Beleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Deventer

Geldend van 06-11-2021 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Deventer

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

Gelet op,

  • -

    artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

  • -

    relevante bepalingen van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), het Besluit omgevingsrecht (Bor), de Alcoholwet, de Huisvestingswet 2014, de Aanbestedingswet 2012, het Burgerlijk Wetboek, de Algemene plaatselijke verordening Deventer (APV), de Algemene Subsidieverordening Deventer, Speelautomatenverordening Deventer,

  • -

    dan wel andere specifieke wetgeving waar de Wet Bibob op van toepassing is verklaard.

Overwegende dat,

  • -

    voorkomen moet worden dat de gemeente Deventer criminele activiteiten (indirect) faciliteert of dat onrechtmatig verkregen voordeel wordt gebruikt;

  • -

    de Wet Bibob hierbij een instrument is om te beoordelen of partijen waar de gemeente beschikkingen en subsidies aan verleent (of heeft verleend), dan wel overheidsopdrachten aan gunt of vastgoedtransacties mee aangaat, integer zijn;

  • -

    de Wet Bibob de gemeente Deventer hierbij bestuurlijke beleidsruimte en keuzevrijheid geeft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van de uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

  • -

    de inzet van een Bibob-toets weloverwegen en met inachtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur moet worden genomen.

Besluiten vast te stellen de:

“Beleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Deventer”

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. De definities in paragraaf 1.1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel, tenzij daarover in het tweede lid anders is bepaald.

  • 2. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      Bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer.

    • b.

      Bibob-vragenformulier: een formulier gebaseerd op de regeling als bedoeld in artikel 7a, vijfde lid, van de Wet Bibob.

    • c.

      Crowdfunding: het vergaren van financiële middelen via een netwerk van mensen.

    • d.

      Eigen onderzoek: de wijze waarop de gemeente Deventer in beginsel toepassing geeft aan artikel 7a van de Wet Bibob, waarbij onderzoek wordt gedaan naar feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 3, eerste tot en met zesde lid, en artikel 9, tweede en derde lid van de Wet Bibob. Het eigen onderzoek is nader omschreven in de toelichting van deze beleidsregel.

    • e.

      Integriteitsclausule: een beding in een (intentie)overeenkomst waarin een voorbehoud wordt gemaakt dat het Bureau om advies kan worden gevraagd en dat, wanneer zich één van de situaties als bedoeld in artikel 9, derde lid, Wet Bibob voordoet, van de vastgoedtransactie kan worden afgezien zonder enige vorm van schadevergoeding of anderszins compensatie van kosten.

    • f.

      Rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Deventer;

    • g.

      RIEC: het Regionaal informatie- en expertisecentrum, het regionaal samenwerkingsverband zoals bedoeld in artikel 28, tweede lid, onder d, van de Wet Bibob;

    • h.

      Wet Bibob: de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 3. Waar in deze beleidsregel “gemeente Deventer” wordt genoemd, wordt hiermee zowel het bestuursorgaan als -wanneer van toepassing- de rechtspersoon met een overheidstaak bedoeld.

Artikel 2 Afwijking beleidsregel

Deze beleidsregel laat onverlet dat gemotiveerd afgeweken kan worden van de hiernavolgende bepalingen indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven, al dan niet in afwijking van de hiernavolgende bepalingen tot uitvoering van een (pre)Bibob-toets kan worden besloten.

Hoofdstuk 2. Publiekrechtelijke beschikkingen

Artikel 3 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen

  • 1. Uitvoering van het eigen onderzoek zal plaatsvinden voor zover de aanvraag ziet op een beschikking als bedoeld in:

    • a.

      artikel 3 van de Alcoholwet (drank- en horecavergunning);

    • b.

      artikel 3 van de Alcoholwet (drank- en horecavergunning paracommerciële rechtspersonen als bedoeld in artikel 4 van de Alcoholwet);

    • c.

      artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo (omgevingsvergunning bouwactiviteit) en de aanvraag/betrokkene in relatie staat tot de in bijlage 1 genoemde risicocategorieën of als er aanwijzingen of vermoedens zijn dat de financiering geheel of deels plaatsvindt of zal plaatsvinden door crowdfunding, sponsoring of giften;

    • d.

      artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet, (omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer) en de aanvraag betrekking heeft op één van de in bijlage 1 genoemde risicocategorieën;

    • e.

      artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i, van de Wabo als de aanvraag betrekking heeft op één van de in bijlage 1 genoemde risicocategorieën én voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die Wet is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets).

