HORECAVERORDENING HILVERSUM 2021

Geldend van 01-01-2022 t/m heden

Intitulé

HORECAVERORDENING HILVERSUM 2021

RAADSBESLUIT

De raad van de gemeente Hilversum,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders betreffende voorgestelde wijziging

horecaverordening d.d. 26 oktober 2021 met kenmerk 1042429/1069952,

BESLUIT:

De horecaverordening Hilversum 2021 vast te stellen.

Luidende:

HORECAVERORDENING HILVERSUM 2021

Artikel 1. Begripsbepalingen

Voor de toepassing van de verordening wordt verstaan onder:

a. Horecabedrijf: de voor publiek toegankelijke besloten ruimte, waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of rookwaren en/of eetwaren voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan, een hotel, restaurant, afhaalzaak, pension, café, cafetaria, snackbar, automatiek, discotheek, buurthuis, shishalounge of clubhuis. Tot een horecabedrijf worden ook gerekend een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden;

b. Coffeeshop: en alcoholvrije horecagelegenheid waar handel en gebruik van softdrugs plaatsvindt;

c. Shishalounge: een horecabedrijf waar men tabaksvrije waterpijp kan roken;

d. Alcoholvrij bedrijf: een horecabedrijf waar alcoholvrije drank of eetwaren voor directe consumptie worden verstrekt;

e. Alcoholverstrekkend bedrijf: een horecabedrijf waar alcoholhoudende drank voor directe consumptie wordt verstrekt;

f. Alcoholhoudende drank: de drank die bij een temperatuur van twintig graden Celsius voor meer dan een half volumeprocent uit alcohol bestaat;

g. Alcoholvrije drank: de drank die bij een temperatuur van twintig graden Celsius voor een half volumeprocent of minder uit alcohol bestaat;

h. Leidinggevende: de natuurlijke persoon die algemene of onmiddellijke leiding geeft aan een horecabedrijf, alsmede de bestuurder van de rechtspersoon voor wiens rekening en risico een horecabedrijf wordt geëxploiteerd;

i. Terras: een al dan niet overdekte gelegenheid, hoofdzakelijk bedoeld om te zitten, in de onmiddellijke nabijheid van een horecabedrijf gelegen, alwaar in het kader van de uitoefening van een horecabedrijf aan de bezoekers dranken en/of eetwaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;

j. Gevelterras: een terras binnen de eigen gevelgrenzen van de voorgevel en direct aansluitend aan de gevel van het horecabedrijf en in voorkomend geval onderbroken door een verkeerstrook; in uitzonderlijke situaties mag, zulks ter oordeel van het college, binnen de eigen gevelgrenzen direct aansluiten aan een andere gevel van het horecabedrijf;

k. Pleinterras: een terras op een locatie zoals een plein, een park, brughoofd of soortgelijke locatie dat wordt gescheiden van de gevel door een verkeersstrook en recht tegenover of ter hoogte van de gevel van het bijbehorende horecabedrijf dan wel in de onmiddellijke nabijheid van het horecabedrijf ligt;

l. Verwijderbare terrasafscheiding: een element met als doel de terrasgrens af te bakenen die is verbonden met een gevel of de grond, maar dat op ieder gewenst moment uitneembaar/verwijderbaar is, zoals een zijwand, windscherm of andere terrasafscheiding;

m. Tijdelijk/losstaande terrasafscheiding: een verplaatsbaar element met als doel de terrasgrens af te bakenen, dat niet direct of indirect is bevestigd aan de grond of gevel en per direct weg te halen is, zoals een plantenbak of een verrijdbaar scherm;

n. Bezoeker: een ieder die zich in het horecabedrijf bevindt, met uitzondering van:

• personeel van het horecabedrijf;

• een lid van het gezin of de huishouding van de exploitant alsmede zijn elders wonende bloed- en aanverwant, in de rechte lijn onbeperkt, in de zijlijn tot en met de derde graad;

• de persoon van wie de aanwezigheid in het bedrijf wegens dringende reden noodzakelijk is;

o. Exploitant: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon voor wiens rekening en risico een horecabedrijf wordt geëxploiteerd;

p. Horecakader: het door de gemeenteraad vastgestelde Horecakader van 8 maart 2017;

q. Horecaconcentratiegebied: het horecaconcentratiegebied zoals benoemd in het Horecakader,bestaande uit het uitgaansgebied Groest en omgeving en de restaurant/winkelzone;

r. Winkelondersteunend

Horecabedrijf: een kleinschalig horecabedrijf binnen een inrichting die detailhandel als hoofdactiviteit heeft en waaraan ondergeschikt en ondersteunend tegen vergoeding dranken worden geschonken of eetwaren voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.

Artikel 2. Exploitatievergunning

1. Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

2. Het is verboden de aard van het horecabedrijf te wijzigen zonder daartoe strekkende vergunning van de burgemeester.

3. De burgemeester kan bepalen dat geen exploitatievergunning is vereist voor nader aangewezen (categorieën van) horecabedrijven, al dan niet gebiedsgedifferentieerd.

4. De exploitatie van een horecabedrijf waarop een besluit als bedoeld in het derde lid betrekking heeft, mag geen nadelige invloed hebben op het woon- en leefklimaat in de omgeving of de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid en gezondheid in gevaar brengen.

5. De burgemeester kan voor een horecabedrijf, dat nader is aangewezen zoals bedoeld in het derde lid, alsnog een exploitatievergunning verlangen, indien een horecabedrijf wordt geëxploiteerd op een wijze die strijdig is met het bepaalde in het vierde lid.

6. Een exploitatievergunning wordt verleend voor onbepaalde tijd, tenzij conform de Dienstenrichtlijn hiervan wordt afgeweken.

7. Een exploitatievergunning wordt uitsluitend verleend aan en op naam gezet van de exploitant en is niet overdraagbaar.

8. De burgemeester vermeldt in een exploitatievergunning het adres, de locatie, de sluitingstijden, de aard en de omvang van het horecabedrijf en in een aanhangsel bij de exploitatievergunning de leidinggevenden.

9. De burgemeester weigert de exploitatievergunning indien:

a. de exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een bestemmingsplan, een beheersverordening of een voorbereidingsbesluit;

b. op basis van het Horecakader de exploitatiecategorie van het horecabedrijf niet past in het gebied waar het horecabedrijf zich wil vestigen;

c. de openbare orde en/of veiligheid ter plaatse door de aanwezigheid van de horecabedrijf in gevaar komt;

d. de woon- en/of leefomgeving op onaanvaardbare wijze negatief zal worden beïnvloed;

e. indien voor de exploitatie van het horecabedrijf tevens een vergunning op basis van de Alcoholwet is vereist en deze vergunning niet is of kan worden verleend;

f. de exploitant of de leidinggevende onder curatele of bewind staat;

g. de leidinggevende niet de leeftijd heeft bereikt van:

• achttien jaar in het geval van een alcoholvrij bedrijf;

• eenentwintig jaar in het geval van een alcoholverstrekkend bedrijf of een coffeeshop;

h. de exploitant of de leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

i. redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet in overeenstemming is met de ingediende aanvraag.

10. Onverminderd het negende lid kan de burgemeester de exploitatievergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, voor onbepaalde tijd geheel of gedeeltelijk intrekken, tijdelijk opschorten of wijzigen, indien naar zijn oordeel:

a. in of vanuit het horecabedrijf zich een feit of feiten hebben voorgedaan of aannemelijk is dat in de toekomst zich een feit of feiten gaan voordoen waardoor de openbare orde en/of het woon- of leefklimaat in de omgeving van het horecabedrijf nadelig zal worden beïnvloed;

b. de exploitant of de leidinggevende betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het horecabedrijf, dan wel toestaat of gedoogt dat in zijn horecabedrijf strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd, waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed;

c. de exploitant of de leidinggevende het bij of krachtens de bepalingen in deze verordening geregelde overtreedt;

d. er sprake is van een gewijzigde exploitatie, met uitzondering van een wijziging leidinggevende als bedoeld in artikel 12, vierde lid, of sprake is van een wijziging in de exploitant, waarvoor geen nieuwe exploitatievergunning is aangevraagd;

e. voor dat horecabedrijf een besluit als bedoeld in artikel 3 is genomen.

