Beleidsregels Vrijlating Giften Participatiewet Zoetermeer

Geldend van 22-10-2021 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2021

Intitulé

Beleidsregels Vrijlating Giften Participatiewet Zoetermeer

Op 28 juni 2021 heeft de raad van Zoetermeer een motie aangenomen die het college verzoekt om, vooruitlopend op wetgeving, voor bijstandsgerechtigden zo spoedig mogelijk een vrijlating van giften te realiseren van € 1.200,- per jaar.

Voorliggend besluit betreft het vaststellen van Beleidsregels Vrijlating Giften Participatiewet Zoetermeer om aan die motie te voldoen.

Het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer heeft op 12 oktober 2021 besloten:

  • 1.

    De Beleidsregels Vrijlating Giften Participatiewet Zoetermeer 2021 vast te stellen en daarmee:

    • a.

      Te bepalen dat giften – waarvoor een bijstandsgerechtigde belanghebbende, als deze de gift niet had ontvangen, aanspraak zou kunnen maken op bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet of een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning – vrijgelaten zijn en dus niet worden verrekend met de bijstand;

    • b.

      Te bepalen dat belanghebbende met betrekking tot de giften bedoeld onder beslispunt 1a, desgevraagd voldoende aannemelijk moet kunnen maken dat de gift is besteed aan de bestemming waarvoor zij is verstrekt.

    • c.

      Te bepalen dat giften van de Voedselbank vrijgelaten zijn en dus niet worden verrekend met de bijstand;

    • d.

      Te bepalen dat giften van de Voedselbank nooit aan het college hoeven te worden gemeld.

    • e.

      Te bepalen dat andere giften dan bedoeld onder beslispunt 1a en 1c, in een kalenderjaar worden vrijgelaten tot een gezamenlijke waarde van € 1.200,- en dus tot € 1.200,- in een kalenderjaar niet verrekend worden met de bijstand;

    • f.

      Te bepalen dat er een meldingsplicht geldt voor alle giften met uitzondering van giften van de Voedselbank, als het totaalbedrag van die giften in een kalenderjaar € 1.200,- of meer bedraagt.

    • g.

      Te bepalen dat de beleidsregels met terugwerkende kracht in werking treden met ingang van 1 januari 2021.

  • 2.

    Het Raadsmemo Afdoening motie 2106-55: Vrijstelling van 1200 euro vast te stellen en ter kennisname naar de raad te sturen.

Dit besluit treedt in werking een dag na bekendmaking

Beleidsregels Vrijlating Giften Participatiewet Zoetermeer 2021

Burgemeester en wethouders van Zoetermeer,

Overwegende:

  • a.

    dat de Tweede Kamer op 25 februari 2021 een motie heeft aangenomen die de regering verzoekt voor mensen in de bijstand een landelijke vrijlating van giften te realiseren van € 1.200 per jaar;

  • b.

    dat, in navolging daarop, de raad van Zoetermeer op 28 juni 2021 een motie heeft aangenomen die het college verzoekt om vooruitlopend op wetgeving bijstandsgerechtigden zo spoedig mogelijk een vrijlating van giften te realiseren van € 1.200 per jaar;

Besluiten:

Vast te stellen de Beleidsregels Vrijlating Giften Participatiewet Zoetermeer

Artikel 1 Begrippen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

  • b.

    gift: een onverplichte betaling dan wel schenking van geld, goederen of een andere vorm niet zijnde geld, waarvoor niets terug wordt verlangd;

  • c.

    giften met een specifieke bestemming: giften waarvoor belanghebbende, als deze de gift niet had ontvangen, aanspraak zou kunnen maken op bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet of een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • d.

    overige giften: alle andere giften dan die bedoeld in c., niet zijnde giften van de Voedselbank.

Artikel 2 Vrijlating van giften met een specifieke bestemming

  • 1. Giften met een specifieke bestemming worden volledig vrijgelaten en niet met de bijstandsuitkering verrekend.

  • 2. De belanghebbende dient desgevraagd voldoende aannemelijk te maken dat de gift is besteed aan de bestemming waarvoor zij is verstrekt.

Artikel 3 Vrijlating van overige giften

Overige giften zijn vrijgelaten tot een bedrag van € 1200 per kalenderjaar.