    • f.

      artikel 2:25, tweede lid, van de APV Deventer (evenementenvergunning) voor zover het een vechtsportevenement betreft;

    • g.

      artikel 2:28 van de APV Deventer (exploitatievergunning openbare inrichting, o.a. coffeeshops);

    • h.

      artikel 2:39 van de APV Deventer (exploitatievergunning speelgelegenheid);

    • i.

      artikel 3:4 van de APV Deventer (seksinrichting, escortbedrijf);

    • j.

      artikel 6 van de Speelautomatenverordening Deventer (exploitatievergunning en vestiging speelautomatenhal);

  • 2. Uitvoering van het eigen onderzoek kan bij onderstaande aanvragen voor een beschikking plaatsvinden als er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of wanneer er vanuit het Bureau Bibob informatie als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob dan wel vanuit het OM informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob wordt verstrekt, duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat ten aanzien van de betrokkene(n) en/ of derde(n) als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de Wet Bibob, mogelijk sprake is van een ernstige dan wel mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob:

    • a.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 30a van de Alcoholwet (bijschrijving leidinggevende op drank- en horecavergunning);

    • b.

      artikel 30b van de Wet op de kansspelen (aanwezigheidsvergunning kansspelautomaat);

    • c.

      artikel 2:25, tweede lid, van de APV Deventer (evenementenvergunning). De toepassing van het eigen onderzoek zal daarbij beperkt blijven tot aanvragen voor evenementen die door of namens commerciële partijen worden georganiseerd, dan wel op een (in omvang) bedrijfsmatige wijze georganiseerd worden;

    • d.

      artikel 2.1 van de Huisvestingsverordening Deventer 2019 (omzettingsvergunning);

    • e.

      artikel 2.6 van de Huisvestingsverordening Deventer 2019 (wijziging tenaamstelling omzettingsvergunning).

  • 3. Uitvoering van het eigen onderzoek kan bij overige aanvragen om een beschikking, wanneer deze aanvragen niet genoemd zijn in deze beleidsregel, plaatsvinden wanneer uit ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of wanneer er vanuit het Bureau Bibob informatie als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob dan wel vanuit het OM informatie als bedoel in artikel 26 van de Wet Bibob wordt verstrekt, duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat ten aanzien van de betrokkene(n) en/ of derden als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de Awb, mogelijk sprake is van een ernstige dan wel mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob. Daarnaast zal een eigen onderzoek plaatsvinden als bij navraag (artikel 11a van de Wet Bibob) door de gemeente Deventer bij het Bureau Bibob als blijkt dat tegen de aanvrager van een beschikking, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau Bibob.

  • 4. Uitvoering van het eigen onderzoek blijft in beginsel achterwege (behalve als daartoe aanleiding bestaat) in het geval een aanvraag afkomstig is van overheidsinstanties, semi- overheidsinstanties of woning(bouw)corporaties (die op grond van de Woningwet zijn aangewezen als toegelaten instellingen voor de volkshuisvesting).

Artikel 4 Toepassingsbereik bij verleende beschikkingen

  • 1. De gemeente Deventer kan een eigen onderzoek starten bij verleende beschikkingen, indien:

    • a.

      de beschikking betrekking heeft op een activiteit dat op basis van een daartoe genomen besluit van de gemeente Deventer na de verstrekking van de beschikking, in bijlage 1 is aangewezen als een risicocategorie;

    • b.

      sprake is van een melding als bedoeld in artikel 2:25 van de Wabo en betrekking heeft op een in bijlage 1 aangewezen risicocategorie;

    • c.

      vanuit eigen informatie dan wel vanuit informatie van een of meer partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, er aanwijzingen zijn dat er mogelijk sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

    • d.

      informatie als bedoeld in artikel 11 of artikel 26 van de Wet Bibob vanuit het Bureau Bibob of het OM is verkregen, die duidt op een mogelijk ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

    • e.

      bekend wordt dat tegen betrokkene in een andere gemeente op grond van de Wet Bibob een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt.

Artikel 5 Toepassingsbereik bij subsidies

  • 1. De gemeente Deventer kan een eigen onderzoek starten met betrekking tot een aanvraag om een subsidie dan wel een reeds verleende subsidie zoals bedoeld in de algemene subsidieverordening, indien:

    • a.

      de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd valt onder één of meer van de in de bijlage 1 genoemde risicocategorieën dan wel;

    • b.

      er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of wanneer er vanuit het Bureau Bibob informatie als bedoeld in artikel 11 dan wel vanuit het OM informatie als bedoel in artikel 26 van de Wet Bibob wordt verstrekt, duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat ten aanzien van de betrokkene(n) en/ of derden als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de Wet Bibob, mogelijk sprake is van een ernstige dan wel mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

Artikel 6 Weigering volledig invullen Bibob-vragenformulieren

  • 1. Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, zal bij aanvragen om een beschikking de daartoe gestelde regels van de Awb toegepast worden. Bij volharding zal de gevraagde beschikking buiten behandeling worden gesteld (artikel 4:5 van de Awb).

  • 2. Bij een eerder afgegeven beschikking zal een weigering op grond van artikel 4, eerste lid, van de Wet Bibob worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob. De eerder afgegeven beschikking kan als gevolg daarvan worden ingetrokken.

Hoofdstuk 3. Privaatrechtelijke transacties

Artikel 7 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

  • 1. De gemeente Deventer zal de Wet Bibob toepassen bij vastgoedtransacties waarbij de gemeente Deventer partij is. Bij de start van onderhandelingen daartoe, zal de gemeente Deventer de wederpartij ervan in kennis stellen dat zowel een eigen onderzoek als een aanvullend onderzoek via RIEC, deel uitmaakt van de procedure.

