Algemene Subsidieverordening gemeente Bunnik

Geldend van 01-06-2021 t/m heden

Intitulé

Algemene Subsidieverordening gemeente Bunnik

Aanhef

De raad van de gemeente Bunnik,

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 november 2020;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

Besluit vast te stellen de verordening: Algemene Subsidieverordening gemeente Bunnik

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 127) , dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunnik;

  • de-minimisverordening: verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L352), verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 352/9) en verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

  • onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • subsidie: subsidie als bedoeld in artikel 4:21 lid 1 Awb;

    • a.

      Eenmalige subsidie: subsidie voor incidentele projecten of activiteiten waarvoor het college de subsidieontvanger slechts voor één jaar wil ondersteunen.

    • b.

      Jaarlijkse subsidie: subsidie die telkens voor één jaar of voor meerdere jaren achtereen (met een maximum van vier jaar) wordt verstrekt ten behoeve van de reguliere activiteiten.

  • Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 2 Reikwijdte

Deze verordening is van toepassing op alle subsidies, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en die op grond van artikel 4:23, derde lid, van de Awb worden aangevraagd of verstrekt.

Artikel 3 Bevoegdheid college

  • 1.

    Het college is bevoegd te beslissen op aanvragen op grond van deze verordening en is belast met de uitvoering van deze verordening.

  • 2.

    Het college kan bij nadere regeling (hierna te noemen: subsidieregeling) vaststellen voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. Hierin kan tevens worden bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, welke verplichtingen worden opgelegd, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 4 Europees steunkader

  • 1.

    Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2.

    Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 5 Subsidieplafond

  • 1.

    De gemeenteraad kan subsidieplafonds vaststellen.

  • 2.

    Het college bepaalt bij subsidieregeling de wijze van verdeling van het betreffende subsidieplafond.

  • 3.

    Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 6 Tijdvak subsidie

Het tijdvak waarvoor een subsidie wordt verleend, is maximaal vier jaar. Een jaarlijkse subsidie wordt verleend onder het voorbehoud dat jaarlijks voldoende financiële middelen ter beschikking worden gesteld.

Artikel 7 Per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen

  • 1.

    Afdeling 4.2.8, waaronder de artikelen 4:71 en 4:72 van de Awb is van toepassing op jaarlijkse subsidies vanaf € 25.000,-

  • 2.

    Het eerste lid geldt onverminderd het bepaalde in de artikelen 8, 14 en 22 van deze verordening en het bepaalde in de subsidieregelingen.

Hoofdstuk 2 Subsidieverlening

Artikel 8 Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college met gebruikmaking van het vastgestelde aanvraagformulier.

  • 2.

    Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over (voor zover de gemeente daar niet over beschikt):

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten die met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een sluitende begroting van en een realistisch dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      het jaarverslag en de jaarrekening van het jaar voorgaand aan het jaar waarin de aanvraag wordt gedaan;

    • e.

      als het een subsidie betreft die per kalenderjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3.

    Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten toe aan de aanvraag.

  • 4.

    Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 9 Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag om een subsidie die voor een tijdvak van een kalenderjaar of meerdere kalenderjaren wordt verstrekt, wordt ingediend voor 1 oktober voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Andere aanvragen om subsidie worden ingediend uiterlijk zes weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 4.

    Een aanvraag om subsidie voor een of meer kalenderjaren die niet betrekking heeft op het jaar of de jaren direct volgend op het jaar waarin de aanvraag is ingediend, wordt buiten behandeling gelaten.

Artikel 10 Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2.

    Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, tweede lid, binnen 6 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 4.

    Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 11 Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb weigert het college de subsidie als:

    • a.

      de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

    • b.

      het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 2.

    Onverminderd het vorige lid weigert het college de subsidie als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader; of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Onverminderd de vorige leden kan het college de subsidie verder weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      als de te subsidiëren activiteit een commercieel doel heeft;

    • c.

      als de te subsidiëren activiteit een politieke of levensbeschouwelijke doelstelling of achtergrond heeft;

    • d.

      als de te subsidiëren activiteit inbreuk maakt op de waarden van een open en democratische samenleving;

    • e.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • f.

      indien en voor zover de aanvrager naar het oordeel van het college met eigen inspanningen in staat wordt geacht op andere wijze (een deel van) de kosten van de activiteiten te dekken;

    • g.

      indien geen sluitende begroting is overlegd dan wel het dekkingsplan naar het oordeel van het college niet realistisch is;

    • h.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • i.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • j.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

  • 4.

    Een eenmalige subsidie wordt niet versterkt als de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd:

    • a.

      behoort tot de reguliere activiteiten van de instelling of organisatie;

    • b.

      tot doel heeft de binding van de leden aan de vereniging of vrijwilligersorganisatie niet te versterken;

    • c.

      bedoeld is voor de bekostiging van onroerende zaken (restauratie, verbouw of nieuwbouw) of roerende zaken (aanschaf, vervanging).

  • 5.

    Onverminderd het bepaalde in afdeling 4.2.6 van de Awb kan het college een subsidie intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 6.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 4:57 van de Awb vordert het college een subsidie met wettelijke rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

Artikel 12 Bevoorschotting

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening wordt gegeven, kan het college besluiten tot het verlenen van een voorschot.

  • 2.

    Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in de beschikking tot subsidieverlening de hoogte en eventueel de termijnen van de voorschotten bepaald.

Hoofdstuk 3 Verplichtingen

Artikel 13 Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

  • 1.

    Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het college.

  • 2.

    Een subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden.

    • c.

      ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen.

Artikel 14 Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1.

    Bij subsidies hoger dan € 25.000,- verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.

  • 2.

