afschrijvingstermijnen zijn afgestemd op de verwachte levensduur.

Vanaf 1 januari 2018 is ook het activeren van investeringen met maatschappelijk nut verplicht.

Activa met alleen een maatschappelijk nut kunnen niet verhandeld worden of genereren geen middelen.

Bij de actualisering van de verordening in 2020 is aan de bijlage bij dit artikel het beleid, zoals opgenomen in de jaarlijkse Regiobegroting, toegevoegd:

Met de waardering van activa wordt de nodige voorzichtigheid in acht genomen: de afschrijvingen dienen niet te laag te zijn (voorzichtigheidsbeginsel);

Bij de afschrijvingstermijnen is verlengd van 3 naar 5 jaar: hard- en software (kantoor)automatisering

Daarnaast is toegevoegd dat gemotiveerde afwijking mogelijk is:

Bij de aanvraag van een investeringskrediet kan gemotiveerd afgeweken worden van de te hanteren termijn zoals hierboven opgenomen.

Artikel 12. Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor de oninbaarheid van vorderingen moet een gemeente een voorziening vormen. Vorderingen worden individueel beoordeeld op oninbaarheid.

De Regio kent geen belastingheffingen; om die reden is het tweede lid van het VNG model hier niet overgenomen.

Artikel 13. Reserves en voorzieningen

Met de wijziging van het BBV met ingang van 2018 moeten de overheadkosten apart worden verantwoord. Daarom is het noodzakelijk geworden kostprijzen van goederen, werken en leveringen werken aan gemeenten, overheidsbedrijven en derden, extracomptabel te onderbouwen. Daarmee vervalt ook de noodzaak de rentevergoeding over reserves en voorzieningen in de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening aan de taakvelden toe te rekenen. Het eerste lid bepaalt daarom dat voor de toerekening van rentelasten en rentebaten in de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening aan de taakvelden geen rentevergoeding over reserves en voorzieningen wordt meegenomen.

Het tweede lid bepaalt, dat het dagelijks bestuur via de jaarrekening een toelichting op het beleid en het inzicht in de reserves en voorzieningen aan het algemeen bestuur aanbiedt.

Met het vaststellen stelt het algemeen bestuur de kaders vast voor de vorming van reserves en voorzieningen. Voor een investeringsvoornemen kan het algemeen bestuur een bestemmingsreserve vormen. Een deel van de algemene reserve wordt hiervoor afgezonderd. Hiermee wordt op de balans van de Regio tot uitdrukking gebracht dat een toekomstige investering een beslag op het eigen vermogen gaat leggen. In het derde lid zijn de voorwaarden voor een voorstel voor een dergelijke bestemmingsreserve opgenomen.

Investeringsvoornemens leiden niet altijd tot investeringen. Er bestaat het gevaar dat bestemmingsreserves op de balans blijven staan waar tegenover in het geheel geen investeringsvoornemen meer bestaan. Door bij het instellen van een bestemmingsreserve een maximale “houdbaarheidsdatum” voor de reserve op te nemen kan dit worden voorkomen. Hiervoor moet wel in de verordening de bepaling worden opgenomen dat bestemmingsreserves die de houdbaarheidsdatum hebben overschreden, vervallen en weer aan de algemene reserve worden toegevoegd (vierde lid).

Artikel 14. Kostprijsberekening

Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, onder b, dat de verordening in ieder geval bevat de grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten en heffingen. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de opbouw van de kostprijs van de goederen en diensten waarvoor prijzen in rekening worden gebracht.

Met de herziening van het BBV met ingang van 2017 moeten de overheadkosten apart worden verantwoord. Ze worden niet meer doorberekend aan de taakvelden. Daarmee vervalt de mogelijkheid om de integrale kostprijzen in de administratie van de baten en lasten op taakvelden van de beleidsbegroting, de financiele begroting, het jaarverslag en de jaarrekening in beeld te brengen. De kostprijzen moeten daarom extracomptabel worden berekend en vastgelegd.

Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de kostprijsberekeningen extracomptabel worden vastgelegd en dat de kostprijzen bestaan uit de directe kosten en een opslag voor de overhead en voor de rente over de inzet van vreemd vermogen, reserveringen en voorzieningen voor de financiering van (vaste) activa die voor desbetreffende goederen, werken en diensten worden ingezet.

Het tweede lid bepaalt, dat ook bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa worden betrokken bij de kostprijsberekening. Dit betreft goederen, werken en diensten. De Regio kent geen eigen bevoegdheid tot heffing zoals gemeenten.