  • 2. De gemeente Deventer heeft in vastgoedovereenkomsten standaard een integriteitsclausule opgenomen waarin enerzijds wordt bepaald dat eigen onderzoek mogelijk is en op grond van artikel 5a Wet Bibob advies kan worden gevraagd aan het Landelijk Bureau en anderzijds dat de overeenkomst kan worden ontbonden, opgezegd, vernietigd of opgeschort ingeval van gevaar op misbruik ervan zoals bedoeld in artikel 9, derde lid, van de Wet Bibob. Hiermee wordt bedoeld een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

    • a.

      het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

    • b.

      huur of verhuur;

    • c.

      het verlenen van een gebruikrecht; of

    • d.

      de deelname, met inbegrip van de vergroting, vermindering of beëindiging daarvan, aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of zal hebben of die onroerende zaak huurt, zal huren, verhuurt, of zal verhuren;

    • e.

      toestemming voor vervreemding van erfpacht als bedoeld in artikel 91, eerste lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 8 Toepassingsbereik bij overheidsopdrachten

  • 1. De gemeente Deventer kan de Wet Bibob in beginsel toepassen bij overheidsopdrachten als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012. In aanbestedingsdocumenten zal worden opgenomen dat inschrijvende partijen er rekening mee moeten houden dat de gemeente Deventer, alvorens tot gunning over te gaan, een eigen onderzoek kan starten, dan wel advies kan inwinnen als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de Wet Bibob.

  • 2. In geval van een overheidsopdracht kan de gemeente een eigen onderzoek starten, indien:

    • a.

      de activiteiten behorend tot een als zodanig door de gemeente Deventer benoemde risicocategorie zoals benoemd in bijlage 1;

    • b.

      op grond van eigen ambtelijke informatie en/of informatie verkregen van het Bureau (artikel 11 of 11a van de Wet Bibob) en/of informatie verkregen vanuit het OM conform artikel 26 van de wet (OM-tip) en/of informatie verkregen van een of meer partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, vragen ontstaan of bestaan over de integriteit van de betrokkene en/ of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de Wet Bibob of over de organisatiestructuur of wijze van financiering.

Artikel 9 Weigering volledig invullen Bibob-vragenformulieren

Bij een weigering om een Bibob-vragenformulier volledig ingevuld te retourneren, wordt geen overeenkomst aangegaan, dan wel wordt tot uitsluiting van de overheidsopdracht overgegaan.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 10 Intrekken oude beleidsregels

  • a. De beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur Beleidsregel Wet Bibob gemeente Deventer, vastgesteld op 28 juli 2012, wordt ingetrokken;

  • b. De beleidsregel houdende regels voor bijzondere situaties Wet Bibob gemeente Deventer 2014, vastgesteld op 28 november 2014, wordt ingetrokken.

Artikel 11 Invoeringsdatum

  • 1. Deze beleidsregel is vastgesteld door de burgemeester, respectievelijk het college van burgemeester en wethouders, op 26 oktober 2021 en treedt in werking de dag nadat deze bekend is gemaakt in het gemeenteblad;

  • 2. Deze beleidsregel kan worden aangehaald als “Beleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Deventer”.

Ondertekening

Burgemeester

Burgemeester en wethouders voornoemd,

Secretaris

Bijlage 1. Risicocategorieën

Toelichting

In deze bijlage zijn risicocategorieën opgenomen, waarbij er een risico aanwezig is dat er in deze categorieën middels activiteiten strafbare feiten worden gepleegd, dan wel dat die activiteit wordt gebruikt om onrechtmatig verkregen voordelen te benutten.

Deze risicocategorieën zijn tot stand gekomen na een regionale en lokale afweging waarbij is gekeken naar reeds bestaand beleid (horeca, seksinrichtingen, coffeeshops etc.) en naar de activiteiten die door een bepaalde categorie/branche worden uitgevoerd waarbij bijvoorbeeld contante betaling mogelijk/gebruikelijk is (zoals: tattooshop, zonnestudio etc.) en welke laagdrempelig zijn om op te starten (bijvoorbeeld geen specifieke diploma's benodigd). Daarnaast is rekening gehouden met specifieke keuzes vanuit de wetgever om branches vergunningplichtig te maken (bijvoorbeeld activiteiten waarvoor nu een omgevingsvergunning beperkte milieutoets moet worden aangevraagd). De ervaring vanuit het RIEC en de gemeente is ook meegenomen bij het aanwijzen van de risicocategorieën (zoals: zorgbureaus, huisvesting arbeidsmigranten).

Om de Wet Bibob toe te passen, dient of sprake te zijn van een beschikking (bijvoorbeeld een vergunning of subsidie) of een privaatrechtelijke handeling (overheidsopdracht of vastgoedtransactie). Het benoemen van onderstaande risicocategorieën betekent dus niet dat voor deze activiteiten ook altijd een vergunningplicht geldt of gaat gelden. Wanneer er activiteiten (gaan) plaatsvinden waarvoor geen beschikking dient te worden afgegeven of geen overeenkomst wordt aangegaan die onder de werking van de Wet Bibob valt, zal er dus ook geen Bibob-toets kunnen plaatsvinden.

Wanneer er door een initiatiefnemer een (voorgenomen) project wordt ingediend, waarbij één of meerdere van onderstaande activiteiten zal gaan plaatsvinden, zal dus gekeken moeten worden of hier activiteiten plaatsvinden waarvoor een beschikking zal moeten worden afgegeven (die onder de werking van de Wet Bibob valt) of dat vastgoedtransactie of overheidsopdracht zal worden aangegaan.