Artikel 4 Meldingsplicht

Zolang het totaalbedrag aan giften met een specifieke bestemming en overige giften in een kalenderjaar onder de € 1200 blijft, hoeft de belanghebbende de giften niet bij het college te melden. Zodra het totaalbedrag in een kalenderjaar echter € 1200 of meer bedraagt, moet de belanghebbende dit aan het college doorgeven.

Artikel 5 Vrijlating van giften van de Voedselbank

  • 1. Giften van de Voedselbank worden volledig vrijgelaten en niet met de bijstandsuitkering verrekend. Zij tellen niet mee voor het vrijlatingsbedrag uit artikel 3.

  • 2. Giften van de Voedselbank hoeven nimmer aan het college te worden gemeld.

Artikel 6 Inwerkingtreding

De beleidsregels treden de dag na bekendmaking ervan in werking met terugwerkende kracht met ingang van 1 januari 2021.

Ondertekening

Ondertekening, Zoetermeer 12 oktober 2021

de secretaris,

B.J.D. Huykman

de burgemeester,

drs. M.J. Bezuijen

Toelichting

Algemeen

Deze beleidsregels is ingesteld om in aanloop naar landelijke wetgeving al te werken in lijn met de verwachte landelijke wetgeving, waarin een vrijlating van € 1200 voor giften wordt beoogd.

Er wordt beoogd te voorkomen dat de Participatiewet een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen of personen. Daarnaast beoogt de beleidsregel om uitkeringsgerechtigden toe te staan om, zonder een onevenredige administratieve last, gebruik te maken van die vrijgevigheid.

In deze beleidsregels:

  • -

    wordt geen onderscheid gemaakt tussen uitkeringsgerechtigden van 18 tot 21 jaar die in vergelijking met personen van 21 jaar en ouder een lagere bijstandsnorm ontvangen;

  • -

    wordt geen onderscheid gemaakt in samenstelling van huishoudens;

  • -

    wordt niet bepaald dat wanneer een huishouden in een jaar uitkeringsgerechtigd wordt, dat het vrijgestelde bedrag van € 1200 wordt berekend naar rato van het aantal maanden waarvoor het recht op uitkering bestaat;

  • -

    worden geen ‘normbedragen’ gehanteerd voor giften in natura. Dit betekent dat verwacht wordt van de uitkeringsrechtigde dat deze een redelijke inschatting maakt van de waarde van giften in natura.

Uit deze beleidsregels volgt wanneer giften in de bijstand niet tot de middelen moeten worden gerekend en dus vrijgelaten worden. Ook blijkt eruit wanneer er geen melding van giften hoeft te worden gemaakt.

De beleidsregels gaan uit van een verantwoordelijkheid van de bijstandsgerechtigde om zelf bij te houden wat er aan giften binnenkomt, bijvoorbeeld om inzicht te bieden wanneer de gemeente hierom verzoekt, en wanneer melden aan de orde is.

Deze beleidsregels staan niet het individualiseringsprincipe in de weg, om ook in andere gevallen giften niet te rekenen tot middelen die moeten worden verrekend met de uitkering.

Artikel 1

Ten aanzien van het begrip gift wordt benadrukt dat kenmerkend voor giften is, dat er geen wederdienst tegenover staat én dat er geen verplichting aan ten grondslag ligt.

Bijschrijvingen van ex-partners bedoeld voor partner- en/of kinderalimentatie vallen dan ook niet onder giften, maar zijn inkomen en worden dus niet vrijgelaten.

In de definitiebepalingen wordt onderscheid gemaakt tussen ‘giften met een specifieke bestemming’ en ‘overige giften’. Dit wordt gedaan, om in de artikelen van de beleidsregels duidelijk te onderscheiden wanneer welke giften wél gemeld moeten worden en wanneer niet.

Artikel 2

Dit artikel gaat over ‘giften met een specifieke bestemming’, waarmee giften worden bedoeld ‘waarvoor belanghebbende, als hij de gift niet had ontvangen, aanspraak zou kunnen maken op bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet of een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning’ (artikel 1, definities).

In het artikel wordt bepaald dat dergelijke giften worden vrijgelaten en dus niet met de bijstandsuitkering worden verrekend. Ook wordt bepaald dat de belanghebbende aannemelijk moet kunnen maken dat de gift ook is besteed als ‘gift met een specifieke bestemming’.

