Stimuleringsregeling Cultuur: Ontwikkeling en Innovatie

Geldend van 21-12-2023 t/m heden

Intitulé

Stimuleringsregeling Cultuur: Ontwikkeling en Innovatie

Gedeputeerde Staten van Fryslân,

gelet op het bepaalde in art. 1.3 van de Algemene Subsidieverordening provincie Fryslân 2013; besluiten:

de Stimuleringsregeling Cultuur: Ontwikkeling en Innovatie voor culturele activiteiten in Fryslân als volgt gewijzigd vast te stellen:

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviescommissie: de door Gedeputeerde Staten ingestelde Adviescommissie Ontwikkeling en Innovatie die Gedeputeerde Staten adviseren over de beoordeling en rangschikking van de ingediende aanvragen;

  • b.

    Asv 2013: Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013;

  • c.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    Culturele productie: productie, project en/of presentatie op het gebied van muziek, beeldende kunst, theater, film en animatie, fotografie, dans of een mengvorm daarvan;

  • e.

    Deskundige: iemand die op grond van opleiding of ervaring gekwalificeerd moet worden geacht om een opdracht uit te voeren in het kader van een op grond van deze regeling gesubsidieerde activiteit. De deskundige is onafhankelijk en staat ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel of een vergelijkbaar officieel handelsregister in het buitenland.

  • f.

    Erkende cursus of training: een cursus of training die gegeven wordt door een deskundige.

  • g.

    Projectplan: een overzicht van de activiteit of activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, en indien vereist, de toelichting op de indicatoren in artikel 3.5. Onder projectplan worden in ieder geval niet begrepen: begroting, PR-plan, scenario, c.v.’s, uittreksel KvK, statuten, intentieverklaringen en recensies.

  • h.

    Reguliere activiteiten: alle activiteiten die te maken hebben met de normale, reeds bestaande, bedrijfsvoering van de aanvrager.

Artikel 1.2 Doel

Deze subsidieregeling heeft als doel te komen tot kwalitatief hoogwaardige, innovatieve en experimentele culturele producties in Fryslân.

Artikel 1.3 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag wordt ingediend binnen de in het openstellingsbesluit vastgestelde aanvraagperiode, waarbij geldt dat een aanvraag tijdig is ingediend indien deze uiterlijk op de laatste in het openstellingsbesluit genoemde datum is ontvangen.

  • 2. Aanvragen voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.2 en artikel 3.2 moeten voorafgaand aan de start van de activiteit worden ingediend.

  • 3. Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend met de door Gedeputeerde Staten beschikbaar gestelde aanvraagformulieren en gaat vergezeld van de in het betreffende aanvraagformulier genoemde bijlagen.

  • 4. Voor aanvragen waarbij verplicht een projectplan moet worden overgelegd, geldt dat het projectplan maximaal 3500 woorden mag bevatten.

  • 5. Een aanvraag wordt alleen in behandeling genomen als het aanvraagformulier volledig is ingevuld en de op het aanvraagformulier vermelde bijlagen bevat.

Artikel 1.4 (Niet) subsidiabele kosten

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.10 van de Asv 2013 komen niet voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      Reguliere loonkosten van medewerkers;

    • b.

      Kosten voor de aanschaf van muziekinstrumenten die niet specifiek voor een bepaalde culturele productie bedoeld zijn;

    • c.

      Kosten voor de aanschaf van kleding/uniformen die niet specifiek voor een bepaalde culturele productie bedoeld zijn;

    • d.

      Kosten voor activiteiten gericht op het (door)ontwikkelen van cultuur-educatief aanbod in het basis- en middelbaar onderwijs;

    • e.

      CAO reparaties;

    • f.

      Kosten van rente, bankdiensten, financieringen en gerechtelijke procedures;

  • 2. Voor aanvragen voor activiteiten als genoemd in artikel 2.2 lid 3 geldt dat reis- en verblijfkosten evenmin voor subsidie in aanmerking komen.

  • 3. In afwijking van artikel 1.10 van de Asv 2013 is niet-verrekenbare en niet-compensabele BTW en zijn kosten waarvoor verplichtingen zijn aangegaan voordat de aanvraag is ontvangen wel subsidiabel.

Artikel 1.5 Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 2.7 van de Asv 2013 wordt de subsidie in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    De aanvrager niet valt binnen de doelgroep van deze regeling;

  • b.

    Een aanvraag is ontvangen buiten de aanvraagperiode zoals vermeld in het openstellingsbesluit;

  • c.

    Niet is voldaan aan het in artikel 1.3, tweede lid, gestelde vereiste om de aanvraag voorafgaand aan de start van de activiteit in te dienen; 

  • d.

    Het te verstrekken subsidiebedrag lager is dan het minimale subsidiebedrag als bedoeld in artikel 2.3 of artikel 3.4;

  • e.

    De hoogte van de gevraagde subsidie niet in verhouding staat tot de totale begroting of de beoogde resultaten van het project;

  • f.

    De aanvraag onvoldoende concreet is met betrekking tot de uit te voeren activiteiten;

  • g.

    Er gegronde reden bestaat dat de activiteit in organisatorische, technische of economische zin niet haalbaar is;

  • h.