Deze beleidsregel is zo opgesteld, dat in dat geval in een zo vroeg mogelijk stadium de Wet Bibob wordt ingezet. Wanneer er bijvoorbeeld plannen zijn om een nieuw hotel te realiseren, waarbij er en sprake is van kavelverkoop, bouwactiviteiten en uiteindelijk ook een Alcoholwetvergunning wordt aangevraagd, dan is het aan te bevelen om al bij de kavelverkoop een eigen onderzoek te starten. Dit voorkomt dat een initiatiefnemer te maken krijgt met meerdere Bibob-toetsen en dat pas in een laat stadium de integriteit van de initiatiefnemer wordt getoetst.

Belangrijk hierbij wel is dat inzichtelijk is wie (uiteindelijk) zeggenschap heeft over de activiteiten (eindgebruiker) en hoe de financiering van het volledige project gaat plaatsvinden. Wanneer de initiatiefnemer niet de uiteindelijk eindgebruiker/ betrokkene is, kan het zijn dat er uiteindelijk meerdere toetsmomenten zijn, bijvoorbeeld wanneer de eigenaar van het hotel die de vastgoedtransactie aangaat en het bouwwerk realiseert een andere partij is dan de gebruiker van het hotel die de Drank- en horecavergunning aanvraagt.

Wanneer een activiteit op zichzelf niet vergunningplichtig is (bijvoorbeeld een kapper) en er geen andere vergunningplichtige activiteiten gaan plaatsvinden, dan wel een privaatrechtelijke overeenkomst wordt aangegaan, kan de Wet Bibob niet worden toegepast. Het enkele feit dat een activiteit als risicocategorie is aangewezen, maakt deze activiteit dus niet meteen vergunningplichtig.

Risicocategorieën

  • Afvalbewerkings- en -verwerkingsbedrijven

  • Afvalrecyclingbedrijven

  • Autodemontagebedrijven

  • Autohandel (verkoop en verhuur)

  • Belwinkels

  • Cateraars en maaltijdverstrekkers

  • Coffeeshops

  • Energieproducenten (w.o. vergisters, windmolens etc.)

  • Fitnessbedrijven

  • Horecabedrijven

  • Hotels

  • Inrichtingen voor het reinigen van drukhouders, insluitsystemen, ketels, vaten, mobiele tanks, tankauto's, tank- of bulkcontainers

  • Kamerverhuurbedrijven (alsmede omgevingsvergunningen voor kamerverhuur- en/ of logiespanden waarbij sprake is van vijf of meer kamers)

  • Kappers

  • Kavelverkoop (voor zowel bij particuliere en als bij bedrijfskavels)

  • Nagelstudio’s

  • Omzettingsvergunningen kamerverhuur

  • Overheidsopdrachten

  • Pensions

  • Prostitutie- en seksbedrijven, escortbedrijven, seksbioscopen, sekswinkels, erotische massagesalons

  • Recreatieparken en jachthavens

  • Reïntegratiebedrijven en/of activiteiten

  • Religieuze instellingen

  • Ride outs motorclubs (of vergelijkbare evenementen)

  • Scholen

  • Shisha-lounges

  • Sloopbedrijven

  • Smartshops, Headshops

  • Speelautomatenhallen, gamecenters

  • Sporthallen en complexen

  • Tattooshops

  • Transformatie kantoorpanden

  • Vechtsportgala’s (of vergelijkbare evenementen)

  • Verhuur gemeentelijke vastgoed

  • Verkoop (voormalige) overheidsgebouwen

  • Vuurwerkbranche

  • Wellnesscentra en zonnestudio’s

  • Woonwagenstandplaatsen en woonwagens

  • Zonneparken

  • Zorgbureaus, zorgaanbieders (beschermd wonen)

Bovenstaande opsomming van risicocategorieën kan aangepast worden indien ontwikkelingen of nieuwe inzichten hiertoe aanleiding geven.

Bijlage 2. Toelichting op toepassing Wet Bibob in Deventer

Doelstelling Wet Bibob

De Wet Bibob is een (preventief) bestuursrechtelijk instrument. De gemeente beoogt met toepassing van de Wet Bibob te voorkomen dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteert waardoor de veiligheid, de leefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht worden aangetast. Door de inzet van de Wet Bibob wordt tevens de concurrentiepositie van bonafide ondernemers beschermd.

Reikwijdte Wet Bibob

De wet is van toepassing op alle in de wet genoemde beschikkingen (publiekrechtelijk), overheidsopdrachten en vastgoedtransacties waarbij de overheid partij is (privaatrechtelijk) en biedt de mogelijkheid deze te weigeren, in te trekken of niet aan te gaan wegens mogelijk crimineel misbruik ervan.

Artikel 3 Wet Bibob

Het centrale artikel in de wet is artikel 3 lid 1:

"Voor zover bestuursorganen bij of krachtens de wet daartoe de bevoegdheid hebben gekregen, kunnen zij weigeren een aangevraagde beschikking te geven dan wel een gegeven beschikking intrekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:

  • a.

    uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of

  • b.

    strafbare feiten te plegen."

Hierin worden de twee weigeringsgronden genoemd, de zogenaamde a- en b-grond.

