Regeling vervallen per 11-01-2022

Besluit van het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Waddenfonds houdende regels omtrent het subsidieplafond voor delen van de thema’s natuur, Werelderfgoed, cultuurhistorie en landschapsontwikkeling, bodem, water, licht en geluid, verduurzaming energiehuishouding, duurzame waddenhavens, duurzame visserij en duurzame agrarische sector uit het uitvoeringsprogramma Waddenfonds (Subsidieregeling thematische uitvoering Waddenfonds 2021/01 (Stuw ‘21))

Geldend van 10-07-2021 t/m 10-01-2022

Intitulé

Besluit van het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Waddenfonds houdende regels omtrent het subsidieplafond voor delen van de thema’s natuur, Werelderfgoed, cultuurhistorie en landschapsontwikkeling, bodem, water, licht en geluid, verduurzaming energiehuishouding, duurzame waddenhavens, duurzame visserij en duurzame agrarische sector uit het uitvoeringsprogramma Waddenfonds (Subsidieregeling thematische uitvoering Waddenfonds 2021/01 (Stuw ‘21))

[Deze publicatie betreft een rectificatie omdat de artikelen 2.15 tot en met 2.17 ontbraken. De oorspronkelijke publicatie is op 02 april 2021 bekendgemaakt, beschikbaar via Blad gemeenschappelijke regeling 2021, 275.]

Het dagelijks bestuur van het Waddenfonds, gelet op

  • artikel 5 van de Gemeenschappelijke regeling Waddenfonds,

  • artikel 1.4 van de Algemene subsidieverordening Waddenfonds 2017

  • de Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (Algemene groepsvrijstellingsverordening)

  • Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (reguliere de-minimisverordening)

  • Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun in de landbouwsector (de-minimisverordening landbouw)

  • Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-mini-missteun in de visserij- en aquacultuursector (de-minimisverordening visserij)

  • Het Uitvoeringsprogramma Waddenfonds 2017-2026

  • Het Uitvoeringskader Waddenfonds 2017-2026

    besluit de navolgende subsidieregeling vast te stellen:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

kernkwaliteiten:

De kernkwaliteiten van het Waddengebied zoals genoemd in het uitvoeringsprogramma: cultuurhistorisch en landschappelijk waardevolle elementen, natuurlijke dynamiek, rust, ruimte, duisternis, landschap en vergezichten;

pilot:

Een project met een ‘leren door doen’ karakter waarin praktische kennisvragen worden beantwoord, door middel van het uitvoeren van testen met een voorziene uitrol in het Waddengebied, niet zijnde fundamenteel wetenschappelijk onderzoek;

subsidieverordening:

De Algemene subsidieverordening Waddenfonds 2017;

TRL-model:

Technology Readiness Level-model van NASA, waarin het ontwikkelingsproces van technologische innovaties is verdeeld in negen fases;

uitvoeringsprogramma:

Het Uitvoeringsprogramma Waddenfonds 2017-2026, dat als bijlage bij deze subsidieregeling is gevoegd;

VWEU:

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

Waddenspecifiek:

direct betrekking en effect hebbend op het Waddengebied, de kernkwaliteiten versterkend dan wel minimaal de kernkwaliteiten niet aantastend en aansluitend bij de kansen en de bedreigingen van en in het Waddengebied.

Artikel 1.2 Subsidieverstrekking

Op subsidieverstrekking is de subsidieverordening van toepassing.

Artikel 1.3 Subsidieplafond en verdeelsystematiek

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt € 8.000.000,=.

  • 2. Subsidie wordt verdeeld op basis van volgorde van binnenkomst.

  • 3. In het geval door verstrekking van subsidie voor aanvragen als bedoeld in het tweede lid, die dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 1.4 Aanvraag

  • 1. Aanvragen kunnen worden ingediend van vrijdag 23 april 2021 10.00 uur tot en met woensdag 15 december 2021 12.00 uur bij het Waddenfonds (mailto:info@waddenfonds.nl of Ruiterskwartier 121A, 8911 BS Leeuwarden).

  • 2. De subsidieaanvraag omvat ten minste een:

    • a.

      ondertekend aanvraagformulier volgens het vastgestelde format van het Waddenfonds;

    • b.

      projectplan;

    • c.

      begroting en financieringsplan;

    • d.

      exploitatieplan en/of businesscase

  • en indien van toepassing een:

    • e.

      getekende samenwerkingsovereenkomst;

    • f.

      getekende machtiging.

