Regeling vervallen per 27-01-2024

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING “PARTICIPATIEBEDRIJF KEMPENPLUS”

Geldend van 01-01-2022 t/m 26-01-2024

Intitulé

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING “PARTICIPATIEBEDRIJF KEMPENPLUS”

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel en Reusel-De Mierden, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft,

Overwegen het volgende:

Voor de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening, de Participatiewet en de Wet inburgering is samenwerking tussen gemeenten noodzakelijk;

Met ingang van 1 januari 2015 is de Participatiewet in werking getreden. Deze wet heeft tot doel om zoveel mogelijk mensen, met en zonder arbeidsbeperking, weer aan de arbeidsmarkt deel te laten nemen;

Sinds de invoering van de Participatiewet stromen geen mensen meer de Wet sociale werkvoorziening in;

Gelet op deze wetswijzigingen en de wens om de uitvoering van beide wetten binnen één organisatie plaats te laten vinden wordt de regeling WVK-groep die taken uitvoert op het gebied van de Wet sociale werkvoorziening uitgebreid met taken op het gebied van de Participatiewet. Deze taken werden voorheen uitgevoerd door de gemeenschappelijke regeling Samenwerking Kempengemeenten;

Het uitvoeren van de taken betreft het uitvoeren van beleid en opdrachten van de colleges waarbij geen raadsbevoegdheden zijn betrokken en geen eigen beleid wordt vastgesteld. De samenwerking kan daarom in de vorm van bedrijfsvoeringsorganisatie plaatsvinden. Wel zal de beleidsvoorbereiding en de ondersteuning bij de beleidsontwikkeling voor de deelnemende gemeenten binnen deze bedrijfsvoeringsorganisatie plaatsvinden;

De deelnemende gemeenten zijn verantwoordelijk voor het vaststellen van het beleid en de verordeningen met betrekking tot de taken van het Participatiebedrijf. In het kader van een efficiënte en effectieve uitvoering door het Participatiebedrijf wordt door de gemeenten gestreefd naar een gezamenlijk en gelijkluidend beleid.

Daarnaast is het gewenst om de regeling te actualiseren gelet op de Wet inburgering 2021;

Besluiten:

de gemeenschappelijke regeling “Bedrijfsvoeringsorganisatie KempenPlus” als volgt aan te passen

Algemene bepalingen

Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder

  • 1. De regeling : de gemeenschappelijke regeling bedrijfsvoeringsorganisatie Participatiebedrijf KempenPlus;

  • 2. Participatiebedrijf : de bedrijfsvoeringsorganisatie Participatiebedrijf KempenPlus;

  • 3. “een deelnemende gemeente” : de gemeente waarvan het college deze regeling mede heeft getroffen;

  • 4. College : het college van burgemeester en wethouders dat deelneemt aan deze regeling;

  • 5. Raad : de raad van een deelnemende gemeente aan deze regeling;

  • 6. Wsw : Wet sociale werkvoorziening;

  • 7. Pw : Participatiewet;

  • 8. IOAW : Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • 9. IOAZ : Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

  • 10. Bbz : Besluit bijstandsverlening zelfstandigen;

  • 11. Wi2021 : Wet inburgering 2021;

  • 12. Wgr : Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • 13. Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant.

Artikel 2

Waar in de regeling artikelen van enige wet of wettelijk voorschrift van overeenkomstige toepassing zijn of zijn verklaard, komen voor zoveel mogelijk in de plaats van:

  • 1. de gemeente: het Participatiebedrijf

  • 2. de gemeenteraad: burgemeester en wethouders

  • 3. de burgemeester: het bestuur

Bedrijfsvoeringsorganisatie en samenwerkingsgebied

Artikel 3

  • 1. Er is een bedrijfsvoeringsorganisatie als bedoeld in artikel 8, derde lid, Wgr, genaamd “Participatiebedrijf KempenPlus”, afgekort het Participatiebedrijf. Het Participatiebedrijf is rechtspersoon.

  • 2. Het Participatiebedrijf is gevestigd te Bladel.