Een derde weigeringsgrond staat in artikel 3 lid 6 van de wet:

"Eenzelfde bevoegdheid tot weigering dan wel intrekking als bedoeld in het eerste lid hebben bestuursorganen, indien feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd. De weigering dan wel intrekking vindt slechts plaats, indien deze tenminste evenredig is met, ingeval van vermoedens, de ernst daarvan en met de ernst van het strafbare feit."

Hierbij moet men denken aan bijvoorbeeld valsheid in geschrifte of omkoping.

Het 'gevaar' wordt vastgesteld op basis van antecedenten van de betrokkene of aan betrokkene gerelateerde personen waarmee hij in een zakelijk samenwerkingsverband staat die erop wijzen of doen vermoeden dat strafbare feiten zijn gepleegd.

Privaatrechtelijke overeenkomsten kunnen op vergelijkbare gronden als bedoeld in artikel 3 (a- en b-grond) worden ontbonden, opgeschort of kunnen aanleiding geven om geen overeenkomst aan te gaan of onderhandelingen af te breken, mits dit in de specifieke overeenkomsten is geregeld.

Uitgangspunten Wet Bibob algemeen:

Subsidiariteit en proportionaliteit

  • De beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit zijn belangrijke uitgangspunten van de wet. Het Bibob instrumentarium moet worden gezien als een ultimum remedium. De toepassing van de Wet Bibob is een aanvullend middel op bestaande mogelijkheden om bijvoorbeeld een vergunning te weigeren en/of een vergunning/subsidie in te trekken. De gemeente dient nadrukkelijk eerst andere mogelijkheden te benutten die de reguliere wetgeving biedt. Van deze aanvullende mogelijkheid wordt in beginsel uitsluitend gebruik gemaakt als een vergunning niet op andere gronden en met gebruik van minder in de persoonlijke levenssfeer binnendringende instrumenten kan worden geweigerd of ingetrokken. Dus eerst moeten alle gangbare en minder vergaande opties worden benut.

  • Het proportionaliteitsbeginsel wordt tot uitdrukking gebracht door de informatie- en risico gestuurde wijze van toetsen. Door het benoemen van risicocategorieën en het informatiegestuurd uitvoeren van toetsen, worden niet alle partijen aan een Bibob-toets onderworpen. Daarnaast moeten de gevolgen die voortvloeien uit de besluitvorming door het bestuursorgaan, als gevolg van en gebaseerd op de resultaten van de Bibob-toets, evenredig zijn aan de mate van gevaar.

Toepassing van de wet

Het bestuursorgaan heeft discretionaire bevoegdheid ten aanzien van de toepassing van de wet. Hierna volgt een toelichting op deze toepassing waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke toepassingsmogelijkheden en de zogeheten zal- en kan-bepalingen.

Werking van de Wet Bibob

Op grond van de Wet Bibob is het mogelijk een diepgaand onderzoek te doen naar de achtergrond (antecedenten/verdenkingen) van een persoon of onderneming. Het onderzoek is met name gericht op de organisatiestructuur en de financiële huishouding van de persoon en/of onderneming. Ook wordt gekeken met wie de persoon en/of onderneming een zakelijk samenwerkingsverband heeft of heeft gehad. Door middel van een eigen onderzoek door de gemeente en optioneel een ondersteuning bij het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (hierna: het RIEC) en/of adviesaanvraag bij het Landelijk Bureau Bibob (hierna het LBB) krijgt de gemeente zicht op integriteit van de persoon/onderneming.

Er zijn gronden om een vergunning, een overheidsopdracht, een subsidie of vastgoedtransactie te weigeren of in te trekken indien er een ernstig gevaar bestaat dat deze wordt gebruikt om uit strafbare feiten verkregen vermogen te benutten (de zogenaamde a-grond) of om strafbare feiten te plegen (de zogenaamde b-grond). Dit is geregeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

Waarom een beleidsregel?

Het is de eigen beslissing en verantwoordelijkheid van de gemeente om het Bibob-instrument toe te passen. Vanwege de grote mate van bestuurlijke keuzevrijheid bij de toepassing van de Wet Bibob verdient het de voorkeur dat de toepassing plaatsvindt op basis van een beleidsregel, waarin de gemeente als bestuursorgaan duidelijk aangeeft op welke wijze de Wet Bibob door de gemeente toegepast zal worden. Dit schept duidelijkheid naar de burgers en ondernemingen die mogelijkerwijs aan een Bibob-onderzoek kunnen worden onderworpen. Met name de afweging om tot een Bibob-onderzoek over te gaan, dient – juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument – weloverwogen en met inachtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol.

Publiekrechtelijk en privaatrechtelijk: waarom dit onderscheid?

De publiekrechtelijke onderdelen van de wet zijn de beschikkingen. Deze vallen uiteen in (het verlenen of intrekken van) vergunningen en/of subsidies. De privaatrechtelijke onderdelen van de wet zijn de overheidsopdrachten en de vastgoedtransacties waarbij de gemeente partij kan zijn. De gemeente handelt bij deze onderdelen in een andere hoedanigheid.