    De aanvrager in de voorgaande twee jaar niet heeft voldaan aan één of meer aan een subsidie verbonden voorwaarden of verplichtingen, waaronder in elk geval wordt verstaan het juist en tijdig afronden van de gesubsidieerde activiteiten, het tijdig melden van relevante veranderingen in de realisatie en het juist en tijdig verantwoorden van de activiteiten;

  • i.

    De aanvrager in de aanvraag zoals bedoeld in paragraaf 3 niet verklaart en onderbouwt dat hij de Fair Practice Code, Governance Code Cultuur en de Code Diversiteit & Inclusie onderschrijft, en dat hij aansluit bij bestaande afspraken over honorering en de sociale dialoog tussen werkgeversopdrachtgevers en werknemers-opdrachtnemers;

  • j.

    De aanvraag voor activiteiten zoals bedoeld in paragraaf 3 minder dan 47 punten scoort;

  • k.

    De aanvraag voor Culturele producties, zoals bedoeld in paragraaf 3, minder dan 6 punten scoort op de indicator Innovatie en experiment en/of in totaal minder dan 48 punten;

  • l.

    De aanvraag voor Programma, zoals bedoeld in paragraaf 3, minder dan 6 punten scoort op de indicator Innovatie en experiment en/of in totaal minder dan 54 punten;

  • m.

    Aan de aanvrager voor dezelfde activiteit of dezelfde kosten, dan wel een deel van de activiteit, waarvoor subsidie wordt aangevraagd reeds een andere subsidie of subsidie op basis van deze regeling door de provincie Fryslân is verstrekt;

Paragraaf 2 Ontwikkeling

Artikel 2.1 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd:

  • 1.

    Door stichtingen en verenigingen die aantoonbaar actief zijn in de cultuursector in Fryslân;

  • 2.

    Door makers die aantoonbaar werkzaam zijn in de Friese cultuursector en ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel

Artikel 2.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die zien op:

  • 1.

    Onderzoek: het opzetten en uitvoeren van een onderzoek, waarvan de onderzoeksvraag en onderzoeksmethode duidelijk omschreven zijn en op elkaar aansluiten, gericht op de volgende stap in de ontwikkeling van een aanvrager en ten gunste van de Friese culturele sector; of

  • 2.

    Pilotproject: een kleine culturele productie of een deel daarvan, met uitzondering van try-outs, die als experiment uitgeprobeerd wordt in Fryslân met het oog op de ontwikkeling van een grotere culturele productie; of

  • 3.

    Cursus: het volgen van een erkende cursus of training gericht op deskundigheidsbevordering van de aanvrager, met uitzondering van reguliere MBO-, HBO- of universitaire opleidingen.

Artikel 2.3 Openstelling en subsidiebedrag

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen, gedurende de jaren 2021 tot en met 2024, één of meerdere opstellingsbesluiten vast voor de activiteiten als bedoeld in artikel 2.2.

  • 2. Een openstellingsbesluit bevat ten minste een aanvraagperiode en subsidieplafond.

  • 3. Het te verstrekken subsidiebedrag voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.2 lid 1 en lid 2 bedraagt minimaal € 2.000,- en maximaal € 10.000,-.

  • 4. Het te verstrekken subsidiebedrag voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.2 lid 3 bedraagt minimaal € 300,- en maximaal € 2.500,-.

  • 5. De subsidie bedraagt niet meer dan 70% van de subsidiabele kosten.

  • 6. Een aanvrager kan per openstelling op basis van paragraaf 2 maximaal € 10.000,- subsidie ontvangen.

Artikel 2.4 Verdeelsystematiek

  • 1. Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst. Voor het vaststellen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie geldt de datum waarop de aanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 2. Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 2.5 Subsidiabele kosten

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.4 komen, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, uitsluitend voor subsidie in aanmerking:

  • 1.

    In geval van een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 lid 1: alle kosten die nodig zijn met betrekking tot het opzetten en uitvoeren van het onderzoek van de subsidieaanvrager.

  • 2.

    In geval van een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 lid 1 en 2: een tegemoetkoming in de tijdsinvestering van de aanvrager, tot een maximum van 70% van de totale subsidiabele kosten.

  • 3.

    In geval van een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 lid 2: alle kosten die aannemelijk zijn met betrekking tot het opzetten en uitvoeren van het pilotproject van de subsidieaanvrager.

  • 4.

    In geval van een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 lid 3: de kosten voor het deelnemen aan de cursus.

Artikel 2.6 Verplichtingen en verantwoording

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht de activiteiten binnen een termijn van 15 maanden vanaf de datum van sluiting van de desbetreffende openstellingsperiode te realiseren.

  • 2. Ten aanzien van de verantwoording is artikel 3.4 van de Asv onverminderd van toepassing.

  • 3. In de beschikking tot subsidieverlening wordt de wijze van verantwoording en vaststelling nader bepaald.

Paragraaf 3 Uitvoering

Artikel 3.1 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan uitsluitend worden aangevraagd door stichtingen en verenigingen, die zich richten op de ontwikkeling van culturele producties.

Artikel 3.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie wordt verstrekt voor:

  • a.

    Culturele producties.

  • of

  • b.

