BELEIDSREGELS WET BIBOB GEMEENTE BRUMMEN 2021

Geldend van 26-11-2021 t/m heden

Intitulé

BELEIDSREGELS WET BIBOB GEMEENTE BRUMMEN 2021

Kenmerk Z062699/D363247

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE BRUMMEN,

Overwegende, dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

Gelet op het bepaalde in de Wet Bibob en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, alsook de relevante bepalingen in de Alcoholwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Algemene plaatselijke verordening gemeente Brummen (als het gaat om gemeentelijke vergunningen), de Algemene subsidieverordening gemeente Brummen, de Aanbestedingswet 2012 en de Omgevingswet (zodra die in werking is getreden)

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 oktober 2021 met kenmerk D363247;

HEEFT BESLOTEN:

1. De beleidsregels Wet Bibob gemeente Brummen 2021 vast te stellen.

Hoofdstuk 1: Algemeen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De begripsbepalingen in artikel 1.1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregels, tenzij in dit artikel anders is bepaald.

1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

a. de gemeente: de gemeente Brummen;

b. bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders;

c. Bibob toets: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan, aan de hand van een Bibob-vragenformulier, wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Landelijk Bureau Bevordering Integriteitsbeoordeling (LBB) aan te vragen;

d. Bureau: Landelijk Bureau Bevordering Integriteitsbeoordelingen (LBB)

e. RIEC: het Regionaal informatie- en expertisecentrum;

f. Wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob);

g. semi - overheidsinstanties: rechtspersonen die met enig openbaar gezag zijn bekleed voor zover de aanvraag om een beschikking wordt ingediend in de uitoefening van hun publiekrechtelijke bevoegdheden;

h. APV: Algemene Plaatselijke Verordening

Hoofdstuk 2: Publiekrechtelijke beschikkingen

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen.

1. Het bestuursorgaan zal de Bibob-toets toepassen bij elke aanvraag om een beschikking zoals vermeld in:

a. artikel 3 Alcoholwet voor de uitoefening van het horecabedrijf, met uitzondering van een dergelijke aanvraag ingediend door een paracommerciële rechtspersoon als bedoeld in artikel 1 van die wet en waarvan de horeca-inrichting in eigen beheer van de rechtspersoon is en niet is verpacht aan een derde;

b. artikel 30b Wet op de Kansspelen.

c. artikel 2:25 APV (evenementenvergunning), voor zover het betreft een dancefeest, houseparty of vergelijkbaar feest in de openlucht of in een niet daartoe bestemd en uitgerust gebouw, een vechtsportevenement of -gala, een motortreffen of vergelijkbaar feest van een motorclub en een race met één of meer motorvoertuigen

d. artikel 2:28 APV (exploitatievergunning openbare inrichting);

e. artikel 2:39 APV (speelgelegenheden);

f. artikel 1, lid 1 onder f van deze regeling en artikel 2:40b APV (tegengaan onveiligheid, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat);

g. artikel 3:4 APV (vergunning voor seksinrichtingen);

2. Het bestuursorgaan zal de Bibob-toets in beginsel toepassen met betrekking tot aanvragen om een beschikking als bedoeld in:

a. artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit), waarbij de Bibob-toets beperkt blijft tot de aanvragen zoals opgenomen in bijlage 1 behorende bij deze beleidsregels of die vallen in een risicocategorie zoals genoemd in bijlage 2. Na inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt dit artikel 5.1 lid 2 sub a Omgevingswet;

b. artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1., eerste lid van die wet (omgevingsvergunning inrichtingen Wet milieubeheer), waarbij de Bibob-toets beperkt blijft tot de inrichtingen die vallen onder specifieke risicocategorieën zoals genoemd in bijlage 2 of waarbij het een locatie betreft die gelegen is in een door het college aangewezen risicogebied en betreft zowel de aanvraag van een vergunning als ook een wijzigingsvergunning. Na inwerkingtreding Omgevingswet wordt dit artikel 5.1 lid 2 sub b Omgevingswet;

c. artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit die valt in een risicocategorie zoals genoemd in bijlage 2 of waarbij het een locatie betreft die gelegen is in een door het college aangewezen risicogebied en betreft zowel de aanvraag van een vergunning als ook een wijzigingsvergunning (omgevingsvergunning beperkte milieutoets);

3. De Bibob-toets wordt niet toegepast indien de aanvraag als bedoeld in het eerste en tweede lid, afkomstig is vanuit:

a. overheidsinstanties;

b. semi-overheidsinstanties;

c. door de Minister van Volkshuisvesting conform het woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning toegelaten woning(bouw)corporatie of

d. door het college bij specifiek besluit aangewezen aanvragers, zoals Publiek-Private Samenwerkingsconstructies van particuliere ondernemingen en overheid in bijvoorbeeld de ontwikkeling van een winkelcentrum.