Het derde lid geeft aan, dat overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan specifieke gesubsidieerde activiteiten apart onder het taakveld overhead in de administratie worden afgezonderd en ondergebracht in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding van specifieke ontvangen uitkeringen en subsidies.

Dit afzonderen kan door voor deze kosten aparte (hulp-)kostenplaatsen aan te maken en de kosten voortaan op deze (hulp-)kostenplaatsen te boeken.

Het vierde en vijfde lid gaan over de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van prijzen van goederen, diensten en werken die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden.

Het vierde lid geeft aan, dat de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan de activiteiten die onder de vennootschapsbelastingplicht vallen, apart onder het taakveld overhead in de administratie worden afgezonderd en in de belastingaangifte aan deze activiteiten worden toegerekend. Dit afzonderen kan door voor deze kosten aparte (hulp-)kostenplaatsen aan te maken en de kosten voortaan op deze (hulp-)kostenplaatsen te boeken.

Het vijfde lid geeft de definitie van de kostenverdeelsleutel voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijzen van goederen, werken en diensten die door de Regio aan overheidsbedrijven en derden worden geleverd. Er wordt voor de toerekening van de overheadkosten bepaalt, dat deze plaatsvindt naar rato van het aandeel van de personeelslasten inclusief inhuur derden in de totale personeelslasten inclusief inhuur derden.

Het zevende lid handelt over de toerekening van rente over de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs van goederen, werken en diensten die aan overheidsbedrijven en derden worden geleverd.

Artikel 15. Prijzen economische activiteiten

Als de Regio goederen, diensten of werken levert aan gemeenten, overheidsbedrijven of derden dan mag zij deze activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreft. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee in concurrentie met ander ondernemingen wordt getreden. Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in dat tenminste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten werken en het verstrekken van leningen garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht.

Van deze verplichting kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een besluit van het algemeen bestuur het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd. Het besluit moet worden aangemerkt als een concretiserend besluit van algemene strekking. Het besluit moet worden bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad en moet open staan voor bezwaar en beroep. Belanghebbenden kunnen dan binnen uiterlijk zes weken na bekendmaking van het besluit een bezwaarschrift indienen bij de Regio (Artikel 6:7 Algemene wet bestuursrecht). De Regio moet binnen zes weken een besluit nemen over het bezwaarschrift gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Bij afwijzing van de bezwaren kan de belanghebbende beroep instellen bij de bestuursrechter.

Artikel 16. Vaststelling hoogte tarieven voor diensten en leveringen

Het vaststellen van de tarieven voor diensten en leveringen is een bevoegdheid van het algemeen bestuur. Dit wordt jaarlijks bij de begroting in een tarievenlijst vastgesteld. Het vaststellen van prijzen voor diensten of leveringen die niet vallen onder artikel 229 Gemeentewet is een privaatrechtelijke besluit.

Artikel 17. Financieringsfunctie

In aanvulling op de regels uit de wet Financiering decentrale overheden en daaruit volgende besluiten en regelingen stelt het eerste lid een aantal aanvullende kaders. Zo is vastgelegd dat de Regio geen gebruik mag maken van financiële derivaten en dat geen leningen aan derden worden verstrekt.

Bij het oprichten van de Vervoer Gooi en Vechtstreek BV beperkt het verbod tot verstrekken van leningen aan derden formeel de mogelijkheid om een geldlening te verstrekken aan de 100% eigen overheid BV.

De actualisering in 2020 betreft de aanvulling en uitzondering artikel 1 sub b dat leningen of garanties kunnen worden verstrekt aan verzelfstandigde eenheden waarin de Regio met 80% of meer zeggenschap is vertegenwoordigd;

In dit verband is ook het Treasurystatuut van de Regio aangepast. Een en ander overeenkomstig de Wet financiering decentrale overheden en conform de regels bij het verstrekken van staatsteun.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten geeft in de artikelen 16 tot en met 21 aan wat er in de paragrafen lokale heffingen, weerstandsvermogen en risicobeheersing, onderhoud kapitaalgoederen, financiering, bedrijfsvoering, verbonden partijen en grondbeleid ten minste moet staan.

Artikel 18. Financiering

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 13 welke informatie de paragraaf financiering in elk geval moet bevatten.

De paragraaf betreffende de financiering bevat in ieder geval de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille.

Verder dient te worden opgenomen:

  • a.

    de schulden met een looptijd korter dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

  • b.

    de schulden met een looptijd langer dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

  • c.

    de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende vier jaar.

