Algemene subsidieverordening Cranendonck 2021

Geldend van 18-08-2021 t/m heden

Intitulé

Algemene subsidieverordening Cranendonck 2021

De raad van de gemeente Cranendonck;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders 8 juni 2021 en 20 juli 2021;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

gezien het advies van de commissie;

besluit vast te stellen de Algemene subsidieverordening Cranendonck 2021:

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders

  • b.

    de-minimisverordening: Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352/1); Verordening (EU) nr. 2019/316 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 51 I/1); Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), of Verordening (EU) 2018/1923 van de Commissie van 7 december 2018 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (PbEU L 313/2);]

  • c.

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld, waaronder de Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 2017/1084 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 156/1); de Landbouw vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 193/1); en de Visserij vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 1388/2014 van de Commissie van 16 december 2014 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 369/37);

  • d.

    onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • e.

    Verdrag: Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (PbEU C 326/47);

  • f.

    Subsidie

    • a.

      Accommodatiesubsidie: een subsidie die bijdraagt aan de kosten van een accommodatie.

    • b.

      Activiteitensubsidie: een subsidie voor activiteiten die bijdragen aan gemeentelijke beleidsdoelen en bij voortduring dan wel periodiek (één jaar of langer) plaatsvinden waarmee de gemeente aangeeft het aanbod van bepaalde activiteiten door een organisatie van belang te vinden.

    • c.

      Basissubsidie: optelsom van activiteiten- en accommodatiesubsidie

    • d.

      Budgetsubsidie: een subsidie voor activiteiten die bij voortduring dan wel periodiek (één jaar of langer) plaatsvinden en die op grondslag van meetbare activiteiten wordt verleend aan (professionele) organisaties, waarbij een uitvoeringsovereenkomst met de organisatie kan worden gesloten.

    • e.

      College: college van burgemeester en wethouders

    • f.

      Ontwikkeling gemeenschapsinitiatieven: de facilitering van gemeenschappen bij het regisseren, realiseren dan wel in stand houden van hun eigen fysieke, sociale en mentale leefomgeving. Binnen de heelheid van deze gemeenschap is aandacht en ontwikkelingsruimte voor ieder die, ongeacht zijn fysieke en mentale mogelijkheden, geaardheid, culturele afkomst, achtergrond en geloofsovertuiging, op een positieve wijze hier deel van uit willen maken en een bijdrage willen leveren.

    • g.

      Stimuleringssubsidie: een eenmalige subsidie voor een activiteit/activiteiten met een eenmalig of experimenteel karakter; of een eenmalige subsidie voor activiteiten waarvan het college heeft aangegeven dat ze die wil stimuleren.

    • h.

      Subsidie ondernemerskracht: een subsidie die bijdraagt aan het versterken van het economische klimaat;

    • i.

      Subsidiejaar: het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt verleend.

    • j.

      Subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een subsidiejaar ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies.

    • k.

      Wet: Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college op de volgende beleidsterreinen, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Wet (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is):

    • a.

      wonen en leven;

    • b.

      werk en economie;

    • c.

      recreatie en toerisme;

    • d.

      sociaal domein.

  • 2. Binnen deze domeinen kunnen de volgende subsidies aangevraagd worden; accommodatiesubsidie, activiteitensubsidie, budgetsubsidie, gemeenschapsinitiatieven en ondernemerskracht.

  • 3. Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

  • 4. Subsidie wordt in beginsel slechts verstrekt aan rechtspersonen.

Artikel 3. Nadere regels

Het college stelt bij nadere regels vast welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen, onder welke nadere voorwaarden voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 4. Staatssteunregels

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij nadere regels afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij nadere regels waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijzen de nadere regels naar het toepasselijke steunkader.

  • 3. Bij subsidies waar een Europees steunkader op van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Het college kan subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepaalt het bij nadere regels de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 2. Het college kan een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het plafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 6. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college. Als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld, geschiedt dit, bij voorkeur, met gebruikmaking daarvan;

  • 2. Een subsidie kan tot maximaal 4 jaar worden aangevraagd:

  • 3. Het college kan hiervan bij nadere regels van wijken of bij verleningsbeschikking nadere voorwaarden opnemen.

  • 4. Onder nog in te vullen voorwaarden bij nadere regels kan in bijzondere gevallen ook bij subsidie als genoemd onder lid 2 direct tot vaststelling worden overgegaan.

  • 5. Bij de aanvraag kunnen bij de aanvrager de volgende gegevens worden opgevraagd:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Dit plan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      als de aanvrager een onderneming is:

      • een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

      • een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (de-minimisverklaring)

    • e.

      ledenlijst

    • f.

      als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 6. Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar toe aan de aanvraag.

  • 7. Het college kan een uitvoeringsovereenkomst opstellen ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening.

  • 8. Bij nadere regels kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag voor budget- en/of basissubsidies wordt uiterlijk 1 juni ingediend, voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Een aanvraag om een stimuleringssubsidie wordt ingediend tussen 10 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten en 2 weken na uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. Bij de nadere regels kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 4. Een onvolledige aanvraag wordt niet in behandeling genomen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het college gestelde termijn aan te vullen.

  • 5. Een te laat ingediende aanvraag wordt afgewezen.