Artikel 3

Het artikel heeft betrekking op de ‘overige giften’. Dit zijn andere giften dan waarover het gaat in artikel 2 en ook giften van de Voedselbank vallen hier niet onder (zie de definities in artikel 1).

Voor deze ‘overige giften’ geldt dat ze zijn vrijgelaten tot een bedrag van € 1200 per kalenderjaar. Het gaat daarbij om het totaal aan giften in natura en giften in geld. Het kan dus gaan om (al dan niet periodieke) geldelijke bedragen, boodschappen, etc.

Artikel 4

Dit artikel bepaalt voor welke giften er een meldingsplicht bestaat. Namelijk als alle giften m.u.v. giften van de voedselbank (namelijk ‘giften met een specifieke bestemming’ en ‘overige giften’; zie de definities in artikel 1) in een kalenderjaar tezamen € 1200 of meer bedragen.

De uitkeringsgerechtigde moet dit dan melden bij het college (in de praktijk: de regisseur inkomen) en inzichtelijk kunnen maken welke giften het betreft.

Als de totaalwaarde van alle giften m.u.v. giften van de voedselbank onder de € 1200 blijft, dan geldt er géén meldingsplicht.

Door de meldingsplicht voor alle giften m.u.v. giften van de voedselbank te stellen op € 1200:

  • -

    wordt gerealiseerd dat er altijd als het drempelbedrag van € 1200 - die geldt voor vrij te laten ‘overige giften’ - wordt bereikt, er een melding bij het college wordt gedaan. Het overige aan ‘giften’ verrekent het college met de bijstand (want het meerdere dan € 1200 is niet vrijgelaten);

  • -

    wordt gerealiseerd dat het college altijd de mogelijkheid krijgt om in gevallen waarin dit nodig is, te beoordelen of er wel of geen sprake is van een ‘gift met een specifieke bestemming’. Het doel daarvan is om te voorkomen dat iemand onverwacht achteraf te maken krijgt met een terugvordering / verrekening. Dat zou namelijk kunnen gebeuren wanneer ‘giften met een specifieke bestemming’ niet zoals geregeld in artikel 4 onder de meldingsplicht zouden vallen. Het kan dan immers zo zijn dat een belanghebbende zelf veronderstelt dat er wél sprake is van een ‘gift met een specifieke bestemming’ terwijl het college (in de praktijk: de regisseur inkomen) later vaststelt dat er géén sprake is geweest van een ‘gift met een specifieke bestemming’, maar gewoon van een ‘overige gift’. Als het bedrag aan ‘overige giften’ dan opeens meer dan € 1200 is, dan volgt er een – eerder niet voorziene – verrekening.

  • Door de meldingsplicht te regelen zoals in artikel 4 wordt gedaan, kan de regisseur inkomen tijdig en wanneer dat nodig is onderzoeken of het inderdaad om giften gaat waarvoor recht op bijzondere bijstand bestaat. Het moet daarbij ‘aannemelijk’ zijn dat er bijzondere bijstand verstrekt had kunnen worden. Bijvoorbeeld kan het gaan om een gift voor een ijskast. Wanneer er op de overschrijving staat ‘voor de ijskast’ en er is een factuur van een nieuwe ijskast, dan kan gesteld worden dat er sprake is van ‘aannemelijk’ dat de gift voor de ijskast was. Het is aan de inkomensregisseur om dit in redelijkheid te bepalen.

  • Als het college oordeelt dat er wél sprake is van een ‘gift met een specifieke bestemming’ dan weet de uitkeringsgerechtigde ook dat de gift niet meetelt in het vrijgestelde bedrag van tot € 1200 voor overige giften.

Artikel 5

Giften van de Voedselbank zijn altijd vrijgelaten, tellen niet mee voor het vrijlatingsbedrag voor ‘overige giften’ van tot € 1200 en hoeven nooit gemeld te worden.

Artikel 6

De beleidsregels treden met terugwerkende kracht per 1 januari 2021 in werking.

Als de klant, op basis van deze beleidsregel, een voorgaande periode opnieuw beoordeeld wenst te hebben, kan deze zich wenden tot de inkomensregisseur.