    Programma: een programma van maximaal twee jaar met culturele producties

Artikel 3.3 Subsidiabele kosten

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.4 komen, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, alle kosten die aannemelijk zijn met betrekking tot een culturele productie of programma, zoals bedoeld in artikel 3.2, voor subsidie in aanmerking.

Artikel 3.4 Openstelling en subsidiebedrag

  • 1. Voor activiteiten als bedoeld in artikel 3.2, onderdeel a, geldt:

    • a.

      Gedeputeerde Staten stellen één tot twee keer per jaar gedurende de jaren 2021 tot en met 2024, een openstellingsbesluit vast.

    • b.

      Het minimaal te verlenen subsidiebedrag bedraagt € 15.000,- en het maximaal te verlenen subsidiebedrag bedraagt € 50.000,-.

    • c.

      Per aanvrager kan eenmaal per openstelling subsidie worden ontvangen.

  • 2. Voor activiteiten als bedoeld in artikel 3.2, onderdeel b, geldt:

    • a.

      Gedeputeerde Staten stellen twee keer in de periode 2021 tot en met 2024 een openstellingsbesluit vast.

    • b.

      Het minimaal te verlenen subsidiebedrag bedraagt € 15.000,- en het maximaal te verlenen subsidiebedrag bedraagt € 100.000,- over een periode van 2 jaar.

    • c.

      Per aanvrager kan éénmaal per twee jaar subsidie worden ontvangen.

  • 3. De subsidie bedraagt niet meer dan 50% van de subsidiabele kosten.

  • 4. Een openstellingsbesluit bevat ten minste een aanvraagperiode en subsidieplafond.

Artikel 3.5 Verdeelsystematiek

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op basis van rangschikking van de voor subsidie in aanmerking komende aanvragen.

  • 2. De voor subsidieverlening in aanmerking komende aanvragen worden zodanig gerangschikt dat een aanvraag hoger gerangschikt wordt naarmate die meer voldoet aan de volgende indicatoren die in de toelichting bij de regeling nader zijn toegelicht:

    • a.

      Innovatie en experiment

    • b.

      Vakmanschap

    • c.

      Verbeeldingskracht

    • d.

      Oorspronkelijkheid

    • e.

      Publiekswerving en -werking

    • f.

      Samenwerkingsverbanden/diversiteit

    • g.

      Uitvoeringspotentie

    • h.

      Landelijke codes

  • 3. Aanvragen voor activiteiten als bedoeld in artikel 3.2, onderdeel b, worden naast bovengenoemde indicatoren ook getoetst op:

    • i.

      Verdieping

  • 4. De aanvrager dient in zijn aanvraag alle indicatoren aan zijn activiteiten te koppelen en te beschrijven op welke wijze aan de betreffende indicator wordt voldaan.

  • 5. Per indicator wordt een puntenaantal toegekend, variërend van 0 tot en met 10, waarbij per indicator wordt gemotiveerd hoe tot die beoordeling is gekomen.

  • 6. Indien het bij de aanvraag overgelegde projectplan meer woorden bevat dan het in artikel 1.3 lid 4 genoemde maximum worden punten in mindering gebracht op het totale puntenaantal, met dien verstande dat:

    • a.

      5 punten in mindering worden gebracht bij een woordenaantal tussen 3500-4000;

    • b.

      10 punten in mindering worden gebracht bij een woordenaantal van meer dan 4000.

  • 7. Alle aanvragen die op de indicator Innovatie en experiment minder dan 6 punten, aanvragen voor Culturele Producties die in totaal minder dan 48 punten en aanvragen voor een Programma die minder dan 54 punten hebben gekregen, komen niet voor subsidie in aanmerking.

  • 8. Gedeputeerde Staten verdelen het beschikbare bedrag in de volgorde van de rangschikking, waarbij geldt dat de aanvraag met het hoogste aantal punten het eerst voor subsidie in aanmerking komt.

  • 9. Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen die even hoog zijn gerangschikt het subsidieplafond wordt overschreden, adviseert de adviescommissie over de onderlinge rangschikking van die aanvragen.

Artikel 3.6 Adviescommissie

  • 1. Ten behoeve van de beoordeling van de aanvragen in deze paragraaf maken Gedeputeerde Staten gebruik van de adviescommissie.

  • 2. De adviescommissie heeft tot taak Gedeputeerde Staten te adviseren over de in artikel 3.5 bedoelde beoordeling en rangschikking van aanvragen, aan de hand van het vastgestelde toetsingskader. Indien de commissie van oordeel is dat de hoogte van het aangevraagde bedrag niet in verhouding staat met de beoogde resultaten van de culturele productie of het programma, kan de commissie tevens adviseren over de hoogte van het subsidiebedrag.

  • 3. De adviescommissie adviseert bij de vaststelling van de subsidies over de toepassing van de Governance Code Cultuur, de Code Diversiteit en Inclusie en de Code Fair Practice bij de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten.

  • 4. Gedeputeerde Staten stellen voor de adviescommissie een reglement vast. Daarbij regelen zij tenminste de instelling, de taak en de werkwijze van de commissie, alsmede de benoeming van de leden en de voorzitter, de vergoeding van de kosten en de vergoeding van de werkzaamheden van de leden van de commissie.