Bestuursorgaan

Artikel 4

Het Participatiebedrijf heeft één bestuursorgaan: het bestuur.

Doelstelling, belang, taken en bevoegdheden

Artikel 5

  • 1. Het Participatiebedrijf heeft tot doel het behartigen van het gemeenschappelijk en afzonderlijk belang van de deelnemende gemeenten en de colleges op het gebied van:

    • a.

      de sociale werkvoorziening ingevolge de WSW;

    • b.

      werk en inkomen ingevolge de Pw met uitzondering van de bijzondere bijstand;

    • c.

      de IOAW;

    • d.

      de IOAZ

    • e.

      de Bbz,

    • f.

      Wet inburgering 2021

  • alsmede de hiervoor opgebouwde infrastructuur in te zetten voor re-integratiedoeleinden.

  • 2. Daartoe dragen de colleges van de deelnemende gemeenten hun bevoegdheden, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het in lid 1 genoemde belang, over aan het bestuur van het Participatiebedrijf, te weten:

    • a.

      De volledige uitvoering van de in het eerste lid genoemde wetten, daarop gebaseerde onderliggende landelijke regelgeving en gemeentelijke regelingen en van de daaruit voortvloeiende voorschriften, voor zover die uitvoering aan de colleges is opgedragen, alsmede van het beleid van de deelnemende gemeenten op het gebied van de in het eerst lid genoemde regelgeving.

    • b.

      De uitvoering van de Wet inburgering 2021 is een uitzondering op tweede lid, onder a van dit artikel. De uitvoering van de Module Arbeidsmarkt en Participatie geschiedt voor de gemeente Bergeijk, Bladel, Eersel en Reusel-De Mierden.De uitvoering van casusregie (waaronder het afnemen van de brede intake, het opstellen van het persoonlijk Plan voor Inburgering en Participatie (PIP), het monitoren en bewaken van de voortgang en het handhaven van de verplichtingen) geschiedt enkel voor de gemeenten Bergeijk, Bladel en Reusel-De Mierden.

    • c.

      Het oprichten, exploiteren en in stand houden van bedrijven voor industriële, cultuurtechnische, administratieve werkzaamheden, detacheringen en traject-begeleiding, welke zoveel mogelijk zijn gericht op het behouden dan wel bevorderen van de arbeidsbekwaamheid van de werknemer mede met het oog op het kunnen verrichten van arbeid onder normale omstandigheden.

  • 3. De aan de colleges toekomende bevoegdheden om beleidsregels vast te stellen worden niet overgedragen.

  • 4. Het bestuur draagt zorg voor het nemen van besluiten op bezwaar en het instellen van en voeren van procedures in (hoger) beroep op grond van de regelgeving als genoemd in het eerste lid.

  • 5. Het bestuur draagt zorg en is verantwoordelijk voor de beleidsvoorbereiding van de taken genoemd in dit artikel en doet daartoe voorstellen aan de colleges, of als de raden de beslissingsbevoegdheid hebben, via de colleges aan de raden.

  • 6. Het bestuur kan binnen het kader van het in lid 1 omschreven doel één of meerdere privaatrechtelijke rechtspersonen oprichten.

  • 7. De colleges verplichten zich tot het medewerken aan het vinden van voldoende en geëigende werkzaamheden voor de Wsw medewerkers.

  • 8. Voor zover de diensten vallen binnen het kader van de in dit artikel genoemde taken, is het Participatiebedrijf bevoegd om tot een maximum van 20% van zijn omzet, of althans tot een zodanig percentage dat wettelijk is toegestaan, bevoegd tot het verrichten van dezelfde diensten voor andere publiekrechtelijke rechtspersonen.

  • 9. Voor zover de in het eerste lid genoemde wetten en regelingen wijzigingen in de inhoud of benaming daarvan ondergaan en deze wijzigingen als rechtsopvolging kunnen worden aangemerkt vallen die wijzigingen eveneens tot het doel van deze regeling.

