Subsidieregeling openbaar vervoer Fryslân 2022

Geldend van 01-01-2022 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling openbaar vervoer Fryslân 2022

Gedeputeerde Staten van Fryslân,

gelet op artikel 22 van de Wet personenvervoer 2000;

gelet op artikel 1.3, vierde lid, van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013;

overwegende dat,

  • -

    Gedeputeerde Staten op grond van de Wet personenvervoer 2000 bevoegd zijn subsidie te verstrekken voor het in een concessie omschreven openbaar vervoer;

  • -

    Gedeputeerde Staten op grond van de Algemene Subsidieverordening provincie Fryslân 2013 bevoegd zijn subsidie te verstrekken voor activiteiten in relatie tot het openbaar vervoer die niet in een concessie worden omschreven en daarover nadere regels kunnen stellen;

  • -

    Gedeputeerde Staten streven naar betrouwbaar, comfortabel en snel openbaar vervoer en dit willen bevorderen door het stimuleren van de realisering van activiteiten gerelateerd aan openbaar vervoer;

  • -

    Het in dit kader wenselijk is uitvoering te geven aan de van toepassing zijnde onderdelen van het Provinciaal Verkeer en Vervoersplan en na vaststelling daarvan door Gedeputeerde Staten, aan het Regionaal Mobiliteitsprogramma als programma in de zin van afdeling 3.2 van de Omgevingswet;

  • -

    Het in dat kader wenselijk is om nadere regels te stellen over de subsidieverstrekking voor activiteiten in relatie tot het openbaar vervoer.

BESLUITEN:

vast te stellen de Subsidieregeling openbaar vervoer Fryslân 2022:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv 2013: Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013, vastgesteld door Provinciale Staten op 18 december 2013;

  • b.

    beleidskaders OV infrastructuur: ’Beleidskaders OV ketenknooppunten en busstallingen’, vastgesteld door Provinciale Staten op 27 november 2019;

  • c.

    buurtbus: motorrijtuig dat wordt ingezet voor het verrichten van openbaar vervoer dat wordt uitgevoerd door vrijwilligers die zich hebben georganiseerd in een vereniging of stichting of worden ingezet door een gemeente;

  • d.

    buurtbuschauffeur: een vrijwilliger die aangesteld is om een buurtbus te besturen;

  • e.

    buurtbusorganisatie: groep natuurlijke personen, georganiseerd in een vereniging of stichting als bedoeld in artikel 26 respectievelijk artikel 285 van Boek 2, van het Burgerlijk Wetboek, die het bestaande aanbod van openbaar vervoersdiensten aanvult door een buurtbusproject uit te voeren;

  • f.

    buurtbusproject: vorm van openbaar vervoer in een bepaald gebied waarbij de dienstregeling wordt uitgevoerd met buurtbussen door een buurtbusorganisatie of een gemeente met vrijwillige chauffeurs;

  • g.

    concessie: recht als bedoeld in artikel 1, onderdeel l, van de Wet personenvervoer 2000;

  • h.

    concessiebeschikking: besluit van Gedeputeerde Staten waarin aan een vervoerder op grond van artikel 20, tweede lid en vierde lid van de Wet personenvervoer 2000 een concessie is verleend of gewijzigd;

  • i.

    concessiehouder: vervoerder aan wie Gedeputeerde Staten een concessiebeschikking hebben afgegeven;

  • j.

    dienstregeling: voor een ieder kenbaar schema van reismogelijkheden waarin zijn aangeduid de halteplaatsen waartussen en de tijdstippen waarop openbaar vervoer wordt verricht, zo nodig onder de vermelding dat, of de halteplaatsen, of de tijdstippen door de reiziger kunnen worden beïnvloed;

  • k.

    dienstregelingvoorstel: voorstel voor een dienstregeling als bedoeld in sub j van dit artikel;

  • l.

    exploitatiebijdrage: subsidie die Gedeputeerde Staten verstrekken aan de vervoerder aan wie zij een concessie hebben verleend ten behoeve van de exploitatie van het openbaar vervoer in het concessiegebied op basis van de concessie;

  • m.

    Landelijke OV-index: indexatiemethode die van toepassing is op de jaarlijkse exploitatiebijdrage voor de uitvoering van de OV concessies;

  • n.

