Regeling vervallen per 05-05-2023

Reglement van Orde Gemeenteraad Maastricht 2021

Geldend van 01-10-2021 t/m 04-05-2023

Intitulé

Reglement van Orde Gemeenteraad Maastricht 2021

DE RAAD DER GEMEENTE MAASTRICHT,

organisatieonderdeel Raadsgriffie, no. 2021-17539;

BESLUIT :

Het Reglement van Orde Gemeenteraad Maastricht 2021 vast te stellen;

Hoofdstuk I: Algemene bepalingen

Artikel 1: Begripsbepalingen en wettelijke grondslag

  • 1. In dit reglement wordt verstaan onder:

    • -

      afsplitsen: het door een of meerdere raadsleden (on)vrijwillig niet meer deel uit maken van de fractie, waarvoor zij zitting hadden in de gemeenteraad;

    • -

      amendement: voorstel van een raadslid tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

    • -

      burgerlid: door de raad benoemd niet-raadslid dat namens een fractie deelneemt aan een domeinvergadering of een (andere) commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet;

    • -

      college: het college van burgemeester en wethouders van Maastricht;

    • -

      (deel-)onderwerp: een door de voorzitter bepaald subonderdeel van een debat dat herkenbaar is als individueel thema binnen het grotere onderwerp van bespreking;

    • -

      fractie: hetgeen bepaald is in artikel 9 van voorliggend reglement;

    • -

      fractievoorzitter: raadslid waarvan door de voorzitter is vastgesteld dat dit lid fractievoorzitter is dan wel enig lid van een fractie;

    • -

      hamerstuk: een raadsvoorstel waarover de fracties hebben aangegeven dat niemand tijdens de raadsvergadering inhoudelijk - los van een stemverklaring - het woord wenst te voeren en dat zonder stemming wordt afgehamerd;

    • -

      initiatiefvoorstel: voorstel van een raadslid voor een verordening of ander voorstel;

    • -

      interpellatie: met een interpellatie kan een raadslid inlichtingen van het college of de burgemeester vragen over een onderwerp;

    • -

      motie: verklaring waarmee een oordeel, wens, opdracht of verzoek wordt uitgesproken;

    • -

      plaatsvervangend voorzitter van de raad: diegene die door raad is belast met de waarneming van het voorzitterschap van de raad;

    • -

      portefeuillehouder: een lid van het college van burgemeester en wethouders dat in het bijzonder met een onderwerp is belast;

    • -

      raadsgriffier: griffier van de raad - zoals benoemd in de gemeentewet - of diens plaatsvervanger;

    • -

      toezegging: een mondelinge of schriftelijke belofte van de portefeuillehouder tijdens de vergadering om iets te doen;

    • -

      voorzitter: voorzitter van de raad of diens plaatsvervanger;

    • -

      wet: Gemeentewet.

  • 2. Het presidium, de agendacommissie, de commissie begroting en verantwoording en de werkgeverscommissie zijn bestuurscommissies conform artikel 83 van de wet.

  • 3. Domeinvergaderingen zijn commissies conform artikel 82 van de wet.

Artikel 2: De voorzitter

  • 1. De voorzitter van de raad is belast met het leiden van de vergadering, het handhaven van de orde, het naleven van dit reglement en hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.

  • 2. De raad kiest uit zijn midden een raadslid dat is belast met de waarneming (plaatsvervangend voorzitter).

Artikel 3: De raadsgriffier

  • 1. De raadsgriffier is aanwezig in raadsvergaderingen en vergaderingen van het presidium, agendacommissie, werkgeverscommissie, commissie B&V en kan aanwezig zijn in de domeinvergaderingen van de raad.

  • 2. Bij verhindering of afwezigheid wordt de raadsgriffier vervangen door een plaatsvervanger die door de raad is aangewezen.

  • 3. De raadsgriffier kan op uitnodiging van de voorzitter aan beraadslagingen in (raads)vergaderingen deelnemen.

Hoofdstuk II: Overlegorganen

Artikel 4: Het presidium

  • 1. Er is een presidium dat bestaat uit de fractievoorzitters.

  • 2. De voorzitter van de raad is de voorzitter van het presidium.

  • 3. De fractievoorzitter kan zich door een raadslid van dezelfde fractie laten vervangen.

  • 4. Het presidium kan anderen uitnodigen deel te nemen aan zijn vergaderingen.

