Regeling vervallen per 03-01-2024

Verordening van gedeputeerde staten van Overijssel houdende regels voor uitwegen op provinciale wegen (Regeling uitwegen Overijssel 2021)

Geldend van 25-09-2021 t/m 02-01-2024

Intitulé

Verordening van gedeputeerde staten van Overijssel houdende regels voor uitwegen op provinciale wegen (Regeling uitwegen Overijssel 2021)

Gedeputeerde Staten van Overijssel,

Overwegende dat titel 5.1 van de Omgevingsverordening Overijssel 2017 van toepassing is op uitwegen op wegen in beheer bij de provincie Overijssel;

Overwegende dat het aantal uitwegen, mede ter verbetering van de verkeersveiligheid, tot een minimum beperkt dient te blijven. Minder uitwegen betekent immers minder potentiële conflictpunten;

Overwegende dat, ter verdere verbetering van een doelmatig en verkeersveilig gebruik van de weg, de bij de provincie Overijssel in beheer zijnde wegen zodanig worden ingericht dat voor de weggebruiker een duidelijk en uniform wegbeeld ontstaat;

Overwegende dat het wegbeeld binnen de bebouwde kom voor een belangrijk deel wordt bepaald door de inrichting van de omringende openbare ruimte door de gemeente,

Overwegende dat veilige constructies en vormgeving van de uitwegen belangrijk zijn voor de verkeersveiligheid;

Overwegende dat deze regeling bijdraagt aan het garanderen van de veiligheid en de doorstroming op de provinciale wegen, waarvoor de provincie als wegbeheerder verantwoordelijk is;

Gelet op artikel 5.1.3, derde en zesde lid, van de Omgevingsverordening Overijssel 2017;

Gelet op artikel 3.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

Besluiten vast te stellen de navolgende:

Regeling uitwegen Overijssel 2021

Afdeling I. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • a.

    Bedrijfsuitweg: een uitweg ter ontsluiting van een perceel dat een bedrijfsmatige bestemming en daarmee samenhangende functies heeft, waaronder een uitweg bij een agrarisch bedrijf;

  • b.

    Beheer: de op de wegbeheerder rustende verantwoordelijkheid voor het in bruikbare toestand houden van de weg en de zorg dat van die weg op juiste en veilige wijze gebruik kan worden gemaakt, waaronder begrepen de zorg voor wegbermen, de opvang en afvoer van hemelwater en de overige tot de weguitrusting te rekenen voorzieningen;

  • c.

    Bestemming: de planologische bestemming blijkens de regels van ruimtelijke ordening die op het perceel van toepassing zijn;

  • d.

    Burgemeester en Wethouders: burgemeester en wethouders van de gemeente waar het betrokken project in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd;

  • e.

    Gebruiker: degene die een omgevingsvergunning aanvraagt of een melding doet voor het aanleggen, veranderen, verwijderen of onderhouden van een uitweg;

  • f.

    Omgevingsvergunning: een ontheffing als bedoeld in artikel 5.1.3 van de Omgevingsverordening Overijssel 2017 voor een uitweg op de openbare weg, welke ontheffing ingevolge artikel 2.2 van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht het karakter heeft van een omgevingsvergunning;

  • g.

    Openbare weg: een weg in beheer bij de provincie Overijssel die openbaar is in de zin van de Wegenwet;

  • h.

    Perceel: een aaneengesloten stuk grond dat in de feitelijke actuele situatie is ingericht ten behoeve van een bestemming;

  • i.

    Uitweg: een uitweg als bedoeld in artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Voor de toepassing van deze regeling worden tot een uitweg ook de daarbij behorende doorsteken, dammen, duikers en verhardingen van de tussenberm gerekend;

  • j.

    Uitweg landbouw en natuurbeheer: uitweg ter ontsluiting van een perceel dat wordt gebruikt voor landbouw, natuur of een waterstaatswerk en een bij dat gebruik passende bestemming heeft;

  • k.

    Woninguitweg: een uitweg om te komen van en naar een perceel waarop een woning is toegestaan, ongeacht of de woning alleen een woonbestemming heeft of bestemd is als bedrijfswoning of bedrijf aan huis;

Artikel 2. Toepassingsbereik

Deze regeling is van toepassing op openbare wegen.

Afdeling II. Gevallen waarin met een melding kan worden volstaan

Artikel 3. Gevallen waarin met een melding kan worden volstaan

  • 1. Voor het aanleggen, veranderen, verwijderen of het veranderen van het gebruik van een uitweg van een perceel naar de openbare weg kan worden volstaan met een melding, als er geen uitweg mogelijk is op een openbare weg van een gemeente, waterschap of private eigenaar dan wel een andere openbare weg van lagere orde. Hierbij geldt dat:

    • a.

      één woninguitweg is toegestaan bij een perceel waarvan de bestemming een of meer woningen toelaat;

    • b.

      één uitweg landbouw en natuurbeheer is toegestaan bij een perceel dat wordt gebruikt voor landbouw, natuur of een waterstaatswerk en een bij dat gebruik passende bestemming heeft;

    • c.