11. Onverminderd het tiende lid kan de burgemeester de exploitatievergunning voor onbepaalde tijd geheel of gedeeltelijk intrekken, tijdelijk opschorten of wijzigen, indien naar zijn oordeel:

a. de openbare orde, veiligheid of de woon - en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf op ontoelaatbare wijze wordt verstoord door de aanwezigheid van dat bedrijf;

b. de exploitant of de leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is.

Artikel 3. Extra weigeringsgrond

Voor horecabedrijven waarvan de exploitatievergunning op grond van artikel 2, tiende lid, onder a of b of

elfde lid, is ingetrokken, kan worden bepaald dat een exploitatievergunning voor een horecabedrijf

gedurende een bij die intrekking vastgestelde termijn van ten hoogste vijf jaar wordt geweigerd.

Artikel 4. Voorschriften en beperkingen

1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid, zedelijkheid of het woon- en leefklimaat, voorschriften en beperkingen verbinden aan een exploitatievergunning.

2. De burgemeester kan de aan een exploitatievergunning verbonden voorschriften en beperkingen wijzigen, dan wel nieuwe voorschriften en beperkingen aan een exploitatievergunning verbinden.

3. Het is verboden te handelen in strijd met aan een exploitatievergunning of aan een bij of krachtens deze verordening verleende ontheffing verbonden voorschriften of beperkingen.

Artikel 5. Aanvraag exploitatievergunning

1. De aanvraag om een exploitatievergunning geschiedt door middel van een door de burgemeester vastgesteld aanvraagformulier of elektronische informatiedrager.

2. In de aanvraag wordt in ieder geval vermeld:

a. het adres van het horecabedrijf;

b. de aard van het horecabedrijf;

c. de exploitant van het horecabedrijf;

d. de persoonsgegevens van de leidinggevenden.

3. Bij de aanvraag dienen de volgende gegevens te worden overgelegd:

a. een geldig legitimatiebewijs en een arbeidsovereenkomst van iedere leidinggevende;

b. een nauwkeurige beschrijving en plattegrond met duidelijke maatvoering van de indeling van het horecabedrijf en als het ook om een terras gaat een nauwkeurige beschrijving en plattegrond met duidelijke maatvoering van de ligging en omvang van dat terras.

4. Indien de burgemeester dit voor de beoordeling van de aanvraag nodig acht kan hij om de overlegging van aanvullende bescheiden en gegevens verzoeken.

5. Het bepaalde in het derde lid, onder a. geldt niet ten aanzien van horecabedrijven waarvoor een vergunning is aangevraagd of verleend op grond van de Alcoholwet waarop eenzelfde leidinggevende staat vermeld.

Artikel 6. Terras bij winkelondersteunend horecabedrijf

1. Het is verboden een terras te exploiteren bij winkelondersteunende horeca.

2. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op een winkelondersteunend horecabedrijf in het kerngebied Centrum en het winkelgebied Gijsbrecht van Amstelstraat voor zover er sprake is van een gevelterras van maximaal 1,5 meter gemeten vanaf de gevel en er voldoende doorgangsruimte overblijft.

Artikel 7. Nadere regels voor terras

1. Een pleinterras mag niet worden afgeschermd met verwijderbare terrasafscheiding.

2. De tafels op een pleinterras mogen wel worden afgeschermd door middel van een tijdelijk/losstaande terrasafscheiding van maximaal de breedte van de tafel en een hoogte van 1 meter.

3. Een pleinterras is alleen toegestaan indien er voldoende zicht is vanuit het horecabedrijf op de gang van zaken op het pleinterras.

4. Een pleinterras heeft een zo kort mogelijke, directe, logische en (verkeers)veilige route voor bediening op het terras.

5. Het college kan ten aanzien van terrassen nadere regels stellen ter waarborging van:

a. de openbare orde;

b. de openbare veiligheid;

c. de volksgezondheid;

d. de bescherming van het milieu;

e. vrije doorgang van het verkeer;

f. doelmatig en veilig gebruik van de weg;

g. doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

h. redelijk eisen van welstand;

i. voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak.

6. Het college kan in de nadere regels als bedoeld in het vijfde lid met inachtneming van behoud van ruimtelijke kwaliteit en verkeersveiligheid afwijken van het gestelde in het tweede lid.

Artikel 8. Algemene voorschriften

1. De exploitatievergunning moet direct kunnen worden getoond op verzoek van de politie, brandweer of een daartoe bevoegde functionaris.

2. Aanwijzingen van de onder 1 genoemde personen dienen stipt en onmiddellijk opgevolgd te worden.

3. De exploitant is verplicht er voor te zorgen, voor zover constructief mogelijk, dat steeds wanneer bezoekers in het horecabedrijf aanwezig zijn, van buiten af kan worden waargenomen wat er binnen gebeurt.

Artikel 9. Gebruik waterpijpen in de horeca – shishalounge

1. Het gebruik van waterpijpen is alleen toegestaan bij horecabedrijven die als zodanig zijn vergund in de exploitatievergunning.

2. In aanvulling op de weigeringsgronden in artikel 2, negende lid, weigert de burgemeester de exploitatievergunning voor het gebruik van waterpijpen voor horecabedrijven die zich bevinden buiten het uitgaansgebied Groest en omgeving.

3. In een shishalounge mogen maximaal tien (10) waterpijpen tegelijkertijd worden geplaatst of gebruikt.

4. In een shishalounge met een oppervlakte van meer dan 200 m2 mogen in afwijking van het bepaalde in het derde lid maximaal vijftien (15) waterpijpen tegelijkertijd worden geplaatst of gebruikt.

5. Per waterpijp mogen maximaal twee (2) slangen worden aangesloten of gebruikt.

6. Het bepaalde in het derde tot en met het vijfde lid geldt niet voor de thans in bedrijf zijnde shishalounges aan de Naarderstraat 57 en Koninginneweg 68 met een maximum aantal van 25 waterpijpen per shishalounge gedurende een overgangstermijn van maximaal drie jaar na inwerkingtreding van deze verordening, of zoveel eerder na inwerkingtreding van deze verordening de exploitant of (de aard van) de exploitatie van het bedrijf wijzigt dan wel wanneer landelijke aanvullende regelgeving betrekking hebbende op het aantal waterpijpen voor shishalounges in werking treedt.

Artikel 10. Beslistermijn aanvraag exploitatievergunning

1. De burgemeester beslist op de aanvraag om vergunning binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

2. De burgemeester kan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

3. Indien voor het horecabedrijf tevens een vergunning op grond van de Alcoholwet is vereist, houdt de burgemeester, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, zijn beslissing aan totdat op de aanvraag om vergunning als bedoeld in de Alcoholwet is beslist.

4. Op de exploitatievergunning bedoeld in artikel 2, eerste lid, is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 11. Beëindiging (of overdracht) exploitatie horecabedrijf

1. Als hij de exploitatie van een horecabedrijf beëindigt doet de exploitant hiervan binnen twee weken na de beëindiging (schriftelijk) mededeling aan de burgemeester.

2. Bij beëindiging van het horecabedrijf vervalt de exploitatievergunning, tenzij de rechtsopvolger van de vergunninghouder vóór overdracht van het horecabedrijf een ontvankelijke aanvraag voor een exploitatievergunning heeft ingediend.

3. Behoudens het geval dat zwaarwegende feiten of omstandigheden zich daartegen verzetten, blijft de vergunning in dat geval van kracht, totdat op de aanvraag een besluit is genomen.

Artikel 12. Leidinggevende

1. Indien een leidinggevende de leiding aan een horecabedrijf feitelijk heeft beëindigd, doet de exploitant daarvan binnen een week na de feitelijke beëindiging (schriftelijk) mededeling aan de burgemeester.

