Regeling vervallen per 01-07-2022

Subsidieregeling preventie en participatie jeugd Den Haag 2021

Geldend van 17-12-2021 t/m 30-06-2022

Intitulé

Subsidieregeling preventie en participatie jeugd Den Haag 2021

Toelichting

De Subsidieregeling preventie en participatie jeugd Den Haag 2021 is gericht op jeugdigen, ouders en opvoeders. Met de regeling wordt bevorderd dat alle jeugdigen kunnen opgroeien tot zelfredzame volwassenen die naar vermogen kunnen meedoen aan de samenleving. De afgelopen jaren werd jeugdparticipatie en preventieve ondersteuning van jeugdigen, ouders of opvoeders gefinancierd op basis van de Subsidieregeling Jeugd Den Haag 2018 (RIS299853). In de Kadernota subsidiebeleid Den Haag 2020-2023 (RIS305416) is het gemeentelijk subsidiebeleid geactualiseerd. Deze regeling dient als nieuwe basis voor de subsidiëring van jeugdparticipatie en -preventie en is gebaseerd op het Beleidsplan Jeugd 2018 – 2020 (RIS298573). Dit beleidsplan is onderdeel van het Beleidsplan Zorg, Jeugd en Volksgezondheid Den Haag 2019-2022 (RIS303812) en is daarmee verlengd tot en met 2022.

Besluitvorming

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag;

gelet op:

  • -

    artikel 5 van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2020;

besluit:

vast te stellen de navolgende Subsidieregeling preventie en participatie jeugd Den Haag 2021:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

ASV:

Algemene subsidieverordening Den Haag 2020;

Awb:

Algemene wet bestuursrecht;

gemeentelijk vastgoed:

bebouwde en onbebouwde onroerende zaken in eigendom van of in gebruik door de gemeente Den Haag;

college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag;

jeugdigen:

kinderen, jongeren en jong volwassenen;

jongeren:

inwoners van Den Haag van 12 tot 23 jaar;

jong volwassenen:

inwoners van Den Haag van 23 tot 27 jaar;

kinderen:

inwoners van Den Haag tot 12 jaar;

kosten van overhead:

alle kosten die naar oordeel van het college niet direct zijn verbonden met en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een activiteit als bedoeld in artikel 1.4;

kwetsbare positie:

de positie van de jeugdige, ouder of opvoeder die wordt beïnvloed door problemen op een of meerdere leefgebieden waardoor de zelfredzaamheid wordt beperkt;

maatschappelijke betrokkenheid :

de zinvolle betrokkenheid van de jeugdige in de maatschappij waarin hij of zij leeft;

outreachend werk:

werk waarbij de professional het initiatief neemt om de jeugdige, ouder of opvoeder in een kwetsbare positie te bereiken en hulp of diensten aan te bieden;

jeugdparticipatie:

actieve deelname van de jeugdige aan de samenleving op wijk- of stadsniveau;

psycho-educatie:

voorlichting en advies met betrekking tot psychische klachten, leer- of gedragsproblematiek;

talentontwikkeling:

de ontwikkeling van sportieve, artistieke, sociale of muzikale talenten bij jeugdigen die plaatsvindt binnen buitenschoolse activiteiten;

vaardigheidsontwikkeling:

de ontwikkeling van competenties bij jeugdigen die nodig zijn voor zelfredzaamheid;

vroegsignalering:

het zo snel mogelijk signaleren van opgroei- en opvoedproblemen, zodat hulp, zorg of ondersteuning zo beperkt mogelijk ingezet hoeft te worden;

zelfredzaamheid:

het vermogen om zelfstandig je leven te leiden en met tegenslagen om te kunnen gaan.

Artikel 1:2 Toepassingsbereik

Deze subsidieregeling is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 1:4 bedoelde activiteiten.

Artikel 1:3 Doel van de subsidie

  • 1.

    Het doel van de subsidieregeling is het versterken van jeugdigen in kwetsbare posities en hun ouders of opvoeders door middel van trainingen, ondersteuning en ontwikkelingsgerichte activiteiten zodat alle jeugdigen in een stimulerende en kansrijke omgeving kunnen opgroeien.

  • 2.

    Het achterliggende maatschappelijke doel van de subsidieregeling is dat alle jeugdigen kunnen opgroeien tot zelfredzame volwassenen die naar vermogen kunnen meedoen aan de samenleving.