Artikel 3.7 Verplichtingen en verantwoording

  • 1. Ten aanzien van de verantwoording zijn artikel 3.4, 3.5 en 3.6 van de Asv 2013 onverminderd van toepassing.

  • 2. De activiteiten zoals bedoeld in artikel 3.2, onderdeel a, (Culturele Producties) worden binnen een termijn van 18 maanden vanaf de datum van sluiten van de desbetreffende openstellingsperiode gerealiseerd. De activiteiten zoals bedoeld in artikel 3.2, onderdeel b, (Programma) worden binnen een termijn van 30 maanden vanaf de datum van sluiten van de desbetreffende openstellingsperiode gerealiseerd.

  • 3. In de beschikking tot subsidieverlening wordt de wijze van verantwoording en vaststelling nader bepaald.

Paragraaf 4 Bevoorschotting en betaling

Artikel 4.1 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Subsidies vanaf € 25.000,- worden voor maximaal 80% bevoorschot.

  • 2. Een voorschot wordt slechts éénmaal verstrekt.

Paragraaf 5 Slotbepalingen

Artikel 5.1 Inwerkingtreding

De subsidieregeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt gepubliceerd.

Artikel 5.2 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Stimuleringsregeling Cultuur: Ontwikkeling en Innovatie.

Ondertekening

Leeuwarden, 29 juni 2021

Gedeputeerde Staten van Fryslân,

Namens dezen,

Drs. A.A.M. Brok, voorzitter

R.E. Bouius-Riemersma, MBA MCM, secretaris

Toelichting

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Definities

In dit artikel staan definities opgenomen van begrippen die in de regeling worden gebruikt. Hieronder wordt een tweetal begrippen nader toegelicht.

Adviescommissie: de adviescommissieleden worden door Gedeputeerde Staten benoemd om te adviseren over de beoordeling en rangschikking van de ingediende aanvragen als bedoeld in paragraaf 3. De adviescommissie heeft een eigen reglement, waarin de werkwijze is opgenomen.

Deskundige: een deskundige is iemand die ingeschreven moet zijn in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel of een vergelijkbaar officieel handelsregister in het buitenland. Particulieren kunnen daarmee niet optreden als onafhankelijke deskundige. Een kennisinstelling kan wel optreden als onafhankelijke deskundige. Een deskundige dient onafhankelijk te zijn. Hiermee wordt bedoeld dat de deskundige onafhankelijk de cursus of training kan geven, en er geen sprake is van enige vorm van belangenverstrengeling. Ook moet de schijn van belangenverstrengeling vermeden worden. In de volgende situaties is er bijvoorbeeld geen sprake van onafhankelijkheid:

  • -

    de deskundige heeft een (financieel) belang in de onderneming van de aanvrager;

  • -

    er is sprake van familierelaties in de eerste en tweede graad (ouder/broer/zus/kind) of er is een gezinsrelatie aanwezig.

Deze opsomming is niet limitatief.

Artikel 1.2 Doel

Deze subsidieregeling heeft als doel te komen tot kwalitatief hoogwaardige, innovatieve en experimentele culturele activiteiten in Fryslân. Met de regeling willen Gedeputeerde Staten de Friese culturele sector stimuleren en professionaliseren. Dit wordt gedaan door bij te dragen op verschillende momenten in het creatieve proces. Door te investeren in kop en staart, wordt een stijging verwacht in kwaliteit van het cultureel aanbod, en een professionalisering van de culturele instellingen, in Fryslân.

Artikel 1.3 Aanvraag

In dit artikel staat wat van een aanvrager verwacht wordt bij het indienen van een aanvraag. Aanvragen kunnen bijvoorbeeld alleen worden ingediend in de vastgestelde aanvraagperiode, zoals genoemd in het openstellingsbesluit. Daarnaast moeten aanvragen voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.2 en artikel 3.2 voorafgaand aan de start van de activiteit worden ingediend. De aanvraag moet aldus voor de start van het onderzoek, het pilotproject, de cursus of de première c.q. opening van de culturele productie worden ingediend. Voor het programma geldt dat alleen de culturele productie(s) waarvan de première c.q. opening plaatsvindt nadat de aanvraag is ingediend voor subsidie in aanmerking komen. Tevens moet gebruik worden gemaakt van het correcte aanvraagformulier, die op de provinciale website staat. Voor aanvragen waarbij verplicht een projectplan moet worden overgelegd geldt dat het projectplan maximaal 3500 woorden mag bevatten. Indien dat aantal woorden wordt overschreven, worden punten in mindering gebracht op het totaal aantal punten dat is verkregen na de inhoudelijke beoordeling (zie daarvoor artikel 3.5).

Een aanvraag wordt pas in behandeling genomen als deze volledig is. Dit betekent onder meer dat alle gevraagde documenten aanwezig moeten zijn, het formulier is voorzien van (correcte) handtekeningen en het formulier volledig is ingevuld. Mocht een aanvraag niet volledig zijn bij ontvangst, dan wordt de aanvrager, indien daar gelet op het tijdvak nog voldoende tijd en – gelet op de tendersystematiek bij sommige aanvragen – ruimte voor is, in de gelegenheid gesteld om de aanvraag alsnog volledig te maken.