Hoofdstuk I: Het bestuur van het Participatiebedrijf

Samenstelling

Artikel 6

  • 1. De colleges wijzen de leden van het bestuur uit hun midden aan met dien verstande dat ieder college één lid aanwijst. Het bestuur bestaat uit vier leden. Eén van hen wordt als voorzitter aangewezen.

  • 2. Alle leden van het bestuur beschikken over één stem.

  • 3. De leden van het bestuur worden aangewezen voor een tijdvak gelijk aan dat van de zittingsduur van de raad. Zij blijven zitting houden tot aan het tijdstip dat de opvolger zijn aanwijzing als lid van het bestuur heeft aanvaard.

  • 4. Hij die tussentijds ophoudt lid te zijn van het college waaruit hij is aangewezen als lid van het bestuur, houdt van rechtswege op lid te zijn van het bestuur.

  • 5. De leden van het bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het bestuur, alsmede het college dat hen heeft aangewezen, op de hoogte. Het ontslag gaat onmiddellijk in en is onherroepelijk.

  • 6. Het aanwijzen van leden van het bestuur ter vervulling van plaatsen die door ontslag, overlijden of om een andere reden openvallen, vindt plaats binnen één maand na dat openvallen.

  • 7. Het lidmaatschap van het bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, aangesteld door of vanwege een deelnemende gemeenten of door het bestuur van het Participatiebedrijf. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld Wsw werknemers en zij die, op arbeidscontract naar burgerlijk recht, werkzaam zijn bij het Participatiebedrijf of bij een door de regeling opgerichte rechtspersoon. Het lidmaatschap is tevens onverenigbaar met de betrekking van medewerker in een vorm van gesubsidieerde arbeid, waarvan de verantwoordelijkheid en uitvoering op grond van deze regeling aan het Participatiebedrijf is opgedragen, of met de rol van toezichthouder op grond van enig wettelijk voorschrift op de uitvoering van de aan het Participatiebedrijf overgedragen taken.

  • 8. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt van rechtswege indien zich een van de in het vorige lid genoemde situaties voordoet.

Werkwijze

Artikel 7

  • 1. Het bestuur vergadert in principe éénmaal per twee maanden en in ieder geval ten minste tweemaal per jaar.

  • 2. Vergaderingen worden voorts gehouden zo dikwijls de voorzitter van het bestuur dat nodig oordeelt of tenminste twee leden hem dat schriftelijk en met opgaaf van redenen verzoeken.

  • 3. De voorzitter is gehouden naar aanleiding van een dergelijk verzoek, in spoedeisende gevallen binnen één week, een vergadering te beleggen. Indien hij daarmee in gebreke blijft, zijn de indieners van het verzoek gerechtigd een vergadering bijeen te roepen.

  • 4. Het bestuur kan zich in zijn vergaderingen door deskundigen laten bijstaan.

  • 5. Ten aanzien van de vergaderingen zijn de artikelen 56, 58 en 59 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 6. Het bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.

Bevoegdheden

Artikel 8

  • 1. Het bestuur treedt ten aanzien van de regeling in de bevoegdheden van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten.

  • 2. Aan het bestuur behoren in ieder geval:

    • a.

      het, desgevraagd of uit eigen beweging, adviseren van de colleges in alle zaken die de in artikel 5, eerste lid genoemde regelgeving betreffen;

    • b.

      het onderhouden van contacten met organen en het voor zover nodig samenwerken met organen, organisaties, instellingen en personen, die zowel binnen als buiten het gebied, waarover de regeling zich uitstrekt, werkzaam zijn;

    • c.

      het ingevolge de Wsw en de Pw en de daarbij behorende regelgeving in dienst nemen, schorsen en (doen) ontslaan van werknemers met een arbeidsovereenkomst als bedoeld in boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

    • d.

      het nemen van beschikkingen ingevolge de regelgeving als genoemd in artikel 5, eerste lid;

    • e.

      het beheer van de inkomsten en de uitgaven van het Participatiebedrijf;

    • f.

      de zorg voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding van de met deze werkzaamheden belaste functionaris;

    • g.

      het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte, en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit;

    • h.

      het met inachtneming van de door het bestuur vastgestelde begroting vaststellen van de personeelsformatie en de organisatiestructuur;

    • i.

      het benoemen, schorsen en ontslaan van het ambtelijk personeel, alsmede het in dienst nemen, schorsen en ontslaan van het personeel op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht;

    • j.

      het vaststellen van de begroting;

    • k.

      het vaststellen en wijzigen van de meerjarenbegroting

    • l.

      het vaststellen en wijzigen van de personeelsformatie;

    • m.

      het vaststellen van de rekening;

    • n.