Artikel 1:4 Activiteiten

Subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die zoveel mogelijk gericht zijn op de gehele stad, met een bereik van jeugdigen, ouders of opvoeders in minimaal 3 stadsdelen en die:

  • a. bijdragen aan de talentontwikkeling en de maatschappelijke betrokkenheid van jeugdigen in kwetsbare posities (categorie A);

    b. met inzet van vrijwilligers jeugdigen in kwetsbare posities en hun ouders of opvoeders ondersteunen, ter voorkoming van de escalatie van opgroeiproblematiek dan wel ter versterking van het opvoedklimaat (categorie B);

    c. bijdragen aan de vaardigheidsontwikkeling en weerbaarheid van jeugdigen met een licht verstandelijk beperking dan wel jeugdigen met beginnende gedragsproblemen of psychische klachten en hun ouders of opvoeders (categorie C);

    d. met het verstrekken van informatie en advies aan jeugdigen en hun ouders of opvoeders bijdragen aan een sterk opvoed- en opgroeiklimaat (categorie D);

    e. met behulp van professionele begeleiding jeugdigen in kwetsbare posities en hun ouders of opvoeders bijdragen aan een sterk opvoed- en opgroeiklimaat dan wel een soepele overgang van jeugd naar volwassenheid (categorie E);

    f. betrekking hebben op categorie A, B, C, D of E en bijdragen aan innovatie binnen het preventief jeugdbeleid (categorie F).

Artikel 1:5 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen.

Artikel 1:6 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    De subsidie heeft uitsluitend betrekking op de redelijkerwijs gemaakte kosten die resteren na aftrek van bijdragen van derden en die naar het oordeel van het college direct zijn verbonden met en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een activiteit als bedoeld in artikel 1:4.

  • 2.

    Voor subsidie in aanmerking komen de BTW over de gesubsidieerde kosten voor zover die BTW niet teruggevorderd, verrekend of anderszins in mindering kan worden gebracht.

  • 3.

    Niet voor subsidie in aanmerking komen:

    a. de kosten voor overhead die meer bedragen dan 15 % van de kosten van de subsidiabele activiteiten;

    b. activiteiten die in aanmerking komen voor financiering vanuit andere gemeentelijke of niet gemeentelijke regelingen;

    c. de kosten voor activiteiten die eerder door het college op basis van deze subsidieregeling of anderszins zijn gesubsidieerd.

Artikel 1:7 Hoogte van de subsidie

Een subsidieaanvraag voor een activiteit, bedoeld in artikel 1:4, wordt verdeeld in categorieën en bedraagt per categorie maximaal:

  • a. categorie A: maximaal € 150.000,-- per aanvraag per jaar;

    b. categorie B: maximaal € 250.000,-- per aanvraag per jaar;

    c. categorie C: maximaal € 650.000,-- per aanvraag per jaar;

    d. categorie D: maximaal € 1.250.000,-- per aanvraag per jaar;

    e. categorie E: maximaal € 3.500.000,-- per aanvraag per jaar;

    f. categorie F: maximaal € 100.000,-- per aanvraag per jaar.

Artikel 1:8 Subsidieplafond

  • 1.

    Het subsidieplafond voor aanvragen voor het jaar 2022 die zijn ingediend in het aanvraagtijdvak van 1 juli tot 1 september 2021 bedraagt € 11.925.000,-.

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid wordt het subsidieplafond verdeeld in de volgende deelplafonds:

    a. voor categorie A: € 600.000,-- ;

    b. voor categorie B: € 850.000,-- ;

    c. voor categorie C: € 1.200.000,-- ;

    d. voor categorie D: € 2.725.000,-- ;

    e. voor categorie E: € 6.000.000,-- ;

    f. voor categorie F: € 550.000,-- .

  • 3.

    Het subsidieplafond voor aanvragen voor het jaar 2022 die zijn ingediend in het aanvraagtijdvak van 15 december 2021 tot 5 januari 2022 bedraagt € 2.390.000,-.

  • 4.

    Het subsidieplafond genoemd in het derde lid wordt verdeeld in de volgende deelplafonds:

    a. voor categorie A: € 250.000,-- ;

    b. voor categorie B: € 370.000,-- ;

    c. voor categorie C: € 675.000,-- ;

    d. voor categorie D: € 20.000,-- ;

    e. voor categorie E: € 1.075.000,--.

  • 5.

    Het subsidieplafond voor aanvragen voor het jaar 2022 in categorie F die zijn ingediend in het aanvraagtijdvak van 1 maart tot 1 april 2022 bedraagt € 200.000,--.

  • 6.

    Het college stelt het subsidieplafond jaarlijks bij afzonderlijk besluit vast.

Artikel 1:9 Wijze van verdeling activiteiten categorie A

Honorering van aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, geschiedt in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking. De rangschikking geschiedt per categorie, bedoeld in artikel 1:8 en totdat het vastgestelde, voor die categorie geldende subsidieplafond is bereikt. 

