Beleidsregels vrijstelling giften, schadevergoedingen en geldlening voor levensonderhoud - Participatiewet 2022 Gemeente Heerde

Geldend van 01-01-2022 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels vrijstelling giften, schadevergoedingen en geldlening voor levensonderhoud - Participatiewet 2022 Gemeente Heerde

Artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet regelt dat de belanghebbende uit eigen beweging mededeling doet van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed zijn op het recht op bijstand.

Artikel 31, tweede lid, onderdeel m, van de Participatiewet bepaalt dat niet tot middelen van de belanghebbende worden gerekend: giften en daar genoemde uitkeringen en vergoedingen voor schade, voor zover deze naar het oordeel van het college uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn.

In dit kader, en op basis van artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, heeft het college de volgende beleidsregels vastgesteld:

Artikel 1 Begripsbepaling

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder

    • a.

      belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

    • b.

      gift: een onverplichte betaling van geld uit vrijgevigheid door een natuurlijke persoon of door een instelling;

    • c.

      gift in natura: schenking van goederen of een andere vorm niet zijnde geld;

    • d.

      de wet: de Participatiewet.

Artikel 2 Giften voor bijzondere kosten

  • 1.

    Giften worden niet als middelen voor de bijstand aangemerkt voor zover deze worden verstrekt voor kosten waarvoor anders bijzondere bijstand verstrekt had kunnen worden.

  • 2.

    Giften worden niet als middelen voor de bijstand aangemerkt voor zover deze worden verstrekt voor noodzakelijke kosten dan wel uit medisch oogpunt wenselijke kosten. Dit voor zover de levensstandaard hierdoor niet wordt verhoogd.

  • 3.

    Giften van werkgevers ten behoeve van werknemers worden niet in aanmerking genomen als middel voor de bijstand, voor zover en inzoverre deze onbelast zijn.

  • 4.

    Giften in de vorm van verstrekkingen van de voedselbank, kledingbank, speelgoedbank en dergelijke charitatieve instellingen worden niet als middel beschouwd.

  • 5.

    Voor giften bedoeld in lid 5 geldt geen meldingsplicht, voor giften genoemd in lid 1 tot en met 3 geldt wel een meldingsplicht.

  • 6.

    De giften als bedoeld in de voorafgaande leden tellen niet mee voor de maximale bedragen als bedoeld in de artikelen 3, 4 en 5 van deze beleidsregels.

Artikel 3 Giften in natura

  • 1.

    Giften in natura die een geringe waarde vertegenwoordigen worden niet tot de middelen gerekend en hoeven niet te worden gemeld voor zover de totaalwaarde minder is dan € 1.200,- per kalenderjaar.

  • 2.

    Is sprake van meerdere giften in natura in een kalenderjaar waarvan de totale waarde hoger is dan € 1200,-, moet dit wel worden gemeld door de uitkeringsgerechtigde.

  • 3.

    Is de waarde van een gift in natura hoger dan het onder lid 1 genoemde bedrag, dan wordt het meerdere aangemerkt als inkomen.

  • 4.

    De inkomensaanpassing blijft achterwege voor zover dit uit het oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is zoals in geval van een gift in natura wordt gedaan in de vorm van een medisch hulpmiddel dat noodzakelijk is voor het functioneren van de uitkeringsgerechtigde (of één van zijn gezinsleden) of als er sprake is van normaal gebruikelijke duurzame gebruiksartikelen.

  • 5.

    Giften genoemd in artikel 3 tellen mee voor het bereiken van het maximaal vrij te laten bedrag als bedoeld in de artikelen 4 en 5 van deze beleidsregels.

Artikel 4 Giften met een periodiek karakter

  • 1.

    Giften met een periodiek karakter worden niet tot de middelen gerekend als het totaal van de giften niet meer dan € 1.200,- per kalenderjaar bedraagt. Het meerdere wordt als inkomen in aanmerking genomen.

  • 2.

    Giften met een periodiek karakter dienen te worden gemeld als het totaal bedrag van de giften hoger is dan € 1.200,- per kalenderjaar.