      één bedrijfsuitweg is toegestaan bij een perceel met een bedrijfsmatige bestemming;

    • d.

      één uitweg voor werkzaamheden van tijdelijke aard is toegestaan bij een perceel.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan niet worden volstaan met een melding, als de uitweg binnen de bebouwde kom ligt.

Artikel 4. Ontoelaatbare uitwegen

Niet kan worden volstaan met een melding, als door het aanleggen, veranderen, verwijderen of veranderen van het gebruik van een uitweg, onaanvaardbare nadelige gevolgen ontstaan of dreigen te ontstaan voor de verkeersveiligheid, de doorstroming van het verkeer op of het doelmatig gebruik van de openbare weg.

Artikel 5. Indienen van een melding

  • 1. Een melding wordt ten minste vier weken voor de aanvang van de werkzaamheden ingediend bij Gedeputeerde Staten met gebruikmaking van een door Gedeputeerde Staten voorgeschreven formulier.

  • 2. Als bijlage bij het formulier moet een situatietekening worden meegestuurd waarop zijn aangegeven:

    • a.

      het adres;

    • b.

      de exacte locatie van de uitweg;

    • c.

      de afmeting van de nieuwe uitweg, dan wel van de te veranderen bestaande uitweg en de beoogde verandering daarvan.

Artikel 6. Start van de werkzaamheden

De gemelde werkzaamheden mogen niet eerder worden uitgevoerd dan nadat Gedeputeerde Staten schriftelijk hebben bevestigd dat de melding aan de eisen van deze regeling voldoet.

Artikel 7. Maatwerkvoorschriften

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen na een melding maatwerkvoorschriften opleggen met betrekking tot de plaats, afmetingen, vormgeving en instandhoudingstermijn van de uitweg ten behoeve van het doelmatig en verkeersveilig gebruik van de openbare weg.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen de opgelegde maatwerkvoorschriften wijzigen of aanvullen:

    • a.

      indien een verandering van inzichten of van omstandigheden die bij de beoordeling van de melding een rol hebben gespeeld dit noodzakelijk maakt, of

    • b.

      op verzoek van de gebruiker.

Afdeling III. Gevallen waarin niet met een melding kan worden volstaan

Artikel 8. Omgevingsvergunning

  • 1. Burgemeester en Wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het maken, hebben, veranderen of verwijderen van een uitweg dan wel het veranderen van het gebruik daarvan, in gevallen waarin niet met een melding kan worden volstaan.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen aan een omgevingsvergunning voorschriften verbinden met betrekking tot de plaats, afmetingen, vormgeving en instandhoudingstermijn van de uitweg ten behoeve van het doelmatig en verkeersveilig gebruik van de openbare weg.

  • 3. Aan een omgevingsvergunning wordt het voorschrift verbonden dat de uitweg voldoet aan de regels in afdeling IV van deze regeling voor zover daarvan in de omgevingsvergunning niet wordt afgeweken.

  • 4. Burgemeester en Wethouders kunnen de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften wijzigen:

    • a.

      indien een verandering van inzichten of van omstandigheden gelegen buiten de uitweg die bij de beoordeling van de melding een rol hebben gespeeld, dit noodzakelijk maakt,

    • b.

      op verzoek van Gedeputeerde Staten, of

    • c.

      op verzoek van de gebruiker.

Artikel 9. Weigeringsgrond

De omgevingsvergunning wordt geweigerd, als door het aanleggen, veranderen, verwijderen of veranderen van het gebruik van een uitweg, onaanvaardbare nadelige gevolgen ontstaan of dreigen te ontstaan voor de verkeersveiligheid, de doorstroming van het verkeer op of het doelmatig gebruik van de openbare weg.

Artikel 10. Aanvraag

In aanvulling op de eisen van artikel 7.3 van de Regeling omgevingsrecht bevat de aanvraag de gegevens als bedoeld in artikel 5, tweede lid.

Artikel 11. Advies

  • 1. Burgemeester en Wethouders zenden de aanvraag onverwijld naar Gedeputeerde Staten met het verzoek over de aanvraag aan hen advies uit te brengen.

  • 2. Gedeputeerde Staten adviseren over de aanvraag binnen vier weken na ontvangst van het adviesverzoek.

Afdeling IV. Regels voor het maken, hebben, veranderen of verwijderen van een uitweg, dan wel het veranderen van het gebruik daarvan

Artikel 12. Aansluiting op de weg

  • 1. Bij aanwezigheid van een parallelweg wordt een uitweg hierop aangesloten.

  • 2. Bij aanwezigheid van een fiets- of voetpad mag een doorsteek aangelegd worden.

Artikel 13. Aanleg of veranderen van een uitweg

  • 1. De uitweg wordt aangelegd, veranderd of verwijderd door of in opdracht en op kosten van de gebruiker.

