Regeling vervallen per 01-01-2023

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Rijssen-Holten houdende regels omtrent de heffing en invordering van afvalstoffen 2022 (Verordening afvalstoffenheffing Rijssen-Holten 2022)

Geldend van 01-01-2022 t/m 31-12-2022

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Rijssen-Holten houdende regels omtrent de heffing en invordering van afvalstoffen 2022 (Verordening afvalstoffenheffing Rijssen-Holten 2022)

de raad van de gemeente Rijssen-Holten

overwegingen:

  • gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders ‘belastingvoorstellen 2022’ en paragraaf 4.1 van de programmabegroting 2022 (paragraaf lokale heffingen);

  • gelet op artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer;

  • gelet op het collegebesluit van 15 juni 2021 tot uniformering objectafbakening afvalstoffenheffing;

  • gezien de behandeling in de commissie Algemeen Bestuurlijke Zaken en Middelen van 29 november 2021;

besluit:

de verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2022 (Verordening afvalstoffenheffing Rijssen-Holten 2022) vast te stellen.

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik maken’: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

Artikel 2. Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1. Onder de naam “afvalstoffenheffing” wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2. De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 Voorwerp van de belasting

  • 1. Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2. Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16, onder a, c, d en f, van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

  • c. een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

  • d. een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

  • e. het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 4 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel.

Artikel 5. Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 6. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel 12e gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel 12e gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. De leden 2 en 3 zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.

Artikel 9. Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet moet de in artikel 7 bedoelde belasting worden betaald in 2 gelijke termijnen waarvan de 1e vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de 2e 1 maand later.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,-, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste twee en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. In afwijking van het tweede lid van dit artikel moeten aanslagen, die voldoen aan de daar genoemde criteria, die worden opgelegd ná het belastingjaar waarop zij betrekking hebben, worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijn een maand later.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10. Kwijtschelding van belasting

Kwijtschelding als bedoeld in artikel 26 van de Invorderingswet 1990 wordt niet verleend voor een extra container bestemd voor de overige huishoudelijke afvalstoffen, zoals bedoeld in artikel 1.1.3.1 van de tarieventabel.

Artikel 11. Overgangsrecht

De “Verordening afvalstoffenheffing Rijssen-Holten 2021” van 17 december 2020 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12, lid 2, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 12. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2022.

Artikel 13. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening afvalstoffenheffing Rijssen-Holten 2022”.

Tarieventabel behorende bij de “Verordening afvalstoffenheffing 2022”

Hoofdstuk 1. Maatstaven en jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing

1.1.1

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar

€ 213,00

1.1.2

Indien het perceel wordt gebruikt door 1 persoon wordt de belasting als bedoeld in onderdeel 1.1.1 verminderd met

€ 52,00

1.1.3

De belasting als bedoeld in de onderdelen 1.1.1 en 1.1.2 wordt vermeerderd voor het op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, in bruikleen hebben van een extra (= boven hetgeen volgens de gemeentelijke afvalstoffenverordening aan het perceel is verstrekt)

1.1.3.1

container, bestemd voor de overige huishoudelijke afvalstoffen,

per extra container met

€ 60,00

1.1.3.2

container, bestemd voor groente-, fruit- en tuinafval,

per extra container met

€ 0,00

1.1.3.3

container, bestemd voor Plastic, Metalen en Drankkartons,

per extra container met

€ 0,00

Behoort bij raadsbesluit van 16 december 2021

De griffier van de gemeente Rijssen-Holten

drs. G.H. Veerman

griffier

Ondertekening

besluit genomen in de openbare vergadering van de raad van Rijssen-Holten op 16 december 2021

drs. G.H. Veerman, A.C. Hofland

griffier voorzitter