      Het vaststellen van de kadernota;

    • o.

      het toezien op het beheer en het onderhoud van de gebouwen, werken en inrichtingen, die het Participatiebedrijf bezit of op enigerlei wijze onder zich heeft;

    • p.

      het voorstaan van belangen van het Participatiebedrijf;

    • q.

      het houden van toezicht op al wat het Participatiebedrijf aangaat.

  • 3. Het bestuur kan voor afzonderlijke taken en activiteiten van het Participatiebedrijf een bedrijf of andere tak van dienst instellen. Het bestuur kan besluiten tot oprichting van en deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen. Hierop is artikel 31a Wgr van toepassing.

  • 4. Het bestuur kan het verzorgen van de P&O dienstverlening en SSC-taken zoals ICT aan een andere rechtspersoon opdragen.

Besluitvorming

Artikel 9

  • 1. Als uitgangspunt voor de besluitvorming geldt dat altijd gezocht wordt naar consensus. Voor zover bij of krachtens deze regeling niet anders is bepaald, beslist het bestuur bij volstrekte meerderheid wanneer geen consensus kan worden bereikt.

  • 2. Indien geen meerderheid kan worden gevonden kan de voorzitter bepalen dat het onderwerp waarover besluitvorming plaats moet vinden de eerstvolgende vergadering opnieuw zal worden besproken.

  • 3. De artikelen 54 tot en met 59 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op besluiten van het bestuur, voor zover daarvan niet bij of krachtens de Wgr is afgeweken.

  • 4. Het bestuur kan de uitoefening van een of meer van zijn bevoegdheden opdragen aan een of meer van zijn leden.

  • 5. Het bestuur kan besluiten een voorstel voor een door hem te nemen besluit te onderwerpen aan zienswijzen door de raden. Het bestuur betrekt de ingediende zienswijzen bij de besluitvorming aangaande het te nemen besluit.

Hoofdstuk II: Voorzitter

Aanwijzing

Artikel 10

  • 1. Het bestuur wijst uit zijn midden de voorzitter aan.

  • 2. Bij verhindering of ontstentenis wordt de voorzitter vervangen door een lid van het bestuur, door het bestuur uit zijn midden aan te wijzen.

Bevoegdheden

Artikel 11

  • 1. De voorzitter is belast met:

    • a.

      de leiding van de vergaderingen van het bestuur;

    • b.

      het ondertekenen van alle stukken die van het bestuur uitgaan;

    • c.

      het zorgdragen voor het ten uitvoer brengen van de besluiten van het bestuur;

    • d.

      het uitvoeren van de besluiten van het bestuur;

    • e.

      het vertegenwoordigen in en buiten rechte van het Participatiebedrijf;

    • f.

      de zorg voor het doen instellen van voorlopig onderzoek in zaken met een spoedeisend karakter.

  • 2. De voorzitter kan, onder eigen verantwoordelijkheid, het uitvoeren van opdrachten, welke van het bestuur of van hem uitgaan opdragen aan één of meer door hem aangewezen medewerkers van het Participatiebedrijf.

  • 3. De voorzitter kan de vertegenwoordiging van het Participatiebedrijf opdragen aan een door hem aangewezen gemachtigde.

  • 4. In rechtsgedingen tussen het Participatiebedrijf en de gemeente die hem heeft afgevaardigd, wordt de voorzitter vervangen door een lid van het bestuur dat geen lid van het bestuur van de betreffende gemeente is.

Hoofdstuk III: Overlegstructuur

Artikel 12

  • 1. Het bestuur kan een regulier of incidenteel bedoelde overlegstructuur opzetten om stakeholders zoals de raden, portefeuillehouders, werkgevers bij het Participatiebedrijf te betrekken. Deze overlegstructuur wordt in een reglement vastgelegd.