  • 2. Bij het aanleggen of veranderen van een uitweg, anders dan een tijdelijke uitweg, gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      de uitweg komt overeen met de bij dat type uitweg behorende standaarduitweg zoals weergegeven op de bij deze regeling behorende standaardtekening uitwegen;

    • b.

      de vormgeving en constructie van de uitweg voldoen aan de eisen aangegeven op de bij deze regeling behorende standaardtekening uitwegen, waarbij tevens het volgende in acht wordt genomen:

      • i.

        de betonstraatstenen worden uitgevoerd in elleboogverband;

      • ii.

        de waterafvoer van verhardingen blijft vrij aflopen;

      • iii.

        een bestaand fietspad is leidend in de aansluitingen;

      • iv.

        de uitwegconstructie sluit vloeiend aan op de weg en het fietspad;

      • v.

        voor de aansluiting op de weg en het fietspad wordt een rechte zaagsnede aangebracht die de weg en het fietspad niet noemenswaardig versmallen;

      • vi.

        na de aanleg of verandering wordt de berm aangevuld met teelaarde en ingezaaid met een bermgraszaadmengsel;

      • vii.

        indien een bermsloot moet worden gedempt, wordt de waterafvoer geborgd door een duiker aan te leggen met een diameter die gelijk is aan die van aanpalende uitwegen.

    • c.

      in een omgevingsvergunning voor een bedrijfsuitweg kan een grotere breedte worden toegestaan, indien de rijcurve van de voertuigen die het perceel bezoeken, dit noodzakelijk maakt. De noodzaak voor de grotere breedte moet gemotiveerd zijn aangegeven in de aanvraag;

    • d.

      ten minste drie werkdagen voordat met graafwerkzaamheden in provinciale grond wordt begonnen, wordt daarvan KLIC-melding gedaan bij het Kadaster.

Artikel 14. Start van de werkzaamheden

Ten minste vijf dagen voordat met de werkzaamheden wordt begonnen kondigt de gebruiker dit aan bij de provincie Overijssel. De aankondiging gebeurt door middel van een email aan WKvergunningen@overijssel.nl onder vermelding van de volgende gegevens:

  • -

    als de gebruiker een melding heeft ingediend: het kenmerk van de brief waarmee wij hebben bevestigd dat de melding aan de eisen van de regeling voldoet;

  • -

    als de gebruiker een omgevingsvergunning heeft ontvangen: het wegnummer van de provinciale weg waaraan de uitweg wordt aangelegd en het exacte hektometerpunt zoals vermeld in de omgevingsvergunning.

Artikel 15. Verwijdering van een uitweg

Als een uitweg wordt verwijderd, is de gebruiker verplicht op eigen kosten binnen een redelijke termijn de berm en de bermverharding langs de hoofdrijbaan in een staat te brengen gelijk aan zoals de wegbeheerder die langs het wegvak in stand houdt.

Artikel 16. Uitvoering van werkzaamheden

Werkzaamheden ten behoeve van de aanleg, verandering of verwijdering van een uitweg moeten worden uitgevoerd in de werkbare uren zoals vastgelegd in de meest recente WBU tabel van de provincie Overijssel.

Artikel 17. Beheer en onderhoud van een uitweg

  • 1. De gebruiker van de uitweg draagt zorg voor het beheer en onderhoud van de uitweg, inclusief de bijbehorende duikers. Onder beheer en onderhoud wordt ook begrepen het herstellen van verzakkingen van bermen, werken en taluds van sloten binnen een jaar na de werkzaamheden aan de uitweg.

  • 2. De kosten voor beheer en onderhoud als bedoeld in het eerste lid komen voor rekening van de gebruiker.

  • 3. Het tweede lid is niet van toepassing indien de provincie Overijssel onderhoud pleegt aan de openbare weg ten gevolge waarvan schade wordt veroorzaakt aan de uitweg. Onder die omstandigheid draagt de provincie er zorg voor dat de uitweg op haar kosten wordt hersteld of aangepast.

Artikel 18. Te treffen verkeersmaatregelen

  • 1. De gebruiker zorgt ervoor dat voor aanvang van de werkzaamheden tijdelijke verkeersmaatregelen worden geplaatst overeenkomstig de CROW-publicatie 96b ‘maatregelen op niet-autowegen – werk in uitvoering’.

  • 2. De tijdelijke verkeerstekens worden overeenkomstig de Uitvoeringsvoorschriften Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer voor verkeerstekens geplaatst.

  • 3. De tijdelijke verkeersmaatregelen worden maximaal drie dagen voor de start van de werkzaamheden geplaatst en worden binnen twee dagen na afloop van de werkzaamheden verwijderd.

  • 4. Degene(n) die de werkzaamheden voor het aanleggen of onderhouden van een uitweg op de openbare weg uitvoert, draagt veiligheidskleding welke goed waarneembaar is. Deze waarschuwingskleding met hoge zichtbaarheid voldoet aan de Europese norm voor signaalkleding, de EN ISO 20471.

Afdeling V. Afdeling

Artikel 19. Zaaksgebonden karakter

  • 1. Een melding en een omgevingsvergunning hebben een zaaksgebonden karakter; zij gelden voor iedere gerechtigde die een uitweg aanlegt, verandert, onderhoudt en gebruikt waarop de melding of de omgevingsvergunning betrekking heeft.

  • 2. Een rechtsopvolger van de gebruiker hoeft niet opnieuw een melding te doen of een omgevingsvergunning voor de uitweg aan te vragen.