Artikel 1.5 Kring van aanvragers

Voor subsidie komen uitsluitend in aanmerking:

    • a.

      publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van Rijk(sdiensten) en provincies;

    • b.

      privaatrechtelijke rechtspersonen;

    • c.

      ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid;

    • d.

      samenwerkingsverbanden van partijen onder a, b en c, vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst, waarin tenminste vertegenwoordiging (penvoerder) en onderlinge rechten en plichten zijn vastgelegd.=

Artikel 1.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie voor activiteiten die naar het oordeel van het dagelijks bestuur geen staatssteun vormt in de zin van artikel 107, eerste lid, VWEU, bedraagt nooit meer dan 90% van de subsidiabele kosten, met dien verstande dat de subsidie in ieder geval niet meer kan bedragen dan op grond van andere regelgeving mogelijk is, voor zover dit minder dan 90% van de subsidiabele kosten is.

  • 2. Het subsidiepercentage of subsidiebedrag wordt naar beneden bijgesteld indien:

    • a.

      er sprake is van overfinanciering;

    • b.

      subsidie het tekort op de onrendabele top overstijgt.

  • 3. De subsidie bedraagt ten hoogste € 1.000.000,=.

Artikel 1.7 Niet-subsidiabele activiteiten en kosten

  • 1. Onverminderd artikel 2.6 van de subsidieverordening wordt geen subsidie verstrekt voor:

    • a.

      restauratie of instandhouding van bouwwerken, landschapselementen en structuren,

    • b.

      fysieke aanpassingen aan bouwwerken, landschapselementen en structuren indien deze fysieke aanpassingen niet noodzakelijk zijn om activiteiten te gaan uitvoeren die bijdragen aan de doelen van het Waddenfonds.

    • c.

      reguliere investeringen, reguliere beheer- en onderhoudswerken en het voldoen aan wettelijke voorschriften.

    • d.

      de aanschaf en plaatsing van zonnepanelen, windmolens, individuele warmtepompen en overige rendabele energiemaatregelen.

  • 2. In afwijking van lid 1 onder a en b geldt dat voor cultuurhistorische bouwwerken, - landschapselementen en -structuren die provinciaal of gemeentelijk als monumentaal zijn aangewezen of als zodanig kunnen worden beschouwd, wel subsidie kan worden verstrekt voor

    • -

      restauratie of instandhouding of

    • -

      fysieke aanpassingen, wanneer deze fysieke aanpassingen ertoe bijdragen dat het betreffende gebouw, het landschap of de structuur toekomstbestendig in stand kan worden gehouden. In dit geval zijn alleen de bijkomende kosten voor fysieke aanpassingen subsidiabel die nodig zijn om een nieuwe activiteit te realiseren in het bouwwerk, landschap of de structuur.

  • 3. Onverminderd artikel 1.7 van de subsidieverordening komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

    • kosten voor evenementen;

    • kosten voor websites;

    • kosten voor filmmateriaal;

    • kosten voor andere informatievoorziening;

    • marketing- en haalbaarheidsstudies

  • voor zover het subsidiebedrag ter zake van deze kosten tezamen meer bedraagt dan 10% van het maximale subsidiebedrag. Hierbij geldt dat het maximale subsidiebedrag ter zake van deze kosten tezamen maximaal € 50.000,= bedraagt.

  • 4. Onverminderd artikel 1.7 van de subsidieverordening zijn eigen arbeids- en loonkosten boven 50% van de subsidiabele kosten, niet subsidiabel.

  • 5. Onverminderd artikel 1.7 van de subsidieverordening zijn kosten voor wetenschappelijk onderzoek niet subsidiabel voor zover deze meer dan 10 % van subsidiabele kosten bedragen. Deze grens geldt niet voor kosten voor praktijkgericht onderzoek of wetenschappelijke begeleiding daarvan.

Artikel 1.8 Vereisten

Onverminderd het bepaalde in artikel 2.6 van de subsidieverordening, wordt om voor subsidie in aanmerking te komen voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    Het project moet geheel of in overwegende mate bijdragen aan de doelen van het Waddenfonds;

  • b.

    Het project moet waddenspecifiek zijn;

  • c.

    het project heeft ten minste een bovenlokaal effect;

  • d.

    het project heeft een eigenstandig karakter;

  • e.

    het project gaat in ambitie en doelen significant verder dan vastgelegd in vigerend beleid of wet- en regelgeving of voldoet hier significant sneller dan gesteld of vereist aan;

  • f.

    het project past binnen de door provinciale staten respectievelijk het algemeen bestuur vastgestelde beleids- en uitvoeringskaders met betrekking tot het werkingsgebied van het Waddenfonds;

  • g.