Artikel 5 Giften met een eenmalig karakter

  • 1.

    Giften met een eenmalig karakter worden niet tot de middelen gerekend, voor zover de giften niet meer bedragen dan € 1.200,- gemeten per kalenderjaar. Het genoemde bedrag geldt voor de uitvoering van deze beleidsregels ook voor gehuwden.

  • 2.

    Voor zover de gift hoger is dan het in het eerste lid genoemde bedrag, wordt het meerdere als Inkomen aangemerkt.

  • 3.

    Onder ‘eenmalig’ zoals bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan: één gift per kalenderjaar.

  • 4.

    Eenmalige giften van minder dan € 1.200,- hoeven niet te worden gemeld. Als de waarde van de giften over een kalenderjaar hoger is dan € 1.200,- dan moet de uitkeringsgerechtigde dit melden.

Artikel 6 Giften of geldleningen in afwachting van de afhandeling van de bijstandsaanvraag

  • 1.

    Een gift die wordt verstrekt in afwachting van de afhandeling van de bijstandsaanvraag en die niet meer bedraagt dan de voor de uitkeringsgerechtigde geldende netto bijstandsnorm (exclusief vakantiegeld) met een maximum van € 1200,- wordt niet in aanmerking genomen als middel. Het meerdere wordt verrekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 lid 1 of artikel 4 lid 2 van deze beleidsregels.

  • 2.

    Deze giften tellen mee voor het bereiken van het maximaal vrij te laten bedrag als bedoeld in de artikelen 3 en 4 van deze beleidsregels.

Artikel 7 Giften in schulden

  • 1.

    Een gift die wordt verstrekt ter delging van een problematische schuld, ontstaan in een periode voor aanvang van de bijstandsverlening, wordt niet in aanmerking genomen als middel.

  • 2.

    Een schuld is in ieder geval problematisch als op het moment van aanvang van de bijstandsverlening een negatief vermogen is vastgesteld en er een terugbetalingsverplichting rust op deze schulden, waarvan de termijn is overschreden.

Artikel 8 Schadevergoeding

  • 1.

    De schadevergoeding die de belanghebbende ontvangt voor materiële schade wordt niet als vermogen aangemerkt, tenzij de schadevergoeding niet wordt gebruikt voor het wegnemen van de schade.

  • 2.

    Schadevergoeding die is bedoeld ter compensatie van het verlies van arbeidsvermogen, wordt aangemerkt als inkomen voor de periode waarop de vergoeding betrekking heeft.

  • 3.

    Indien de schadevergoeding voor immateriële schade meer bedraagt dan € 1.200,- wordt 2/3 deel van het meerdere van het bedrag in aanmerking genomen als inkomen.

Artikel 9 Citeerartikel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels vrijstelling giften, schadevergoedingen en geldlening voor levensonderhoud - Participatiewet 2022 Gemeente Heerde

Artikel 10 Ingangsdatum

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2022.

Ondertekening

Burgemeester en wethouders van de gemeente Heerde

De secretaris, De burgemeester,

Toelichting

Algemeen

Deze beleidsregel geeft aan hoe giften en schadevergoedingen voor levensonderhoud moeten worden beoordeeld.

Giften

Bij de vrijlating van giften wordt geen onderscheid gemaakt tussen giften van instellingen en giften van personen. Door de giften niet volledig in aanmerking te nemen wordt voorkomen dat de Participatiewet een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen of personen. Uitgangspunt is dat kerkelijk en particulier initiatief zoveel mogelijk wordt gerespecteerd.

Gezien het minimumbehoeftenkarakter van de bijstand kan de vrijlating niet onbeperkt zijn. Wat betreft de hoogte van de gift geldt dat het in de rede ligt om de gift in aanmerking te nemen voor zover cumulatie daarvan met de bijstand leidt tot een bestedingsniveau dat niet verenigbaar is met hetgeen op bijstandsniveau gebruikelijk is.