Artikel 20. Intrekken Regeling uitwegen

De Regeling uitwegen Overijssel 2020, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 10 maart 2020, kenmerk 2020/0052445, wordt ingetrokken.

Artikel 21. Overgangsbepalingen

  • 1. Een uitweg die is aangelegd voordat deze regeling in werking is getreden, zonder dat deze aanleg is gemeld, wordt geacht te zijn aangelegd met melding, als de uitweg voldoet aan de standaardeisen en voorwaarden zoals opgenomen in deze regeling en in de standaardtekening uitwegen behorende bij deze regeling.

  • 2. Een uitweg die is aangelegd ingevolge een melding als bedoeld in de Regeling uitwegen 2020 en waarvoor Gedeputeerde Staten in een onherroepelijk besluit maatwerkvoorschriften hebben opgelegd onder verwijzing naar artikel 11, eerste lid, onder b. van de Regeling uitwerken 2020, wordt geacht te zijn aangelegd met melding, als de uitweg voldoet aan de opgelegde maatwerkvoorschriften en aan de standaardeisen en voorwaarden zoals ten tijde van de melding opgenomen in de standaardtekening uitwegen.

  • 3. Een melding voor een uitweg, gedaan op basis van artikel 3 van de Regeling uitwegen 2020, wordt beschouwd als een melding als bedoeld in artikel 5 van deze regeling.

Artikel 22. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de dag na de datum van de bekendmaking.

Artikel 23. Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Regeling uitwegen Overijssel 2021’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van 21 september 2021

Commissaris van de Koning,

ir. A.P. Heidema

Provinciesecretaris,

N. Versteeg

Bijlage 1. TY-Uitwegen

afbeelding binnen de regeling

Algemene toelichting

Doel van de regeling

In de Omgevingsverordening Overijssel is bepaald dat Gedeputeerde Staten nadere regels kunnen stellen met betrekking tot gevallen waarin in de plaats van een ontheffing met een melding kan worden volstaan. Dat doen wij in deze regeling voor uitwegen.

Daarnaast bepaalt de Omgevingsverordening Overijssel dat wij nadere regels kunnen stellen met betrekking tot criteria voor de ontheffing voor het maken, hebben of veranderen van een uitweg, dan wel het veranderen van het gebruik daarvan. Ook dat gebeurt in deze regeling.

Deze regeling bevat dus zowel een meldingenstelsel voor uitwegen waarvoor geen ontheffing nodig is, als regels voor uitwegen waarvoor wel een ontheffing nodig is.

Meldingenstelsel

Het uitgangspunt van het meldingenstelsel is dat het algemene regels bevat die in beginsel gelden voor alle provinciale uitwegen. Het aanleggen, veranderen, verwijderen of onderhouden van provinciale uitwegen leent zich bij uitstek voor een regime waarbij algemene regels in acht moeten worden genomen. De regeling voorziet in drie soorten uitwegen (een woninguitweg, een bedrijfsuitweg en een uitweg voor landbouw, natuur of waterstaatswerken) en een doorsteek. Voor elk soort uitweg zijn de eisen eenduidig. Het betreffen vooral materiële en technische bepalingen waaraan een provinciale uitweg moet voldoen. In gevallen waarin met een melding kan worden volstaan, hebben deze bepalingen rechtstreekse werking.

Een vereiste is dat algemene regels goed uitvoerbaar en handhaafbaar moeten zijn. Dit betekent voor de inhoud van de regels dat ze helder, eenduidig en voor iedereen hanteerbaar moeten zijn. De regels moeten voorts voor het bevoegde gezag voldoende mogelijkheden bieden om effectief toezicht te houden en zo nodig te handhaven.

Voor de meeste uitwegen kan worden volstaan met de algemene regels, maar in een aantal gevallen zijn maatwerkvoorschriften nodig. Dit kan te maken hebben met de omgeving waarin de uitweg zich bevindt; er staat bijvoorbeeld een forse boom direct naast de beoogde uitweg die het zicht op de provinciale weg belemmert. Daarom biedt het meldingenstelsel de mogelijkheid dat wij maatwerkvoorschriften opleggen in het kader van een doelmatig en (verkeers-)veilig gebruik van uitwegen. Deze maatwerkvoorschriften kunnen de algemene regels aanscherpen of concretiseren, bijvoorbeeld door eisen te stellen aan de exacte locatie van de uitweg op het perceel.

Omgevingsvergunning

In de gevallen waarin een ontheffing nodig is, moet die ontheffing worden gezien als een omgevingsvergunning. Dit volgt uit artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Ingevolge artikel 3.1 van de Wabo zijn burgemeester en wethouders van de gemeente waarbinnen de (beoogde) uitweg is gelegen, bevoegd om een omgevingsvergunning te verlenen. Het wettelijk kader wordt echter gevormd door de Omgevingsverordening Overijssel en deze regeling.

De wetgever heeft beoogd de regie over de provinciale wegen bij de provincie te laten. Voor een uitwegvergunning op een provinciale weg moet de gemeente de provinciale regelgeving toepassen. Bovendien is de gemeente bij iedere aanvraag verplicht advies te vragen aan de provincie als eigenaar en wegbeheerder van de provinciale weg. Volgt de gemeente het advies niet, dan kan de provincie bezwaar maken tegen de uitwegvergunning.