    Het project moet duurzaam zijn;

  • h.

    de subsidiabele kosten bedragen € 200.000,= of meer;

ingeval de aanvraag een of meer onderstaande elementen bevat, zal ook aan de bij die elementen genoemde vereisten moeten worden voldaan:

  • i.

    te ontwikkelen of te herstellen landschapselementen zijn onderdeel van cultuurhistorisch waardevolle patronen en structuren;

  • j.

    de activiteiten van technologische (pilot)projecten bevinden zich in de TechnologyReadiness Levels (TRL’s) 4 tot en met 8.

Hoofdstuk 2 Subsidiabele activiteiten

Natuur

Artikel 2.1. subsidiabele activiteiten themalijn Waddenzee en het Eems-Dollard estuarium: herstel natuurlijke processen

Subsidiabel zijn:

  • a.

    Pilots en/of maatregelen die slib onttrekken aan het systeem en die bijdragen aan de verhoging van de primaire productie van de Eems-Dollard. Dit bij voorkeur in combinatie met maatregelen die de natuurwaarde van de Waddenzee of het daaraan grenzende kustgebied versterken. Daarbij dienen de pilots aantoonbaar voort te borduren en/of aanvullend te zijn op de (tussentijdse) uitkomsten van de pilotprojecten van het door het Waddenfonds ondersteunde programma Vitale Kust Eems-Dollard en/of het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport Eems-Dollard 2050.

  • b.

    Pilots en/of maatregelen voor natuurverbetering in het voor visserij gesloten gebied (als gevolg van het Viswad-convenant gesloten gebieden in het sublitorale deel van de Waddenzee)

  • c.

    Pilots en/of maatregelen die de swimway en/of flyway functie van de Waddenzee zelf versterken voor met name vogels en vissen en/of die de samenstelling van het voedselweb verbreden. Daarbij dienen de pilots aantoonbaar voort te borduren en/of aanvullend te zijn op de (tussentijdse) uitkomsten van de door het Waddenfonds ondersteunde (pilot)projecten Ruim baan voor vissen (I en II) en Swimway, Vissen voor verbinding en de Vismigratierivier.

  • d.

    Pilots en/of maatregelen gericht op het vergroten van de Waddenzee door de realisering van (binnendijkse) brakwatergebieden en/of de realisering van vogeleilanden of hoogwatervluchtplaatsen voor visetende vogels.

  • e.

    Pilots en/of maatregelen die invulling geven aan meer dynamiek in het kust- en waterbeheer in duingebieden op de Waddeneilanden.

Artikel 2.2 subsidiabele activiteiten themalijn Herstel biobouwers en voedselweb

Subsidiabel zijn:

  • a.

    Pilots en/of maatregelen ter vergroting van het areaal aan biobouwers. Indien deze pilots of maatregelen zich op zeegras richten, dient het te gaan om maatregelen die kennisleemtes opvullen en/of die voortborduren en/of aanvullend zijn op de uitkomsten van de tot nu toe uitgevoerde en door het Waddenfonds ondersteunde projecten voor zeegrasherstel

  • b.

    Pilots en/of maatregelen die het bodemleven herstellen door de aanleg/ontwikkeling van ruwe bodemstructuren, mits die voortborduren en/of aanvullend zijn op de uitkomsten van tot nu uitgevoerde en door het Waddenfonds ondersteunde projecten voor het herstel van biobouwers zoals Waddenmozaïek en Rijke Dijk dan wel toegevoegde waarde hebben ten opzichte van de nu lopende projecten.

  • c.

    Kavelruil van (kweek- en verwater)percelen die zorgt voor het substantieel reduceren van het aantal mosselzaadinvangpercelen op ecologisch waardevolle locaties.

  • d.

    Maatregelen die de afbraaktijd van biologische afbreekbare structuren voor mosselbankherstel verkorten tot maximaal 2 jaar.

Artikel 2.3 subsidiabele activiteiten themalijn Randen van het wad: behoud/herstel en versterking vogelstand van wad, kust en duin

Subsidiabel zijn:

  • a.

    Pilots en/of maatregelen gericht op:

    • -

      het aanleggen en verbeteren van hoogwatervluchtplaatsen/kwelders,

    • -

      het creëren van broedgelegenheid en/of het versterken van de voedselbeschikbaarheid of

    • -

      het verbeteren van milieuomstandigheden voor wad-, kust- en duinvogels om te foerageren, te migreren, te rusten en te broeden.