Artikel 8. Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag om een stimuleringssubsidie als bedoeld in artikel 7, tweede lid, binnen 6 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend. Het risico van het aanvragen later dan 6 weken voor de activiteit, waarbij er mogelijk nog geen besluit is genomen voor aanvang van de activiteit, ligt bij de aanvrager.

  • 3. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie, wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

  • 4. Het college kan besluiten het niet in behandeling nemen, verlenen, afwijzen en vaststellen van subsidie te mandateren.

Artikel 9 Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de wet weigert het college de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt, of

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun van Nederland onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 2. Onverminderd het vorige lid weigert het college de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3. Onverminderd de vorige leden kan het college de subsidie verder in ieder geval weigeren:

    • a.

      Als de te subsidiëren activiteiten niet (in overwegende mate) gericht zijn op of ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen,

    • b.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd.

    • c.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen,

    • d.

      activiteiten met een (para)commercieel doel c.q. karakter;

    • e.

      activiteiten die koepelorganisaties aanbieden aan de (leden van) de aangesloten organisaties;

    • f.

      activiteiten van politieke aard;

    • g.

      activiteiten met een religieus of levensbeschouwelijk karakter;

    • h.

      activiteiten die niet algemeen toegankelijk zijn vanwege bijvoorbeeld de hoge kosten van deelname of het hanteren van een selectie- of invitatiestelsel (behalve als daarvoor een functionele aanleiding bestaat);

    • i.

      activiteiten die strijdig zijn met de duurzaamheid;

    • j.

      activiteiten waarbij er sprake is van een ongerechtvaardigd eigen belang van de aanvrager;

    • k.

      voor activiteiten waarvoor onverminderd het bepaalde in artikel 5, geen geoormerkt budget beschikbaar is om in subsidie te voorzien;

    • l.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • m.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • n.

      in de bij de betrokken nadere regels bepaalde gevallen.

  • 4. Het college kan een subsidie intrekken, wijzigen en/of terugvorderen indien op basis van een (steekproefsgewijze) controle of anderszins is gebleken dat:

    • a.

      een toekenning is gebaseerd op onjuiste gegevens die door de aanvrager verwijtbaar zijn verstrekt, of

    • b.

      het verleende subsidiebedrag niet is besteed aan het doel en activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt, of niet aan andere verplichtingen is voldaan.

Artikel 10. Verantwoording

  • 1. Voor zover dit niet is bepaald bij de nadere regels, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

  • 2. De aanvrager moet desgewenst te allen tijde kunnen aantonen dat de activiteiten hebben plaatsgevonden en welke kosten daarmee gemoeid zijn.

Artikel 11. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

  • 1. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld aan het college.

  • 2. Een subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de subsidieontvanger de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zal kunnen nakomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 12. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Aan een beschikking tot subsidieverlening kunnen verplichtingen worden verbonden met betrekking tot het beheer en gebruik van hetgeen met de subsidie tot stand is gebracht.

  • 2. Bij nadere regels of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de wet worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. In de toelichting bij de nadere regels wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.

  • 3. Bij nadere regels kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht. In de toelichting bij de nadere regels wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.

  • 4. Bij nadere regels of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan het college een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis voordoet als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de wet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

Artikel 13. Subsidievaststelling

  • 1. Bij subsidies die per kalender jaar worden verstrekt dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in, uiterlijk 1 juni van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar

  • 2. Het college stelt een subsidie vast uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 3. De termijn onder lid 2 kan eenmaal voor ten hoogste 6 weken worden verdaagd.

  • 4. Bij subsidies tot € 50.000 wordt een inhoudelijk verslag ingediend, waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

  • 5. Bij subsidies van meer dan € 50.000 bevat de aanvraag:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan alle verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop; en

    • d.

      een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant. De vrijwilligersorganisaties zijn hiervan uitgezonderd.

  • 6. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen lid 1 is ingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kan het college overgaan tot ambtshalve vaststelling.

  • 7. Bij nadere regels kan van de vaststellingsprocedure worden afgeweken, waaronder het direct vaststellen zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

Artikel 14. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1. Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidieaanvrager berekend met gebruikmaking van een bij nadere regels of bij de subsidieverlening voorgeschreven berekeningswijze.

  • 2. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van bij nadere regels of bij de subsidieverlening voorgeschreven definities.

  • 3. Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 15. Eigen vermogen, Reserves & Hardheidsclausule

  • 1. Reserves

    • a.

      Het college kan bij de verlening van de subsidie toestaan dat organisaties reserves vormen.

    • b.

      Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot het eigen vermogen, de bestemmingsreserve en de egalisatiereserve van de subsidieontvanger.

    • c.

      De algemene reserve bedraagt een nader door het college vast te stellen percentage van de jaarlijks beschikbaar gestelde subsidie.

  • 2. Hardheidsclausule

    In bijzondere gevallen en voor zover de toepassing van bepalingen bij of krachtens deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden, kan het college ten gunste van een organisatie van deze bepalingen afwijken.

Artikel 16. Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking, onder gelijktijdige intrekken van de Algemene subsidieverordening Cranendonck 2015.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Cranendonck 2021.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Cranendonck

in de openbare vergadering d.d. 20 juli 2021

DE RAAD VOORNOEMD,

De griffier,

P.J.F. Bemelmans

De voorzitter,

F.A.P. van Kessel