    MaaS: Mobility as a Service: multimodaal reisadvies op maat, zoals het plannen, boeken en betalen van al het mogelijke vervoer via een applicatie;

  • o.

    openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus of trein;

  • p.

    OV-bureau Groningen-Drenthe: samenwerkingsverband van de provincies Groningen en Drenthe en de gemeente Groningen dat het openbaar vervoer per bus in de provincies Groningen en Drenthe ontwikkelt, organiseert en beheert;

  • q.

    PVVP: het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan van de provincie Fryslân, vastgesteld door Provinciale Staten op 15 maart 2006, herzien op 26 oktober 2011;

  • r.

    RMP: Regionaal Mobiliteitsprogramma als nadere uitwerking van de Omgevingsvisie in een programma als bedoeld in afdeling 3.2 van de Omgevingswet;

  • s.

    Uitvoeringsprogramma Verkeer en Vervoer: jaarlijks door Gedeputeerde Staten vastgesteld programma met daarin een beleidsagenda en programmering voor de inzet en middelen op het gebied van infrastructuur en mobiliteit;

  • t.

    vervoerder: degene die openbaar vervoer verricht, niet in de hoedanigheid van bestuurder van een auto, bus of trein.

Artikel 1.2 Doel

Deze regeling heeft als doel voor wat betreft openbaar vervoer uitvoering te geven aan het PVVP, en na vaststelling daarvan door Gedeputeerde Staten, het RMP.

Artikel 1.3 Toepassingsbereik

  • 1. De Wet personenvervoer 2000 en de op grond daarvan verleende concessiebeschikking zijn van toepassing op de subsidieverstrekking op grond van artikel 2.1.1 onderdeel a van deze regeling.

  • 2. De Asv 2013 is van toepassing op de subsidieverstrekking op basis van deze regeling, met uitzondering van de subsidieverstrekking op grond van artikel 2.1.1 onderdeel a van deze regeling.

Hoofdstuk 2 Verrichten en beheer van openbaar vervoer

Paragraaf 2.1 Subsidieverstrekking voor het verrichten van openbaar vervoer

Artikel 2.1.1 Subsidiabele activiteiten en doelgroep

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken aan een vervoerder:

  • a.

    aan wie Gedeputeerde Staten een concessie hebben verleend voor het verrichten van het in die concessie omschreven openbaar vervoer en andere onderdelen van het openbaar vervoer op basis van de inhoud van de concessie;

  • b.

    die niet beschikt over een concessie die is afgegeven door Gedeputeerde Staten, met wie Gedeputeerde Staten een overeenkomst zijn aangegaan voor het verrichten van openbaar vervoer met een vertrekpunt of een bestemming in de provincie Fryslân.

Artikel 2.1.2 Aanvraag en verstrekking

  • 1. Subsidieverstrekking als bedoeld in artikel 2.1.1, onderdeel a, geschiedt overeenkomstig de bepalingen die hierover zijn opgenomen in de concessiebeschikking of in bijlagen bij de concessiebeschikking;

  • 2. Subsidieverstrekking als bedoeld in artikel 2.1.1, onderdeel b, vindt plaats overeenkomstig de bepalingen die hierover zijn opgenomen in de betreffende overeenkomst;

  • 3. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in 2.1.2, eerste en tweede lid, kan het gehele jaar worden ingediend door een aanvrager.

Artikel 2.1.3 Subsidievereisten

Om voor een subsidie als bedoeld in artikel 2.1.1 in aanmerking te komen dient de vervoerder te beschikken over een concessie voor openbaar vervoer die is afgegeven door Gedeputeerde Staten dan wel partij te zijn bij een overeenkomst met de provincie Fryslân op het gebied van het verrichten van openbaar vervoer met een vertrekpunt of een bestemming binnen de provincie Fryslân.

Artikel 2.1.4 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie voor het verrichten van openbaar vervoer als bedoeld in artikel 2.1.1, onderdeel a, bedraagt maximaal het bedrag dat voortvloeit uit de concessiebeschikking of bijlagen bij de concessiebeschikking.