Hoewel het streven is dat de criteria in de regeling uitwegen op alle uitwegen worden toegepast, zijn er uitzonderingen mogelijk. Bijvoorbeeld als voor een uitgestrekt landbouwperceel een tweede uitweg wenselijk is. Of als de rijcurve van voertuigen die gebruik gaan maken van een uitweg, een extra brede uitweg nodig maakt.

In het geval de (beoogde) uitweg binnen de bebouwde kom ligt, is het niet vanzelfsprekend dat de uitweg moet voldoen aan de eisen die worden gesteld aan een uitweg op een provinciale weg. De provincie streeft naar een duidelijk en uniform wegbeeld. Dit bevordert de verkeersveiligheid. Een weg die in beheer is bij de provincie, kan in de beleving van de weggebruiker deel uit maken van het gemeentelijke wegennet. Dan kan het wenselijk zijn dat aansluiting wordt gezocht bij de vormgeving van uitwegen op de gemeentelijke wegen. Dit is maatwerk en onderwerp van het overleg tussen de gemeente en de provincie. Voor een uitweg binnen de bebouwde kom is daarom altijd een omgevingsvergunning vereist.

Toezicht en handhaving

De bevoegdheid tot het handhaven van een besluit volgt de bevoegdheid tot het nemen van dat besluit. Als wij naar aanleiding van een melding een besluit met maatwerkvoorschriften opleggen, zijn wij bevoegd deze maatwerkvoorschriften te handhaven.

Burgemeester en wethouder zijn het bevoegd gezag voor omgevingsvergunningen. Zij zijn dus bevoegd tot het handhaven van de voorschriften in die omgevingsvergunningen. Ook zijn zij tot handhaving bevoegd als een uitweg zonder omgevingsvergunning of melding is aangelegd of als een uitweg afwijkt van een gedane melding.

De provincie als eigenaar en wegbeheerder kan een handhavingsverzoek indienen. Het ligt voor de hand dat de provincie voorafgaand aan een handhavingsverzoek probeert op informele wijze de overtreding te doen beëindigen.

Overtreder

De verantwoordelijkheid voor het aanleggen, veranderen, onderhouden en gebruiken van een uitweg ligt bij de gebruiker van een uitweg. Deze is verantwoordelijk voor de naleving van de regeling.

Er wordt in principe geen onderscheid gemaakt tussen bijvoorbeeld een eigenaar of een huurder van een woning waarvoor de uitweg is aangelegd. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval zal soms een ander dan de eigenaar (mede) als overtreder van een bepaling van deze regeling worden aangemerkt. Bij de constatering van een acute gevaarlijke situatie als gevolg van een overtreding van deze regeling is het van belang dat zo snel mogelijk alsnog aan de bepalingen wordt voldaan. Van het bevoegd gezag behoeft niet te worden verwacht dat het zich in een dergelijk acuut geval eerst in de relatie tussen de diverse gebruikers van een uitweg verdiept alvorens handhavend op te treden. Wanneer het voor het bevoegd gezag onvoldoende duidelijk is wie voor de overtreding verantwoordelijk is, kunnen zo nodig de eigenaar en de huurder worden aangesproken.

Overtreding

In het geval één of meer bepalingen uit de regeling niet worden nageleefd, is sprake van een overtreding als bedoeld in artikel 5:1 lid 1 Algemene wet bestuursrecht. Onder een overtreding wordt verstaan: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. De term ‘krachtens’ geeft aan dat niet alleen sprake is van een overtreding bij het niet naleven van de regeling, maar ook bij het niet naleven van een voorschrift verbonden aan een vergunning of ontheffing of een ander type beschikking, zoals een opgelegd voorschrift bij een uitwegmelding.

In het geval dat bijvoorbeeld bij de aanleg of de wijziging van de uitweg niet wordt voldaan aan de algemene regels of een opgelegd voorschrift, kan daartegen met toepassing van bestuursrechtelijke handhaving worden opgetreden. Het bevoegd gezag kan een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom opleggen. Een last onder dwangsom kan alleen aan de overtreder worden opgelegd. Een last onder bestuursdwang kan worden opgelegd aan iedereen die de overtreding kan beëindigen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In dit artikel is een aantal begripsbepalingen opgenomen.

Het begrip ‘gebruiker’ wordt gebruikt als overkoepelend begrip voor zowel aanvragers als melders. Sommige bepalingen in de regeling zijn alleen relevant voor de aanvrager van een omgevingsvergunning, andere voor de indiener van een melding. De regeling bevat echter ook bepalingen die op beiden van toepassing zijn. Een begrip dat beiden omvat is daarom wenselijk.

In deze nadere regels wordt voor het begrip ‘openbare weg’ aangesloten bij de Wegenwet en bij de Omgevingsverordening Overijssel 2017. Uit de regels in de Wegenwet volgt of een weg openbaar is. Uit artikel 5.1.1 van de Omgevingsverordening Overijssel 2017 volgt dat ook tot de weg behoren ‘de daarin gelegen kunstwerken en wat verder naar de aard van de weg daartoe behoort, een en ander voor zover in beheer bij de provincie’. Daartoe behoren onder andere verhardingen, bermen en bermsloten met alle bijbehorende werken en begroeiingen.