  • 2.

    Bij de rangschikking van de aanvragen bedoeld voor activiteiten in categorie A kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximum aantal:

    a. jeugdigen en vrijwilligers zijn structureel betrokken bij de totstandkoming en uitvoering van activiteiten. Dit blijkt uit het aantal deelnemende jeugdigen en vrijwilligers, de structurele rol van jeugdigen en vrijwilligers binnen de organisatie en de intensiteit van hun betrokkenheid:

    1◦ jeugdigen en vrijwilligers zijn zeer betrokken: 6 punten;

    2◦ jeugdigen en vrijwilligers zijn betrokken: 3 punten;

    3◦ jeugdigen en vrijwilligers zijn beperkt betrokken: 1 punt;

    b. de aanvrager beschikt over en onderhoudt een breed netwerk dat bestaat uit relevante partners, zoals welzijnsinstellingen, onderwijsinstellingen, cultuurinstellingen of wijkorganisaties, en zet dat netwerk in om de activiteit bekend te maken. Dit blijkt uit het aantal relevante samenwerkingspartners, structurele samenwerkingsafspraken en een overlegstructuur:

    1° de aanvrager heeft een uitgebreid en actief netwerk: 6 punten;

    2° de aanvrager heeft een gemiddeld netwerk en is gemiddeld actief: 3 punten;

    3° de aanvrager heeft een beperkt netwerk en is sporadisch actief: 1 punt;

    c. de activiteit is gericht op ontmoeting tussen jeugdigen met diverse culturele en sociaaleconomische achtergronden uit verschillende stadsdelen. Dit blijkt uit deelname van jeugdigen uit meerdere stadsdelen en minder kapitaalkrachtige gezinnen:

    1° de activiteit is zeer toegankelijk voor jeugdigen uit verschillende stadsdelen en jeugdigen met een Ooievaarspas: 6 punten;

    2° de activiteit is toegankelijk voor jeugdigen uit verschillende stadsdelen en jeugdigen met een Ooievaarspas: 3 punten;

    3° de activiteit is beperkt toegankelijk voor jeugdigen uit verschillende stadsdelen en jeugdigen met een Ooievaarspas: 1 punt.

  • 3.

    Wanneer het totaalbedrag van de te honoreren aanvragen hoger is dan het vastgesteld subsidieplafond, honoreert het college de aanvragen in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

  • 4.

    Als het subsidieplafond wordt overschreden als gevolg van aanvragen die bij de beoordeling gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast door middel van loting.

Artikel 1:10 Wijze van verdeling activiteiten categorie B

  • 1.

    Honorering van aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, geschiedt in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking. De rangschikking geschiedt per categorie, bedoeld in artikel 1:8 en totdat het vastgestelde, voor die categorie geldende subsidieplafond is bereikt.

  • 2.

    Bij de rangschikking van de aanvragen bedoeld voor activiteiten in categorie B kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximum aantal:

    a. de activiteit wordt uitgevoerd met inzet van vrijwilligers:

    1° de activiteit wordt uitgevoerd door medewerkers, waarvan 75% of meer vrijwilligers zijn: 4 punten;

    2° de activiteit wordt uitgevoerd door medewerkers, waarvan 50 tot 75% vrijwilligers zijn: 2 punten;

    b. uit de aanvraag blijkt dat er een werkwijze wordt gebruikt waarbij de vrijwilligers tijdens de duur van de ondersteuning samen met de jeugdige, de ouder of opvoeder stapsgewijs aan een concreet doel werken:

    1° meer dan 150 jeugdigen, ouders of opvoeders worden op jaarbasis ondersteund: 3 punten;

    2° tussen de 50 en 150 jeugdigen, ouders of opvoeders worden op jaarbasis ondersteund: 2 punten;

    3° er worden 20 tot 50 jeugdigen, ouders of opvoeders op jaarbasis ondersteund: 1 punt;

    c. uit de aanvraag blijkt dat er een werkwijze wordt gebruikt waarbij de eigen kracht van de jeugdige, ouder of opvoeder wordt versterkt:

    1° de activiteit versterkt de zelfredzaamheid van de jeugdige, ouder of opvoeder: 2 punten;

    2° de activiteit versterkt het sociaal netwerk van de jeugdige, ouder of opvoeder: 2 punten;

    d. de aanvrager beschikt over en onderhoudt een breed netwerk dat bestaat uit relevante partners, zoals welzijnsinstellingen en stedelijke en wijkgerichte maatschappelijke organisaties, en zet dat netwerk in om de activiteit bekend te maken en de hulpbehoefte van de jeugdige, ouder of opvoeder aan de juiste dienstverlening te kunnen koppelen. Dit blijkt uit het aantal relevante samenwerkingspartners, structurele samenwerkingsafspraken en een overlegstructuur:

    1° de aanvrager heeft een uitgebreid en actief netwerk: 6 punten;

    2° de aanvrager heeft een gemiddeld netwerk en is gemiddeld actief: 3 punten;

    3° de aanvrager heeft een beperkt netwerk en is sporadisch actief: 1 punt;

    e. de aanvrager maakt gebruik van een methodiek die is opgenomen in de databank effectieve interventies van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi), te waarderen met 2 punten.

  • 3.

    Wanneer het totaalbedrag van de te honoreren aanvragen hoger is dan het vastgesteld subsidieplafond, honoreert het college de aanvragen in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

  • 4.

    Als het subsidieplafond wordt overschreden als gevolg van aanvragen die bij de beoordeling gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast door middel van loting.

Artikel 1:11 Wijze van verdeling activiteiten categorie C

  • 1.

    Honorering van aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, geschiedt in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking. De rangschikking geschiedt per categorie, bedoeld in artikel 1:8 en totdat het vastgestelde, voor die categorie geldende subsidieplafond is bereikt.

  • 2.

    Bij de rangschikking van de aanvragen bedoeld voor activiteiten in categorie C kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximum aantal:

    a. de activiteit draagt bij aan een versterking van de weerbaarheid van de jeugdige, ouder of opvoeder:

    1° de training is gericht op vaardigheidsontwikkeling van de jeugdige, ouder of opvoeder: 1 punt;

    2° de training zorgt voor lotgenotencontact voor de jeugdige, ouder of opvoeder: 1 punt;

    3° in de training is aandacht voor psycho-educatie voor de jeugdige, ouder of opvoeder: 1 punt;

    b. de aanvrager beschikt over en onderhoudt een breed netwerk dat bestaat uit relevante partners, zoals welzijnsinstellingen, onderwijsinstellingen, instellingen op het gebied van geestelijke gezondheidszorg en wijkgerichte organisaties, en zet dat netwerk in om de activiteit bekend te maken en de hulpbehoefte van de jeugdige, ouder of opvoeder aan de juiste dienstverlening te kunnen koppelen. Dit blijkt uit het aantal relevante samenwerkingspartners, structurele samenwerkingsafspraken en een overlegstructuur:

    1° de aanvrager heeft een uitgebreid en actief netwerk: 6 punten;

    2° de aanvrager heeft een gemiddeld netwerk en is gemiddeld actief: 3 punten;

    3° de aanvrager heeft een beperkt netwerk en is sporadisch actief: 1 punt;

    c. de aanvrager werkt aan het bereiken van jeugdigen, ouders of opvoeders en zet zich in om de drempel naar de activiteit zo laag mogelijk te maken. Dit wordt aangetoond in een uitvoerings- en communicatieplan en blijkt uit de intensiteit van het outreachend werk, de verspreiding over de verschillende stadsdelen en de effectiviteit van de communicatie:

    1° intensief proactief werk: 3 punten;

    2° gemiddeld proactief werk: 2 punten;

    3° beperkt proactief werk: 1 punt;

    d. de aanvrager heeft aantoonbaar ervaring met het aanbieden van de aangevraagde activiteit:

    1° ervaring van 3 jaar of meer: 2 punten;

    2° ervaring van 1 tot 3 jaar: 1 punt;

    e. nadat de training aan de jeugdige, ouder of opvoeder is afgerond levert de aanvrager, waar nodig, nazorg, te waarderen met 2 punten;

    f. de aanvrager maakt gebruik van een methodiek die is opgenomen in de databank effectieve interventies van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi), te waarderen met 2 punten.

  • 3.

    Wanneer het totaalbedrag van de te honoreren aanvragen hoger is dan het vastgesteld subsidieplafond, honoreert het college de aanvragen in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

  • 4.

    Als het subsidieplafond wordt overschreden als gevolg van aanvragen die bij de beoordeling gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast door middel van loting.

Artikel 1:12 Wijze van verdeling van activiteiten categorie D

  • 1.

    Honorering van aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, geschiedt in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking. De rangschikking geschiedt per categorie, bedoeld in artikel 1:8 en totdat het vastgestelde, voor die categorie geldende subsidieplafond is bereikt.

  • 2.