  • 5. Het presidium doet aanbevelingen aan de raad inzake de organisatie en het functioneren van de raad en zijn overlegorganen, voor zover het niet betreft de taken van de agendacommissie. Het presidium adviseert daarnaast gevraagd dan wel ongevraagd de agendacommissie.

  • 6. Het presidium heeft tevens tot taak het afstemmen van belangrijke en urgente zaken die niet in de raad als geheel afgestemd kunnen worden. Daartoe kunnen onderwerpen behoren die de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer betreffen dan wel onderwerpen waarvan openbare behandeling de economische of financiële belangen van de gemeente kunnen schaden.

Artikel 5: De agendacommissie en het vaststellen van vergaderingen

  • 1. Er is een agendacommissie die naast haar voorzitter bestaat uit de voorzitters en vice-voorzitters van domeinvergaderingen.

  • 2. De plaatsvervangend voorzitter van de raad is de voorzitter van de agendacommissie.

  • 3. De agendacommissie heeft in ieder geval de volgende taken:

    • a.

      het voorbereiden en bespreken van voorlopige agenda’s voor raadsvergaderingen en domeinvergaderingen;

    • b.

      het vaststellen van de vergadercyclus van de raad en van de domeinvergaderingen;

    • c.

      het vaststellen van vergaderingen als bedoeld in artikel 17 lid 2 van de wet;

  • 4. De voorzitter van de raad is als adviseur aanwezig bij de vergaderingen.

  • 5. De agendacommissie kan anderen uitnodigen om deel te nemen aan zijn vergaderingen.

Artikel 6: De Commissie Begroting en Verantwoording

  • 1. De commissie heeft tot taak het voeren van overleg namens de raad en de advisering aan de raad over:

    • a.

      de voorbereiding en naleving van de Financiële verordening (ex. art. 212 Gemeentewet), van de Controleverordening (ex. art. 213 Gemeentewet) en van de Verordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid (ex. 213a Gemeentewet);

    • b.

      het behandelproces van de begroting- en verantwoordingcyclus en de bijhorende documenten;

    • c.

      tussentijdse rapportages en andere verslagen van de accountant;

    • d.

      het behandelproces van onderzoeksrapportages van de rekenkamer;

    • e.

      de bemensing van de Rekenkamer;

    • f.

      de afstemming van onderzoeken van de accountant, de rekenkamer, de doelmatigheids- en doeltreffendheidsonderzoeken en onderzoeken van de raad zelf;

    • g.

      de begroting en het jaarverslag van de raad en raadsgriffie en de monitoring van de begroting;

    • h.

      de criteria ten aanzien van de bestemming van het werkbudget van de raad;

    • i.

      de Verordening rechtspositie raads- en commissieleden en fractieondersteuning gemeente Maastricht.

  • 2. Iedere fractie heeft het recht één lid aan te wijzen voor deelname aan de commissie. Dit kan zowel een burgerlid als een raadslid zijn. De commissie benoemt uit haar midden de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter.

  • 3. De zittingsperiode van de leden eindigt door ontslagname op eigen verzoek in te dienen bij de voorzitter van de raad, aan het einde van de zittingsperiode van de raad en door intrekking van het commissielidmaatschap door de raad.

  • 4. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen.

Artikel 7: De werkgeverscommissie

  • 1. De werkgeverscommissie is belast met de werkgeverschapstaken zoals vermeld in haar verordening.

  • 2. De raad benoemt uit haar midden de leden van de werkgeverscommissie bestaande uit raadsleden.

Hoofdstuk III: Toelaten raadsleden en benoemen wethouders & burgerleden

Artikel 8: Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden

  • 1. Bij de benoeming van nieuwe raadsleden stelt de raad een commissie in bestaande uit drie raadsleden.

  • 2. Deze onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van de nieuw benoemde raadsleden en brengt vervolgens advies uit aan de raad over de toelating van de nieuw benoemde raadsleden tot de raad. Indien van toepassing, wordt van een minderheidsstandpunt melding gemaakt in dit advies.

  • 3. Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste raadsvergadering in oude samenstelling na de raadsverkiezingen.

  • 4. Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten raadsleden op om in de eerste raadsvergadering in nieuwe samenstelling de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd raadslid op voor de raadsvergadering waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 9: Fracties

  • 1. Raadsleden die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard worden bij de aanvang van de zittingsperiode als één fractie beschouwd.