Artikel 19. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 11 welke informatie de paragraaf weerstandsvermogen in elk geval moet bevatten. Het model VNG heeft enkele aanvullende punten van informatie gedefinieerd.

Er is opgenomen dat de het algemeen bestuur voor het vormen van een oordeel van de weerstandscapaciteit in deze paragraaf wordt geïnformeerd over de solvabiliteitsratio, de ontwikkeling van de netto schuld en de ontwikkeling van de netto schuldquote.

In het tweede lid wordt aangegeven op welke wijze in beeld moet worden gebracht of de weerstandscapaciteit voldoende is.

Artikel 20. Onderhoud kapitaalgoederen

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 12 welke informatie de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen in elk geval moet bevatten. Er is opgenomen dat het algemeen bestuur ook wordt geïnformeerd over de voortgang van het geplande onderhoud en de omvang van het achterstallig onderhoud.

De navolgende leden bevatten de bepaling dat het dagelijks bestuur tenminste eens in de vier jaar het algemeen bestuur onderhoudsplannen aanbiedt over het onderhoud van werken en gebouwen van de Regio. Hiermee kan het algemeen bestuur de kaders voor het toekomstig onderhoudsniveau vaststellen.

Artikel 21. Bedrijfsvoering

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 14 welke informatie de paragraaf bedrijfsvoering in elk geval moet bevatten. Er is opgenomen dat de raad in de paragraaf bedrijfsvoering ook wordt geïnformeerd over de kosten, de opbouw en het verloop van het personeelsbestand, de kosten inhuur derden, de huisvestingskosten, de automatiseringskosten en het budget voor de accountant.

Artikel 22. Administratie

Onder dit artikel zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens en de vastlegging er van moeten voldoen.

Artikel 23. Financiële organisatie

Dit artikel geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie van de regio en draagt het dagelijks bestuur op hiervoor zorg te dragen.

Het artikel bevat een opsomming op welke terreinen van de financiële organisatie het dagelijks bestuur beleid en interne regels moet stellen. In dit verband zijn te benoemen het Treasurystatuut, de mandaatregeling, de rechtspositionele regels die gelden op terrein van integriteit c.a.

Beleid en interne regels voor de inkoop en aanbesteding zijn beschikbaar en regionaal afgestemd met het gemeentelijk inkoopbeleid en voorzien van regionale algemene inkoopvoorwaarden.

Artikel 24. Interne controle

De accountant toetst jaarlijks of de rekening van de Regio een getrouw beeld geeft van de financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Dit artikel draagt het dagelijks bestuur op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de Regio zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten, de lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.

Het tweede lid bepaalt dat jaarlijks wordt gecontroleerd of de administratie van waardepapieren e.d. overeenkomen met hetgeen de Regio daadwerkelijk bezit. Het lid gebiedt eenmaal per jaar wordt gecontroleerd of de administratie van registergoederen en bedrijfsmiddelen overeenkomt met het daadwerkelijke bezit.

Artikel 25. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

Bij het inwerkingtreden van de nieuwe verordening moet de oude worden ingetrokken. Volgens de Gemeentewet is een begrotingsjaar gelijk aan een kalenderjaar. In begrotingsjaar worden de jaarstukken uit het begrotingsjaar t-1 vastgesteld, wordt uitvoering gegeven aan de begroting voor het jaar t en wordt tot slot de begroting voor het jaar t+1 vastgesteld. De nieuwe verordening is van toepassing op alle stukken die betrekking hebben op het begrotingsjaar t+1 en later. De oude verordening is ondanks het intrekken nog wel van toepassing op de jaarstukken van het begrotingsjaar t-1 en de begroting en jaarstukken van het jaar t. Hiervoor is in dit artikel een overgangsbepaling opgenomen. 

Artikel 26. Inwerkingtreding en citeertitel

De nieuwe verordening treedt in werking de eerste dag na haar bekendmaking.

Vaststelling en publicatie

Binnen twee weken na vaststelling door het algemeen bestuur moet het dagelijks bestuur de verordening aan gedeputeerde staten zenden (artikel 214 Gemeentewet). Gedeputeerde staten kunnen te allen tijde een onderzoek instellen naar het beheer en de inrichting van de financiële organisatie en de verordening ex artikel 212 Gemeentewet (artikel 215 Gemeentewet). De verordening wordt elektronisch bekendgemaakt en gepubliceerd via Decentrale Regelgeving en Officiële Publicaties (DROP).