  • Deze dienen voort te borduren en/of aan te sluiten op de resultaten van de door het Waddenfonds ondersteunde projecten Rust voor vogels, ruimte voor mensen, Wij en Wadvogels en Wadvogels van allure;

  • b.

    Fysieke maatregelen langs de randen van het Wad die leiden tot de aanleg van nieuwe habitats of tot een betere functievervulling van habitats voor flyway populaties;

  • c.

    Maatregelen die aantoonbaar bijdragen aan het behoud van rust op droogvallende zandplaten, in broedgebieden, hoogwatervluchtplaatsen en foerageergebieden en die de predatiebestendigheid van dergelijke gebieden versterken.

Artikel 2.4 Specifieke criteria

Voor alle subsidiabele pilots en maatregelen onder het thema natuur, de artikelen 2.1 tot en met 2.3, geldt zowel dat:

  • -

    de meerwaarde ten opzichte van de nu lopende (pilot) projecten en de eventuele tussentijdse resultaten daarvan onderbouwd moet worden, als dat

  • -

    om te kunnen leren, monitoring en evaluatie van de effectiviteit van de projectmaatregelen onderdeel moet zijn van de te ontwikkelen projecten.

Werelderfgoed, cultuurhistorie en landschapsontwikkeling

Artikel 2.5 Subsidiabele activiteiten themalijn Cultuurhistorie en landschapsontwikkeling

Subsidiabel zijn:

  • a.

    investeringen die in overwegende mate bijdragen aan een zorgvuldige landschapsontwikkeling en die gebiedseigen (waaronder cultuurhistorische) kwaliteiten versterken;

  • b.

    investeringen die nieuwe publieke functies toevoegen aan een cultuurhistorisch waardevol element of cultuurhistorisch waardevolle structuur;

  • c.

    investeringen gericht op het benutten en/of beleefbaar maken van de waarde van de voor het Waddengebied gebiedseigen (waaronder cultuurhistorische) kwaliteiten en typische cultuurhistorische elementen, indien deze in samenhang worden uitgevoerd met het versterken ervan zoals bedoeld in a en b;

  • d.

    investeringen gericht op het toegankelijker maken van kwelders, uitsluitend in combinatie met natuur- en landschapsontwikkeling van de kwelders, op locaties waar dit niet ten koste gaat van natuurwaarden en kernkwaliteiten;

  • e.

    activiteiten gericht op het informeren van bewoners en bezoekers over de kernwaarden van het Waddengebied, alleen als beperkt onderdeel van een concreet project met fysieke investeringen in de kernwaarden zoals bedoeld onder a en b.

Bodem, water, licht en geluid

Artikel 2.6 Subsidiabele activiteiten thema Bodem, water, licht en geluid

  • 1. Subsidiabel zijn:

    • a.

      Pilots of investeringen die bijdragen aan meer licht en /of zuurstof in de waterkolom in de Waddenzee door minder bodemverstoring en/of minder slib en suspensie;

    • b.

      Pilots of investeringen die bijdragen aan vermindering van systeemvreemde stoffen (plastic, chemisch, stikstof) en voorkomen/terugdringen van exoten in de Waddenzee;

    • c.

      Investeringen die de kans op of de impact van scheepsrampen verminderen;

    • d.

      Investeringen die condities scheppen voor instandhouding en /of vergroten van het areaal litoraal (wadplaten, kwelders) bij gemiddelde zeespiegelstijging;

    • e.

      Pilots gericht op het ontwikkelen van innovatieve technieken die de effecten van het baggeren op de waterkwaliteit verminderen en bijdragen aan minder vertroebeling van het water;

    • f.

      Investeringen die ertoe leiden dat er locaties worden ingericht waar slib ingevangen, opgeslagen, gewonnen, gereinigd, gedroogd en/of bewerkt kan worden als voorbereiding op nuttige toepassingen. Het moet daarbij gaan om additionele maatregelen ten opzichte van maatregelen waarvoor overheden reeds verantwoordelijk zijn;

    • g.

      Investeringen die bijdragen aan vermindering van de effecten van menselijk gebruik, de gecombineerde effecten van klimaatverandering en bodemdaling en het behoud en vergroting van rust op Wadplaten. In het bijzonder op de vijf toplocaties gelegen nabij de eilanden;

    • h.

      Investeringen die ertoe bijdragen dat verstoring door geluid en/of licht van diverse bronnen op en rond de Waddenzee afneemt;

    • i.