  • 2. Als boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Als daar geen aanduiding was geplaatst, deelt de fractie in de eerste raadsvergadering aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad zal voeren.

  • 3. De namen van de fractievoorzitter en eventueel diens plaatsvervanger worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4. Als één of meer raadsleden van één of meer fracties als zelfstandige fractie gaan optreden of zich aansluiten bij een andere fractie, wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

  • 5. Een nieuwe naam van een fractie voldoet aan de eisen uit artikel G 3, vierde lid van de Kieswet en wordt gebruikt met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering na naamswijziging.

Artikel 10: Burgerleden

  • 1. Elke fractie is gerechtigd maximaal drie niet-raadsleden aan te wijzen om als burgerlid actief te zijn. Burgerleden zijn pas in functie na benoeming en de beëdiging.

  • 2. De raad benoemt de burgerleden op voorstel van de voorzitter en de raadsgriffier.

  • 3. De artikelen 10, 12, 13 en 15 lid 1 en 3 van de wet en de gedragscode van de raad zijn van overeenkomstige toepassing op burgerleden. De griffie voert een voortoets uit aangaande de genoemde artikelen, voordat de raad na toetsing burgerleden benoemt.

  • 4. Indien voldaan wordt aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving leggen burgerleden in de raadsvergadering waarin ze worden benoemd de voor raadsleden voorgeschreven eed of verklaring en belofte af.

  • 5. De zittingsperiode van een burgerlid eindigt door terugtreding op eigen verzoek in te dienen bij de voorzitter van de raad, aan het einde van de zittingsperiode van de raad, bij uittreding uit een fractie of door intrekking van de benoeming door de raad.

  • 6. Burgerleden, zijnde commissieleden ontvangen een vergoeding voor het bijwonen van bijeenkomsten op grond van de geldende Verordening rechtspositie raads- en commissieleden.

Artikel 11: Benoeming wethouders

  • 1. Bij de benoeming van een wethouder stelt de raad een commissie in bestaande uit drie raadsleden.

  • 2. Deze onderzoekt of de benoeming van de kandidaat-wethouder voldoet aan de vereisten van de artikelen 36a, 36b, 41b, eerste, derde en vierde lid, en 41c, eerste lid, van de wet en neemt kennis van de door de kandidaat-wethouder verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.

  • 3. De burgemeester geeft voor de aanvang van iedere ambtstermijn opdracht om de kandidaat-wethouders aan een risicoanalyse integriteit te onderwerpen. De burgemeester brengt over het eindresultaat daarvan verslag uit aan de raad. De risicoanalyse en de eindconclusie zijn niet openbaar.

  • 4. De commissie brengt na haar onderzoek verslag uit aan de raad en formuleert een advies aan de raad ten aanzien van de benoembaarheid van de voorgedragen wethouder(s). In het advies wordt melding gemaakt van een eventueel minderheidsstandpunt.

Hoofdstuk IV: Raadsvergadering

Artikel 12: Oproep en agenda

  • 1. De voorzitter zendt ten minste twaalf dagen voor een raadsvergadering de raadsleden via het raadsinformatiesysteem een oproep en de voorlopige agenda met de daarbij behorende stukken. Raadsvergaderingen worden ter openbare kennis gebracht door aankondiging op de website en/of langs de elektronische weg.

  • 2. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van een schriftelijke oproep een aanvullende agenda opstellen. Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de raadsvergadering wordt deze met de daarbij behorende stukken via het raadsinformatiesysteem aan de leden gezonden.

  • 3. Stukken waaromtrent op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de wet geheimhouding is opgelegd, blijven in afwijking van het eerste en tweede lid onder berusting van de raadsgriffier en verleent deze de raadsleden op verzoek inzage.

  • 4. De agenda wordt bij aanvang van een raadsvergadering door de raad vastgesteld, waarbij ieder raadslid de raad kan verzoeken te besluiten om een agendapunt toe te voegen of af te voeren.

  • 5. Hamerstukken worden na het vaststellen van de agenda zonder inhoudelijke bespreking afgehamerd door de voorzitter, nadat bij de agendavaststelling is geïnventariseerd welke agendapunten hamerstukken zijn.

Artikel 13: Presentielijst

  • 1. De raadsgriffier draagt zorg voor het bijhouden van presentielijsten van raadsvergaderingen.

