Algemene subsidieverordening ’s-Hertogenbosch 2021

Geldend van 01-12-2021 t/m heden

Intitulé

Algemene subsidieverordening ’s-Hertogenbosch 2021

De gemeenteraad van de gemeente ’s-Hertogenbosch,

In zijn vergadering van 12 oktober 2021,

Gezien het voorstel van het college van 7 september 2021 met reg.nr. 11209267

Besluit

vast te stellen de Algemene subsidieverordening ’s-Hertogenbosch 2021. Deze treedt in werking op 1 december 2021 onder gelijktijdige intrekking van de Algemene subsidieverordening ’s-Hertogenbosch 2017.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Raad: de gemeenteraad van de gemeente ’s-Hertogenbosch;

  • b.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente ‘s-Hertogenbosch;

  • c.

    Eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van eenmalige projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en waarvoor het college slechts voor een van tevoren bepaalde tijd van maximaal vier jaar subsidie wil verstrekken.

  • d.

    Jaarlijkse/meerjarige subsidie: subsidie die per (boek/school)jaar of voor een bepaald aantal boekjaren wordt verstrekt.

  • e.

    Subsidiebeschikking: het besluit waarmee een subsidie wordt verleend, gewijzigd, ingetrokken, geweigerd of vastgesteld;

  • f.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht

  • g.

    Aanvrager: een (rechts-)persoon die een schriftelijk verzoek indient om subsidie te verkrijgen.

  • h.

    Boekjaar: het kalenderjaar, tenzij bij wettelijk voorschrift of bij subsidieverlening anders is bepaald.

  • i.

    Subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een boekjaar ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies.

  • j.

    Jaarverslag: een verslag dan wel een jaarverslag dat inzicht geeft in de aard, duur en omvang van de activiteiten en resultaten en een vergelijking tussen de nagestreefde en gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen.

  • k.

    Jaarrekening: een financiële verantwoording van de verrichte activiteiten. Deze financiële verantwoording bestaat uit een balans met toelichting en een exploitatierekening met toelichting. De financiële verantwoording moet voldoen aan het gestelde in het Burgerlijk Wetboek boek 2 Titel 9.

  • l.

    Social return: het opnemen van sociale voorwaarden bij subsidieverlening zodat de subsidieontvanger een bijdrage levert aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van het bevorderen van werkgelegenheid van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in de breedst mogelijke zin.

  • m.

    Algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 127), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • n.

    de-minimisverordening: verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352), verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 352/9)en verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • o.

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

  • p.

    onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • q.

    Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PbEU C 326/47).

Artikel 2. Reikwijdte verordening

  • 1.

    Het college kan subsidies verstrekken op basis van de beleidsprogramma’s die in de gemeentelijke begroting zijn vermeld.

  • 2.

    Het college kan ten aanzien van subsidies als bedoeld in artikel 4:23 lid 3 Awb bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3. Bevoegdheid college

Het college is met inachtneming van wat in deze verordening is bepaald bevoegd tot het verstrekken van subsidie.

Artikel 4 Subsidieregelingen

Het college kan nadere regels vaststellen. Daarin worden de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling van de subsidie per beleidsprogramma, zoals bedoeld in artikel 2 lid 1, omschreven.

Artikel 5. Staatssteunregels

  • 1.

    Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling van deze verordening afwijken en deze aanvullen.

  • 2.

    Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 6. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    Het college kan jaarlijks, na de vaststelling van de begroting door de gemeenteraad, subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepalen zij bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 2.

    Het college kan een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3.

    Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4.

    Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 7. Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college. Het college kan daar een aanvraagformulier voor beschikbaar stellen.

  • 2.

    De aanvrager legt bij de aanvraag in ieder geval de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen. In het bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op de door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsprogramma’s;

    • c.

      een begroting met een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      als de aanvrager een onderneming is:

      • i.

        een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm dan ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

      • ii.

        Een verklaring als bedoeld in de verordening m.b.t. de de-minimissteun (de-minimisverklaring).

    • e.

      Indien van toepassing bij een jaarlijkse subsidie, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3.

    Een rechtspersoon die voor de eerste keer een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt aan de aanvraag tevens toe een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar.

  • 4.

    Onverminderd wat daartoe in de Awb is bepaald is het college bevoegd ook meer of minder gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag nodig zijn.

  • 5.

    Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 8. Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag voor een jaarlijkse en meerjarige subsidie wordt gedaan uiterlijk 1 juni in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid dienen nieuwe of hogere subsidieaanvragen dan het vorige boekjaar uiterlijk 15 februari voorafgaand aan dat boekjaar te worden ingediend.

  • 3.

    Een aanvraag voor een eenmalige subsidie wordt uiterlijk twee maanden voor de aanvang van de activiteit, waarvoor de subsidie is aangevraagd, ingediend.

  • 4.

    Het college kan bij subsidieregeling andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag.

Artikel 9. Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag, dan wel, indien het college hiertoe regels heeft opgesteld, 13 weken gerekend vanaf de uiterste indieningstermijn voor het aanvragen van de subsidie.

  • 2.

    Het college beslist in beginsel op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk op 31 december van het jaar waarop de aanvraag is ingediend.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 4.

    Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie, wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 10. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb weigert het college de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt, of

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun van Nederland onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 2.

    Onverminderd het vorige lid weigert het college de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Onverminderd de vorige leden kan het college de subsidie verder in ieder geval weigeren:

    • a.

      Als de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente.

    • b.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente ’s-Hertogenbosch of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • c.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • d.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • e.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • f.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • g.

      In de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

    • h.