Voor het begrip ‘uitweg’ wordt aangesloten bij artikel 2.2 van de Wabo, maar wordt uitdrukkelijk aangegeven dat ook voor de uitweg benodigde werken tot de uitweg worden gerekend. Als bijvoorbeeld de uitweg een greppel doorkruist, behoort tot de uitweg ook de dam waarop de uitweg wordt aangelegd en de duiker in die dam. Een duiker is een buis die in de dam wordt aangebracht, zodat het water in de greppel kan doorstromen. De dam en de duiker moeten niet alleen worden aangelegd, maar ook onderhouden. De duiker moet worden schoongehouden, om te voorkomen dat hij verstopt raakt. Dit is de verantwoordelijkheid van de gebruiker.

Een bedrijfsuitweg is bedoeld voor percelen met een bedrijfsmatige bestemming. Een perceel met een bedrijfsmatige bestemming kan ook worden gebruikt door een agrarisch bedrijf. De bedrijfsuitweg ontsluit dan niet de landbouwgrond, maar de bedrijfsgebouwen.

Een uitweg landbouw en natuurbeheer is bedoeld voor de ontsluiting van zowel landbouwpercelen als natuurgebieden, maar ook voor de toegang tot waterstaatswerken. Hoewel dit verschillende functies zijn, worden aan deze uitwegen in praktijk dezelfde eisen gesteld. Ze zijn daarom ondergebracht in één categorie.

Een woninguitweg is bedoeld voor gewone woningen, maar ook voor bedrijfswoningen of een bedrijf aan huis. Voor een bedrijfswoning kan een woninguitweg worden aangelegd, onafhankelijk van de bedrijfsuitweg ten behoeve van het bijbehorende bedrijf. Voor een bedrijf aan huis wordt geen bedrijfsuitweg toegestaan.

Artikel 2

Ingevolge artikel 5.1.1. van de Omgevingsverordening Overijssel is de omgevingsverordening van toepassing op de wegen in beheer bij de provincie Overijssel.

Deze regeling bevat nadere regels bij de Omgevingsverordening Overijssel 2017 en is dus eveneens van toepassing op wegen in beheer bij de provincie Overijssel.

Artikel 3

In dit artikel is vastgelegd dat als er geen mogelijkheid bestaat op ontsluiting via een onderliggend wegennet of een private uitweg, een uitweg naar de provinciale weg in beginsel is toegestaan. Mits overigens aan alle eisen wordt voldaan, kan met een melding worden volstaan.

Zoals in het algemene deel van de toelichting is toegelicht, is voor een uitweg binnen de bebouwde kom maatwerk wenselijk. Daarom valt een uitweg binnen de bebouwde kom niet onder het meldingenstelsel en moet een omgevingsvergunning bij de gemeente worden aangevraagd.

Onder werkzaamheden van tijdelijke aard wordt bijvoorbeeld een bouwproject verstaan.

Artikel 4

De uitweg moet op een verkeersveilige wijze kunnen worden gesitueerd. Hierbij wordt rekening gehouden met:

  • a.

    de zichtafstand;

  • b.

    de afstand tot kruisingen, splitsingen, bochten en verkeersregelinstallaties;

  • c.

    de aanwezigheid van verdrijvingsvakken, voorsorteervakken en opstelstroken;

  • d.

    de aanwezigheid van fysieke belemmeringen.

Als de verkeersveiligheid in het geding is, kan niet met een melding worden volstaan, ook niet als overigens aan alle regels van het meldingenstelsel wordt voldaan.

Artikel 5

In dit artikel is de procedure voor het indienen van een uitwegmelding opgenomen. Een uitwegmelding moet tenminste vier weken voor aanvang van de aanleg of verandering van een uitweg worden ingediend bij ons, zodat een voorcontrole mogelijk blijft. De melding moet worden gedaan op een door ons voorgeschreven formulier. Het formulier is te vinden op de website van de provincie Overijssel, onder het tabblad loket/vergunning, ontheffing en melding.

Artikel 7.3 van de Regeling omgevingsrecht bevat een aantal eisen aan de aanvraag van een omgevingsvergunning voor een uitweg. In het meldingenstelsel kunnen wij afwijkende eisen stellen. Voor een goede beoordeling van de uitweg en de gevolgen daarvan voor de verkeersveiligheid en de doorstroming vragen wij om een situatietekening mee te sturen waarop het adres, de exacte locatie van de uitweg en de afmetingen van de uitweg zijn aangegeven.

Op de afhandeling van de melding zijn de algemene uitgangspunten van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Als de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn, stellen wij de melder in de gelegenheid om de gegevens binnen een redelijke door hen gestelde termijn aan te vullen.

Het is mogelijk dat naast de melding nog andere besluiten nodig zijn. De melder kan hiervoor de website van het omgevingsloket (www.omgevingsloket.nl) raadplegen.