  • 2. De directeur overlegt in ieder geval een keer per jaar met (een vertegenwoordiging van) de raden.

Hoofdstuk IV: Inlichtingen, verantwoording en terugroeping

Relatie bestuur / raden en colleges van de gemeenten

Artikel 13

  • 1. Het bestuur of één of meer leden daarvan verstrekt aan de raden en de colleges ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuursorgaan gevoerde en te voeren bestuur nodig is, alsmede alle inlichtingen waarom door een of meer leden van die raden en colleges wordt verzocht voor zover zulks niet strijdig is met het openbaar belang.

  • 2. Een verzoek om inlichtingen als bedoeld in het eerste lid wordt schriftelijk ingediend. De inlichtingen worden zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen vier weken schriftelijk verstrekt.

  • 3. De vragen en antwoorden worden ter kennis gebracht van de colleges.

Relatie leden van het bestuur / college van de gemeenten

Artikel 14

  • 1. Een lid van het bestuur is voor het door hem in dat bestuur gevoerde bestuur verantwoording schuldig aan het college dat hem als lid heeft aangewezen.

  • 2. Een lid van het bestuur geeft aan het college dat hem als lid heft aangewezen ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren bestuur nodig is, alsmede alle inlichtingen waarom door een of meer leden van dat college wordt verzocht.

Hoofdstuk V: Personeel

Onderscheid personeel

Artikel 15

Het Participatiebedrijf kent:

  • 1.

    werknemers, die in dienst zijn of worden genomen op grond van de Wsw en waarmee een arbeidsovereenkomst krachtens boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan. De arbeidsvoorwaarden van deze groep van medewerkers wordt bepaald door Wsw, de cao Wsw en daarop gebaseerde regelingen;

  • 2.

    werknemers die door of vanwege het Participatiebedrijf zijn aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn, genaamd ambtelijk personeel. De arbeidsvoorwaarden van deze groep van medewerkers wordt bepaald door de CAR/UWO. Na inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren volgt het bestuur zoveel mogelijk de op basis van die wet geldende cao;

  • 3.

    werknemers in dienst van een door de regeling opgerichte rechtspersoon die zijn gedetacheerd bij of via het Participatiebedrijf. De arbeidsvoorwaarden van deze groep van medewerkers wordt bepaald door de arbeidsvoorwaardenregeling die specifiek voor deze rechtspersoon van toepassing is verklaard.

Directeur

Artikel 16

  • 1. Met de dagelijkse leiding van het Participatiebedrijf is belast een directeur.

  • 2. Het bestuur beslist omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de directeur.

  • 3. Het bestuur stelt het directiestatuut vast.

  • 4. De directeur is tevens secretaris van het bestuur.

  • 5. De directeur staat het bestuur bij in de vervulling van zijn taak en woont de vergaderingen van het bestuur als secretaris bij.

  • 6. Alle stukken uitgaand van het bestuur worden door hem mede-ondertekend.

  • 7. De directeur wordt bij ziekte, afwezigheid of schorsing vervangen door een daartoe door het bestuur aangewezen personeelslid.

Bijwonen vergaderingen

Artikel 17

Het bestuur kan personeelsleden van het Participatiebedrijf uitnodigen zijn vergaderingen bij te wonen.

Hoofdstuk VI: Archief

Archief

Artikel 18

  • 1. Het bestuur is belast met de zorg voor de bewaring en het beheer van het archief van de regeling, overeenkomstig een door het bestuur, met inachtneming van artikel 40 van de Archiefwet 1995 vast te stellen reglement (Archiefreglement), dat aan Gedeputeerde Staten moet worden medegedeeld. Het bestuur is tevens belast met de zorg voor de archiefbescheiden die worden gevormd krachtens de aan het samenwerkingsverband gedelegeerde taken. Bij opheffing van de regeling wordt ten aanzien van de archiefbescheiden een voorziening getroffen conform artikel 4, eerste lid van de Archiefwet 1995.