De gevolgen van een Bibob-toets voor de publiekrechtelijke onderdelen zijn geregeld in artikel 3 van de wet, echter, de gevolgen voor de privaatrechtelijke onderdelen zijn niet geregeld in de wet. De gemeente kan de onderhandelingen afbreken of voorwaarden opnemen in de overeenkomst. Anders dan het weigeren of intrekken van een beschikking, is het niet aangaan of beëindigen van een overeenkomst ten aanzien van een overheidsopdracht dan wel een vastgoedtransactie geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De betrokkene kan daardoor geen bezwaar of beroep bij het bestuursorgaan instellen, maar kan zich tot de civiele rechter wenden.

Publiekrechtelijk

De gevolgen van een Bibob-toets voor de publiekrechtelijke onderdelen zijn geregeld in artikel 3 van de wet. In welke gevallen en in hoeverre het bestuursorgaan de Bibob-toets toepast op vergunningen staat vermeld in hoofdstuk 4 en op subsidies in hoofdstuk 5.

Privaatrechtelijk

Overheidsopdrachten en vastgoedtransacties komen tot stand op basis van het civiele recht. Argumenten om met een gegadigde al dan niet een overeenkomst te sluiten, moeten dan ook worden beoordeeld naar civielrechtelijke maatstaven. Bij overheidsopdrachten en vastgoedtransacties staat het uitgangspunt van contractsvrijheid voorop. Enerzijds betekent dit dat partijen vrij zijn met elkaar in onderhandeling te treden en ook om die onderhandelingen weer af te breken. Die vrijheid is echter niet onbeperkt. De gemeente is gebonden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het afbreken van de onderhandelingen kan bijvoorbeeld als onaanvaardbaar worden beschouwd indien de wederpartij het gerechtvaardigd vertrouwen mocht hebben dat de overeenkomst inzake een overheidsopdracht dan wel een vastgoedtransactie tot stand zou komen. In hoeverre onderhandelingen als gevolg van een Bibob-toets kunnen worden afgebroken, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval waarbij onder meer van belang is of de wederpartij ervan op de hoogte is gesteld dat de wet Bibob zou (kunnen) worden toegepast.

Anderzijds brengt de contractsvrijheid met zich mee dat onderhandelingen ook kunnen worden afgebroken indien geen sprake is van een ernstig gevaar zoals bedoeld in de wet Bibob, maar er naar het oordeel van de gemeente wel sprake is van een integriteitsrisico.

Zal- of kan bepaling

In deze beleidsregel wordt onderscheid gemaakt tussen de verschillende onderdelen van de wet en in welke gevallen daarop een Bibob-toets wordt uitgevoerd. Dit komt mede doordat er niet op álle onderdelen in álle gevallen een Bibob-toets wordt toegepast. Dit komt tot uitdrukking door het gebruik van '… zal worden toegepast …'en '… kan worden toegepast wanneer daartoe aanleiding bestaat…'.

De reden hiervoor ligt in lijn met het proportionaliteitsbeginsel zoals eerder genoemd. Door het benoemen van risicocategorieën en het informatiegestuurd uitvoeren van toetsen, worden niet alle partijen aan een Bibob-toets onderworpen. Er kan gemotiveerd afgeweken worden van de uitgangspunten om de Wet Bibob wel of niet toe te passen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als op basis van ontvangen informatie of stukken toch een Bibob-onderzoek noodzakelijk wordt geacht. Anderzijds kan ook besloten worden om van een Bibob-onderzoek af te zien, bijvoorbeeld omdat alleen de rechtsvorm van een onderneming wordt gewijzigd of het gaat om een dusdanige kleine wijziging in de bedrijfsvoering en er verder ook geen aanleiding is om de Wet Bibob toe te passen.

Bijlage 3. Toelichting op de uitvoering van het eigen onderzoek door de gemeente Deventer

Ten aanzien van het eigen onderzoek wordt opgemerkt dat de hierna genoemde stappen bedoeld zijn om het eigen onderzoek door de gemeente voor de betrokkene(n) en eventuele relevante Bibob-relaties inzichtelijk te maken. De gemeente behoudt zich het recht om het eigen onderzoek op een andere wijze uit te voeren, binnen de hiervoor gestelde wettelijke kaders en bevoegdheden.

Uiteindelijk zijn de bepalingen vanuit de Algemene wet bestuursrecht, de Wet Bibob, de Aanbestedingenwet en het Burgerlijk Wetboek (ten aanzien van de privaatrechtelijke overeenkomsten) van toepassing bij het uitvoeren van het eigen onderzoek.

Ten aanzien van de privaatrechtelijke overeenkomsten zijn de bepalingen opgenomen in het (algemene) Inkoopbeleid van de gemeente, (algemene) verkoopvoorwaarden van de gemeente en bepalingen in (voorgenomen) overeenkomsten, leidend.

Eigen onderzoek

  • 1.

    In de in deze beleidsregel bepaalde gevallen, zal betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, de Bibob-vragenformulieren dienen in te vullen en in te leveren bij het de gemeente Deventer. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd, die in deze vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd. De Bibob-vragenformulieren bevatten in elk geval de in artikel 7a, tweede lid van de Wet Bibob genoemde vragen en daarnaast mogelijk aanvullende vragen, die de gemeente Deventer zo goed mogelijk in staat stelt om het eigen onderzoek te kunnen verrichten.

  • 2.

    In geval de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, maken de Bibob-vragenformulieren onderdeel uit van de aanvraag om beschikking.

  • 3.