Artikel 1.4 Niet subsidiabele kosten

In dit artikel zijn kosten opgenomen die niet subsidiabel zijn: voor die kosten wordt geen subsidie verleend. Zo wordt bijvoorbeeld geen subsidie verleend voor de kosten van de reguliere activiteiten. Daarmee wordt gedoeld op activiteiten die reeds bestaan en niet nieuw zijn. Ook de aanschaf van muziekinstrumenten komt niet voor subsidie aan aanmerking. Deze kosten kunnen weliswaar op de begroting worden geplaatst, maar vallen niet onder de subsidiabele kosten.

Bij de beoordeling van de subsidieaanvraag zullen de kosten in de begroting bekeken worden en de kosten die subsidiabel zijn worden opgeteld. Van deze kosten komt een bepaald percentage voor subsidie in aanmerking, zoals beschreven in paragraaf 2 en 3. Uit de bij de aanvraag overgelegde begroting moet duidelijk blijken op welke activiteiten de daarin opgenomen kosten betrekking hebben en of die kosten al dan niet subsidiabel zijn. Indien dit niet (duidelijk) uit de begroting blijkt, moet het projectplan een nadere toelichting op de begroting bevatten.

In afwijking van de Asv 2013 worden kosten waarvoor verplichtingen zijn aangegaan voordat de aanvraag is ingediend wel subsidiabel gesteld. In artikel 1.3 is al voorgeschreven dat de aanvragen voorafgaand aan de start van de activiteit moeten zijn ingediend. Detaildiscussies over voor welke voorbereidingskosten al verplichtingen zijn aangegaan of mogelijk zelfs al gemaakt zijn worden zo voorkomen. Ook wordt niet-verrekenbare en niet-compensabele BTW subsidiabel gesteld. Veel van de potentiële aanvragers die zich richten op de activiteiten die deze regeling subsidieert kunnen geen BTW verrekenen of compenseren. Daarmee dragen zij deze kosten. Dit is reden om de BTW in die gevallen subsidiabel te stellen.

Paragraaf 2 Ontwikkeling

Artikel 2.1 Doelgroep

In dit artikel staat beschreven wie subsidie kan aanvragen op basis van paragraaf 2. Dit zijn stichtingen en verenigingen die aantoonbaar actief zijn in de cultuursector in Fryslân. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit de inschrijving van de rechtspersoon bij de Kamer van Koophandel, de website of het geplande jaarprogramma of -plan. Ook is subsidie aan te vragen door makers die (bijv. via een portfolio of C.V.) kunnen aantonen werkzaam te zijn in de Friese cultuursector. De maker moet ingeschreven staan in de KvK en een recent – niet ouder dan 3 maanden – KvK uittreksel overleggen.

Artikel 2.2 Subsidiabele activiteiten

In dit artikel staat beschreven dat subsidie is aan te vragen voor 3 soorten activiteiten: een onderzoek, pilotproject of cursus.

Onderzoek

De provincie Fryslân wil makers en culturele instellingen ondersteunen die een onderzoek doen naar nieuwe ideeën, concepten of samenwerkingen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan:

  • het doen van een artistiek onderzoek dat kan leiden tot een nieuw cultureel project;

  • een onderzoek naar nieuwe verdienmodellen voor culturele instellingen;

  • het doorontwikkelen van een project of het onderzoeken van (inter)nationale samenwerkingsverbanden;

  • het onderzoeken van een (inter)nationale samenwerking.

Van belang is dat het gaat om een nieuw onderzoek dat is gericht op de volgende stap in de ontwikkeling van de aanvrager. Ook is van belang dat de onderzoeksresultaten gedeeld worden met de provincie en de Friese culturele sector. De provincie vindt het belangrijk dat kennis wordt gedeeld, zodat andere instellingen en makers hiervan kunnen leren en er op deze manier gewerkt wordt aan een community of best practices.

Pilotproject

Makers en culturele instellingen die werken aan een culturele productie en iets willen uitproberen worden met deze subsidie ondersteund. De maker of instelling heeft bepaalde ideeën of hypotheses over nog niet eerder uitgevoerde onderdelen van de productie, maar wil eerst in een testsetting kijken of deze daadwerkelijk werken. In een pilotproductie wordt het experiment aangegaan; een maker of instelling test of wat zij bedacht hebben ook daadwerkelijk werkt.

Van belang is dat de pilot is gericht op het experiment, en de aanvrager de intentie heeft om het pilotproject uit te laten groeien tot een (grotere) culturele productie. Uit het projectplan moet blijken hoe de aanvrager vervolg zal geven aan (de uitkomst van) het pilotproject. Daarnaast is het van belang dat de bevindingen worden gedeeld met de provincie en de Friese culturele sector. De provincie vindt het belangrijk dat kennis wordt gedeeld, zodat andere instellingen en makers hiervan kunnen leren en er op deze manier gewerkt wordt aan een community of best practices.

Cursus

Het is mogelijk subsidie te krijgen voor het volgen van erkende cursussen en trainingen die gericht zijn op deskundigheidsbevordering. Denk bijvoorbeeld aan het volgen van een training/cursus ten behoeve van culturele ontwikkeling, subsidieschrijven, administratie of PR. Van belang is dat de cursus of training als doel heeft de deskundigheid te bevorderen, met direct gevolg dat de professionaliteit van de maker en/of instelling wordt vergroot en met indirect gevolg dat de Friese culturele sector hiervan profiteert.