  • 2. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid en artikel 13 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de in deze regeling genoemde bestuursorganen is aangewezen de archiefbewaarplaats van Bladel.

  • 3. De directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

Hoofdstuk VII: Financiën

Financiële administratie

Artikel 19

  • 1. Het bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en het kasbeheer en het beheer van de vermogenswaarden van het Participatiebedrijf.

  • 2. Met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie, het kasbeheer en de controle zijn de artikelen 212 tot en met 215 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De programmabegroting en het jaarverslag/programmaverantwoording dienen te voldoen aan het bepaalde in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Begroting en jaarrekening

Artikel 20

  • 1. Het begrotingsjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2. Het bestuur zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3. Het bestuur maakt elk jaar vóór 15 april de ontwerp-begroting op voor het volgende dienstjaar en zendt deze, vergezeld van een toelichting, toe aan de leden van het bestuur en aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 4. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen hun zienswijze op de ontwerp-begroting vóór 15 juni bij het bestuur indienen.

  • 5. Het bestuur stelt de begroting vast uiterlijk 1 juli van het jaar, voorafgaand aan dat waarvoor de begroting moet dienen.

  • 6. Terstond na de vaststelling wordt daarvan mededeling gedaan aan de raden van de deelnemende gemeenten. Indien de vastgestelde begroting afwijkt van de ontwerp-begroting wordt deze eveneens ter kennis van de raden van de deelnemende gemeenten gebracht die terzake Gedeputeerde Staten van hun gevoelen kunnen doen blijken.

  • 7. Het bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan Gedeputeerde Staten.

  • 8. De artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing, voor zover daarvan bij of krachtens de Wgr niet is afgeweken.

Begrotingswijziging

Artikel 21

De in artikel 20 van deze regeling neergelegde procedure is niet van toepassing op die wijzigingen van de begroting, welke niet leiden tot een verhoging van de bijdrage der deelnemende gemeenten.

Kostenverdeling

Artikel 22

  • 1. Het vaststellen van de door elke deelnemer verschuldigde bijdrage aan de regeling geschiedt op basis van een door het bestuur vastgestelde verdeelsleutel in een Bijdragebesluit. De bijdragen voor de uitvoering van de Wsw kunnen anders worden berekend dan de bijdragen voor de uitvoering van de overige wetten en regelingen.

  • 2. Alvorens het bestuur het Bijdragebesluit vaststelt, zendt het bestuur het voorstel daarvoor toe aan de raden van de deelnemers. De raden kunnen gedurende acht weken hun zienswijzen over het voorstel bij het bestuur indienen. Het bestuur stelt het Bijdragebesluit unaniem vast en betrekt de ingediende zienswijzen daarbij.

  • 3. Voor zover de deelnemende gemeenten een gemeentelijke bijdrage verschuldigd zijn wordt deze bij wijze van voorschot maandelijks betaald. Bij niet tijdige betaling is de wettelijke interest verschuldigd.

  • 4. De colleges zullen er steeds voor zorgdragen dat het Participatiebedrijf over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

Artikel 23

Een eventueel exploitatietekort van het Participatiebedrijf wordt, evenals een eventuele uitkering uit de algemene reserves, conform de verdeling van kosten ingevolge het Bijdragebesluit aan alle deelnemende gemeenten toebedeeld.

Artikel 24

Aan een eventueel batig saldo wordt bij vaststelling van de rekening door het bestuur een bestemming gegeven.

Rekening

Artikel 25

  • 1. Het bestuur legt over elk kalenderjaar verantwoording af over de baten en lasten onder overlegging van de daarbij behorende bescheiden.

  • 2. Het bestuur voegt daarbij een verslag van een onderzoek naar het getrouwe beeld van de baten en lasten en van een onderzoek naar de rechtmatigheid daarvan, ingesteld door een door het bestuur ingestelde deskundige overeenkomstig artikel 213 van de Gemeentewet.