Artikel 2.2 Aanvragen subsidies

1. Als er sprake is van feiten en omstandigheden zoals genoemd in het tweede lid van dit artikel kan een onderzoek naar de integriteit van de betrokkene(n) wordt ingesteld.

2. Onder feiten en omstandigheden als bedoeld in het eerste lid worden in ieder geval verstaan:

a. Een hoog risico, dat blijkt uit een risicoanalyse, die kan worden uitgevoerd door het college naar aanleiding van de subsidieaanvraag of subsidievaststelling. Bij deze analyse wordt de indicatorenlijst Bibob en subsidies uit de Handreiking voor de implementatie en toepassing van de Wet Bibob bij subsidies van de Dienst Justis (Ministerie van Justitie en Veiligheid) betrokken;

b. 1. eigen ambtelijke informatie en/of

2. informatie verkregen van het Bureau en/of

3. informatie verkregen vanuit het Openbaar Ministerie (OM) conform artikel 26 van de Wet (OM-tip) en/of

4. informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC waaruit aanwijzingen naar voren komen die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

3. Het eerste lid is niet van toepassing indien de betrokkene een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht is.

Artikel 2.3 Bestuursorgaan altijd bevoegd tot Bibob-toets bij signalen

Onverminderd het bepaalde in de voorgaande artikelen, zal het bestuursorgaan in geval van een aanvraag om een beschikking ook overgaan tot een Bibob-toets, als er vanuit:

  • 1. eigen ambtelijke informatie en/of

  • 2. informatie verkregen van het Bureau en/of

  • 3. informatie verkregen vanuit het Openbaar Ministerie (OM) conform artikel 26 van de Wet (OM-tip) en/of

4. informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC;

aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

Artikel 2.4 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

1. Het bestuursorgaan past de Wet in beginsel toe met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:

a. de verleende beschikking onderdeel uitmaakt van een branche of onderdeel in deze branche, die op basis van een door het bestuursorgaan genomen besluit na de verstrekking van de beschikking is aangewezen voor een Bibob-toets;

b. vanuit eigen informatie of informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, van het Bureau of van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de Wet er aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat er een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet is;

c. bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene in de gemeente een soortgelijke beschikking is verleend;

2. Een melding wijziging vergunninghouder op grond van artikel 2.25 lid 2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt ingediend, indien sprake is van een categorie van inrichtingen waar het beleid voor vergunningsaanvragen, zoals bepaald in artikel 2.1 lid 2 van deze regeling op van toepassing is, in het geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuur het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets verzoeken.

Hoofdstuk 3: Privaatrechtelijke handelingen

Artikel 3.1 Overheidsopdrachten

1. De gemeente, zijnde een rechtspersoon met een overheidstaak kan een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot overheidsopdrachten. Van geval tot geval bepaalt de rechtspersoon of het in de rede ligt om bij de gunning van een overheidsopdracht de Wet Bibob toe te passen.

2. De gemeente, zijnde een rechtspersoon met een overheidstaak zal in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren indien er vanuit:

1. eigen ambtelijke informatie en/of

2. informatie verkregen van het Bureau en/of

3. informatie verkregen vanuit het Openbaar Ministerie (OM) conform artikel 26 van de Wet (OM-tip) en/of

4. informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC;

aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

3. De gemeente, zijnde een rechtspersoon met een overheidstaak kan in iedere fase van een aanbesteding ter zake een overheidsopdracht, als in het eerste lid van dit artikel bedoeld, een Bibob-toets uitvoeren. Derhalve kunnen aan een Bibob-toets worden onderworpen zowel degenen die de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is te selecteren tot een volgende fase van de aanbesteding, dan wel degene(n) aan wie de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is de betreffende overheidsopdracht te gunnen.