2. In geval dat een aanvraag uitsluitend betrekking heeft op wijziging van de leidinggevende(n) dan meldt de exploitant van het horecabedrijf aan de burgemeester zijn wens om een persoon als leidinggevende te laten bijschrijven door middel van een door de burgemeester vastgesteld formulier of elektronische informatiedrager:

a. Deze melding geldt als aanvraag tot wijziging van het aanhangsel.

b. Bij de melding wordt in ieder geval vermeld:

i. het adres van het horecabedrijf;

ii. de exploitant van het horecabedrijf;

iii. de persoonsgegevens van de leidinggevende die bijgeschreven wil worden op het aanhangsel.

c. Bij de melding dienen een geldig legitimatiebewijs en een arbeidsovereenkomst te worden overlegd van iedere leidinggevende die wil worden bijgeschreven.

d. De burgemeester bevestigt onverwijld schriftelijk of elektronisch de ontvangst van de melding.

e. De burgemeester weigert de wijziging van het aanhangsel indien de persoon die bijgeschreven wil worden op het aanhangsel:

i. onder curatele of bewind staat;

ii. in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

iii. de leeftijd niet heeft bereikt van:

1. achttien jaar in het geval van een alcoholvrij bedrijf;

2. eenentwintig jaar in het geval van een alcoholverstrekkend bedrijf of een coffeeshop.

3. Indien voor het horecabedrijf tevens een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet is verleend kan de burgemeester het aanhangsel van de vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet tevens zien als aanhangsel als bedoeld in artikel 2, achtste lid.

4. Een leidinggevende kan slechts leiding geven, indien de exploitant of leidinggevende aantoont dat de leidinggevende op het aanhangsel van de exploitatievergunning is bijgeschreven.

5. In afwijking van het vierde lid, kan een nieuwe leidinggevende tijdelijk leidinggeven tot op de aanvraag is beslist, indien de exploitant of leidinggevende een bevestiging van de burgemeester kan tonen waaruit blijkt dat die nieuwe leidinggevende ten behoeve van bijschrijving op het aanhangsel van de exploitatievergunning is aangemeld.

Artikel 13. Aanwezigheid leidinggevende

Het is verboden een horecabedrijf voor bezoekers geopend te houden of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven indien ter plaatse geen leidinggevende aanwezig is.

Artikel 14. Sluitingstijden

1. Het is verboden een horecabedrijf voor bezoekers geopend te hebben of daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen:

a. 24.00 en 7.00 uur, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald;

b. 1.00 en 7.00 uur, indien het een horecabedrijf betreft dat uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is als restaurant, met dien verstande dat na 24.00 uur geen bezoekers meer mogen worden toegelaten.

2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die handelt overeenkomstig de in de exploitatievergunning opgenomen sluitingstijden, conform bijlage c van het Horecakader, en met inachtneming van de voorschriften of beperkingen welke aan die vergunning zijn verbonden.

3. De burgemeester kan ten behoeve van horecabedrijven die beschikken over een exploitatievergunning een collectieve ontheffing verlenen van de sluitingstijden voor speciale gelegenheden, aan welke ontheffing voorschriften of beperkingen kunnen worden verbonden.

4. De burgemeester kan ten behoeve van een horecabedrijf dat beschikt over een exploitatievergunning incidenteel een individuele ontheffing verlenen van de sluitingstijden voor speciale gelegenheden voor maximaal vier keer per kalenderjaar, aan welke ontheffing voorschriften of beperkingen kunnen worden verbonden.

5. In afwijking van het vierde lid kan geen incidentele ontheffing worden verleend aan een exploitant die als rechtsopvolger van de vergunninghouder tijdelijk exploiteert met een vergunning die van kracht is op basis van het bepaalde in artikel 11, tweede en derde lid.

6. De burgemeester kan in het belang van het woon- en leefklimaat of de openbare orde en veiligheid tijdelijk:

a. andere dan in het eerste lid van dit artikel genoemde sluitingstijden vaststellen voor één of meer horecabedrijven;

b. sluiting bevelen van één of meer horecabedrijven.

7. Het is verboden zich als bezoeker te bevinden in een horecabedrijf dat ingevolge enige bepaling van dit artikel gesloten dient te zijn.

8. Het is verboden gedurende de tijdstippen waarop het horecabedrijf voor bezoekers gesloten dient te zijn, drank en/of eetwaren voor gebruik elders dan ter plaatse te verstrekken.

9. In de nacht dat de zomertijd naar wintertijd overgaat en vice versa geldt voor dit artikel dat de klok om 05.00 uur wordt verzet naar de nieuwe tijd.

10. De bepalingen van dit artikel gelden slechts voor een horecabedrijf voor zover daarvoor bij of krachtens de Winkeltijdenwet geen andere openingstijden zijn bepaald.

Artikel 15. Beslistermijn aanvraag individuele ontheffing sluitingstijden

1. De burgemeester beslist op de aanvraag om ontheffing van de sluitingstijden als bedoeld in artikel 14, vierde lid, binnen zes weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

2. De burgemeester kan zijn beslissing voor ten hoogste zes weken verdagen.

3. Op de ontheffing als bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 16. Verstoring orde

1. Het is verboden in een horecabedrijf, of in de onmiddellijke omgeving daarvan, de orde te verstoren.

2. De leidinggevende dient er op toe te zien dat overlast en verstoring van de openbare orde en veiligheid voorkomen wordt.

Artikel 17. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie als bedoeld in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechtelijke uitspraak.

Artikel 18. Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van de burgemeester aangewezen personen.

Artikel 19. Overgangsbepalingen

1. Ontheffingen en vergunningen die zijn verleend onder de “Horecaverordening Hilversum 2017” en die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van deze verordening, worden aangemerkt als ontheffingen en vergunningen krachtens deze verordening.

2. Ontheffingen, die zijn verleend onder de "Horecaverordening Hilversum 2003" en die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van deze verordening, worden aangemerkt als ontheffingen en vergunningen krachtens deze verordening.

3. Verloven die zijn verleend onder de "Horecaverordening Hilversum 2003" en die rechtsgeldig zijn op het moment van inwerkingtreding van deze verordening blijven van kracht totdat deze zijn vervangen door een exploitatievergunning op grond van deze verordening.

4. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een ontheffing of vergunning op grond van de "Horecaverordening Hilversum 2017" is ingediend zal deze volgens de nieuwe regeling worden afgehandeld.

5. Op bezwaarschriften tegen besluiten op grond van de "Horecaverordening Hilversum 2017" wordt beslist met toepassing van deze verordening.

Artikel 20. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Horecaverordening Hilversum 2021”.

Artikel 21. Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de bekendmaking heeft plaatsgevonden.

2. Bij het inwerkingtreden van deze verordening vervalt de "Horecaverordening Hilversum 2017" vastgesteld bij raadsbesluit van 8 maart 2017.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 8 december 2021,

de griffier, de voorzitter,

W.G.J. Drenth A.A.S. den Daas

TOELICHTING OP DE HORECAVERORDENING HILVERSUM 2021

Algemene toelichting

Toepassingsgebied en wettelijke grondslag

Deze nieuwe verordening is ter vervanging van de “Horecaverordening Hilversum 2017” (raadsbesluit van 8 maart 2017). De “Horecaverordening Hilversum 2017” vervalt met inwerkingtreding van deze verordening.

Het Horecakader vastgesteld op 8 maart 2017 blijft de beleidsmatige basis van de nieuwe verordening. Daarnaast worden enkele wijzigingen doorgevoerd van juridische en praktische aard. De wijzigingen ten opzichte van de oude horecaverordening worden hierna toegelicht.

De Horecaverordening is van toepassing op alle horecabedrijven, waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of rookwaren en/of eetwaren voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Nieuw in deze verordening betreft de expliciete vergunningsplicht voor shishalounges en de verscherping van de

regels om ondermijnende criminaliteit tegen te gaan. Verder wordt een nadere uitwerking gegeven voor

terrassen in Hilversum. Een opdracht die al in het Horecakader was opgenomen, maar nu ook tot uiting

komt. Deze herziening van de horecaverordening is tot stand gekomen met partijen als de politie,

brandweer, het RIEC en Koninklijke Horeca Nederland.

De verordening blijft - evenals de ingetrokken “Horecaverordening Hilversum 2017” - haar wettelijke

grondslag vinden in de regelgevende bevoegdheid van de gemeenteraad, zoals is omschreven in artikel

149 van de Gemeentewet. Dit artikel geeft de raad de bevoegdheid om datgene te regelen wat hij in het

belang van de gemeente nodig oordeelt, mits dit niet strijdig is met een hogere regeling.