  • 2. De subsidie als bedoeld in artikel 2.1.1, onderdeel a, wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de landelijke OV-index die van toepassing is op grond van de concessiebeschikking of de bijlagen bij de concessiebeschikking

Artikel 2.1.5 Verplichtingen

Aan de subsidieverlening is in elk geval de verplichting verbonden dat de vervoerder zich houdt aan de voorschriften die voortvloeien uit de concessiebeschikking of de overeenkomst.

Paragraaf 2.2 Subsidieverstrekking voor het beheer van openbaar vervoer

Artikel 2.2.1 Doelgroep en subsidiabele activiteiten

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken aan een gemeente, een samenwerkingsverband van gemeenten of een andere partij die, al dan niet met participatie van de provincie, op basis van een overeenkomst met Gedeputeerde Staten het beheer voert over het openbaar vervoer dat onderdeel is van een door Gedeputeerde Staten verleende concessie;

  • 2. De subsidiabele activiteiten betreffen het voeren van beheer over het openbaar vervoer.

Artikel 2.2.2 Aanvraag en verstrekking

  • 1. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in het vorige artikel kan het gehele jaar worden ingediend.

  • 2. Subsidieverstrekking vindt plaats overeenkomstig de bepalingen die hierover zijn opgenomen in de betreffende overeenkomst.

Artikel 2.2.3 Subsidievereisten

Om voor subsidie in aanmerking te komen, dient de aanvrager partij te zijn bij een overeenkomst als bedoeld in artikel 2.2.1.

Artikel 2.2.4 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 2.2.1 bedraagt maximaal het bedrag dat hiervoor is opgenomen in de in dat artikel genoemde overeenkomst.

  • 2. De subsidie wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de index die hiervoor is opgenomen in de overeenkomst

Artikel 2.2.5 Verplichtingen

Onverminderd de in artikel 2.3 van de Asv 2013 genoemde voorwaarden en verplichtingen wordt aan de subsidieverlening in elk geval de verplichting verbonden dat de subsidieontvanger zich houdt aan de bepalingen van de in artikel 2.2.1 genoemde overeenkomst.

Paragraaf 2.3 Subsidieverstrekking voor openbaar vervoer door middel van de inzet van een buurtbus

Artikel 2.3.1 Subsidiabele activiteiten en doelgroep

Gedeputeerde staten kunnen subsidie verstrekken aan een buurtbusorganisatie of een gemeente voor het verzorgen van openbaar vervoer door middel van de inzet van een buurtbus.

Artikel 2.3.2 Subsidiabele kosten

  • 1. Als subsidiabele kosten worden uitsluitend in aanmerking genomen:

    • a.

      onkosten van het bestuur van de buurtbusorganisatie;

    • b.

      beloning van het bestuur van de buurtbusorganisatie;

    • c.

      reiskosten van de buurtbuschauffeur, verbonden aan het heen en weer reizen van zijn woning naar op- en afstapplaatsen van de buurtbus;

    • d.

      beloning van de buurtbuschauffeur.

  • 2. Gedeputeerde staten kunnen in bijzondere gevallen afwijken van de onderdelen a tot en met d.

Artikel 2.3.3 Aanvraag

Een buurtbusorganisatie of gemeente dient voor 31 december bij Gedeputeerde Staten een aanvraag in om subsidie voor het daaropvolgende jaar.

Artikel 2.3.4 Weigeringsgronden

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2.3.1 kan worden geweigerd indien naar het oordeel van Gedeputeerde Staten:

  • a.

    de inzet van de buurtbus in het concrete geval afbreuk doet aan andere openbaar vervoersdiensten;

  • b.

    de aanvrager niet aantoont voldoende buurtbuschauffeurs in te kunnen zetten om op een adequate wijze aan de vervoersbehoefte van de inwoners van het gebied te voldoen;

  • c.

    het gebied waarin de buurtbus rijdt zodanig van aard en omvang is dat voor het op adequate wijze voldoen aan de vervoersbehoefte van de inwoners van het gebied niet kan worden volstaan met maximaal 1 buurtbus;

  • d.

    de aanvrager niet aannemelijk maakt dat het aantal personen dat van de buurtbus gebruik maakt meer is dan gemiddeld 400 per maand;

  • e.

    bij nieuwe buurtbusprojecten geldt dat de concessiehouder instemming verleent en zorgdraagt voor de facilitering van het project overeenkomstig de concessievoorwaarden of anders in overleg met en overeenstemming tussen vervoerder en provincie.

