Regeling vervallen per 31-12-2025

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland van 20 april 2021, PZH-2021-764606938 (DOS 2013-0010135) houdende regels omtrent investeringen die bijdragen aan de realisatie van het Natuur Netwerk Nederland (Openstellingsbesluit POP-3 fysieke investeringen Krimpenerwaard Zuid-Holland 2021)

Geldend van 23-10-2021 t/m 17-07-2023

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland van 20 april 2021, PZH-2021-764606938 (DOS 2013-0010135) houdende regels omtrent investeringen die bijdragen aan de realisatie van het Natuur Netwerk Nederland (Openstellingsbesluit POP-3 fysieke investeringen Krimpenerwaard Zuid-Holland 2021)

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland;

Gelet op artikel 1.3 van de Uitvoeringsregeling POP- 3 Zuid-Holland;

Overwegende dat het wenselijk is dat landbouwondernemingen in de Krimpenerwaard investeringen doen die bijdragen aan de realisatie van het Natuur Netwerk Nederland en daarmee ook bijdragen aan klimaat, biodiversiteit en kringlooplandbouw.

Besluiten:

Vast te stellen het volgende besluit:

Openstellingsbesluit POP-3 fysieke investeringen land- en tuinbouw Zuid-Holland 2021

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit openstellingsbesluit wordt verstaan onder Uitvoeringsregeling: Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland.

Artikel 2 Aanvraagperiode

  • 1. Een aanvraag voor subsidie, als bedoeld in paragraaf 2.2 van de uitvoeringsregeling kan worden ingediend in de periode van 10 mei 2021 tot 10 juni 2021 .

  • 2. Een aanvraag is tijdig ingediend indien deze binnen de in het eerste lid genoemde periode is ontvangen.

Artikel 3 Subsidiabele activiteit

In afwijking van artikel 2.2.1 van de uitvoeringsregeling kan subsidie worden verstrekt voor fysieke investeringen in landbouwondernemingen die gelegen zijn in de Krimpenerwaard;

Artikel 4 Deelplafond

  • 1. Het deelplafond voor dit openstellingsbesluit bedraagt € 1.000.000,-.

  • 2. Het deelplafond, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit 50% uit ELFPO middelen en voor 50% uit provinciale middelen.

Artikel 5 Subsidievereisten

  • 1. In afwijking van artikel 2.2.3, eerste lid, van de uitvoeringsregeling heeft de activiteit betrekking op ten minste één van de volgende thema’s:

    • a.

      klimaatadaptatie;

    • b.

      klimaatmitigatie;

    • c.

      maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlakte water en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

    • d.

      behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid draagt de activiteit bij aan de zelfrealisatie van het ecologisch verantwoord beheer of gebruik van het NNN in de Krimpenerwaard.

Artikel 6 Subsidiabele kostentypen

In afwijking van artikel 1.8, eerste lid, van de uitvoeringsregeling kunnen subsidiabele kosten bestaan uit:

  • a.

    kosten waarvoor van derden een factuur of document met gelijkwaardige bewijskracht kan worden overlegd.

  • b.

    Personeelskosten.

Artikel 7 Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 2.2.4, eerste lid, van de uitvoeringsregeling komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    de kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende goederen;

  • b.

    de kosten van de koop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

  • c.

    personeelskosten als bedoeld in artikel 1.9a van de uitvoeringsregeling

  • d.

    niet verrekenbare of compensabele BTW.

Artikel 8 Subsidiehoogte

Indien toepassing van artikel 2.2.6 van de uitvoeringsregeling ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 650.000,-, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 9 Selectiecriteria

  • 1. Gedeputeerde Staten hanteren voor de rangschikking als bedoeld in artikel 2.2.7 van de uitvoeringsregeling de volgende criteria:

    • a.

      de mate van effectiviteit van de activiteit;

    • b.

      de mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit;

    • c.

      de haalbaarheid van de activiteit;

    • d.

      de mate van innovatie;

  • 2. Voor ieder criterium, bedoeld in het eerste lid, kan een tot en met vijf punten worden behaald.

  • 3. De criteria hebben de volgende wegingsfactoren:

    • a.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder a, heeft een wegingsfactor van 4;

    • b.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder b, heeft een wegingsfactor van 3;

    • c.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder c, heeft een wegingsfactor van 2;

    • d.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder d, heeft een wegingsfactor van 1.

  • 4. Indien een aanvraag minder dan 30 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.

  • 5. Aanvragen worden op volgorde van de rangschikking gehonoreerd.

  • 6. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

  • 7. Indien de aanvragen, bedoeld in het zesde lid, een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

  • 8. Indien de aanvragen, bedoeld in het zevende lid, een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.

  • 9. Indien de aanvragen als bedoeld in het achtste lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel d.