Gelet op artikel 174, eerste en derde lid, van de Gemeentewet en op basis van vaste rechtspraak is de

burgemeester belast met de uitvoering van deze verordening.

De Alcoholwet blijft vergunningen regelen voor alcoholverstrekkende horecabedrijven en slijterijen,

waarvoor de burgemeester ook het bevoegde bestuursorgaan is.

Exploitatievergunning

Gelet op het Horecakader werkt de gemeente Hilversum met een exploitatievergunning. Hiermee heeft de

gemeente een instrument in handen om op een proportionele manier op te treden tegen ondernemers die

zich niet houden aan de regels en/of zich niet voldoende inspannen om de overlast te beperken.

In deze Horecaverordening is een exploitatievergunning verplicht gesteld voor horecabedrijven. Bij

vergunningverlening wordt door de burgemeester beoordeeld of de woon- of leefsituatie in de omgeving

van het horecabedrijf en/of de openbare orde of veiligheid nadelig wordt/worden beïnvloed door de

aanwezigheid van het horecabedrijf. Daarbij houdt de burgemeester rekening met het karakter van de

straat en de wijk waarin het bedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de

spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of zal komen te staan door de exploitatie van

het horecabedrijf, alsmede met de wijze van bedrijfsvoering van de houder of leidinggevende of met diens

levensgedrag.

Sluitingstijden horecabedrijven

De sluitingstijden van horecabedrijven blijven ongewijzigd ten opzichte van de “Horecaverordening

Hilversum 2017”. Wel is meer expliciet de verwijzing naar de sluitingstijden opgenomen zoals die in het

Horecakader zijn benoemd.

Artikelsgewijze toelichting Horecaverordening Hilversum 2021

Artikel 1. Begripsbepalingen

Horecabedrijf

Het begrip horecabedrijf is ruim door, in plaats van het verstrekken van dranken en/of eetwaren en/of

rookwaren voor gebruik ter plaatse, ook het bereiden en verstrekken van eetwaren voor directe consumptie

gereed in de voor publiek toegankelijke besloten ruimte, op te nemen. Onder de reikwijdte van het begrip

horecabedrijf vallen bijvoorbeeld ook een afhaalrestaurant en een ijssalon. De opsomming in de

begripsbepaling is niet limitatief, aangezien regelmatig nieuwe horecaconcepten worden ontwikkeld. Een

bedrijf dat alleen eten bereidt en bezorgt (dus zonder mogelijkheden tot gebruik ter plaatse en/of afhalen),

valt buiten de reikwijdte van het begrip, aangezien het bedrijf niet voor publiek toegankelijk is. Ook

standplaatsen vallen niet onder het begrip.

Coffeeshops

Coffeeshops worden gereguleerd door middel van het Gedoog- en handhavingsbeleid voor coffeeshops.

Op grond daarvan worden coffeeshops alleen gedoogd, wanneer zij aan een aantal criteria voldoen. Zo

mag een coffeeshop zich alleen vestigen in een alcoholvrij horecabedrijf. Voor de exploitatie van een

alcoholvrij horecabedrijf is op basis van de Horecaverordening een exploitatievergunning vereist

(voorheen was een verlof vereist). Coffeeshops vallen door de verstrekking van alcoholvrije drank onder

de werking van de Horecaverordening. Echter, de vergunningplicht heeft geen betrekking op de verkoop

van softdrugs.

Shishalounge

Een shishalounge betreft een horecabedrijf waar rookwaren voor directe consumptie worden bereid of

verstrekt. Voor de exploitatie van een shishalounge is nu expliciet een exploitatievergunning vereist.

Shishalounges waar tevens drank en/of etenswaren werden verstrekt voor directe consumptie vielen al

onder de werking van de Horecaverordening.

Terras

Het is de bedoeling om zitgelegenheid te bieden en niet om terrassen te realiseren waar kan worden gestaan. Wanneer bezoekers staan, ontstaat er ruimte voor meer bezoekers en neemt de druk op de omgeving toe. Ook uit het oogpunt van openbare orde en veiligheid is het niet wenselijk, dat bezoekers staand op het terras kunnen verblijven. Bovendien zijn de terrasgrenzen dan praktisch niet meer handhaafbaar. In lijn met het horecakader, het evenementenkader (vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 6 december 2017) en de milieuwetgeving zijn incidenteel festiviteiten op terrassen toegestaan waarbij ook wordt gestaan. Dit wordt opgepakt binnen het exploitatievergunningverleningsproces en de mogelijkheden van incidentele en collectieve festiviteiten zoals bedoeld in afdeling 8 van hoofdstuk 4 van de APV. Hiermee zijn er voldoende waarborgen voor bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat als gevolg van het incidenteel staan op een terras. Een terras kan worden gedefinieerd als zijnde een gevel- en een pleinterras

Leidinggevende

Het begrip leidinggevende sluit zoveel mogelijk aan bij het gelijkluidende begrip uit artikel 1 van de

Alcoholwet. Het begrip omvat de exploitant, de natuurlijke personen (bestuurders) achter exploiterende

rechtspersonen en leidinggevend personeel zoals de bedrijfsleider of de beheerder. Met het aanmerken van

de exploitant als leidinggevende staat buiten twijfel dat deze verantwoordelijk is voor de gang van zaken.

Bij een besloten vennootschap zullen alle bestuurders aan de eisen moeten voldoen, aangezien bij hen de

algemene leiding van de onderneming berust. Bij een vennootschap onder firma gelden de eisen voor alle

vennoten.

Bezoeker

Hiermee wordt gedoeld op de klanten van een horecabedrijf. Hoofdregel is dat een persoon als klant wordt

aangemerkt, tenzij hij duidelijk in een andere hoedanigheid in het horecabedrijf aanwezig is. Denk hierbij

aan horecapersoneel, politiepersoneel, toezichthouders, onderhoudspersoneel, schoonmakers of een

bewoner van een woning gekoppeld aan het horecabedrijf.

Exploitant

De exploitant is de uiteindelijke vergunninghouder van een horecabedrijf. Het gaat aldus om de

ondernemer. Dit zal in beginsel één (rechts)persoon zijn. Er zijn echter situaties denkbaar, waarbij twee

partijen gezamenlijk exploiteren. Denk hierbij aan een vennootschap onder firma. In die gevallen wordt de

vergunning op meerdere namen gesteld.

Gevelterras en pleinterras

De definitie is zo opgebouwd dat een pleinterras aan twee vereisten moet voldoen. Enerzijds ligt het terras

op een plein of soortgelijke locatie. Anderzijds wordt het terras gescheiden van de gevel door een

verkeerstrook. Onder verkeerstrook wordt verstaan: een gebied dat op basis van de bestemming en de

inrichting voor bepaalde weggebruikers is. Als aan beide elementen wordt voldaan dan is er sprake van

een pleinterras. Ook een gevelterras kan worden onderbroken door een verkeerstrook. Daarmee wordt

gedoeld op een smalle strook, zoals de blindegeleidestrook over de Groest. Of een terras een gevelterras of

een pleinterras is, zal in de exploitatievergunning worden opgenomen.

Artikel 2. Exploitatievergunning

Eerste lid

Het eerste lid introduceert de vergunningplicht. In het algemene deel van de toelichting is al aangegeven

wat de achtergrond van de exploitatievergunning is. De vergunningplicht is in het leven geroepen in het

belang van openbare orde, veiligheid, gezondheid en het woon- en leefklimaat en maakt een preventieve

toetsing ter bescherming van deze belangen mogelijk. Zoals uit de definitie blijkt, is deze

vergunningsplicht ook van toepassing op een eventueel bijbehorend terras.

Tweede lid

Dit verbod is opgenomen omdat bij wijziging van de aard van het horecabedrijf opnieuw een toetsing aan

de verordening noodzakelijk is. Bij een dergelijke wijziging kan onder andere sprake zijn van het niet

meer in overeenstemming zijn met het bestemmingsplan. Ook in het kader van de bescherming van de

belangen met het oog waarop de vergunningplicht in het leven is geroepen is een nieuwe preventieve

toetsing noodzakelijk. Indien een vergunninghouder de aard van zijn horecabedrijf wenst te wijzigen moet

hij een nieuwe aanvraag om vergunning indienen. Een nieuwe exploitatievergunning moet zijn

aangevraagd en verleend, voordat de aard van het horecabedrijf wordt gewijzigd. Onder wijziging van de

aard van een horecabedrijf wordt ook gerekend een aanpassing in de modules zoals opgenomen in bijlage

A van het Horecakader.