  • 2. Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekenen raadsleden de presentielijst, die aan het einde van elke raadsvergadering door de voorzitter en de raadsgriffier door ondertekening wordt vastgesteld.

Artikel 14: Aantal spreektermijnen en spreektijden

  • 1. Beraadslaging over onderwerpen of voorstellen geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist. Spreektermijnen worden door de voorzitter afgesloten.

  • 2. Raadsleden voeren in een termijn niet meer dan éénmaal het woord over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 3. Raadsleden voeren niet langer dan 4 minuten het woord over een agendapunt (totaal van eerste en tweede termijn), tenzij de raad op voorstel van het presidium of de voorzitter anders beslist.

  • 4. De reguliere spreekvolgorde wordt bepaald op basis van de grootte van de fracties (totaal uitgebrachte stemmen) bij aanvang van een nieuwe zittingsperiode van de raad. Deze volgorde blijft gelden gedurende de hele zittingsperiode van de raad.

  • 5. Een raadslid voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben. Raadsleden spreken via de voorzitter.

  • 6. De voorzitter kan het college en/of individuele portefeuillehouders beperken in de tijd die zij ter vergadering hebben.

  • 7. De voorzitter sluit de beraadslaging als hij vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht en besproken, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 15: Interrupties

  • 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert.

  • 2. De voorzitter laat sprekers zo veel als mogelijk uitspreken inzake een (deel-)onderwerp voordat interrupties worden toegelaten.

  • 3. De voorzitter kan na 3 interrupties van dezelfde spreker op een (deel-)onderwerp oordelen dat verdere interrupties van die spreker op dat (deel-)onderwerp niet worden toegestaan.

Artikel 16: Deelname aan de beraadslaging door anderen

Onverminderd artikel 21, eerste en tweede lid, van de wet, kan de raad besluiten dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

Artikel 17: Voorstellen van orde

  • 1. Raadsleden kunnen tijdens een raadsvergadering mondeling een voorstel van orde betreffende de vergadering doen. De raad beslist hier terstond over.

  • 2. Over het continueren van de vergadering na 23:00 uur is een raadsbesluit nodig.

Artikel 18: Stemverklaring

  • 1. Na het sluiten van de beraadslaging kunnen raadsleden middels een korte verklaring hun voorgenomen stemgedrag toelichten.

  • 2. Een stemverklaring kan ook worden afgegeven wanneer een voorstel zonder stemming kan worden vastgesteld conform artikel 19 lid 1.

Artikel 19: Stemming

  • 1. De voorzitter vraagt de raadsleden of zij stemming verlangen. Is dit niet het geval dan stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

    • a.

      Als een voorstel zonder stemming wordt aangenomen, kunnen de in de raadsvergadering aanwezige raadsleden aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich overeenkomstig artikel 28 van de wet van deelneming aan de stemming te hebben onthouden.

  • 2. Als een raadslid om stemming of hoofdelijke stemming vraagt, doet de voorzitter daarvan mededeling aan de raad.

    • a.

      Bij hoofdelijke stemming roept de voorzitter of raadsgriffier de raadsleden bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het daarvoor bij loting aangewezen raadslid en verloopt verder via de volgorde van de presentielijst.

    • b.

      Bij hoofdelijke stemming brengen ter vergadering aanwezige raadsleden die zich niet ingevolge artikel 28 van de wet van deelneming aan de stemming moeten onthouden, hun stem uit door zich 'voor' of 'tegen' te verklaren, zonder enige toevoeging.

    • c.

      Een raadslid dat zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, kan deze vergissing herstellen tot het volgende raadslid heeft gestemd. Bemerkt het raadslid zijn vergissing pas later, dan kan deze nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt aantekening vragen van zijn vergissing. Dit brengt geen verandering in de uitslag van de stemming.

    • d.

      Aanwezige raadsleden die zich niet ingevolge artikel 28 van de wet van deelneming aan de stemming moeten onthouden, zijn verplicht een stem uit te brengen.

  • 3. Stemmingen vinden in beginsel elektronisch plaats, mits de uitslag direct na het sluiten van de stemming voor iedereen zichtbaar wordt met de uitgebrachte stem per raadslid en het elektronisch stemsysteem naar het oordeel van de voorzitter ook verder goed en zonder onredelijk oponthoud functioneert.

    • a.