Artikel 6

De bevestiging dat een melding aan de eisen van de regeling voldoet, dient te worden aangemerkt als besluit. Dit betekent dat de gebruiker en eventuele derde belanghebbenden bezwaar en beroep kunnen instellen tegen de acceptatie van de melding.

Als een melding niet aan de eisen van de regeling voldoet, kan de melder een omgevingsvergunning aanvragen bij de gemeente.

Artikel 7

Naar aanleiding van een melding kunnen we maatwerkvoorschriften opleggen aan de melder. Met maatwerkvoorschriften scherpen we de algemene regels aan voor een specifieke uitweg. Dat doen we in het belang van de verkeersveiligheid, de doorstroming van het verkeer of het doelmatig gebruik van de weg. De noodzaak om maatwerkvoorschriften op te leggen, moeten wij te allen tijde motiveren.

Tegen een besluit tot het opleggen van maatwerkvoorschriften kan bezwaar en beroep worden ingesteld. Het is verboden in strijd te handelen met de maatwerkvoorschriften.

Wij kunnen de maatwerkvoorschriften wijzigen wanneer sprake is van een verandering van inzichten of omstandigheden die zijn opgetreden na de melding en dit noodzakelijk maken. Onder wijzigen wordt mede verstaan het aanvullen of intrekken van de maatwerkvoorschriften. Wij mogen geen gebruik maken van de wijzigingsmogelijkheid zonder de melder eerst in de gelegenheid te stellen hierover zijn mening te geven. De maatwerkvoorschriften kunnen ook worden gewijzigd op verzoek van de melder.

Artikel 8

Een omgevingsvergunning voor het aanleggen of wijzigen van een uitweg op een provinciale weg is een ontheffing van het verbod van artikel 5.1.2 van de Omgevingsverordening Overijssel 2017. Ingevolge dit artikel is het verboden:

  • a.

    het voor het verkeer noodzakelijke uitzicht op en bij wegen te belemmeren;

  • b.

    de veiligheid en de doorstroming van het verkeer op de weg in gevaar te brengen dan wel beplanting of voorwerpen op, naast of boven de weg aan te brengen of te hebben die hinder of gevaar opleveren voor het beheer en onderhoud van de weg;

  • c.

    een weg te gebruiken in strijd met het doel daarvan;

  • d.

    veranderingen aan de weg aan te brengen;

  • e.

    enig werk aan te brengen, te houden, te veranderen of te verwijderen boven, op, in, of onder de weg.

De criteria waaraan een aanvraag getoetst moet worden, vloeien voort uit dit verbod en zijn nader uitgewerkt in de Regeling uitwegen Overijssel 2017. Andere criteria dan in deze regelgeving opgenomen, mogen niet worden toegepast. De regels met betrekking tot uitwegen op gemeentelijke wegen zijn niet van toepassing.

Aan de omgevingsvergunning kunnen geen voorschriften worden verbonden die geen invulling geven aan het verbod van artikel 5.1.2. van de Omgevingsverordening Overijssel 2017.

In de omgevingsvergunning kunnen bijvoorbeeld geen welstandseisen worden opgenomen. Afdeling IV van de regeling en de tot de regeling behorende standaardtekening uitwegen bevatten regels voor materiaalgebruik, inclusief kleurkeuze. Deze regels hebben het doel uitwegen een uniform uiterlijk te geven, zodat zij voor weggebruikers direct als uitweg herkenbaar zijn. Dit dient het belang van de verkeersveiligheid. De omgevingsvergunning voor een uitweg mag niet om welstandsredenen andere materialen of kleuren voorschrijven. Dit mag uitsluitend in het belang van de verkeersveiligheid. Bijvoorbeeld wanneer het de herkenbaarheid van een uitweg in de bebouwde kom ten goede komt, als de uitweg op dezelfde wijze wordt uitgevoerd als andere uitwegen in de bebouwde kom.

Burgemeester en wethouders kunnen in een omgevingsvergunning toestaan dat wordt afgeweken van de algemene regels van het meldingenstelsel. De afwijking van de algemene regels mag niet groter zijn dan nodig is en moet worden gemotiveerd. Als bijvoorbeeld een vergunning wordt verleend voor een extra uitweg, bestaat de afwijking van de algemene regels uit het buiten toepassing laten van artikel 3, eerste lid, van de regeling. De regels van afdeling IV blijven onverminderd van toepassing.

Artikel 9

De uitweg moet op een verkeersveilige wijze kunnen worden gesitueerd. Hierbij wordt rekening gehouden met:

  • a.

    de zichtafstand;

  • b.

    de afstand tot kruisingen, splitsingen, bochten en verkeersregelinstallaties;

  • c.

    de aanwezigheid van verdrijvingsvakken, voorsorteervakken en opstelstroken;

  • d.

    de aanwezigheid van fysieke belemmeringen.

Als een uitweg onaanvaardbare gevolgen heeft voor de verkeersveiligheid, de doorstroming of het doelmatig gebruik van de weg, kan de omgevingsvergunning worden geweigerd.