Derde lid

De burgemeester heeft de mogelijkheid de vergunningplicht op te heffen voor (categorieën van)

horecabedrijven, al dan niet gebiedsgedifferentieerd, waarvan de exploitatie doorgaans niet of nauwelijks

van invloed is op de openbare orde en het woon- en leefklimaat. Gedacht kan worden aan zorginstellingen,

bedrijfskantines, musea, rouwcentra, begraafplaatsen of crematoria.

Vierde en vijfde lid

Wanneer blijkt, dat een potentieel probleemloos horecabedrijf als bedoeld in het derde lid, toch structureel

problemen veroorzaakt, dan kan de burgemeester alsnog optreden. Hij kan een vergunning verlangen. In

het kader van de vergunningaanvraag kan voorts worden beoordeeld of ter plaatse wel of niet of onder

voorschriften kan worden geëxploiteerd.

Zesde lid

Het uitgangspunt bij exploitatievergunningen is dat zij voor onbepaalde tijd worden verstrekt. De

burgemeester kan, conform de Dienstenrichtlijn, desgewenst overgaan tot beperking van de

geldigheidsduur van de vergunning. Dit met het oog op de te beschermen belangen, namelijk de openbare

orde en veiligheid en het woon- en leefklimaat rondom horecabedrijven.

Zevende lid

De exploitatievergunning is een persoonsgebonden vergunning. De vergunning is niet overdraagbaar.

Achterliggende gedachte is hierbij dat de (rechts)persoon van de exploitant van cruciaal belang is voor de

wijze van exploitatie. Aan de exploitant worden bijzondere eisen gesteld. Dat betekent, dat wanneer een

horecabedrijf wordt overgedragen, altijd moet worden getoetst of de nieuwe exploitant wel voldoet aan

deze eisen. De vergunning is reeds hierom niet overdraagbaar. Daarnaast zal bij de overdracht van het

bedrijf veelal ook de bedrijfsvoering wijzigen. Dit moet eveneens worden getoetst.

Achtste lid

Uit de vergunning moet blijken waarvoor deze is verleend. De begrenzing van het horecabedrijf moet

duidelijk zijn. De namen van de leidinggevende(n) worden vermeld in een aanhangsel bij de vergunning.

Daarnaast wordt de aard van het bedrijf vastgelegd, inclusief modules als genoemd in het Horecakader.

Bij de toetsing omtrent de woon- en leefomgeving is het type horecabedrijf immers van belang. Een

restaurant heeft in de regel een andere invloed op de woon- en leefomgeving dan een discotheek.

Negende lid

Hier staan de imperatieve weigeringsgronden genoemd. Dat houdt in dat indien één van de genoemde

weigeringsgronden zich voordoet de vergunning moet worden geweigerd.

Om een betere afstemming te bereiken tussen planologische regelingen en de eisen die in het belang van

de openbare orde aan de in deze verordening bedoelde horecabedrijven worden gesteld, is strijd met een

geldend bestemmingsplan, een geldende beheersverordening of een geldend voorbereidingsbesluit

opgenomen als imperatieve weigeringsgrond voor een exploitatievergunningaanvraag (negende lid, onder

a). Daarmee wordt voorkomen, dat de burgemeester gehouden is een exploitatievergunning te verlenen

voor de exploitatie van een horecabedrijf, dat volgens het bestemmingsplan of een andere planologische

regeling verboden is. Deze koppeling van planologie en openbare orde is in overeenstemming met de

geldende rechtspraak ter zake. Bij het oordeel of in casu hiervan sprake is, zal de burgemeester zich

baseren op het oordeel van het college.

Een andere weigeringsgrond vormt het Horecakader (negende lid, onder b). In het Horecakader wordt

voor een enkele exploitatiecategorie een maximum aantal te verlenen vergunningen vermeld en een

horecaconcentratiegebied (uitgaansgebied Groest en omgeving) aangewezen.

In het kader van de vergunningverlening vindt een preventieve toets ten aanzien van de openbare orde en

veiligheid plaats. Ook wordt vooraf beoordeeld of de woon- en leefomgeving niet ontoelaatbaar zal

worden aangetast door de komst van een horecabedrijf. Hierbij wordt acht geslagen op de aard van de

omgeving (woonwijk, centrum, mediapark). Beoordeeld wordt aan hoeveel druk de omgeving al bloot

staat. Daarnaast speelt een rol of het karakter van de omgeving zal veranderen door de komst van een

nieuw horecabedrijf.

Er is (in het negende lid, onder e) een koppeling gelegd tussen de Alcoholwet en de deze verordening. Als

de vergunning op grond van de Alcoholwet wordt geweigerd, dan wordt de exploitatievergunning ook

geweigerd.

Er worden eisen gesteld aan de exploitant en de leidinggevende van een horecabedrijf met het oog op hun

geschiktheid voor een maatschappelijk verantwoorde beroepsuitoefening. Zij hebben te maken met de

aard van de bedrijvigheid en met de functie die zij daarin vervullen. Het negende lid, onder f, biedt

hiervoor de grondslag.

De leeftijdsgrens van 18 jaar voor exploitanten of leidinggevenden in alcoholvrije bedrijven biedt over het

algemeen een voldoende waarborg voor een goede bedrijfsvoering met het oog op de openbare orde en het

woon- en leefklimaat. Uitzondering hierop is de coffeeshop als alcoholvrij bedrijf. Voor een alcoholverstrekkend bedrijf en een coffeeshop blijft de leeftijdsgrens 21 jaar. Daarmee wordt dezelfde leeftijdseis gesteld die op grond van de Alcoholwet ook geldt voor leidinggevenden in alcoholverstrekkende bedrijven.

Bij aantoonbaar slecht levensgedrag van de exploitant of leidinggevende moet de vergunning (al dan niet

gedeeltelijk) worden geweigerd (negende lid, onder h). Bijvoorbeeld wanneer het een exploitant betreft

van wie is gebleken dat hij eerder of elders op dit punt een slechte staat van dienst heeft. Te denken valt

bijvoorbeeld aan betrokkenheid bij harddrugs, heling, of andere activiteiten in het horecabedrijf die de

openbare orde of de kwaliteit van woon- en leefklimaat in een buurt bedreigen, dan wel aan nalatigheid bij

het treffen van voorzorgsmaatregelen in de bedrijfsvoering. Dat geldt ook als een leidinggevende wordt

opgevoerd die zich aan dergelijk gedrag schuldig heeft gemaakt.

Om te voorkomen, dat een situatie moet worden vergund waarvan op voorhand vaststaat dat deze niet in

overeenstemming is met de werkelijkheid, is de weigeringsgrond onder i opgenomen.

Tiende lid

De hier opgenomen weigerings-, intrekkings-, schorsings- en wijzigingsgronden spreken grotendeels voor

zichzelf en komen tegemoet aan de eisen van de praktijk. Algemene achtergrond van deze bepalingen is

de behoefte om de exploitanten of leidinggevenden meer rechtstreeks en effectief te kunnen aanspreken op

hun doen en laten. Aan de exploitanten of leidinggevenden, als bedoeld in deze verordening, dienen hoge

eisen te worden gesteld voor wat betreft hun levenswandel. Ook dienen zij te beschikken over het nodige

"gezag" om baas in eigen horecabedrijf te kunnen blijven. Exploitanten of leidinggevenden die ter zake in

gebreke blijven, lopen het ernstige risico, dat hun exploitatievergunning door de burgemeester wordt

ingetrokken.

In het tiende lid, onder a, wordt in het kader van de openbare orde een ruim omgevingsbegrip gehanteerd.

De burgemeester heeft daardoor een lichtere bewijslast. De burgemeester zal per horecabedrijf dienen aan

te tonen of aannemelijk te maken dat en in hoeverre door de aanwezigheid van dat bedrijf, dan wel door de

manier van exploiteren ervan, de woon- of leefsituatie in de omgeving nadelig wordt beïnvloed. Een

nieuwe exploitatievergunning moet worden aangevraagd bij een wijziging van de exploitant (ook bij

wijziging van de rechtsvorm) en bij een wijziging in de exploitatie (o.a. wijziging van de aard van het

horecabedrijf). Dit betekent onder andere dat voor het bijschrijven van een exploitant en voor een

wijziging in de ondernemingsvorm een nieuwe exploitatievergunning vereist is. Een uitzondering hierop

vormt het bijschrijven of wijzigen van leidinggevenden als bedoeld in artikel 12, tweede lid.