Artikel 2.3 Openstelling en subsidiebedrag

In dit artikel staat beschreven wanneer het mogelijk is om subsidie aan te vragen. Hiervoor wordt een openstellingsbesluit vastgesteld door Gedeputeerde Staten van de provincie. Over de vier jaren 2021 tot en met 2024 worden één of meerdere openstellingsbesluiten vastgesteld.

In lid 3 en lid 4 staat beschreven dat er een minimum en maximum te verstrekken subsidiebedrag is. Dat betekent dat de subsidiabele kosten van het aangevraagde bedrag boven dit minimum moet liggen. Voor paragraaf 2 geldt dat de subsidie niet hoger is dan 70% van de subsidiabele kosten.

Voorbeeld

Er wordt een aanvraag ingediend voor een pilotproject. In artikel 2.3 staat beschreven dat het minimum subsidiebedrag voor een pilotproject € 2.000,- bedraagt en het maximumbedrag € 10.000,-. De aanvraag heeft een totale begroting van € 7.500,-. Er wordt een berekening gemaakt van de subsidiabele en niet-subsidiabele kosten door de begroting te bekijken. Na de berekening blijken de subsidiabele kosten uit te komen op € 2.500,- en de niet-subsidiabele kosten op € 5.000,-. In artikel 2.3 lid 5 staat dat de subsidie niet meer bedraagt dan 70% van de subsidiabele kosten. 70% van € 2.500,- is € 1.750,-. Dit bedrag is te laag om voor subsidie in aanmerking te komen. De aanvraag zal daarom worden afgewezen.

In lid 6 staat dat een aanvrager per openstelling op basis van paragraaf 2.2 tot maximaal € 10.000,- aan subsidie kan ontvangen. Het is mogelijk om tegelijkertijd voor de verschillende activiteiten uit artikel 2.2 een aanvraag in te dienen, bijvoorbeeld voor zowel een cursus als een pilotproject. Opgeteld komt het te ontvangen subsidiebedrag niet hoger dan € 10.000,-.

Artikel 2.4 Verdeelsystematiek

In dit artikel staat beschreven wat de verdeelsystematiek is. Aanvragen worden beoordeeld op volgorde van binnenkomst: de aanvraag die als eerste binnenkomt, wordt als eerste beoordeeld. Als deze positief wordt beoordeeld en ook aan de overige vereisten voldoet, krijgt deze aanvrager subsidie. Vervolgens wordt de volgende aanvraag beoordeeld.

De datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst ten aanzien van de verdeelsystematiek. Indien een aanvraag onvolledig is, kan de aanvrager worden gevraagd de aanvraag aan te vullen. Het is mogelijk dat de middelen allemaal al vergeven zijn tegen de tijd dat de aanvraag volledig is. In dat geval wordt de aanvraag afgewezen wegens overschrijding van het subsidieplafond. De verantwoordelijkheid (en het risico) van het niet direct indienen van een volledige aanvraag ligt aldus bij de aanvrager. Het is ook mogelijk dat de aanvraag aangevuld wordt na sluiting van de aanvraagperiode, maar dat er nog wel middelen te vergeven zijn. In dat geval wordt de aanvraag nog wel verder in behandeling genomen.

In lid 2 staat dat wordt geloot indien op dezelfde dag zoveel aanvragen binnenkomen dat er onvoldoende middelen zijn om alle aanvragers subsidie te verlenen. Een notaris zal een onafhankelijke loting uitvoering om te bepalen welke aanvragen subsidie ontvangen. Alleen de aanvragen die volledig zijn en waarvan is vastgesteld dat deze voor subsidie in aanmerking komen, doen mee met de loting.

Artikel 2.5 Subsidiabele kosten

In dit artikel staan de kosten beschreven waarvoor subsidie ontvangen kan worden. Bij de beoordeling van de aanvragen wordt de begroting bekeken en per kostensoort bepaald of deze al dan niet voor subsidie in aanmerking komt.

In lid 1 staat dat, in het geval van het aanvragen van subsidie voor het doen van een onderzoek, alle kosten die betrekking hebben op het opzetten en uitvoeren van het onderzoek voor subsidie in aanmerking komen. Bij de beoordeling wordt daarom gekeken of er op de begroting kosten staan die niet te maken hebben met het opzetten of uitvoeren van het onderzoek. Die kosten worden van de totale kosten afgetrokken, zodat de subsidiabele kosten overblijven.

In lid 2 staat dat een tegemoetkoming in de tijdsinvestering voor het doen van een onderzoek en het pilotproject mogelijk is. De aanvrager kan voor zichzelf geen honorarium aanvragen, maar wel een tegemoetkoming in de tijdsinvestering. In de begroting mag een tijdsinvestering worden opgenomen, voor een onbepaald bedrag. De provincie draagt hier aan bij, tot een maximum van 70% van de totale subsidiabele kosten.