Bij de beoordeling of een betaling als een gift kan worden beschouwd is doorslaggevend of de betaling een onverplicht karakter draagt. Betalingen die zijn gebaseerd op wederkerige overeenkomsten kunnen om die reden dan ook niet aangemerkt worden als giften. In beginsel is de belanghebbende verplicht giften te melden. Uit oogpunt van beperking van de administratieve lasten is in de beleidsregels aangegeven wanneer de melding achterwege kan blijven.

De beleidsregels maken helderheid welke giften niet tot de middelen worden gerekend. Het omgekeerde is niet het geval. Van de giften die binnen het kader van deze beleidsregels niet vallen onder de giften die “vrij” zijn, mag niet automatisch worden genomen dat deze wel een middel zijn dat in aanmerking moet worden genomen. Het college zal ten aanzien van deze giften altijd nog een specifieke afweging moeten maken of de gift niettemin uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is.

Schadevergoedingen

Bij een schadevergoeding wordt onderscheid gemaakt tussen materiele en immateriële schadevergoeding. Een materiele schadevergoeding is een vergoeding voor schade die direct in geld is uit te drukken. Het gaat om een vergoeding voor schade of verlies van iets dat belanghebbende al had. Bijvoorbeeld vervanging van een kapotte auto of brandschade in huis. Het kunnen reeds gemaakt kosten zijn of kosten die nog gemaakt moeten worden.

Bij immateriële schadevergoeding, ook wel smartengeld genoemd, gaat het om een vergoeding voor gederfde levensvreugde. Deze vergoeding is bedoeld voor geleden emotionele schade, waarvan de hoogte door een rechter of schadeverzekeraar is bepaald. Binnen de bijstandsuitkering moet worden gekeken naar de hoogte van de immateriële schadevergoeding. Is de vergoeding exorbitant hoog, of heeft deze een loondervend karakter, dan kan dat deel wel als middel in aanmerking worden genomen. Voor het gedeelte van de immateriële schadevergoeding dat door de gemeente wordt vrijgelaten, is het aan de belanghebbende om te bepalen waar de vrijgelaten immateriële schadevergoeding voor wordt gebruikt. Invulling geven aan het hervinden van levensvreugde is immers een persoonlijke kwestie.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Giften voor kosten waarvoor bijzondere bijstand mogelijk is worden niet gerekend tot de middelen waarmee bij de bijstand rekening wordt gehouden. Dit is ook het geval als de bijzondere bijstand een tot een bepaald bedrag de kosten vergoedt en de gift hoger is.

Als er geen bijzondere bijstand mogelijk is maar de kosten zijn wel noodzakelijk, kan de gift eveneens vrijgelaten worden als deze de levensstandaard niet verhoogt. Dit is bijvoorbeeld het geval als de belanghebbende een gift ontvangt voor het aanschaffen van noodzakelijke hulpmiddelen zoals bijvoorbeeld een scootmobiel, of als de medische kosten uit bijstandsoogpunt niet noodzakelijk zijn maar wel wenselijk.

Als de gift bestemd is voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan dan wel ter vrije besteding is, geldt dit artikel niet.

Door het onverplicht karakter is er voldoende reden om onverplichte verstrekkingen van werkgevers aan werknemers buiten beschouwing te laten. Te denken valt bijvoorbeeld aan een kerstpakket, tegoedbonnen of een bedrag met de kerst etc.

Verstrekkingen van de voedselbank, speelgoedbank en de kledingbank worden niet als middel aangemerkt.

Artikel 3

Een gift is in het algemeen een betaling ineens. Niettemin zijn er situaties aanwijsbaar dat een gift in natura de vermogens- of inkomenspositie van de bijstandsgerechtigde sterk beïnvloedt. Deze beleidsregel stelt daarom buiten twijfel dat giften in natura met een geringe waarde tot € 1200 per kalenderjaar niet tot de middelen worden gerekend.

Artikel 5

Eerste lid: Voor de uitvoering van deze beleidsregels gelden de “vrijlatingen” niet per persoon. Dit houdt in dat voor een alleenstaande ouder en gehuwden (en daarmee gelijkgestelden) dezelfde vrijlating van toepassing is als voor een alleenstaande.