Elfde lid

Na de vergunningenverlening kan er zich een situatie voordoen die noodzaakt tot intrekking, schorsing of

wijziging van de verleende vergunning, zonder dat daarvoor de gronden als genoemd in het tiende lid zich

voordoen. De enkele aanwezigheid van een bedrijf kan soms al tot verstoring leiden. Bijvoorbeeld een

beschieting op een horecabedrijf. Ook kan na vergunningverlening sprake zijn van aantoonbaar slecht

levensgedrag waardoor de openbare orde of de kwaliteit van woon- en leefklimaat in een buurt van het

horecabedrijf wordt bedreigd. Daar is dit elfde lid op gericht.

Artikel 3. Extra weigeringsgrond

Om te voorkomen dat horecabedrijven misbruikt worden voor criminele activiteiten dan wel om een

horecabedrijf uit een bepaald circuit te halen, kan worden bepaald dat een exploitatievergunning voor een

bepaalde locatie gedurende een vastgestelde termijn van ten hoogste vijf jaar wordt geweigerd. Met deze

termijn wordt aangesloten bij de bevoegdheid op grond van artikel 27, tweede lid, van de Alcoholwet. Een

dergelijk besluit dient per geval goed gemotiveerd te worden, waarbij naast het belang van het tegengaan

van ondermijning bijvoorbeeld ook de effecten van een mogelijk leegstaand pand moeten worden

gewogen. Logischerwijs zal dit artikel worden gebruikt om tegen excessen op te treden. Een dergelijk

besluit is pandgebonden en betreft een beperking die ingeschreven dient te worden op grond van de Wet

kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen.

Artikel 4. Voorschriften en beperkingen

De burgemeester heeft de mogelijkheid om voorschriften en beperkingen te verbinden aan een

exploitatievergunning. Dit kan zowel direct bij vergunningverlening als daarna. Een exploitant is verplicht

de voorschriften en beperking na te leven. Als hij de voorschriften of beperkingen overtreedt kan hiertegen

handhavend worden opgetreden. Er kan een last onder dwangsom/last onder bestuursdwang worden

opgelegd. Het overtreden kan ook leiden tot intrekking van de exploitatievergunning (artikel 2, tiende en

elfde lid van de Horecaverordening).

Voorschriften kunnen worden gesteld in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid,

zedelijkheid en de bescherming van het leefklimaat. Met het stellen van voorschriften kan maatwerk

worden geleverd. De voorschriften kunnen worden toegesneden op een specifieke situatie. Het kan gaan

om allerlei voorschriften. Bijvoorbeeld een voorschrift om afvalbakken te plaatsen of om huisregels

duidelijk op te hangen. Ook kan worden gedacht aan een beperking van de openingstijden.

Artikel 5. Aanvraag exploitatievergunning

Eerste tot en met derde lid

Een vergunning wordt op aanvraag verleend. Om een goede afweging te kunnen maken, dient de

burgemeester te beschikken over noodzakelijke informatie en stukken. Met het oog hierop is in het eerste

lid bepaald dat de aanvrager gebruik moet maken van een aanvraagformulier of elektronische

informatiedrager. De artikelen 4:2 tot en met 4:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn hierbij

van belang. Op het aanvraagformulier wordt gevraagd naar de informatie en stukken als genoemd in het

tweede en derde lid. Met betrekking tot de aard van het horecabedrijf wordt tevens bedoeld de modules

zoals die zijn opgenomen in het Horecakader.

Indien niet of niet volledig wordt voldaan aan het bepaalde in dit artikel kan de burgemeester, nadat de

aanvrager in de gelegenheid is gesteld het verzuim te verhelpen, besluiten de aanvraag buiten behandeling

te laten op grond van artikel 4:5 van de Awb.

Bij het aanvragen van een exploitatievergunning voor een horecabedrijf moet een plattegrond van het te

exploiteren horecabedrijf en het eventueel bij het horecabedrijf aanwezige terras worden ingediend. Op de

plattegrond dienen terrasafscheiding en andere vaste voorwerpen te zijn ingetekend en dient de

voorgestelde wijze van markering te worden opgenomen. In sommige gevallen kan vanwege openbare

orde en veiligheid nadien worden verlangd dat op de terrastekening alle op het terras te plaatsen

voorwerpen worden ingetekend (aantallen en soorten tafels en stoelen, parasols en afscheidingen).

Vierde lid

Wanneer de burgemeester het voor de beoordeling van de aanvraag nodig vindt, kan hij om aanvullende

bescheiden en gegevens vragen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een document waaruit blijkt

dat de houder gerechtigd is over de ruimte te beschikken waarin het horecabedrijf is of wordt gevestigd,

jaarstukken, accountantsverklaring, verklaring Belastingdienst, verklaring UWV, informatie uit kadaster,

afrekeningen van nutsbedrijven, contracten speelautomaten etc. Extra informatie kan gevraagd worden ter

verduidelijking, maar bijvoorbeeld ook om te achterhalen of de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen

door het openbaar bestuur (Wet Bibob) ingezet moet worden.

Artikel 6. Terras bij winkelondersteunend horecabedrijf

In sommige gevallen – exploitatievergunningplichtig – mag de winkelondersteunende horeca een

gevelterras. Dit volgt uit het Horecakader. Bij overige winkelondersteunende horeca is geen terras

toegestaan.

Onder het kerngebied Centrum wordt verstaan het voetgangersgebied. Onder het winkelgebied Gijsbrecht

van Amstelstraat wordt verstaan het gebied in figuur 1 als bedoeld in het bestemmingsplan kerngebied

Gijsbrecht 2016.

Artikel 7. Nadere regels voor terras

Het exploiteren van een terras mag geen onevenredige aantasting van het gebruik van de openbare ruimte

opleveren. Elk terras betreft maatwerk. Om die reden wordt de bevoegdheid aan het college verleend om

nadere regels te stellen te aanzien van terrassen. Dit stelt het college tevens in de gelegenheid om tijdelijke

maatregelen te nemen in bijzondere situaties, zoals bijvoorbeeld de coronacrisis.

Artikel 8. Algemene voorschriften

Op basis van de Hilversumse praktijk zijn er een drietal voorschriften die aan elke vergunning werden

verbonden. Deze voorschriften zijn daarom opgenomen als algemene voorschriften. Het derde lid ziet erop

toe dat activiteiten in een horecabedrijf niet aan het toezicht worden onttrokken door de besloten ruimte

geheel gesloten te houden. Daar waar een horecabedrijf door de bouwkundige constructie (bijvoorbeeld

een horecabedrijf op de eerste verdieping) geen zicht kan bieden, geldt dit voorschrift niet. Voor

dergelijke gevallen kan de burgemeester indien wenselijk een maatwerkvoorschrift opnemen in de

exploitatievergunning.

Artikel 9. Gebruik waterpijpen in de horeca – shishalounge

De exploitatie van een zogeheten shishalounge kan het woon- en leefklimaat aantasten. Het gebruik van

waterpijpen levert risico’s op voor bijvoorbeeld brandveiligheid en gezondheid. Bij het omvallen van een

waterpijp kunnen brandende kooltjes een ontstekingsbron vormen voor het interieur van de inrichting met

rookontwikkeling of brand tot gevolg. Shishalounges en soortgelijke horecabedrijnven die het roken van

waterpijp aanbieden, stralen daarnaast een bepaalde aantrekkingskracht uit op jongeren. In dit soort

inrichtingen wordt naast de waterpijpactiviteiten ook vaak gedeald of illegaal gegokt en is vaak sprake van

vernielingen, geluids- en parkeeroverlast, bedreiging en mishandeling. Tot slot kunnen er ook banden zijn

met criminele organisaties of netwerken.