In lid 3 staat dat voor aanvragen voor een pilotproject alle kosten voor subsidie in aanmerking komen die aannemelijk zijn met betrekking tot het opzetten en uitvoeren van het pilotproject. De kosten moeten dus wel direct te maken hebben met het opzetten en uitvoeren van het project. Kosten waarvan niet aannemelijk is dat deze met het pilotproject te maken hebben, komen niet voor subsidie in aanmerking.

In lid 4 staat dat voor aanvragen voor cursussen geldt dat alle kosten voor het deelnemen aan een erkende cursus of training voor subsidie in aanmerking komen. Uit artikel 1.1 volgt dat het moet gaan om een cursus of training die gegeven wordt door een deskundige die ingeschreven staat in het handelsregister van de Kamer van Koophandel of een vergelijkbaar officieel handelsregister in het buitenland. Kosten voor reguliere MBO-, HBO- of universitaire opleidingen komen niet voor subsidie in aanmerking.

Paragraaf 3 Uitvoering

Artikel 3.1 Doelgroep

Subsidie kan aangevraagd worden door stichtingen en verenigingen, die zich richten op de ontwikkeling van culturele producties. Een B.V. of N.V. of particulier persoon kan dus geen subsidie aanvragen.

Artikel 3.3 Subsidiabele kosten

In dit artikel staat dat dat alle kosten waarvan aannemelijk is dat deze te maken hebben met de culturele productie of programma voor subsidie in aanmerking komen. De niet-subsidiabele kosten zoals beschreven in artikel 1.4 zijn onverminderd van toepassing; de kosten die daar genoemd zijn komen evenmin voor subsidie in aanmerking.

Artikel 3.4 Openstelling en subsidiebedrag

Uit lid 1 volgt dat voor culturele producties per openstelling eenmaal subsidie kan worden ontvangen. Het minimale subsidiebedrag is € 15.000,- en het maximale subsidiebedrag € 50.000,-.

Uit lid 2 volgt dat voor programma's eenmaal per twee jaar subsidie kan worden ontvangen. Het totale subsidiebedrag over de twee jaar is minimaal € 15.000,- en maximaal € 100.000,-. Deze subsidie geldt dus voor twee jaar. Het is aan de aanvrager hoe de besteding van de middelen over de twee jaar verdeeld worden.

Uit lid 3 volgt dat de subsidie niet hoger is dan 50% van de subsidiabele kosten. Het uiteindelijk te verlenen subsidiebedrag moet, na toepassing van dit maximale percentage, boven het in dit artikel genoemde minimale subsidiebedrag liggen.

Voorbeeld

Er wordt een aanvraag ingediend voor een culturele productie. De totale begroting is € 50.000,-. Na het beoordelen van de begroting is € 26.000,- daarvan subsidiabel en € 24.000,- niet subsidiabel. De subsidie is niet hoger dan 50% van de subsidiabele kosten, waardoor het te verlenen subsidiebedrag uitkomt op € 13.000,-. In artikel 3.4 lid 1 onderdeel b staat dat het minimale subsidiebedrag € 15.000,- moet bedragen. Deze aanvraag wordt daarom afgewezen, op grond van artikel 1.5 onderdeel e.

Artikel 3.5 Verdeelsystematiek

Uit lid 1 volgt dat subsidie wordt verdeeld op basis van rangschikking van de voor subsidie in aanmerkingen komende aanvragen. Het gaat daarbij om de aanvragen die zijn ingediend binnen het betreffende tijdvak en waarvan niet op voorhand al een weigeringsgrond is vastgesteld. Ingevolge lid 2 geldt voor de culturele producties dat de aanvragen worden getoetst aan de hand van 8 indicatoren. Voor de programma’s geldt, op basis van lid 3, dat de aanvragen aan één extra indicator, en dus 9 indicatoren, worden getoetst.

Uit lid 6 volgt dat punten in mindering worden gebracht indien het verplicht bij de aanvraag over te leggen projectplan meer woorden bevat dan het in artikel 1.3 lid 4 genoemde maximum van 3500. Daarmee wordt voorkomen dat hele omvangrijke aanvragen worden ingediend, hetgeen onnodig is. Gebleken is dat het maximum van 3500 (ruim) voldoende is om een toereikend projectplan in te dienen. Als blijkt dat het projectplan meer dan 3500 woorden bevat – de woorden worden geteld met behulp van de telfunctie in Word – worden punten afgetrokken conform de wijze zoals genoemd in dit artikellid. Die aftrek vindt plaats nadat de adviescommissie een puntenaantal heeft toegekend. De aftrek kan er daarom toe leiden dat de positie van de aanvrager in de rangschikking wijzigt.

De subsidie wordt verdeeld aan de hand van de uiteindelijke rangschikking: de aanvraag die bovenaan is geëindigd, zal als eerste subsidie toegekend krijgen. Vervolgens wordt naar de 2e gekeken. Dit wordt net zo lang gedaan totdat de middelen uitgeput zijn. Het is hierbij dus mogelijk dat een aanvraag die goed scoort, toch geen subsidie krijgt omdat door toekenning van subsidie het subsidieplafond wordt overschreden.

Artikel 3.6 Adviescommissie

Gedeputeerde Staten hebben een adviescommissie ingesteld die hen adviseert over de beoordeling en de rangschikking van de aanvragen. De adviescommissie maakt gebruik van het door Gedeputeerde Staten vastgestelde toetsingskader. In dit toetsingskader staan indicatoren beschreven.