    Alvorens het eigen onderzoek naar het zich voordoen van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet wordt gestart, zal een aanvraag eerst beoordeeld worden conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van de desbetreffende aanvraag om beschikking.

Het daarop aansluitende eigen onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit een tweetal stappen:

Stap 1

  • a.

    Het onderzoek behelst in ieder geval:

    • -

      de controle en analyse van de door de betrokkene aangereikte informatie/documenten bij de Bibob-vragenformulier(en), inclusief bijlagen, en de door de betrokkene daarbij aangeleverde documenten;

    • -

      de controle en analyse van eventuele extra, op verzoek van de gemeente Deventer, door betrokkene overlegde documenten of informatie;

    • -

      open bronnen onderzoek (zoals Kamer van Koophandel, Kadaster, etc.) ten aanzien van de betrokkene en mogelijke relevante Bibob-relaties;;

    • -

      het bevragen van politiegegevens ten aanzien van de betrokkene(n) op grond van artikel 4.3 onder l van het Besluit politiegegevens;

    • -

      het opvragen van Justitiële gegevens ten aanzien van:

      • o

        de betrokkene, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

      • o

        degene die direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene;

      • o

        degene die direct of indirect zeggenschap heeft of heeft gehad over betrokkene;

      • o

        degene die direct of indirect vermogen verschaft of heeft verschaft aan betrokkene;

      • o

        degene die als leidinggevende, beheerder, bedrijfsleider of vervoersmanager is of zal worden vermeld op de beschikking die is aangevraagd of is gegeven;

      • o

        degene die redelijkerwijs met betrokkene gelijk kan worden gesteld op grond van zijn feitelijke invloed op de betrokkene.

    • -

      het eventueel bevragen van de betrokkene bij het Bureau Bibob zoals bedoeld in artikel 11a van de wet;

  • b.

    Ten aanzien van de financiering van het project/ activiteit geldt dat de financiering aannemelijk en transparant dient te zijn. Om de financiering aannemelijk en transparant te maken, gelden ten aanzien van de financiering nog de volgende bepalingen:

    • -

      bij financiering door middel van eigen vermogen dient de aanwezigheid en de herkomst van dit eigen vermogen aangetoond te worden;

    • -

      wanneer sprake is van financiering uit eigen vermogen door middel van contante gelden, dient de aanwezigheid en de herkomst van het contante geld aannemelijk en inzichtelijk te worden gemaakt door de betrokkene(n);

    • -

      bij financiering door middel van vreemd vermogen dient altijd een (in het Nederlands dan wel vertaalde) leningsovereenkomst overlegd te worden waaruit de financiering blijkt en onder welke voorwaarden deze financiering is verstrekt;

    • -

      bij financiering door middel van vreemd vermogen dient de identiteit van de vermogensverschaffer aangetoond te worden door middel van een geldig Identiteitsbewijs en actuele adres- en woonplaatsgegevens van de vermogensverschaffer;

    • -

      wanneer financiering van vreemd vermogen plaatsvindt door middel van contante gelden dient de geldstroom van de vermogensverschaffer naar betrokkene(n) volledig inzichtelijk en aannemelijk te worden gemaakt;

    • -

      wanneer financiering van vreemd vermogen plaatsvindt door middel van crowdfunding dan wel vergelijkbare financiering, kan de gemeente het betreffende platform verplichten de identiteit van de uiteindelijke vermogensverschaffers kenbaar te maken aan de gemeente;

  • c.

    Wanneer het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld, dan wel de gegevens zoals genoemd onder b (financiering) niet volledig zijn verstrekt, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld, nadat aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door de gemeente gestelde termijn aan te vullen.

  • Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel onvolledig aan te leveren kan leiden tot het buiten behandeling stellen van de aanvraag dan wel de mogelijkheid tot het intrekken van de verleende vergunning;

  • d.

    In het geval van een (voorgenomen) overheidsopdracht gunt de gemeente een overheidsopdracht niet, indien de betrokkene heeft nagelaten:

    • 1.

      de op grond van artikel 7a van de Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door de gemeente gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;

    • 2.

      de wijze van financiering, zoals genoemd onder b van stap 1 (financiering) door de betrokkene(n) onvoldoende aannemelijk en inzichtelijk is gemaakt;

    • 3.

      de op grond van artikel 12 van de Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door het Bureau zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door het Bureau gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden.

  • e.

    In het geval van een (voorgenomen) vastgoedtransactie zal geen overeenkomst tot stand komen, wanneer:

    • 1.

      betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 7a van de Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door de gemeente gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;

    • 2.

      de wijze van financiering, zoals genoemd onder b van stap 1 (financiering) door de betrokkene(n) onvoldoende aannemelijk en inzichtelijk is gemaakt;

    • 3.

      betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 12 Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door het Bureau zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door het Bureau gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;

  • f.

    bij reeds aangegane overeenkomsten ten aanzien van vastgoedtransacties wordt bij overeenkomst voorzien.

  • g.

    Het Bibob-vragenformulier dient volledig en naar waarheid te worden ingevuld. Het opzettelijk verschaffen van onjuiste informatie is strafbaar, net als het opzettelijk weglaten van informatie (art. 227a en 227b, Wetboek van Strafrecht). De gemeente Deventer kan de vergunning in dat geval weigeren of intrekken. Indien er een vermoeden bestaat dat ter verkrijging van de aangevraagde vergunning valsheid in geschrifte is gepleegd kan de gemeente Deventer aangifte doen bij de politie.