Daar waar in deze verordening shishalounge wordt genoemd, wordt hier ook mee bedoeld alle hieraan

verwante horecabedrijven waar waterpijp wordt gerookt. Het gebruik van waterpijpen is alleen toegestaan

in een horecabedrijf binnen dat deel van het horecaconcentratiegebied, dat is aangeduid als uitgaansgebied

Groest en omgeving. Met een exploitatievergunning kunnen voorschriften worden opgelegd om deze

risico’s te beperken. Door het aantal waterpijpen en het aantal slangen per waterpijp te beperken worden

deze risico’s ook al beperkt. De beperking van het aantal waterpijpen ziet niet op reserve waterpijpen die

zijn geplaatst buiten het zicht van de bezoeker.

Bestaande shishalounges, ook die gelegen zijn buiten het uitgaansgebied Groest en omgeving, kunnen op

basis van de overgangsbepalingen door exploiteren op basis van een eerder verleende

exploitatievergunning, zolang de exploitant of (de aard van) de exploitatie van het horecabedrijf niet

wijzigt.

Op basis van de Wet op de Kansspelen kan alleen een hoogdrempelige inrichting een vergunning krijgen

voor de aanwezigheid van kansspelautomaten. Het aanbieden van waterpijpen trekt een aparte zelfstandige

bezoekersstroom, waardoor er sprake is van een laagdrempelige inrichting (Rb. Amsterdam 13 december

2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:8473). De exploitant van het horecabedrijf zal daarom een keuze moeten

maken tussen het aanwezig hebben van kansspelautomaten óf het aanbieden van waterpijpen.

Artikel 10. Beslistermijn aanvraag exploitatievergunning

Eerste tot en met derde lid

De beslistermijn is 8 weken en dat wordt een redelijke termijn geacht. Door deze beslistermijn krijgt een

horecaondernemer snel duidelijkheid over zijn aanvraag. Er is een koppeling gelegd met de aanvraag voor

een vergunning op grond van de Alcoholwet. Deze vergunning wordt immers in de regel gelijktijdig met

een exploitatievergunning aangevraagd. Voor de goede orde wordt nog opgemerkt, dat zowel de

exploitatievergunning als de vergunning op grond van de Alcoholwet kunnen worden getoetst aan de Wet

Bibob. In deze landelijke wetgeving zijn ook bepalingen ten aanzien van termijnen opgenomen.

Vierde lid

De Awb kent in paragraaf 4.1.3.3 een regeling van de positieve beschikking bij niet tijdig beslissen. De

‘lex silencio positivo’ houdt in dat wanneer de burgemeester niet tijdig beslist de exploitatievergunning (of

ontheffing) van rechtswege is verleend. Deze exploitatievergunning beschermt wezenlijke belangen,

vooral de openbare orde en het woon- en leefklimaat. Het is niet wenselijk dat een dergelijke vergunning

van rechtswege wordt verleend, omdat dan geen inhoudelijke toets plaatsvindt. Een ‘lex silencio positivo’

wordt niet van toepassing verklaard om genoemde dwingende redenen van algemeen belang.

Artikel 11. Beëindiging (of overdracht) exploitatie horecabedrijf

Eerste lid

Voor de handhaafbaarheid is het van belang dat de burgemeester altijd weet door wie een zaak wordt

geëxploiteerd. De exploitant is immers verantwoordelijk voor de gang van zaken in een bedrijf.

Wijzigingen in de exploitatie – overdracht of beëindiging – dienen dan ook aan de burgemeester te worden

gemeld. Dit is ook in het belang van de – voormalige – ondernemer. Hij kan dan niet verantwoordelijk

worden gehouden voor exploitatie na overdracht van zijn horecabedrijf.

Tweede en derde lid

Wanneer een nieuwe exploitant een bestaand horecabedrijf overneemt, moet een nieuwe

exploitatievergunning worden aangevraagd. De vergunning is persoonlijk en verliest daarom zijn

geldigheid als het horecabedrijf van eigenaar wisselt. Vraagt de nieuwe exploitant echter vóór de

overdracht een nieuwe vergunning aan, dan blijft de bestaande exploitatievergunning nog even gelden. Er

moet sprake zijn van een ontvankelijk aanvraag. Zolang de bestaande exploitatievergunning geldig is, mag

de nieuwe exploitant daar de exploitatie in beginsel op voortzetten totdat de burgemeester een beslissing

heeft genomen op de aanvraag. De overgangsregeling is bedoeld om het de nieuwe exploitant mogelijk te

maken om snel met de exploitatie te beginnen om de continuïteit van het horecabedrijf te kunnen

waarborgen. Bij zwaarwegende feiten en omstandigheden als benoemd in het derde lid, kan worden

gedacht aan motieven van openbare orde, slechte ervaringen met een exploitant of leidinggevende, het

naar voren schuiven van een stroman, et cetera.

Artikel 12. Wijziging leidinggevende

Met dit artikel wordt aangesloten op de Alcoholwet. Het betreft een administratieve lastenvermindering op het punt van vermelding van nieuwe leidinggevenden, namelijk op een aanhangsel bij de vergunning. Indien een ondernemer alleen een leidinggevende wil laten bijschrijven op zijn vergunning, dan hoeft hij in beginsel ook alleen stukken ten aanzien van deze persoon over te leggen. Op deze manier hoeft niet bij iedere wijziging van een leidinggevende een nieuwe vergunning afgegeven te worden. Daar staat wel tegenover dat vergunninghouders een nieuwe leidinggevende doorgeven aan de burgemeester en het ook mededelen als een leidinggevende stopt. Een leidinggevende hoeft inschrijving op het aanhangsel niet af te wachten; hij/zij kan na melding bij de burgemeester aan de slag, zodra de ontvangstbevestiging is ontvangen. Aan de mogelijkheid om te onderzoeken of een aangemelde leidinggevende voldoet aan de eisen verandert niets en ook de weigeringsgronden uit het tweede lid blijven onverkort bestaan. De melding kan schriftelijk door middel van een formulier of door middel van een elektronische informatiedrager worden gedaan. De burgemeester bevestigt onmiddellijk de ontvangst, hetzij schriftelijk hetzij elektronisch.

Daarnaast is in het derde lid opgenomen dat de burgemeester het aanhangsel bij de vergunning als bedoeld

in artikel 3 van de Alcoholwet kan zien als aanhangsel bij de exploitatievergunning. Daarmee wordt

aangesloten bij de praktijk waarbij het merendeel van de horecabedrijven over zowel de exploitatievergunning als de vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet beschikt. In de praktijk komen die aanhangsels ook bijna altijd overeen. Dit is opnieuw een administratieve lastenverlichting. De burgemeester kan besluiten hier niet toe over te gaan op verzoek van een exploitant of indien de burgemeester zelf aanleiding ziet om twee aanhangsels te hanteren. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een horecabedrijf waar dagleidinggevenden niet hoeven te worden bijgeschreven (indien van toepassing op grond van de Alcoholwet) en waarvoor de burgmeester gelet op de lokale situatie wel aanleiding ziet. In de exploitatievergunning neemt de burgemeester op of een aanhangsel gelijk wordt gesteld of niet.

Zodra op de melding tot wijziging van de leidinggevende is beslist vervalt de mogelijkheid tot tijdelijk

leidinggeven. De leidinggevende is dan ofwel bijgeschreven op het aanhangsel en de exploitant heeft

hiervan bericht gehad, ofwel de bijschrijving is geweigerd en dan is het tijdelijk leidinggeven niet langer

toegestaan.

Artikel 13. Aanwezigheid leidinggevende

De leidinggevende speelt een cruciale rol in de horecaregelgeving. Aan leidinggevenden worden niet voor

niets bijzondere eisen gesteld ten aanzien van hun levensgedrag. Het is dan ook logisch dat de

leidinggevende tijdens openingstijden aanwezig is, zodat hij kan toezien op hetgeen gebeurt in het

horecabedrijf en zo nodig kan ingrijpen.

Artikel 14. Sluitingstijden

Eerste lid

De hoofdregel blijft dat horecabedrijven van 7.00 uur ’s ochtends tot middernacht geopend mogen zijn.

Buiten deze tijden mogen geen bezoekers in de zaak verblijven. Alleen het sluiten van de deuren van het

horecabedrijf volstaat niet. De bezoekers dienen uiterlijk om 24.00 uur de zaak te verlaten.