De commissie kent aan elke indicator een puntenaantal toe, variërend van 0 tot en met 10, waarbij per indicator door de commissie wordt gemotiveerd hoe tot die beoordeling is gekomen. De commissie komt uiteindelijk per aanvraag op een puntentotaal en adviseert Gedeputeerde Staten op basis daarvan over de bijbehorende rangschikking. Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen die even hoog zijn gerangschikt, het subsidieplafond wordt overschreden, adviseert de adviescommissie over de onderlinge rangschikking van die aanvragen, een en ander overeenkomstig artikel 3.5 lid 9.

Toetsingskader Stimuleringsregeling Cultuur: Ontwikkeling en Innovatie onderdeel: Uitvoering.

Innovatie en Experiment

Innovatie en experiment heeft betrekking op het innoverende karakter van het werk of de activiteiten van de instelling. Hierbij kan het gaan om vernieuwing binnen de eigen discipline (artistiek-inhoudelijk) maar ook om onderscheidende of vernieuwende activiteiten, samenwerkingsverbanden, visie, methodiek of artistiek resultaat. Daarnaast wordt gekeken naar de experimentele aspecten van de productie of het programma t.o.v. vorige producties, programma’s of werkwijzen.

Vakmanschap

Vakmanschap gaat over de vaardigheid van de bij de instelling betrokken makers en uitvoerders. De activiteiten die geproduceerd en gepresenteerd worden hebben een vanzelfsprekende professionele kwaliteit. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de technische beheersing van het vak (onder meer instrumenten, ambacht, spel, regie e.d.) en de eerdere professionele ervaring van de makers en uitvoerders.

Verbeeldingskracht

Verbeeldingskracht heeft betrekking op de impact van de activiteiten op het publiek. Is de organisatie in staat de gewenste publieksgroepen te prikkelen, ontroeren, verrassen of aan het denken te zetten?

Oorspronkelijkheid

Oorspronkelijkheid heeft betrekking op de herkenbare artistiek-inhoudelijke signatuur van de activiteiten van de instelling. Levert de instelling hierdoor een bijzondere of zelfs unieke bijdrage aan de sector?

Publiekswerving en -werking

Publiekswerving en -werking heeft betrekking op de manier waarop de organisatie kenbaarheid gaat geven aan de beoogde productie en de wijze waarop de organisatie de mienksip op andere manieren dan alleen via reguliere voorstellingen/activiteiten probeert te bereiken en directe binding en betrokkenheid veroorzaakt. Uit het PR plan moet duidelijk worden welke middelen worden ingezet om (nieuw) publiek en doelgroepen te (be)trekken en de productie(s) onder de aandacht te brengen.

Samenwerkingsverbanden en Diversiteit

Deze indicator heeft betrekking op de mate waarin de organisatie duurzame verbindingen aangaat en/of onderhoudt binnen de cultuursector en/of andere sectoren. Dit kan zowel vanuit een artistiek inhoudelijke als maatschappelijk visie zijn. In de aanvraag wordt duidelijk wat de meerwaarde van de samenwerking is, inclusief gezamenlijk doel, resultaat en indien van toepassing intentieverklaringen. Daarnaast wordt er gekeken naar de samenstelling en diversiteit van de organisatie en de betrokken makers en uitvoerders.

Uitvoeringspotentie

Uitvoeringspotentie heeft betrekking op de duidelijkheid, professionaliteit en uitvoerbaarheid van de begroting, het PR plan en het risicoprofiel. Bij de begroting wordt gekeken naar de verdeling van de posten, honoraria, financieringsmix en algehele transparantie van de begroting. De hoogte van het aangevraagde bedrag moet in verhouding staan met de beoogde resultaten van de productie of het programma. Bij het PR plan wordt gekeken naar de kwaliteit, tijdsplanning en de inzet van (sociale) media. Het PR plan moet in verhouding staan met de grootte van het project, het beoogde aantal bezoekers en de beoogde betrokkenheid van het publiek bij het project. Het risicoprofiel geeft aan of de instelling zicht heeft op de risico’s van het programma en/of culturele producties en beschrijft indien nodig een noodplan.

Landelijke codes

Deze indicator heeft betrekking op de mate waarin landelijke codes worden omschreven en toegepast in de organisatie en activiteiten van de aanvrager. Uit de aanvraag moet blijken dat de aanvrager de drie landelijke codes, zoals beschreven in artikel 1.5 onderdeel j, onderschrijft. Daarnaast moet in de aanvraag worden toegelicht op welke wijze deze codes worden toegepast.

Verdieping

Verdieping gaat over de mate waarin het plan een duidelijke en logische samenhang heeft, de noodzaak duidt voor de instelling en aangeeft in welke mate dit een aanvulling is op het al reeds bestaande programma. Daarnaast maakt de aanvrager duidelijk wat de impact van het plan is op de toekomst en de continuïteit binnen de instelling. Bij deze indicator is ook relevant of de aanvraag een onderzoekscomponent bevat (een vraagstuk dat met het oog op doorontwikkeling van het programma wordt onderzocht).