  • 3. Het bestuur stelt de jaarrekening van het voorafgaande jaar voor 1 juli vast. Het bestuur stuurt deze jaarrekening binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli aan gedeputeerde staten. Van de vaststelling doet het bestuur ook direct mededeling aan de raden van de gemeenten.

  • 4. De artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing. Voor zover daarvan bij of krachtens de Wgr niet is afgeweken.

Hoofdstuk VIII: Overige bepalingen

Toetreding

Artikel 26

  • 1. Toetreding door andere gemeenten vindt plaats, nadat alle colleges van de deelnemende gemeenten daarin unaniem en met toestemming van hun raden hebben bewilligd.

  • 2. Het bestuur stelt de voorwaarden vast en regelt de gevolgen van toetreding.

Uittreding

Artikel 27

  • 1. Een deelnemende gemeente kan geheel of gedeeltelijk uittreden door het besluit van het college en het besluit daartoe van de raad van de betreffende gemeente.

  • 2. Van gedeeltelijke uittreding is sprake indien een deelnemer een of meer taken geheel of gedeeltelijk terugneemt en voor het overige deelnemer blijft in deze regeling.

  • 3. Het bestuur stelt de financiële gevolgen alsmede de overige gevolgen van de (gedeeltelijke) uittreding vast.

  • 4. Een (gedeeltelijk) uittredende gemeente is gehouden na uittreding bij te dragen in het mogelijke exploitatietekort en in de als gevolg van de uittreding mogelijk ontstane desintegratiekosten gedurende een periode van maximaal vijf jaar.

  • 5. Een uitgetreden gemeente kan geen recht doen gelden op een uitkering uit de algemene reserves van het Participatiebedrijf.

Wijziging

Artikel 28

  • 1. De regeling kan worden gewijzigd nadat alle raden en colleges van de deelnemende gemeenten daarin unaniem hebben bewilligd.

  • 2. Een voorstel tot wijziging kan worden gedaan door het bestuur en door de colleges van een of meer der deelnemende gemeenten.

Opheffing

Artikel 29

  • 1. Deze regeling kan worden opgeheven na een unaniem besluit van de raden en de colleges van de deelnemende gemeenten.

  • 2. In geval van beëindiging besluit het bestuur tot liquidatie en stelt het daarvoor een liquidatieplan vast.

  • 3. Het liquidatieplan wordt door het bestuur, de raden en de colleges van de deelnemende gemeenten gehoord, vastgesteld.

  • 4. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemende gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing. Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.

  • 5. Het bestuur is belast met de liquidatie.

  • 6. Het bestuur blijft ook na het tijdstip van opheffing in functie zo lang dat voor de uitvoering van de liquidatie en de vereffening van het vermogen noodzakelijk is.

Inwerkingtreding

Artikel 30

De regeling treedt in werking op 1 januari 2022, en wordt door het college van de gemeente Bladel in alle deelnemende gemeenten bekend gemaakt door kennisgeving van de inhoud daarvan in het door dat gemeentebestuur uitgegeven gemeenteblad. Indien bekendmaking later plaatsvindt, treedt de regeling een dag na de bekendmaking in werking.

Toezending

Artikel 31

Het college van de gemeente Bladel zendt de regeling toe aan Gedeputeerde Staten.

Duur en aanhaling

Artikel 32

Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd. Zij kan worden aangehaald als gemeenschappelijke regeling “Bedrijfsvoeringsorganisatie Participatiebedrijf KempenPlus”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeesters en wethouders van Bergeijk in zijn vergadering van 2 november 2021.

Na verkregen toestemming van de raad d.d. 30 september 2021.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeesters en wethouders van Bladel en de burgemeester van Bladel in zijn vergadering van 26 oktober 2021.

Na verkregen toestemming van de raad d.d. 30 september 2021.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeesters en wethouders van Eersel en de burgemeester van Eersel in zijn vergadering van 9 november 2021.

Na verkregen toestemming van de raad d.d. 28 september 2021.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeesters en wethouders van Reusel-De Mierden en de burgemeester van Reusel-De Mierden in zijn vergadering van 19 oktober 2021.

Na verkregen toestemming van de raad d.d. 28 september 2021.