Op de hoofdregel bestaat één uitzondering voor restaurants, die moeten uiterlijk om 01.00 uur sluiten. In

het Hilversumse sluitingstijdenbeleid geldt al jaren voor restaurants een zogenaamd ‘natafeluur’ waarin

bezoekers van een restaurant, die om middernacht nog in het restaurant aanwezig zijn, het diner kunnen

afronden. Aangezien hiervoor in de praktijk altijd ontheffing voor werd aangevraagd en ook verleend, is

de verordening hierop aangepast door het extra openingsuur rechtstreeks toe te staan.

Tweede lid

De burgemeester kan aan exploitatievergunningplichtige horecabedrijven vrijstelling verlenen van de

sluitingstijd zoals bepaald in het eerste lid. Dit gebeurt door middel van het vergunningstelsel. Het

uitgangspunt van het stelsel is het vergunnen van activiteiten die zijn geclusterd in modules. Eén van de

modules is de “Module openingstijden”. In iedere exploitatievergunning wordt opgenomen welke tijden

het een horecabedrijf is toegestaan te exploiteren.

Gelet op het Horecakader blijft het geldende sluitingstijdenbeleid van voor 2017 van kracht, maar is er

sinds 2017 wel een verruiming van de sluitingstijd van de horecabedrijven in het horecaconcentratiegebied

in de nacht van donderdag op vrijdag tot 2.00 uur.

Derde lid

De burgemeester heeft de bevoegdheid om voor speciale gelegenheden een collectieve ontheffing van de

sluitingstijden te verlenen. Gedacht kan worden aan feestdagen en andere gelegenheden met een nationaal

of gemeentebreed karakter. Zo worden met ‘oud en nieuw’ de openingstijden doorgaans verruimd. Uit zijn

aard vindt dit feest in de nachtelijke uren plaats. Hiermee kan tegemoet worden gekomen aan de wens van

de horeca om dan langer open te zijn. De burgemeester kan aan de ontheffing voorschriften of

beperkingen verbinden.

Vierde en vijfde lid

De burgemeester krijgt de bevoegdheid om vier keer per jaar per horecabedrijf een ontheffing van de sluitingstijd te verlenen voor speciale gelegenheden, zoals Chinees Nieuwjaar, Superbowl, et cetera. De burgemeester kan aan de ontheffing voorschriften of beperkingen verbinden. De vergunningvrije horeca-bedrijven, aangewezen op basis van artikel 2, derde lid, komen niet in aanmerking voor een dergelijke ontheffing. Daarnaast is in het vijfde lid geregeld dat rechtsopvolgers van horecabedrijven die op basis van het bepaalde in artikel 11 van de verordening exploiteren met de oude vergunningen, in het kader van de handhaving van de openbare orde en het leefklimaat niet in aanmerking komen voor een ontheffing.

Zesde lid

Dit is een aanvulling op de bestaande bevoegdheid van de burgemeester om in actuele, bijzondere situaties

op grond van de Gemeentewet sluiting van een horecabedrijf te bevelen voor een bepaalde periode. In het

belang van de openbare orde kan de burgemeester tijdelijk andere sluitingstijden voor een horecabedrijf

vaststellen, dan wel voor een bepaalde periode het bedrijf sluiten.

Zevende lid

Dit verbod richt zich specifiek op de bezoeker. Hiermee wordt het bijvoorbeeld mogelijk om op te treden

tegen een bezoeker die niet welwillend is om het horecabedrijf na sluitingstijd te verlaten.

Achtste lid

Met dit verbod wordt voorkomen dat een horecabedrijf na sluitingstijd wordt omgevormd tot

bezorgbedrijf.

Negende lid

In de nacht dat de zomer- of wintertijd ingaat, gelden afwijkende openingstijden. Er wordt gehandeld alsof

de tijd niet is gewijzigd door de klok pas om 5.00 uur (sluitingstijd nachtzaak) te verzetten naar de nieuwe

tijd. Hiermee wordt voorkomen, dat bezoekers bij het ingaan van de wintertijd een uur langer kunnen

consumeren dan gebruikelijk. Dit kan tot overlast en ordeproblemen leiden, omdat bezoekers meer alcohol

innemen dan zij gewend zijn. Bij het ingaan van de zomertijd wordt de uitgaansavond niet een uur korter.

Ook dit kan leiden tot problemen omdat bezoekers geen rekening hadden gehouden met een

uitgaansavond die plotseling een uur korter blijkt te zijn.

Tiende lid

Er zijn bedrijven die in het kader van deze verordening vergunningplichtig zijn, maar waarvoor bij of

krachtens de Winkeltijdenwet andere openingstijden gelden. Dit geldt bijvoorbeeld voor afhaalzaken. Ook

bepaalde soorten snackbars behoren tot deze categorie. De openingstijd tot 24.00 geldt niet voor deze

categorie bedrijven. De betreffende bedrijven moeten zich houden aan de winkeltijden (sluiting om 22.00

uur).

Artikel 15. Beslistermijn aanvraag individuele ontheffing sluitingstijden

Eerste en tweede lid

De beslistermijn is 6 weken, in plaats van de beslistermijn van 8 weken voor een aanvraag om een

exploitatievergunning. Deze beslistermijn is minimaal om de nodige zorgvuldigheid in acht te kunnen

nemen en om afstemming te kunnen hebben met de politie. Het blijft de verantwoordelijkheid van een

horecaondernemer tijdig een aanvraag in te dienen.

Derde lid

De Awb kent in paragraaf 4.1.3.3 een regeling van de positieve beschikking bij niet tijdig beslissen. De

‘lex silencio positivo’ houdt in dat wanneer de burgemeester niet tijdig beslist, de ontheffing van

rechtswege is verleend. Deze ontheffing beschermt wezenlijke belangen, vooral de openbare orde en het

woon- en leefklimaat. Het is niet wenselijk dat een dergelijke ontheffing van rechtswege wordt verleend,

omdat dan geen inhoudelijke toets plaatsvindt. Een ‘lex silencio’ positivo wordt niet van toepassing

verklaard om genoemde dwingende redenen van algemeen belang.

Artikel 16. Verstoring orde

Deze bepaling geeft een (algemeen) verbod om de orde in horecabedrijven te verstoren, dat zich in zijn

algemeenheid tot bezoekers richt. De leidinggevende heeft echter een verantwoordelijkheid in het

voorkomen van ordeverstoringen.

Artikel 17. Strafbepaling

Naleving van deze verordening kan bestuursrechtelijk worden afgedwongen. Het zal dan in de regel gaan

om herstelsancties. Dergelijke sancties zijn slechts gericht op het herstellen van de overtreding. Door dit

artikel wordt de mogelijkheid geboden om ook een bestraffende (punitieve) sanctie op te leggen.

Overigens kunnen bestraffende en herstelsancties worden gestapeld. Dat wil zeggen dat een overtreding

kan worden gesanctioneerd met zowel een bestraffende als een herstelsanctie.

Artikel 18. Toezicht

Het toezicht op de naleving van deze verordening geschiedt door personen die daarvoor door de

burgemeester zijn aangewezen. De basis voor de bevoegdheid tot het aanwijzen van toezichthouders wordt

gevonden in hoofdstuk 5 van de Awb. Het gaat dan om toezichthouders in bestuursrechtelijke zin. Deze

toezichthouders kunnen tevens opsporingsambtenaar zijn, maar de grondslag hiervoor kan niet ontleend

worden aan het aanwijzingsbesluit van de burgemeester.

Artikel 19. Overgangsbepalingen

Op basis van het overgangsrecht blijven vergunningen, ontheffingen en verloven, die op basis van de oude

Horecaverordeningen zijn verleend, gewoon van kracht. Wanneer de exploitant of (de aard van) de

exploitatie van een horecabedrijf wijzigt, dan moet wel een exploitatievergunning worden aangevraagd.

Indien een exploitant beschikt over een ontheffing voor ruimere openingstijden dan worden deze gezien

als een vergunning of ontheffing in de zin van deze verordening.

Artikel 20. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 21. Inwerkingtreding

Met dit artikel wordt de inwerkingtreding geregeld en wordt geregeld dat de oude Horecaverordening

komt te vervallen.

Ondertekening