Ieder perceel heeft recht op een uitweg op de openbare weg. Dit betekent niet dat ieder perceel een directe uitweg op de openbare weg moet hebben. Toegang tot de openbare weg kan ook worden verkregen via een noodweg op een buurperceel. Bijvoorbeeld door middel van het medegebruik van een bestaande uitweg. Ingevolge artikel 5:57 BW kan de eigenaar van een erf dat geen behoorlijke toegang heeft tot een openbare weg van de eigenaars van de naburige erven te allen tijde aanwijzing van een noodweg ten dienste van zijn erf vorderen.

Is een eigen uitweg op de openbare weg de enige mogelijkheid om het perceel te ontsluiten, dan moet een omgevingsvergunning voor die uitweg worden verleend. In dat geval moet worden gekozen voor de voor de verkeersveiligheid en doorstroming minst bezwaarlijke situering en vormgeving van de uitweg.

Artikel 11

Indien burgemeester en wethouders besluiten ons advies niet te volgen, moet deze keuze in de omgevingsvergunning goed worden gemotiveerd. Wij kunnen dan besluiten een bezwaarschrift in te dienen tegen de omgevingsvergunning.

Artikel 12

Bij aanwezigheid van een fiets- of voetpad mag een doorsteek aangelegd worden. Dit betekent dat de uitweg het fiets- of voetpad mag kruisen om op de rijbaan te komen. De doorsteek moet worden aangelegd op de manier zoals weergegeven op de standaardtekening uitwegen.

Artikel 13

In dit artikel wordt aangegeven aan welke technische eisen de aanleg van een uitweg moet voldoen.

Sub c

Een KLIC-melding heeft tot doel kabel- en leidinginformatie te verkrijgen over de locatie waar wordt gegraven. Deze informatie is nodig om graafschade en gevaarlijke situaties te voorkomen. De informatie moet tijdens het graven digitaal op de graaflocatie aanwezig zijn.

KLIC staat voor Kabels en Leidingen Informatie Centrum. Via de website van het Kadaster (onder producten/woning) kan een particulier de benodigde informatie en een graafmeldingsformulier verkrijgen. Instanties en bedrijven die geautoriseerd zijn moeten de graafmelding digitaal bij klic-online aanleveren.

Artikel 14

Tenminste vijf dagen voordat met de werkzaamheden wordt begonnen moet dit worden doorgegeven, zodat wij desgewenst kunnen controleren of aan alle voorwaarden in de regeling dan wel de omgevingsvergunning wordt voldaan.

Artikel 16

De WBU tabel beschrijft per wegvak de periodes waarin werkzaamheden op of vanaf de (hoofd)rijbaan uitgevoerd kunnen worden met beperkte verkeershinder. De afkorting WBU staat voor WerkBare Uren. De WBU tabel wordt regelmatig herzien. De provincie kan een afschrift van de op dat moment geldende WBU tabel ter informatie mee sturen met een bevestiging van de melding dan wel met het advies aan de gemeente over een omgevingsvergunning. De gemeente kan de WBU tabel met de omgevingsvergunning meesturen naar de gebruiker.

De meest recente WBU tabel kan worden opgevraagd bij de provincie via het emailadres overijselloket@overijssel.nl of telefoonnummer 038 499 88 99.

Artikel 17

In dit artikel is geregeld dat de gebruiker de uitweg aanlegt, onderhoudt en betaalt. Tot het onderhoud hoort ook het herstel van bermen, taluds en duikers, behalve als de schade door de wegbeheerder is veroorzaakt. Het schoonhouden van de bermsloot behoort tot de taak van de wegbeheerder. Het schoonhouden van een duiker is een taak van de gebruiker.

Artikel 18

Tijdens werkzaamheden aan de uitweg moeten verkeersmaatregelen worden getroffen.

Dit is een verantwoordelijkheid van de gebruiker.

De verkeersmaatregelen moeten voldoen aan de relevante regelgeving en aan de CROW-publicatie 96b ‘maatregelen op niet-autowegen – werk in uitvoering’. CROW-publicaties zijn niet gratis verkrijgbaar. Aannemers in de wegenbouw beschikken doorgaans wel over een licentie.

De gebruiker kan een verkeersplan meesturen als hij een melding doet of een omgevingsvergunning aanvraagt. Dit is niet verplicht. De gebruiker kan ook de provincie verzoeken om een overleg met de rayoninspecteur van de provincie. Deze kent de verkeerssituatie ter plaatse en kan adviseren over de te nemen verkeersmaatregelen. De rayoninspecteur heeft toegang tot de relevante CROW-publicaties.

Artikel 19

De uitwegmelding is zaaksgebonden. Een nieuwe gebruiker van een bestaande uitweg die het gebruik ongewijzigd voortzet, hoeft dus niet opnieuw een melding te doen of een omgevingsvergunning aan te vragen. De melding en de omgevingsvergunning zijn in beginsel onbeperkt geldig.

Wanneer de uitweg of het gebruik daarvan wordt veranderd en door die verandering een afwijking ontstaat van de bij de melding of in de vergunningaanvraag verstrekte gegevens, dient een melding van de gewijzigde situatie te worden gedaan of een wijziging van de omgevingsvergunning te worden aangevraagd.