    Bij de rangschikking van de aanvragen bedoeld voor activiteiten in categorie D kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximum aantal:

    a. er wordt online en offline informatie en advies gegeven aan jeugdigen, ouders of opvoeders over opgroei- en opvoedvraagstukken met betrekking tot verschillende leefgebieden, zoals scholing, werk, gezin, rechten, huisvesting, financiën en (mentale) gezondheid:

    1° informatie en advies aan minimaal 1.000 jeugdigen, ouders of opvoeders: 3 punten;

    2° informatie en advies aan 200 en 1.000 jeugdigen, ouders of opvoeders: 2 punten;

    3° informatie en advies aan 50 tot 200 jeugdigen, ouders of opvoeders: 1 punt;

    b. de aanvrager heeft aantoonbaar ervaring met het aanbieden van de aangevraagde activiteit:

    1° ervaring van 3 jaar of meer: 4 punten;

    2° ervaring van 1 tot 3 jaar: 2 punten;

    c. de aanvrager beschikt over en onderhoudt een breed netwerk dat bestaat uit relevante partners, zoals welzijnsinstellingen, onderwijsinstellingen, huisartsen en wijkorganisaties, en zet dat netwerk in om de activiteit bekend te maken en de hulpbehoefte van de jeugdige, ouder of opvoeder aan de juiste dienstverlening te kunnen koppelen. Dit blijkt uit het aantal relevante samenwerkingspartners, structurele samenwerkingsafspraken en een overlegstructuur:

    1° de aanvrager heeft een uitgebreid en actief netwerk: 6 punten;

    2° de aanvrager heeft een gemiddeld netwerk en is gemiddeld actief: 3 punten;

    3° de aanvrager heeft een beperkt netwerk en is sporadisch actief: 1 punt;

    d. de aanvrager werkt aan het bereiken van jeugdigen, ouders of opvoeders en zet zich in om de drempel naar de activiteit zo laag mogelijk te maken. Dit wordt aangetoond in een uitvoerings- en communicatieplan en blijkt uit de intensiteit van het outreachend werk, de verspreiding over de verschillende stadsdelen en de effectiviteit van de communicatie:

    1° intensief proactief werk: 3 punten;

    2° gemiddeld proactief werk: 2 punten;

    3° beperkt proactief werk: 1 punt;

    e. nadat het verstrekken van informatie en advies aan de jeugdige, ouder of opvoeder is afgerond levert de aanvrager, waar nodig, nazorg, te waarderen met 2 punten;

    f. de aanvrager maakt gebruik van een methodiek die is opgenomen in de databank effectieve interventies van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi), te waarderen met 2 punten.

  • 3.

    Wanneer het totaalbedrag van de te honoreren aanvragen hoger is dan het vastgesteld subsidieplafond, honoreert het college de aanvragen in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

  • 4.

    Als het subsidieplafond wordt overschreden als gevolg van aanvragen die bij de beoordeling gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast door middel van loting.

Artikel 1:13 Wijze van verdeling van activiteiten categorie E

  • 1.

    Honorering van aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, geschiedt in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking. De rangschikking geschiedt per categorie, bedoeld in artikel 1:8 en totdat het vastgestelde, voor die categorie geldende subsidieplafond is bereikt.

  • 2.

    Bij de rangschikking van de aanvragen bedoeld voor activiteiten in categorie E kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximum aantal:

    a. de aanvrager heeft aantoonbaar ervaring met het aanbieden van de aangevraagde activiteit:

    1° ervaring van 3 jaar of meer: 4 punten;

    2° ervaring van 1 tot 3 jaar: 2 punten;

    b. de activiteit versterkt de eigen kracht van de jeugdige, ouder of opvoeder:

    1° de activiteit versterkt de zelfredzaamheid van de jeugdige, ouder of opvoeder: 2 punten;

    2° de activiteit versterkt het sociaal netwerk van de jeugdige, ouder of opvoeder: 2 punten;

    3° de activiteit zorgt voor toeleiding naar onderwijs of werk voor de jeugdige: 1 punt;

    c. de aanvrager werkt met een werkwijze waarbij het traject in etappes wordt verdeeld onder actieve begeleiding en nazorg en kan deze indeling motiveren. Daarbij wordt rekening gehouden met de hulpbehoefte, uitvoerbaarheid, kosten en een richttermijn van 12 maanden voor trajectbegeleiding van de jeugdige, ouder of opvoeder:

    1° zeer doelmatige en doeltreffende trajectindeling : 3 punten;

    2° gemiddeld doelmatige en doeltreffende trajectindeling: 2 punten;

    3° beperkt doelmatige en doeltreffende trajectindeling: 1 punt;

    d. de begeleiding is aanvullend op het aanbod, de hulp en de diensten van de gemeente, zoals de financiële hulpverlening, het dak- en thuislozenloket, de servicepunten arbeid en JMO-teams:

    1° zeer aanvullend: 3 punten;

    2° aanvullend: 2 punten;

    3° beperkt aanvullend: 1 punt;

    e. de aanvrager beschikt over en onderhoudt een breed netwerk dat bestaat uit relevante partners, zoals welzijnsinstellingen, instellingen die schuldhulpverlening aanbieden, huisartsen en wijkgerichte organisaties, en zet dat netwerk in om de activiteit bekend te maken en de hulpbehoefte van de jeugdige, ouder of opvoeder aan de juiste dienstverlening te kunnen koppelen. Dit blijkt uit het aantal relevante samenwerkingspartners, structurele samenwerkingsafspraken en een overlegstructuur:

    1° de aanvrager heeft een uitgebreid en actief netwerk: 6 punten;

    2° de aanvrager heeft een gemiddeld netwerk en is gemiddeld actief: 3 punten;

    3° de aanvrager heeft een beperkt netwerk en is sporadisch actief: 1 punt;

    f. de aanvrager maakt gebruik van een methodiek die is opgenomen in de databank effectieve interventies van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi), te waarderen met 2 punten.

  • 3.

    Wanneer het totaalbedrag van de te honoreren aanvragen hoger is dan het vastgesteld subsidieplafond, honoreert het college de aanvragen in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

  • 4.

    Als het subsidieplafond wordt overschreden als gevolg van aanvragen die bij de beoordeling gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast door middel van loting.

Artikel 1:14 Wijze van verdeling van activiteiten categorie F

  • 1.

    Honorering van aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, geschiedt in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking. De rangschikking geschiedt per categorie, bedoeld in artikel 1:8 en totdat het vastgestelde, voor die categorie geldende subsidieplafond is bereikt.

  • 2.

    Bij de rangschikking van de aanvragen in categorie F betreffende de activiteit die bijdraagt aan innovatie van het preventief jeugdbeleid, toont de aanvrager aan op welke wijze de activiteit innovatief is, hoe de activiteit wordt uitgevoerd en wat de potentie is van de activiteit. Het college kent punten toe aan de hand van de volgende criteria:

    a. de methodiek van de activiteit is nooit eerder toegepast: 1 punt;

    b. de activiteit bereikt jeugdigen die nooit eerder zijn bereikt: 1 punt;

    c. de samenwerking met partners in de stad is innovatief: 1 punt;

    d. de activiteit sluit aan op actuele maatschappelijke ontwikkelingen: 1 punt;

    e. de slagingskans van de activiteit is hoog: 1 punt;

    f. de potentie van de activiteit voor doorontwikkeling is groot: 1 punt.

  • 3.

    Wanneer het totaalbedrag van de te honoreren aanvragen hoger is dan het vastgesteld subsidieplafond, honoreert het college de aanvragen in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

  • 4.

    Als het subsidieplafond wordt overschreden als gevolg van aanvragen die bij de beoordeling gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast door middel van loting.

Hoofdstuk 2 Aanvraag subsidie en termijnen

Artikel 2:1 Aanvraag subsidie

  • 1.

    Subsidie wordt jaarlijks aangevraagd per categorie A tot en met E, bedoeld in artikel 1:7.

  • 2.

    Subsidie wordt jaarlijks aangevraagd voor categorie F zoals bedoeld in artikel 1:7, onder F. De aanvraag vermeldt op welke van de categorieën A, B, C, D of E de innovatie betrekking heeft en kan alleen in behandeling worden genomen als diezelfde aanvraag niet tevens onder de categorie A, B, C, D of E is ingediend.

  • 3.

    De subsidie wordt toegekend voor een periode van maximaal een kalenderjaar.

  • 4.

    Onverminderd artikel 8, tweede en derde lid, van de ASV legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    a. een verklaring waaruit blijkt in hoeverre de subsidieontvanger als BTW belaste ondernemer is aan te merken;

    b. een specificatie van verrekenbare en niet-verrekenbare BTW;

    c. een verklaring waaruit blijkt in hoeverre de subsidieontvanger als belastingplichtige op grond van de vennootschapsbelasting is aan te merken;

    d. gegevens met betrekking tot de criteria als genoemd in artikel 1:9 tot en met 1:14, op basis waarvan een beoordeling gemaakt kan worden ten behoeve van de toekenning van een subsidie.

  • 5.

    De aanvrager maakt voor de aanvraag gebruik van het door het college voor deze regeling vastgestelde digitale aanvraagformulier.