      Bij elektronische stemmingen geeft de voorzitter het moment aan waarop hij de stemming gaat sluiten. Heeft een raadslid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij tot sluiting van de stemming dit corrigeren. Hierna sluit de voorzitter de stemming en wordt de uitslag getoond.

  • 4. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee en doet daarbij mededeling van het genomen besluit.

Artikel 20: Volgorde stemming over amendementen en moties

  • 1. Als op een aanhangig voorstel amendementen zijn ingediend, wordt eerst over die amendementen gestemd en vervolgens over het voorstel zoals het dan luidt in zijn geheel.

  • 2. Als meerdere amendementen op eenzelfde gedeelte van een aanhangig voorstel zijn ingediend, wordt eerst over het meest verstrekkende amendement gestemd.

  • 3. Als aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie. De raad kan besluiten van deze volgorde af te wijken.

Artikel 21: Stemming over personen

  • 1. Bij stemming over personen voor benoemingen of het opstellen van voordrachten of aanbevelingen, benoemt de voorzitter drie raadsleden tot stembureau.

  • 2. Aanwezige raadsleden die zich niet ingevolge artikel 28 van de wet van deelneming aan de stemming moeten onthouden, zijn verplicht een door het stembureau verstrekt stembriefje in te leveren.

  • 3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van het stembureau of de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk ingevuld stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco stembriefje

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

  • 6. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad op voorstel van het stembureau of de voorzitter.

  • 7. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen of er meer personen de meerderheid hebben gehaald dan er beschikbare plaatsen zijn, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 8. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen of er meer personen die meerderheid hebben gehaald dan er beschikbare plaatsen zijn, vindt een derde stemming plaats tussen de twee personen die de meeste stemmen hebben gekregen.

  • 9. Wanneer bij de derde stemming door niemand de volstrekte meerderheid wordt behaald, beslist terstond het lot.

Artikel 22: Verslaglegging

  • 1. Er wordt in beginsel gewerkt met een besluitenlijst en een audio/video opname, en daar waar mogelijk een automatisch transcript van audio.

  • 2. Bij de behandeling van kaderbrief en begroting- en bij onderwerpen die door het presidium worden aangeduid – wordt daarnaast ook een schriftelijk verslag gemaakt.

  • 3. De raadsgriffier draagt zorg voor de besluitenlijsten en eventuele verslagen van raadsvergaderingen.

  • 4. Uit een besluitenlijst blijkt in ieder geval:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de raadsgriffier, de wethouders en de raadsleden, allen voor zover aanwezig, alsmede van de overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een aantekening van welke raadsleden afwezig waren;

    • c.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • d.

      een overzicht van het verloop van elke stemming met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de raadsleden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de raadsleden die zich overeenkomstig de wet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;

    • e.

      de toezeggingen.

  • Uit een verslag blijkt daarnaast aanvullend in ieder geval een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen van de sprekers.

  • 5. Voor zover de aard en de inhoud van de besluitvorming zich daartegen niet verzet, wordt de besluitenlijst en het eventuele verslag zo spoedig mogelijk na de raadsvergadering openbaar gemaakt op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

Artikel 23: Toehoorders

  • 1. Vergaderingen van de gemeenteraad zijn in beginsel openbaar. Toehoorders waaronder vertegenwoordigers van de pers wonen openbare vergaderingen uitsluitend bij op de voor hen bestemde plaatsen.

  • 2. Het blijkgeven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is hen verboden.

  • 3. De voorzitter is bevoegd, wanneer de orde in de vergadering op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord, deze en zo nodig andere toehoorders te doen vertrekken.

  • 4. Hij is bevoegd toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering te ontzeggen.

Artikel 24: Geluid- en beeldregistraties

  • 1. Degenen die van een openbare raadsvergadering geluid- of beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar diens aanwijzingen.

  • 2. In het kader van het digitale raadsinformatiesysteem worden er door of in opdracht van de griffie geluid en/of beeldregistratie gemaakt van de vergaderingen, welke op de website worden geplaatst.

Artikel 25: Ingekomen stukken

  • 1. Bij de raad ingekomen stukken plaatst de raadsgriffier op een lijst, met uitzondering van reclame en wervingsactiviteiten, anonieme post en onbetamelijke post zoals documenten met discriminerende uitingen en scheldwoorden.

  • 2. De lijst “ingekomen stukken” is openbaar. Alle ingekomen stukken, zijn voor de raad toegankelijk.