Artikel 2.3.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie voor een buurtbusproject bedraagt voor een kalenderjaar maximaal € 4.812,- op prijspeil per 1 januari 2021.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van het eerste lid.

  • 3. De subsidie als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt met ingang van 1 januari 2022 jaarlijks geïndexeerd op grond van de provinciale begrotingsindex.

Artikel 2.3.6 Verplichtingen subsidieontvanger

Onverminderd de in artikel 2.3 van de Asv 2013 genoemde voorwaarden en verplichtingen worden aan de subsidieverlening in elk geval de volgende verplichtingen verbonden:

  • 1.

    de buurtbuschauffeur is in het bezit van een geldig rijbewijs B(E) en is medisch goedgekeurd als bedoeld in het Besluit personenvervoer; en

  • 2.

    de subsidieontvanger is in staat voldoende buurtbuschauffeurs in te zetten om op een adequate wijze aan de vervoersbehoefte van de inwoners van het gebied te voldoen; en

  • 3.

    het gebruik van de buurtbus is minimaal 400 personen per maand, berekend over de afgelopen 6 maanden; en

  • 4.

    voor zover bepalingen uit het bestek van de concessie van toepassing zijn op het verzorgen van openbaar vervoer door middel van de inzet van een buurtbus dient de subsidieontvanger overeenkomstig daarmee te handelen.

Artikel 2.3.7 Kennisgeving

  • 1. Wanneer de subsidieontvanger de verplichtingen gesteld aan de subsidieverlening niet kan nakomen, stelt zij Gedeputeerde Staten hiervan gemotiveerd onverwijld schriftelijk in kennis.

  • 2. Indien de subsidieontvanger een kennisgeving doet zoals bedoeld in het eerste lid, winnen Gedeputeerde Staten over die kennisgeving advies in van het college van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeenten.

  • 3. Indien de kennisgeving wordt gedaan door een subsidieontvanger die door middel van inzet van de buurtbus openbaar vervoer verzorgt dat zich uitstrekt tot het grondgebied van de provincie Groningen winnen Gedeputeerde Staten over de kennisgeving tevens advies in bij het OV-bureau Groningen-Drenthe.

  • 4. Nadat de subsidieontvanger een kennisgeving heeft gedaan zoals bedoeld in het eerste lid, kunnen Gedeputeerde Staten aan de subsidieontvanger een termijn stellen binnen welke de aanvraag tot het wijzigen van de subsidieverlening moet worden ingediend.

  • 5. Indien uit de kennisgeving zoals bedoeld in het eerste lid, blijkt dat het aantal personen dat gebruik maakt van de buurtbus minder is dan gemiddeld 400 per maand, stellen Gedeputeerde Staten, alvorens het derde lid van artikel 2.3.6 toe te passen, de subsidieontvanger in de gelegenheid maatregelen te treffen om het aantal reizigers te vergroten.

  • 6. Indien de in het vijfde lid genoemde maatregelen niet worden genomen of geen effect sorteren binnen een jaar nadat ze getroffen zijn, kunnen Gedeputeerde Staten besluiten de subsidieverlening met toepassing van artikel 4:48 van de Awb in te trekken dan wel de subsidie vaststellen op een lager bedrag.

Hoofdstuk 3 Projecten ten dienste van of gerelateerd aan openbaar vervoer

Paragraaf 3.1 Subsidieverstrekking voor projecten

Artikel 3.1.1 Subsidiabele activiteiten en doelgroep

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken aan de initiatiefnemer van een project:

  • a.

    ten dienste van openbaar vervoer dat vernieuwend is binnen Fryslân;

  • b.

    ten dienste van openbaar vervoer dat betrekking heeft op infrastructuur en dat past binnen de beleidskaders OV infrastructuur;

  • c.

    op het gebied van mobiliteit, niet zijnde OV maar wel gerelateerd aan OV, dat is opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Verkeer en Vervoer of diens opvolger, met inbegrip van de beoogde duur van het project en de maximaal te verstrekken subsidie voor het project

Artikel 3.1.2 Openstelling en subsidiebedrag

  • 1. Aanvragen kunnen worden ingediend van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2024.