  • 10. Indien de aanvragen als bedoeld in het negende lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b, c en d , wordt door middel van loting bepaald welke aanvraag als eerste wordt gehonoreerd.

Artikel 10 deelbetaling

In afwijking van artikel 1.19, derde lid, van de uitvoeringsregeling heeft een aanvraag om een deelbetaling betrekking op minimaal € 200.000,-.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin dit besluit is geplaatst.

Artikel 12 Werkingsduur

Dit besluit vervalt op 31 december 2025.

Artikel 12 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit POP-3 fysieke investeringen landbouw Zuid-Holland 2021.

Ondertekening

Den Haag, 20 april 2021

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

Drs. H.M.M. Koek, Secretaris.

Drs. J. Smit, voorzitter.

Toelichting

Algemeen

De sterkte/zwakte (SWOT) analyse in het Plattelandsontwikkelingsprogramma voor Nederland laat zien dat voor de landbouw in Nederland een verdere verduurzaming met behoud van de concurrentiekracht de grootste uitdaging is. De maatschappij stelt eisen aan het milieu, klimaat, dierenwelzijn, diergezondheid, landschap, omgevingskwaliteit en biodiversiteit.

De Hoofdlijnennotitie Vitale Landbouw Zuid-Holland geeft aan dat er voor de landbouw enorme uitdagingen liggen, bijvoorbeeld op het gebied van klimaat, stikstof en bodemdaling. Een transitie van de landbouw en het voedselsysteem is daarom noodzakelijk.

Met een goed beheer van de bodem en het watersysteem en een natuurvriendelijke inrichting van erven en percelen ontstaat meer ruimte voor biodiversiteit. Biodiversiteit is geen luxe, maar harde noodzaak voor een gezond ecosysteem waar we allemaal afhankelijk van zijn; van mens tot micro-organisme. Het agrarisch gebied vormt een belangrijk leefgebied voor planten- en diersoorten.

De doelstellingen voor de landbouw in Zuid-Holland worden (onder meer) uitgewerkt naar een gebiedsaanpak met maatregelen.

Met dit openstellingsbesluit worden de beschikbare POP3 middelen gericht ingezet in de Krimpenerwaard Met deze aanpak wordt een groter effect beoogd dan wanneer de investeringen verspreid door de provincie worden uitgevoerd.

In de Krimpenerwaard wordt gewerkt aan de realisatie van het NNN, waarbij landbouw en natuur elkaar niet uitsluiten. Landbouwers spelen een rol bij de realisatie van het NNN doordat ze zelf ook NNN realiseren. Deze openstelling faciliteert de zelf-realiserende landbouwers daar bij.

De vier thema’s waaraan een activiteit moet bijdragen sluiten aan bij de focusdoelen van het POP3 voor 2021 en 2022 (POP3+): klimaat, biodiversiteit/bodem, kringlooplandbouw (inclusief stikstof)

Artikel 8

De hoogte van de subsidie bedraagt 40% van de subsidiabele kosten (artikel 2.2.6 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland).

Op basis van dit openstellingsbesluit worden geen subsidies verstrekt van minder dan € 650.000,-.

Artikel 9

Alle aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen worden gerangschikt. Om de rangschikking te bepalen worden de aanvragen getoetst aan vier criteria. Aan de selectiecriteria kan een wegingsfactor worden toegekend van 1, 2, 3 of 4. Op basis van het doel van de openstelling wordt de wegingsfactor per criterium toegekend.

Criterium a: de mate van effectiviteit van de activiteit.

De effectiviteit wordt bepaald door de bijdrage die de activiteit levert aan de vier thema’s zoals beschreven in het openstellingsbesluit. De effectiviteit is groter naar mate er aan meer thema’s wordt bijdragen, waarbij ook beoordeeld in welke mate aan de verschillende thema’s wordt bijdragen. Een activiteit die er bijvoorbeeld toe leidt dat er minder brandstof verbruikt wordt, is minder effectief dan een activiteit waarmee het gebruik volledig wordt verminderd of een kringloop gesloten wordt.

Bij de beoordeling van het effect van de activiteit wordt ook gekeken naar het effect op het gebied. Activiteiten waarvan het effect beperkt blijft tot bedrijfsniveau worden als minder effectief gezien als activiteiten waarvan het effect het bedrijfsniveau overstijgt. Activiteiten die een effect hebben op de gehele NNN in de Krimpenerwaard worden als effectiefst gezien.

Hierbij wordt ook de hoogte van de gevraagde subsidie in ogenschouw genomen.

Op basis van bovenstaande punten wordt de mate van innovatie als zeer gering, gering, matig, voldoende, goed of zeer goed gekwalificeerd.