      Als de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd in onvoldoende mate bijdragen aan de doelen waarvoor subsidiegelden beschikbaar worden gesteld.

  • 4.

    Het college kan een subsidie in ieder geval weigeren dan wel intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 11. Verlening subsidie

  • 1.

    Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording plaats vindt.

  • 2.

    Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

  • 3.

    Subsidie wordt slechts verstrekt aan rechtspersonen, tenzij in een subsidieregeling anders is bepaald.

Artikel 12. Betaling en bevoorschotting

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel a, wordt gegeven, kan de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaatsvinden.

  • 2.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel b, wordt gegeven, kan 100 % bevoorschotting plaatsvinden.

  • 3.

    Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in het besluit tot subsidieverlening, de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

Artikel 13. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

  • 1.

    Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het college, onder vermelding van de reden.

  • 2.

    Een subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhoudingen met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de subsidieontvanger de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel kan nakomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 14. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1.

    Bij subsidies hoger dan € 50.000,- verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 2.

    Bij subsidies van meer dan € 50.000 behoeft de subsidieontvanger de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Awb.

  • 3.

    Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid van de Awb worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. In de toelichting bij de subsidieregeling wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.

  • 4.

    Bij subsidieregeling kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht. In de toelichting bij de subsidieregeling wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.

  • 5.

    Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan het college een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis voordoet als bedoeld in artikel 4:41 tweede lid van de Awb. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

  • 6.

    Het niet of niet tijdig voldoen aan de mededelingsplicht als neergelegd in artikel 13 en/of de overige verplichtingen als neergelegd in dit artikel kunnen leiden tot het lager vaststellen van subsidie, het intrekken, het terugvorderen, het stopzetten van bevoorschotting, dan wel het verrekenen van subsidie.

Artikel 15. Niet doelgebonden verplichtingen ex artikel 4:39 Awb

  • 1.

    Het college kan een verplichting tot social return opleggen bij subsidies hoger dan € 50.000,-

  • 2.

    Het niet of niet tijdig voldoen aan de in dit artikel genoemde verplichting tot social return kan leiden tot het lager vaststellen van subsidie, het intrekken, het terugvorderen, het stopzetten van de bevoorschotting, dan wel het verrekenen van subsidie.

  • 3.

    Op de invulling van de social return verplichting zijn de Beleids- en Uitvoeringsregels Social Return gemeente ’s-Hertogenbosch van toepassing, met uitzondering van de boetebepaling.

Artikel 16. Wijze van verstrekking en eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000,-

  • 1.

    Subsidies tot en met € 5.000,- worden door het college:

    • a.

      Direct vastgesteld, of

    • b.

      Ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2.

    Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door hem aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kan worden afgeweken van het bepaalde in dit artikel

Artikel 17. Eindverantwoording subsidies tussen € 5.000,- en € 50.000,-

  • 1.

    Bij subsidies van meer dan € 5.000- en ten hoogste € 50.000,- dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, een aanvraag tot vaststelling in bij het college.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt dat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

  • 4.

    Bij subsidieregeling kan worden afgeweken van het bepaalde in dit artikel.

Artikel 18. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 50.000,-

  • 1.

    Als de subsidieverlening hoger is dan € 50.000,- dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college. De indieningstermijn is:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken nadat de activiteiten zijn verricht.

    • b.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie:

      • vier maanden na het subsidietijdvak waarvoor de subsidie is verleend;

      • uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar als er een beoordelingsverklaring moet worden overgelegd (lid 2 sub d);

      • uiterlijk vóór 1 juni in het jaar na afloop van het kalenderjaar als een controleverklaring moet worden overlegd (lid 2 sub e).

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de resultaten zijn gerealiseerd, de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en deze hebben bijgedragen aan de resultaten, en in hoeverre aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag en/of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      Bij aanvragen tot subsidievaststelling van een subsidie waarbij het subsidiebedrag, dan wel de som van meerdere door de gemeente verstrekte subsidies € 50.000 tot € 100.000 bedraagt, wordt een beoordelingsverklaring overlegd. Deze wordt opgesteld door een onafhankelijke accountant als bedoeld in artikel 393 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

    • e.

      Bij aanvragen tot subsidievaststelling van een subsidie waarbij het subsidiebedrag, dan wel de som van meerdere door de gemeente verstrekte subsidies meer dan € 100.000 bedraagt, wordt een controleverklaring overlegd. Deze wordt opgesteld door een onafhankelijke accountant als bedoeld in artikel 393 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 19. Subsidievaststelling

  • 1.

    Het college stelt een subsidie van meer dan € 5.000,- vast binnen 13 weken na de ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 2.

    Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd.

  • 3.

    Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 4.

    Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

  • 5.

    Als de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid genoemde tijdstip is ontvangen, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Als de aanvraag niet binnen deze termijn wordt ingediend, dan kan het college overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 20. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1.

    Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidieaanvrager berekend met gebruikmaking van een bij subsidieregeling voorgeschreven berekeningswijze.

  • 2.

    Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van de bij subsidieregeling voorgeschreven definities.

  • 3.

    Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 21. Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 8 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 22. Slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 december 2021 onder gelijktijdige intrekking van de Algemene subsidieverordening ’s-Hertogenbosch 2017.

  • 2.

    Aanvragen die zijn ingediend voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening worden afgedaan volgens de bepalingen van de Algemene subsidieverordening ’s-Hertogenbosch 2017.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als de Algemene subsidieverordening ’s-Hertogenbosch 2021.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van ’s-Hertogenbosch gehouden op 12 oktober 2021,

De griffier,

Drs. W. Amesz,

De voorzitter,

Drs. J.M.L.N. Mikkers