  • 2. Het subsidieplafond bedraagt voor de periode genoemd onder 1 € 1.500.000,00.

  • 3. Gedeputeerde Staten kunnen openstellingsbesluiten vaststellen voor de activiteiten als bedoeld in artikel 3.1.1.

  • 4. Een openstellingsbesluit bevat ten minste een aanvraagperiode en subsidieplafond.

Artikel 3.1.3 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1 kan het gehele jaar worden ingediend door een aanvrager.

  • 2. Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst, waarbij de datum waarop een aanvraag volledig is geldt als datum van binnenkomst.

  • 3. Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 3.1.4 Weigeringsgronden

  • 1. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1, aanhef en onderdeel a, kan worden geweigerd op een van de volgende gronden:

    • a.

      de aanvrager maakt naar het oordeel van Gedeputeerde Staten onvoldoende aannemelijk dat het project ten goede komt aan reizigers in het openbaar vervoer;

    • b.

      een soortgelijk project al eerder, dat wil zeggen binnen een termijn van tien jaar voorafgaand aan het indienen van de aanvraag, is uitgevoerd in de provincie Fryslân.

  • 2. Een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1, aanhef en onderdeel b, kan worden geweigerd op een van de volgende gronden:

    • a.

      de aanvrager maakt naar het oordeel van Gedeputeerde Staten onvoldoende aannemelijk dat het project ten goede komt aan reizigers in het openbaar vervoer;

    • b.

      de aanvrager maakt naar het oordeel van Gedeputeerde Staten onvoldoende inzichtelijk hoe over het project en de uitvoering daarvan afstemming plaatsvindt met de vervoerder aan wie Gedeputeerde Staten een concessie hebben verleend.

  • 3. Een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1, aanhef en onderdeel c, kan worden geweigerd op een van de volgende gronden:

    • a.

      de aanvrager maakt naar het oordeel van Gedeputeerde Staten onvoldoende aannemelijk dat het project ten goede komt aan reizigers in het openbaar vervoer;

    • b.

      de aanvraag sluit naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet of onvoldoende aan bij de ontwikkelingen rondom MaaS;

    • c.

      de aanvrager maakt naar het oordeel van Gedeputeerde Staten onvoldoende inzichtelijk hoe over het project en de uitvoering daarvan afstemming plaatsvindt met de vervoerder aan wie Gedeputeerde Staten een concessie hebben verleend.

Artikel 3.1.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1 onderdelen a en b bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten, uitgaande van een sluitende begroting met volledige dekking van de kosten. Indien het project volledig op verzoek van de provincie wordt uitgevoerd, dan kan de bijdrage maximaal 100% van de subsidiabele kosten bedragen, uitgaande van een sluitende begroting met volledige dekking van de kosten.

  • 2. De subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1 onderdeel c bedraagt maximaal het bedrag dat daarvoor is opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Verkeer en Vervoer.

Artikel 3.1.6 Verplichtingen subsidieontvanger

Onverminderd de in artikel 2.3 van de Asv 2013 genoemde voorwaarden en verplichtingen wordt aan de subsidieverlening is in elk geval de verplichting verbonden dat de subsidieontvanger over het project en de uitvoering daarvan adequate afstemming voert met de vervoerder aan wie Gedeputeerde Staten een concessie hebben verleend.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 4.1 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt per 1 januari 2022 in werking en voor zover publicatie na deze datum plaats vindt, werkt deze terug tot 1 januari 2022.

Artikel 4.2 Werkingsduur en overgangsrecht

  • 1. Deze regeling vervalt op 31 december 2035 met dien verstande dat de regeling van kracht blijft voor subsidies die verstrekt zijn op basis van deze regeling.

  • 2. Op aanvragen die zijn ontvangen op grond van deze regeling vóór de inwerkingtreding, is de Subsidieregeling openbaar vervoer Fryslân 2016 van toepassing.

Artikel 4.3 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling openbaar vervoer Fryslân 2022

Ondertekening

Leeuwarden, 7 december 2021

Gedeputeerde Staten van Fryslân,

Drs. A.A. M. Brok, voorzitter

R.E. Bouius-Riemersma MBA MCM, secretaris