Tweede lid: Het deel van de gift dat de “vrijlating” overstijgt, wordt opgeteld bij het vastgestelde inkomen.

Derde lid: Dit voorschrift beoogt te voorkomen dat de gift een structureel karakter krijgt en ontmoedigend kan uitwerken op het aanvaarden van werk.

Artikel 6

Als gevolg van een lange behandelingsduur door de gemeente kan het zijn dat familie bijspringt voor de meest belangrijke uitgaven. De gemeente maakt de keus deze -door de familie als overbrugging bedoelde betalingen - veelal gedaan zonder een afdwingbare terugbetalingsverplichting - vrij te laten.

Artikel 7

De Participatiewet biedt maar beperkte mogelijkheden tot bijstandsverlening in schulden. Het hebben van problematische schulden is in algemene zin een belemmering in het sociaal functioneren. Als familie hierin de bijstandsgerechtigde tegemoet wil komen worden deze bedragen in beginsel niet als middel in aanmerking genomen.

Artikel 8

Het is de verantwoordelijkheid van de belanghebbende om documenten aan te leveren waaruit blijkt op welke grond aan hem een schadevergoeding is toegekend. Dit kan bijvoorbeeld een besluit van een verzekeringsmaatschappij of rechtbank zijn. De bewijslast ligt bij de belanghebbende zelf; hij/zij zal zelf de schade aannemelijk moeten maken.

Eerste lid: wanneer er sprake is van ontvangst van een door belanghebbende ontvangen schadevergoeding voor materiële schade, zal beoordeeld moeten worden of de vergoeding is gebruikt voor het wegnemen van de schade. Indien dit niet (helemaal) het geval is, wordt het deel dat niet is aangewend om de geleden schade weg te nemen als inkomen in aanmerking genomen. Hierbij moet rekening worden gehouden met eventuele kosten die in de toekomst nog gemaakt moeten worden, zoals fysiotherapie. Indien hier sprake van is kan de vergoeding niet als inkomen worden aangemerkt.

Tweede lid: door tijdelijke of blijvende arbeidsongeschiktheid kan iemand zijn baan verliezen. Het gevolg zal in veel gevallen zijn dat het inkomen van iemand voor een bepaalde periode, of zelfs helemaal, weg valt. Een vergoeding voor loonderving is bestemd voor de kosten van levensonderhoud en wordt daarom binnen de bijstand beschouwd als inkomen binnen de bijstand.

Het proces van afhandelen van de schade kan lange tijd duren. De uiteindelijk toegekende schadevergoeding kan dan ook over een periode gaan die in het verleden ligt. Er zal daarom beoordeeld moeten worden op welke periode de vergoeding precies betrekking heeft. Het bedrag van de toegekende schadevergoeding wordt vervolgens gedeeld door het aantal maanden waarop deze vergoeding betrekking heeft en maandelijks gekort als inkomen. In de meeste gevallen gaat het om één bedrag, waarbij het bedrag per maand niet duidelijk is. De belanghebbende zal moeten aantonen om welk verlies van arbeidsvermogen het gaat. Dit kan bijvoorbeeld doormiddel van salarisspecificaties of jaaropgaven, maar ook door een overzicht van de nog te lijden schade opgemaakt door een letstelschadespecialist.

Derde lid: wanneer er een schadevergoeding voor immateriële schade wordt toegekend, gaat het meestal om een zeer ernstige situatie. In een dergelijke situatie heeft de belanghebbende het recht om gecompenseerd te worden voor de geleden schade, zonder dat dit direct van invloed is op het recht op bijstand. Schadevergoedingen voor immateriële schade worden daarom niet volledig als inkomen aangemerkt. Aan de andere kant kan deze vrijlating niet onbegrensd zijn. Een bedrag ter hoogte van € 1.200,- wordt gezien als verantwoord. Wanneer de immateriële schadevergoeding hoger is, dan wordt 2/3 deel van het bedrag in aanmerking genomen als inkomen.