  • h.

    Bij de uitvoering van het eigen onderzoek kan de informatiepositie van bestuursorganen versterkt worden vanuit het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC). Ook kan het bestuursorgaan of rechtspersoon met een overheidstaak desgewenst gebruik maken van de expertise van het RIEC bij het toepassen van de Wet Bibob;

  • i.

    Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ernstige of mindere mate van gevaar als bedoeld in de Wet Bibob, kan het de gevraagde beschikking weigeren of de verleende beschikking intrekken.

  • j.

    Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ernstige of mindere mate van gevaar als bedoeld in de Wet Bibob, kan dit aanleiding zijn om de (voorgenomen) overheidsopdracht of vastgoedtransactie niet aan te gaan, dan wel de overeenkomst te ontbinden of op te schorten.

Stap 2

Aanvullend op eigen onderzoek kan een advies bij het Bureau Bibob worden gevraagd indien:

  • a.

    vragen ontstaan of bestaan over de integriteit van de betrokkene en/ of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob;

  • b.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden onderneming(en);

  • c.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking te verbinden activiteiten;

  • d.

    het Bureau Bibob de gemeente Deventer adviseert om ten aanzien van een betrokkene advies aan te vragen, zoals bedoeld in artikel 11 van de wet;

  • e.

    de officier van justitie de gemeente Deventer adviseert om ten aanzien van een betrokkene advies aan te vragen, zoals bedoeld in artikel 26 van de wet.

Een toetsing aan de Wet Bibob met behulp van een advies van het Bureau Bibob geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokkene en diens relaties te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy zal de gemeente Deventer de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. Deze eisen brengen mee dat de gemeente Deventer eerst gebruik zal maken van de eigen instrumenten of de weigerings- en intrekkingsgronden van de onderliggende regelgeving.

De adviesaanvraag bij het Bureau Bibob is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.

Informatieplicht

  • 1.

    De gemeente Deventer informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau Bibob;

  • 2.

    In geval een van het Bureau Bibob ontvangen advies ten grondslag wordt gelegd aan een motivering om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, of wanneer op basis van dit advies voorschriften worden verbonden aan de beschikking, wordt aan betrokkene een afschrift van het advies ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door de gemeente Deventer schriftelijk gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet;

  • 3.

    Lid 2 is eveneens van toepassing op de in artikel 28 en 33 van de wet bedoelde derde, met dien verstande dat alleen die onderdelen uit het advies worden verstrekt wordt zover het op hem betrekking heeft.

Adviestermijn

  • 1.

    Indien de gemeente Deventer een advies aanvraagt bij het Bureau Bibob, wordt op grond van artikel 31 van de wet, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15, eerste lid, van de wet.

  • 2.

    Indien het Bureau het advies niet binnen de in lid 1 gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid van de wet, de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de termijn, genoemd in artikel 15, derde lid, van de wet.

  • 3.

    Het Bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het vorige lid.

  • 4.

    De verlenging van de adviestermijn van het Bureau, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau in gevallen als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de wet, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

Bijlage 4. Besluitvorming naar aanleiding van een Bibob-onderzoek:

Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij beschikkingen

  • 1.

    De gemeente Deventer gaat in beginsel over tot een negatief besluit op de aanvraag op de beschikking, indien uit het eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau Bibob blijkt, dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • 2.

    Voorzover blijkt dat geen sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in het eerste lid, kan de gemeente Deventer bij mindere mate van gevaar aan de beschikking voorschriften verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.

  • 3.

    De gemeente Deventer heeft eenzelfde bevoegdheid indien sprake is van een ernstig gevaar waarbij de ernst van de strafbare feiten weigering of intrekking van de beschikking niet rechtvaardigt. De gemeente Deventer kan een op grond van deze bepaling gegeven voorschrift wijzigen. Indien niet wordt voldaan aan een op grond van deze bepaling gegeven voorschrift, kan de gemeente Deventer de beschikking intrekken.

  • 4.

    De gemeente kan een advies van het Bureau Bibob gedurende vijf jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij vastgoedtransacties

  • 1.

    De gemeente zal in beginsel overgaan tot het afbreken van de onderhandelingen, indien uit het eigen onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt dat ten minste één van de onderstaande situaties zich voordoet:

    • a.

      er is sprake van ten minste een mindere mate van gevaar dat de vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten;

    • b.

      er is sprake van ten minste een mindere mate van gevaar dat in of met de onroerende zaak waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft, mede strafbare feiten zullen worden gepleegd;

    • c.

      er is sprake van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat betrokkene in relatie staat tot ernstige strafbare feiten die naar het oordeel van de gemeente een integriteitsrisico vormen (ongeacht de mate van gevaar);

    • d.

      er is sprake van feiten en omstandigheden die er op wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd;

    • e.

      In de gevolgen van een Bibob-onderzoek dat is gestart nadat de vastgoedtransactie is aangegaan, wordt bij overeenkomst voorzien.

Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij overheidsopdrachten

In geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, kan de informatie uit het Bibob-onderzoek dienen als onderbouwing van een of meer uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2012.