Artikel 2:2 Aanvraagtermijn

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, tweede lid, van de ASV worden aanvragen om subsidie bedoeld voor activiteiten in categorie A, B, C, D en E ingediend in het tijdvak gelegen tussen 1 juli en 1 september in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd zullen plaatsvinden.

  • 2.

    In afwijking van artikel 9, tweede lid, van de ASV worden aanvragen om subsidie bedoeld voor activiteiten in categorie F ingediend in het eerste aanvraagtijdvak, gelegen tussen 1 juli tot 1 september in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd zullen plaatsvinden, of het tweede aanvraagtijdvak, gelegen tussen 1 maart tot 1 april in het jaar waarin de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd plaatsvinden.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 2:2, eerste lid, van deze subsidieregeling kunnen aanvragen voor subsidie voor het jaar 2022 in de categorie A, B, C, D en E tevens worden ingediend in het tijdvak van 15 december 2021 tot 5 januari 2022.

Artikel 2:3 Beslistermijn

Het college beslist op een aanvraag om een subsidie, in afwijking van artikel 10, tweede lid, van de ASV, binnen twaalf weken na de einddatum van het aanvraagtijdvak.

Hoofdstuk 3 Weigeringsgronden

Artikel 3:1 Weigeringsgronden

Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 11 eerste, tweede en derde lid, van de ASV weigert het college een subsidie als:

  • a. de aanvraag niet tijdig is ingediend en deze niet reeds op grond daarvan buiten behandeling is gesteld;

    b. de aanvraag wordt gedaan voor activiteiten die naar het oordeel van het college reeds in voldoende mate uitgevoerd worden.

Hoofdstuk 4 Verplichtingen en betaling

Artikel 4:1 Verplichtingen

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 12 en 14 van de ASV, gelden voor de subsidieontvanger per categorie de aanvullende verplichtingen bedoeld in de leden 2 tot en met 5 alsmede de voor alle categorieën geldende volgende verplichtingen:

    a. de subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan de steekproefcontrole door het college om te beoordelen of de subsidie terecht is verstrekt; en

    b. de subsidieontvanger monitort de effectiviteit van de activiteit en meet de ervaring van de jeugdigen, ouders of opvoeders na afloop van de activiteit en deelt de resultaten hiervan met de gemeente.

  • 2.

    Voor de subsidieontvanger onder categorie A geldt de aanvullende verplichting dat de activiteit wordt uitgevoerd door medewerkers waarvan minimaal 25% vrijwilligers zijn.

  • 3.

    Voor de subsidieontvanger onder categorie B gelden de volgende aanvullende verplichtingen:

    a. de activiteit wordt uitgevoerd door medewerkers waarvan minimaal 50% vrijwilligers zijn;

    b. de vrijwilligers, die jeugdigen en ouders in kwetsbare posities begeleiden, beschikken over een verklaring omtrent gedrag (VOG);

    c. de aanvrager beschikt over een opleidings- en begeleidingsplan voor de vrijwilligers;

    d. de aanvrager werkt bij de uitvoering van de activiteit samen met het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG).

  • 4.

    Voor de subsidieontvanger onder categorie C, D en E gelden de volgende aanvullende verplichtingen:

    a. de aanvrager werkt bij de uitvoering van de activiteit samen met het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG);

    b. de activiteit wordt uitgevoerd door medewerkers die beschikken over de benodigde kwalificatie om jeugdigen, ouders of opvoeders in kwetsbare posities te ondersteunen;

    c. de aanvrager werkt structureel aan de deskundigheidsontwikkeling van medewerkers, zoals blijkt uit een opleidingsplan.

  • 5.

    Voor de subsidieontvanger onder categorie F gelden de volgende aanvullende verplichtingen:

    a. de aanvrager maakt in een uitvoeringsplan inzichtelijk dat de innovatieve aanpak uit te voeren is door de organisatie;

    b. de aanvraag bevat een visie op de doorontwikkeling van de pilot.

  • 6.

    Het college kan de subsidieontvanger bij de subsidieverlening verplichten:

    a. om een zakelijk zekerheidsrecht aan de gemeente te verlenen of een andere vorm van zekerheidsstelling voor de vorderingen die ontstaan uit vorderingen op grond van 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht;

    b. om de activiteiten van de subsidieontvanger te laten plaatsvinden in of op gemeentelijk vastgoed, voor zover het gemeentelijk vastgoed geschikt is om deze activiteiten uit te oefenen, of daartoe redelijkerwijs geschikt te maken is.

  • 7.