    Bij subsidies verleend voor activiteiten die zijn gericht op (groepen van) kwetsbare burgers of jeugd, kan de verplichting worden opgelegd tot het overleggen van een verklaring omtrent het gedrag voor alle (vrijwillige) medewerkers die zich bezighouden met het verrichten van de betreffende activiteiten.

  • 3.

    Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de Awb worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 4.

    Bij subsidieregeling kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

  • 5.

    Bij subsidieregeling kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan het college een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb voordoet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

Artikel 15 Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, wordt door de subsidieaanvrager bij de aanvraag tot vaststelling inzicht gegeven in de gehanteerde berekeningswijze en kostenbegrippen.

Artikel 16 Niet-doelgebonden verplichtingen

Het college kan de volgende niet-doelgebonden verplichtingen als bedoeld in artikel 4:39 Awb opleggen met betrekking tot:

  • a.

    het aangaan van samenwerking tussen subsidieontvangers onderling;

  • b.

    het aangaan van samenwerking met het Centrum Voor Elkaar;

  • c.

    het aanbieden van een stageplaats voor een opleiding, een leer-werkplaats of een arbeidsplaats.

Artikel 17 Restitutie vermogensvorming

  • 1.

    In de gevallen, bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb, is de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, aan het college daarvoor een vergoeding verschuldigd.

  • 2.

    In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid onder c, d en e bepaalt het college de vergoeding naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de vermogensvorming heeft bijgedragen.

  • 3.

    Het college kan op verzoek van de subsidieontvanger beslissen dat deze geen vergoeding verschuldigd is indien:

    • a.

      de activiteiten worden overgenomen en voortgezet door een rechtspersoon met gelijke of nagenoeg gelijke doelstellingen als de subsidieontvanger, en

    • b.

      de realisatie van de doelstelling niet in gevaar komt, en

    • c.

      de activa en passiva tegen boekwaarde, bepaald op grond van historische kostprijs, worden overgenomen door de rechtspersoon die de activiteiten overneemt en voortzet.

Artikel 18 Egalisatiereserve

  • 1.

    Het college kan de subsidieontvanger bij de subsidieverlening verplichten een egalisatiereserve te vormen als bedoeld in artikel 4:72 Awb.

  • 2.

    De hoogte van de egalisatiereserve mag niet meer bedragen dan 10% van het verleende subsidiebedrag.

  • 3.

    Het college kan afwijken van het in het tweede lid genoemde percentage.

Hoofdstuk 4 Vaststelling en verantwoording

Artikel 19 Wijze van verstrekken en vaststelling subsidies tot en met € 1.000,-

  • 1.

    Subsidies tot en met € 1.000,- worden door het college direct vastgesteld.

  • 2.

    Als bij de vaststelling zoals bedoeld in het eerste lid de subsidieontvanger wordt verplicht op de daarbij aangegeven wijze en binnen de daarbij gestelde termijn aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen, vindt de betaling plaats binnen 4 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt, tenzij aanleiding bestaat de vaststelling op grond van artikel 4:49 Awb in te trekken of ten nadele van de subsidieontvanger te wijzigen.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kan van het bepaalde in dit artikel worden afgeweken.

Artikel 20 Termijn indienen aanvraag tot vaststelling subsidies van meer dan € 1.000,-

  • 1.

    Bij subsidies van meer dan € 1.000,- dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die voor een tijdvak van een kalenderjaar wordt verstrekt uiterlijk op 1 mei van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in geval van een subsidie die voor een tijdvak van meerdere kalenderjaren wordt verstrekt uiterlijk op 1 mei na afloop van het laatste kalenderjaar;

    • c.

      in andere gevallen uiterlijk 12 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2.

    Bij subsidieregeling kan van het bepaalde in dit artikel worden afgeweken.

Artikel 21 Aanvraag tot vaststelling subsidies van meer dan € 1.000,- tot en met € 25.000,-

  • 1.

    De aanvraag tot vaststelling van een subsidie van meer dan € 1.000,- tot en met € 25.000,- bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, de aan de activiteiten verbonden doelstellingen zijn bereikt en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening).

  • 2.

    Bij subsidieregeling kan van het bepaalde in dit artikel worden afgeweken.

Artikel 22 Aanvraag tot vaststelling subsidies van meer dan € 25.000,-

  • 1.

    De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, de aan de activiteiten verbonden doelstellingen zijn bereikt en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      de artikelen 4:71 en 4:72 van de Awb zijn van toepassing op per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen;

    • c.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • d.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop; en

    • e.

      een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant.

  • 2.

    Bij subsidieregeling kan van het bepaalde in dit artikel worden afgeweken.

Artikel 23 Subsidievaststelling subsidies van meer dan € 1.000,-

  • 1.

    Het college stelt een subsidie van meer dan € 1.000,- vast binnen 12 weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 2.

    Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste 8 weken worden verdaagd.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidieontvangers of activiteiten worden aangewezen waarvoor de subsidie wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 4.

    Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 16, aanhef en onder a, b of c, is ingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kan het college overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 24 Hardheidsclausule

  • 1.

    Als een bij of krachtens deze verordening gestelde termijn voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen, kan het college een andere termijn vaststellen.

  • 2.

    In een subsidieregeling kan worden bepaald dat door het college van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of –ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

  • 3.

    Toepassing van de vorige leden wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 25 Slotbepalingen

  • 1.

    De Algemene Subsidieverordening Bunnik 2017 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 juni 2021.

  • 3.

    Op aanvragen om subsidie die zijn verleend voor deze datum zijn de bepalingen van de Algemene subsidieverordening Bunnik 2017 van toepassing.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening gemeente Bunnik.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 28 januari 2021

De griffier

De burgemeester