Artikel 26: Toepassing reglement op besloten vergaderingen

Op besloten raadsvergaderingen is dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover dat niet strijdig is met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 27: Besloten vergadering

  • 1. Besloten raadsvergaderingen kunnen vanuit de fracties alleen worden bijgewoond door raadsleden.

  • 2. Conceptverslagen en -besluitenlijsten van besloten raadsvergaderingen worden niet verspreid, maar uitsluitend voor de raadsleden ter inzage gelegd bij de raadsgriffier.

  • 3. Deze verslagen en besluitenlijsten worden zo spoedig mogelijk in een (besloten) raadsvergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van het vastgestelde verslag en de besluitenlijst.

  • 4. De vastgestelde verslagen en besluitenlijsten worden door de voorzitter en de raadsgriffier ondertekend.

Artikel 28: Opheffing geheimhouding

Als de raad op grond van de artikelen 25, derde en vierde lid, 55, tweede en derde lid, of 86, tweede en derde lid, van de wet voornemens is de geheimhouding op te heffen dan wel niet te bekrachtigen, wordt, als het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, daarover in een besloten raadsvergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk V: Bevoegdheden, instrumenten raadsleden

Artikel 29: Amendementen

  • 1. Raadsleden dienen amendementen voor het sluiten van de beraadslaging van het voorstel waarop deze betrekking hebben schriftelijk in bij de voorzitter, tenzij de voorzitter oordeelt dat mondelinge indiening volstaat.

  • 2. Er wordt alleen beraadslaagd over amendementen die ingediend zijn door een raadslid dat de presentielijst getekend heeft.

  • 3. Intrekking door de indiener van een amendement is mogelijk totdat de besluitvorming daarover door de raad is afgerond.

  • 4. De behandeling van een amendement vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats. De indiener krijgt de gelegenheid om het dictum van het amendement voor te lezen.

Artikel 30: Moties

  • 1. De Gemeenteraad van Maastricht kent twee type moties:

    • a.

      Reguliere moties: Moties die een relatie hebben met een onderwerp dat is gepubliceerd op de openbare agenda voor de raadsvergadering;

    • b.

      Moties vreemd aan de orde van de dag: Moties die geen enkele relatie hebben met een onderwerp dat is gepubliceerd op de openbare agenda voor de eerstvolgende raadsvergadering of de agenda van de raadsvergadering daarna.

  • 2. Raadsleden dienen al dan niet gezamenlijk moties schriftelijk in bij de voorzitter, tenzij de voorzitter oordeelt dat mondelinge indiening volstaat. Er wordt alleen beraadslaagd over moties die ingediend zijn door een raadslid dat de presentielijst getekend heeft.

  • 3. De behandeling van een motie vindt gelijktijdig plaats met de beraadslaging over het onderwerp of voorstel waarop het betrekking heeft. Een indiener krijgt de gelegenheid om het dictum van de motie voor te lezen.

  • 4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp (motie vreemd aan de orde van de dag) vindt plaats nadat alle op de agenda opgenomen onderwerpen zijn behandeld. Moties vreemd aan de agenda van de raadsvergadering kunnen tot aanvang van de raadsvergadering schriftelijk worden ingediend. De motie wordt vervolgens toegevoegd aan de conceptagenda als laatste agendapunt. De raad stelt bij aanvang van de raadsvergadering de agenda vast.

  • 5. Intrekking door de indiener(s) van een motie is mogelijk totdat de besluitvorming daarover door de raad is afgerond.

Artikel 31: Initiatiefvoorstel

  • 1. Raadsleden dienen initiatiefvoorstellen schriftelijk in bij de voorzitter. Deze brengt een ingediend voorstel zo spoedig mogelijk ter kennis van het college en de raad.

  • 2. Het college kan binnen 14 dagen nadat het ter kennis is gesteld van een voorstel schriftelijk wensen en bedenkingen met betrekking tot het voorstel ter kennis van de raad brengen.

  • 3. Nadat het college schriftelijk wensen of bedenkingen ter kennis van de raad heeft gebracht of kenbaar heeft gemaakt hiertoe niet te zullen overgaan, dan wel nadat de in het tweede lid gestelde termijn is verlopen, wordt het voorstel op de agenda van de eerstvolgende raadsvergadering geplaatst. Als de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is, wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende raadsvergadering geplaatst.