    Het college kan de subsidieontvanger bij de subsidieverlening verplichtingen opleggen die:

    a. bijdragen aan het bevorderen van social return;

    b. bijdragen aan het bevorderen van duurzaamheid;

    c. bijdragen aan het bevorderen van inclusie;

    d. bijdragen aan het bevorderen van diversiteit; en

    e. bijdragen aan het bevorderen van de toegankelijkheid voor mensen met een beperking.

Artikel 4:2 Kostensoorten

Subsidie die bij de beschikking tot verlening verdeeld is over verschillende kostensoorten, mag van de ene kostensoort naar de andere kostensoort worden overgeheveld na voorafgaande uitdrukkelijke toestemming van het college.

Artikel 4:3 bevoorschotting

  • 1.

    Bevoorschotting vindt plaats op de volgende wijze:

    a. subsidieverleningen tot € 20.000,00: 100% van de verleende subsidie in één keer;

    b. subsidieverleningen tussen € 20.000,00 en € 100.000,00: 90% van de verleende subsidie in één keer;

    c. subsidieverleningen boven € 100.000,00: 90% van de verleende subsidie in 12 maandelijkse termijnen.

  • 2.

    Indien de realisatie van de activiteiten een andere bevoorschotting vereist kan bij verlening van het eerste lid worden afgeweken.

Hoofdstuk 5 Eindverantwoording en vaststelling na verlening vooraf

Artikel 5:1 Indieningstermijn aanvraag tot vaststelling

In afwijking van artikel 17, eerste lid, van de ASV dient de subsidieontvanger voor activiteiten in categorie F de aanvraag tot vaststelling in uiterlijk twaalf weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

Artikel 5:2 Wijze van verantwoorden

  • 1.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

    a. een voor openbaarmaking geschikt inhoudelijk verslag conform artikel 17, vierde lid, van de ASV;

    b. een voor openbaarmaking geschikt financieel verslag conform artikel 17, vijfde lid, van de ASV; en

    c. een verklaring dat de verantwoording juist en volledig is. Bij verantwoording door een rechtspersoon wordt hiervoor een bestuursverklaring of directieverklaring ingediend volgens het door burgemeester en wethouders vastgestelde model.

  • 2.

    Het inhoudelijk verslag bevat:

    a. een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de gerealiseerde activiteiten;

    b. een beknopte beschrijving van de uitvoering van de gerealiseerde activiteiten. Uit deze beschrijving moet blijken of en in hoeverre aan de subsidievoorschriften is voldaan;

    c. een beknopte beschrijving van de mate waarin de resultaten zoals opgenomen in de aanvraag of verleningsbeschikking zijn gehaald;

    d. een beknopte beschrijving van de mate waarin de in de aanvraag of verleningsbeschikking geformuleerde doelstellingen zijn gehaald, of in welke mate ze hieraan hebben bijgedragen;

    e. indien doelstellingen of resultaten (deels) niet zijn gerealiseerd geeft het verslag de redenen daarvoor.

  • 3.

    Het financieel verslag bevat:

    a. een overzicht van de inkomsten en uitgaven die aansluiten bij de posten in de begroting;

    b. een toelichting op afwijkingen groter dan 10% op de hoofdposten van de begroting;

    c. de (niet verrekenbare) BTW.

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

Artikel 6:1 Hardheidsclausule

Het college kan een of meer artikelen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing ervan gelet op het belang van het doel van deze regeling leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 6:2 Evaluatie

Het college evalueert deze subsidieregeling in elk geval 1 jaar na inwerkingtreding en vervolgens elke 2 jaar, én binnen 1 jaar na afloop van de regeling.

Artikel 6:3 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst en vervalt op een door het college te bepalen tijdstip.

Artikel 6:4 Intrekking

De Subsidieregeling Jeugd 2018 (RIS299853) wordt ingetrokken op 1 november 2021.

Artikel 6:5 Overgangsrecht

De bepalingen van de Subsidieregeling Jeugd 2018 blijven van toepassing op subsidies die vóór 1 november 2021 zijn aangevraagd op basis van de Subsidieregeling Jeugd Den Haag 2018.

Artikel 6:6 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling preventie en participatie jeugd Den Haag 2021.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2:1 lid 2

Deze regeling kent zes zelfstandige categorieën van activiteiten. Categorie F stimuleert innovatie in de stad en biedt aanvragers de mogelijkheid om in te spelen op nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen. Een subsidieaanvraag onder categorie F heeft betrekking op de doelstelling van de categorieën A, B, C, D of E, maar wordt alleen in behandeling genomen als de subsidieaanvraag niet tevens onder een van deze categorieën is ingediend.

Den Haag, 22 juni 2021

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris,

Ilma Merx

de burgemeester,

Jan van Zanen

Ondertekening