4. De gemeente, zijnde een rechtspersoon met een overheidstaak kan ook na gunning van een overheidsopdracht als bedoeld in lid 1 van dit artikel besluiten een Bibob-toets uit te voeren. Daartoe zal in de betreffende aanbestede (concept)overeenkomst(en) een nadere bepaling moeten worden opgenomen. Die bepaling heeft als strekking dat de overeenkomst zal kunnen worden ontbonden door het bestuursorgaan indien (alsnog) feiten en omstandigheden in relatie tot het bedrijf of de persoon van de opdrachtgever bekend zijn geworden die, ware deze bekend geweest vóór het tot stand komen van de overeenkomst, aanleiding zouden zijn geweest om de opdrachtnemer uit te sluiten van verdere deelname aan de aanbesteding. De gemeente, zijnde een rechtspersoon met een overheidstaak kan in het hiervoor bedoelde geval besluiten niet tot ontbinding over te gaan indien zij van oordeel is dat uit de Bibob-toets gebleken mate van gevaar in voldoende mate valt te reduceren door het stellen van (nadere) uitvoeringsvoorwaarden.

Artikel 3.2 Vastgoedtransacties

1. Bij de start van elke onderhandeling over een vastgoedtransactie zal de rechtspersoon met een overheidstaak de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure.

2. De rechtspersoon met de overheidstaak zal in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren alvorens een beslissing wordt genomen over de vastgoedtransactie indien:

a. voorafgaand of tijdens de onderhandelingen met een wederpartij er vanuit:

1. eigen ambtelijke informatie en/of

2. informatie verkregen van het Bureau en/of

3. informatie verkregen vanuit het Openbaar Ministerie (OM) conform artikel 26 van de Wet (OM-tip) en/of

4. informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC;

aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob en/of;

b. de wederpartij valt onder de risico-branches zoals genoemd in bijlage 2:

3. Indien is besloten tot de uitvoering van een Bibob-toets, neemt de rechtspersoon met een overheidstaak geen definitief besluit tot de vastgoedtransactie, tot de Bibob-toets volledig is afgerond.

4. Indien wordt overgegaan tot de vastgoedtransactie, dan kan in de overeenkomst een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst, indien blijkt van ernstig gevaar, zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

5. Onverminderd lid 1 tot en met 4 van dit artikel, zal voorafgaand aan een vastgoedtransactie met als doel het verwerven of vervreemden van recht op eigendom door een rechtspersoon met een overheidstaak, in ieder geval aanleiding bestaan tot het uitvoeren van een Bibob-toets indien:

a. met de vastgoedtransactie een bedrag van minimaal € 500.000 is gemoeid;

b. de hoogte van de bieding of koopsom ongebruikelijk is vergeleken met de waardering van het vastgoedobject;

c. sprake is van een hoge mate van financiële complexiteit bij de wederpartij;

d. sprake is van een hoge mate van complexiteit met betrekking tot de bedrijfsstructuur van wederpartij;

e. sprake is van (ver)koop middels een vastgoedbelegging;

f. sprake is van (ver)koop middels veiling;

g. sprake is van een exceptioneel financieel risico voor de gemeente.

6. De rechtspersoon met een overheidstaak kan afzien van het uitvoeren van een Bibob-toets indien de vastgoedtransactie wordt aangegaan met een overheidsinstantie of een semi-overheidsinstantie.

Hoofdstuk 4: Slotbepalingen

Artikel 4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Als er naar het oordeel van het bestuursorgaan sprake is van bijzondere omstandigheden, dan kan het bestuursorgaan in afwijking van het bepaalde in deze beleidsregels en besluiten om geen Bibob-toets uit te voeren.

Artikel 4.2 Bestuursorgaan altijd bevoegd tot Bibob-toets bij signalen

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 2 en 3 van deze beleidsregel, zal het bestuursorgaan in geval van een aanvraag om een beschikking ook overgaan tot een Bibob-toets, als er vanuit:

1. eigen ambtelijke informatie en/of

2. informatie verkregen van het Bureau en/of

3. informatie verkregen vanuit het Openbaar Ministerie (OM) conform artikel 26 van de Wet (OM-tip) en/of

4. informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC;

aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

Artikel 4.3 Intrekking beleidslijnen

De beleidslijnen Bibob gemeente Brummen, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders en door de burgemeester op 27-02-2007 en 05-03-2013 worden ingetrokken.

Artikel 4.4 Datum inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na publicatie.

Artikel 4.5 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Wet Bibob gemeente Brummen 2021.

Ondertekening

Dit besluit is genomen tijdens de vergadering van het College van Burgemeester en Wethouders van 19 oktober 2021.