Artikel 32: Raadsvoorstel

  • 1. Een voorstel aan de raad dat vermeld staat op de voorlopige agenda van de raadsvergadering, wordt niet ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2. Als de raad van oordeel is dat het nodig is een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug te zenden aan het college, bepaalt de raad binnen welke termijn het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 3. In afwijking van en ter aanvulling op de vorige leden heeft het college de mogelijkheid om fouten te herstellen door een revisie-versie (REV-versie) aan te bieden. Dit dient duidelijk op het voorstel te worden vermeld.

Artikel 33: Interpellatie

  • 1. Raadsleden dienen verzoeken tot het houden van een interpellatie schriftelijk in bij de voorzitter. Het verzoek bevat in ieder geval de te stellen vragen.

  • 2. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en de wethouders.

  • 3. Over verzoeken die ten minste 48 uur voor aanvang van een raadsvergadering zijn ingediend of in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, wordt tijdens de eerstvolgende raadsvergadering gestemd. In andere gevallen tijdens de daaropvolgende raadsvergadering.

  • 4. De interpellant voert niet vaker dan tweemaal het woord. De overige raadsleden, de burgemeester en de wethouders niet vaker dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft. Bij de behandeling van een interpellatie geldt als eerste termijn de toelichting van de interpellant en het antwoord daarop van het college of de burgemeester. Aan de tweede termijn kunnen alle leden deelnemen.

Artikel 34: Schriftelijke vragen

  • 1. Raadsleden dienen schriftelijke vragen aan het college of de burgemeester in bij de raadsgriffier, met gebruik van het digitale sjabloon waarbij wordt aangegeven of er een voorkeur voor schriftelijke of mondelinge beantwoording bestaat.

  • 2. Schriftelijke vragen zijn kort en bondig geformuleerd, eventueel voorzien van een korte introductie of toelichting.

  • 3. De raadsgriffier brengt de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college of de burgemeester.

  • 4. Schriftelijke beantwoording gebeurt zo spoedig mogelijk, in ieder geval binnen dertig dagen nadat de vragen zijn ingediend.

  • 5. Schriftelijke antwoorden van het college of de burgemeester worden door de raadsgriffier aan de raadsleden toegezonden.

Artikel 35: Inlichtingen – actieve en passieve informatieplicht van college aan raad

  • 1. Raadsleden dienen verzoeken tot inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de wet schriftelijk in bij de raadsgriffier.

  • 2. De raadsgriffier brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college of de burgemeester.

  • 3. De verlangde inlichtingen worden zo spoedig mogelijk aan de raad verschaft, in ieder geval binnen dertig dagen nadat het verzoek is ingediend.

Hoofdstuk VI: Slotbepalingen

Artikel 36: Burgerplatform & burgervoorstel

  • 1. Het burgerplatform biedt inwoners, verenigingen, stichtingen, organisaties en anderen de mogelijkheid hun boodschap te presenteren en wordt in beginsel iedere raadsavond georganiseerd tussen 17:00 en 19:00 uur.

  • 2. Deelnemers van het burgerplatform zijn verplicht zich op de maandag voor 16.00 uur aan te melden voor een plek op het burgerplatform.

  • 3. Iedere aanmelding krijgt één tafel ter beschikking. De deelnemer kan zelf presentatiemateriaal meenemen, in afstemming met de griffie.

  • 4. Onderwerpen hoeven niet gerelateerd te zijn aan de actuele raadsagenda.

  • 5. De agendacommissie kan de deelnemer indien deze daar aanleiding voor ziet de mogelijkheid tot het burgerplatform weigeren danwel aanvullende voorwaarden opleggen.

  • 6. De mogelijkheden voor het indienen van een burgervoorstel maken geen onderdeel uit van dit reglement en worden separaat op gemeentelijk niveau geregeld.

Artikel 37: Uitleg reglement

In gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 38: Intrekking oude reglement

Het reglement van orde gemeenteraad Maastricht 2017 wordt ingetrokken.

Artikel 39: Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Dit reglement treedt in werking op 1 oktober 2021.

  • 2. Dit reglement wordt aangehaald als: Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden gemeenteraad Maastricht 2021.

Ondertekening

Aldus besloten door de Raad der gemeente Maastricht in zijn openbare vergadering van 14 juli 2021

De Griffier,

H-J. Bodewitz.

De Voorzitter,

J.M. Penn-te Strake.