  • 0 punten worden toegekend indien de kwalificatie zeer gering is;

  • 1 punt wordt toegekend indien de kwalificatie gering is;

  • 2 punten worden toegekend indien de kwalificatie matig is;

  • 3 punten worden toegekend indien de kwalificatie voldoende is;

  • 4 punten worden toegekend indien de kwalificatie goed is;

  • 5 punten worden toegekend indien de kwalificatie zeer goed is.

Criterium b. efficiëntie

Met dit criterium wordt gekeken naar de wijze van uitvoering van de activiteit. Om dit te kunnen beoordelen wordt er gekeken naar de input (geld, kennis, kunde en overige middelen) die wordt ingezet om de output te kunnen realiseren. Het wordt als niet efficiënt gezien als de aanvrager zelf opnieuw het wiel gaat uitvinden, terwijl er al kennis en ervaring beschikbaar is uit eerdere (innovatie)projecten (zie bijvoorbeeld de website van het Netwerk Platteland https://netwerkplatteland.nl/).

Daarbij wordt bezien of de opgevoerde kosten relevant en passend zijn (worden de resultaten met de juiste middelen behaald?).

Op basis van bovenstaande punten wordt de mate van innovatie als zeer gering, gering, matig, voldoende, goed of zeer goed gekwalificeerd.

  • 0 punten worden toegekend indien de kwalificatie zeer gering is;

  • 1 punt wordt toegekend indien de kwalificatie gering is;

  • 2 punten worden toegekend indien de kwalificatie matig is;

  • 3 punten worden toegekend indien de kwalificatie voldoende is;

  • 4 punten worden toegekend indien de kwalificatie goed is;

  • 5 punten worden toegekend indien de kwalificatie zeer goed is.

Criterium c. de haalbaarheid van de activiteit.

De haalbaarheid van de activiteit heeft zowel betrekking op de procesmatige kant van de activiteit als de meer inhoudelijke kant van de activiteit. Bij de procesmatige kant wordt de haalbaarheid bepaald door de volgende aspecten in samenhang te bezien:

  • de kwaliteit (ervaring, opleiding) die gesteld wordt aan de projectleider

  • hoe realistisch is het projectplan,

  • zijn relevante partijen bij de ontwikkeling betrokken,

  • kent het project een realistische planning, opzet en begroting,

  • zijn eventueel benodigde vergunningen al verleend,

  • zijn risico’s geïdentificeerd en gereduceerd.

Bij de meer inhoudelijke kant van de activiteit wordt de haalbaarheid bepaald door te beoordelen of het beoogde effect van de activiteit ook daadwerkelijk haalbaar is. Heeft de activiteit bijvoorbeeld betrekking op de teelt van een gewas die in het betreffende gebied zeer risicovol of niet kansrijk is, dan zal de haalbaarheid als zeer gering of gering beoordeeld worden.

Op basis van bovenstaande punten wordt de haalbaarheid als zeer gering, gering, matig, voldoende, goed of zeer goed gekwalificeerd.

  • 0 punten worden toegekend indien de kwalificatie zeer gering is;

  • 1 punt wordt toegekend indien de kwalificatie gering is;

  • 2 punten worden toegekend indien de kwalificatie matig is;

  • 3 punten worden toegekend indien de kwalificatie voldoende is;

  • 4 punten worden toegekend indien de kwalificatie goed is;

  • 5 punten worden toegekend indien de kwalificatie zeer goed is.

Criterium d. de mate van innovatie

De mate van innovatie is gelet op de doelstelling van dit openstellingsbesluit niet het meest belangrijke selectiecriterium en heeft dan ook de laagste wegingsfactor.

De mate van innovatie wordt beoordeeld door de volgende punten in samen hang te bezien:

  • -

    de tijd dat de investering op de markt beschikbaar is, zijn er al nieuwere typen op de markt;

  • -

    is de investering recent ontwikkeld en getest in een proeftuin;

  • -

    wordt de investering elders in Europa al toegepast, maar in Nederland nog niet;

  • -

    wordt de investering in Nederland al volop toegepast, maar in het gebied nog niet.

Aan een investering die recent in een proeftuin is ontwikkeld en getest en die in Europa nog niet wordt toegepast wordt een hogere puntenscore toegekend, dan aan een investering die al geruime tijd beschikbaar is en ook in Nederland volop wordt toegepast.

Op basis van bovenstaande punten wordt de mate van innovatie als zeer gering, gering, matig, voldoende, goed of zeer goed gekwalificeerd.

  • 0 punten worden toegekend indien de kwalificatie zeer gering is;

  • 1 punt wordt toegekend indien de kwalificatie gering is;

  • 2 punten worden toegekend indien de kwalificatie matig is;

  • 3 punten worden toegekend indien de kwalificatie voldoende is;

  • 4 punten worden toegekend indien de kwalificatie goed is;

  • 5 punten worden toegekend indien de kwalificatie zeer goed is.