Het college B&W van de gemeente Brummen,

De voorzitter A.J. van Hedel

Bijlage 1 Bouwactiviteit

Toepassingscriteria geldend voor de uitvoering van de Bibob-toetsing bij de aanvraag voor een beschikking als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit) en artikel 5.1 lid 2 sub a en b Omgevingswet (zodra de Omgevingswet in werking is getreden)

Uitgaande van het doel van de Wet Bibob, het waarborgen van de integriteit van het bestuursorgaan en het voorkomen van ongewild faciliteren van criminele activiteiten en daarmee het tegenhouden van vergunningen waarbij een bepaalde mate van criminele beïnvloeding te verwachten valt, zal de uitvoering van de Bibob-toetsing plaatsvinden bij aanvragen, die vallen onder één van de hierna genoemde gevallen:

A.

Bouwsom

In geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit, waarbij sprake is van een bouwsom van meer dan € 500.000,- (exclusief btw). De bouwsom wordt door de gemeente berekend.

B.

Bijzondere gevallen

Vanaf de 4e aanvraag binnen een periode van 24 maanden van dezelfde aanvrager en/of betrokkene met een bouwsom van meer dan € 50.000,- en minder dan € 500.000,-.

In geval reeds aanvang is genomen met de realisatie van een vergunningsplichtig bouwwerk, zonder dat daarvoor de vereiste vergunning is aangevraagd en de bouwsom meer bedraagt dan € 50.000,- (exclusief btw) en minder bedraagt dan of gelijk is aan € 500.000,- (exclusief btw).

Uitzondering bij meerdere aanvragenper jaar voor één project. Indien een partij binnen een periode van 12 maanden meerdere aanvragen binnen eenzelfde project met de gemeente indient, zal de partij bij ongewijzigde omstandigheden ten opzichte van de eerdere aanvraag (bedrijfsstructuur, financiering, zakelijke partners, etc.) kunnen volstaan met een verwijzing naar de reeds eerder verkregen vergunning en het daarbij ingevulde Bibob-formulier. Bij gewijzigde omstandigheden dient de partij slechts de gewijzigde omstandigheden aan te geven.

C. Risicogebieden

Indien de bouwsom meer bedraagt dan € 50.000,- (exclusief btw) en minder bedraagt dan of gelijk is aan € 500.000,- (exclusief btw) en de aanvraag een locatie betreft die gelegen is in een door het college aangewezen risicogebied.

Bijlage 2 Risicocategorieën Bouwactiviteit, milieu en vastgoed

Categorie A (Bouwactiviteit (artikel 2.1 lid 2, onder a) en vastgoed (artikel 3.2) en milieu artikel 2.1 lid 2 sub b Milieu)

- Autobranche (Verkoop- en verhuur auto’s)

- Belwinkels;

- Geldwisselkantoren;

- Im- en exportbedrijven (handelsondernemingen; schoenen, kleren, onderdelen);

- Inrichtingen waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet:

- dranken worden geschonken (waaronder horecabedrijven), of rookwaren of spijzen (waaronder coffeeshops) voor directe consumptie worden verstrekt;

- logies wordt vertrekt (waaronder hotels, kamerverhuurbedrijven, pensions),

- Inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2:40 eerste lid c van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Brummen;

- Kapsalons

- Motorclubs, Outlaw Motor Gangs (OMG) en daaraan gerelateerde clubs

- Niet geregistreerde uitzendbureaus;

- Overige bedrijven waar in een later stadium een vergunning voor moet worden aangevraagd waar de Wet Bibob op van toepassing kan zijn.

- Personenvervoer

- Religieuze instellingen

- Seksinrichtingen en escortbedrijven

- Shishalounge;

- Sportscholen;

- Transportondernemingen;

- Vrijplaatsen (locaties waar en/of groepen waartegen een effectief overheidsoptreden wordt belemmerd, leidend tot een maatschappelijk ongewenste situatie, waarbij aanwijzingen bestaan voor het aanwezig zijn van strafbare gedragingen waaronder (fiscale) fraude en waarbij we spreken over handhavingsknelpunten. De belemmering betreft soms een bestaande of vermeende dreiging, soms een sociaal-culturele hindernis);

- Vuurwerkbranche

- Wellnessbranche (o.a. aan massage- en beautysalons, nagel- en zonnebankstudio’s)

- Zorgaanbieder (o.a. zorgbureaus en PGB (persoonsgebonden budget)-bureaus)

Categorie B (artikel 2.1 lid 2 sub b Milieu)

- Afvalbranche

- Co-vergisters

- Autobranche (autodemontage);

N.B.: Bovenstaande opsomming van risicocategorieën is niet limitatief. Deze risicocategorieën kunnen, indien nieuwe ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, door het college van burgemeester en wethouders worden aangepast.