      Investeringen en/of pilots gericht op het voorkomen van afval aan boord van gebruikers van de Waddenzee.

  • 2. Investeringen gericht op bewustwording van de problemen of investeringen die geheel of voornamelijk gericht zijn op gedragsverandering zijn niet subsidiabel.

Verduurzaming energiehuishouding

Artikel 2.7 Subsidiabele activiteiten themalijn Hernieuwbare energiebronnen, optimalisering afstemming, vraag en aanbod van energie in het Waddengebied.

  • 1. Subsidiabel zijn:

    • a.

      Investeringen in het Waddengebied (met uitzondering van de Waddeneilanden) gericht op het optimaal afstemmen van vraag en aanbod van energie door dorpen/dorpscoöperaties in combinatie met activiteiten die bijdragen aan behoud en/of versterking van de kernkwaliteiten. Subsidiabel zijn daarbij de innovatieve onderdelen van plannen om energie op te slaan (met waterstof, accu’s of anderszins), warmtenetten, groen gas, smart grids (in het bijzonder samen met bedrijven of boerenbedrijven in of nabij het dorp) of andere innovatieve onderdelen die nog niet marktrijp zijn (TRLfase 4-8).

    • b.

      Investeringen die energie(besparings)maatregelen stimuleren in de bestaande woningbouw in de karakteristieke centra van plaatsen in het Waddengebied. Subsidiabel zijn daarbij de innovatieve onderdelen van projecten, zoals bio- en groen gas, warmtenetten en opslag van energie of andere innovatieve onderdelen die nog niet marktrijp zijn (TRLfase 4-8). De energie(besparings)maatregelen dienen bij te dragen aan behoud en versterking van de cultuurhistorische kwaliteiten van de centra en mogen daar minimaal geen afbreuk aan doen.

    • c.

      Investeringen die energie(besparings)maatregelen stimuleren in de recreatieve/toeristische sector. Subsidiabel zijn daarbij de innovatieve onderdelen van projecten die nog niet marktrijp zijn (TRLfase 4-8). Alleen maatregelen die passen bij het landschappelijk karakter en de schaal van het omliggende gebied zijn subsidiabel.

    • d.

      Investeringen gericht op toepassing van blue energy, getijdenenergie, golfslagenergie en/of de integratie van dergelijke technieken met versterking van dijken in het kader van het Hoogwaterbeschermingsprogramma/Deltaprogramma. De investeringen dienen aantoonbaar een vervolg te zijn op uitgevoerde of lopende projecten met betrekking tot energiewinning uit zeewater. Projecten gericht op productie van duurzame elektriciteit uit water met nieuwe technieken zijn ook mogelijk, mits de meerwaarde ten opzichte van lopende en/of reeds uitgevoerde projecten wordt onderbouwd.

  • 2. Waddenfondssubsidie is altijd additioneel op onderdelen van programma’s van EU, rijksoverheid, gemeenten en provincies. De subsidie dient dan wel om investeringen in TRLfase 4-8 mogelijk te maken en bedraagt nooit meer dan de resterende onrendabele top van een investering.

Artikel 2.8 Niet subsidiabele kosten en activiteiten Verduurzaming energiehuishouding

Niet subsidiabel zijn pilots gericht op de omschakeling van recreatieve scheepvaart naar varen op waterstof.

Duurzame waddenhavens

Artikel 2.9 subsidiabele activiteiten themalijn Werelderfgoed-waardige havens (‘Unesco’-havens).

Subsidiabel zijn investeringen die bijdragen aan het (verder) verduurzamen van het havenbedrijf.

Het betreft investeringen aanvullend op de milieumaatregelen van de EcoPort certificering waarbij wordt ingezet op:

  • versterking van waddengerelateerde natuurwaarden in de havens of

  • productie van schone brandstoffen en schone technologie voor het havengebonden transport, gericht op het versnellen van de overgang naar een “low carbon en een zero carbon economie”.

Artikel 2.10 subsidiabele activiteiten themalijn Verduurzaming logistieke en industriële processen (nieuwe technologie/ toepassing groene grondstoffen/ reststromen, biobased economy) die leidt tot vermindering van de belasting van de ecologie van de Waddenzee.

Subsidiabel zijn innovatieve pilots gericht op verduurzaming van logistieke en industriële processen in de Waddenhavens die bijdragen aan afname van de belasting van de ecologie van de Waddenzee (hergebruik grondstoffen, afname emissies) en/of op toename van de biodiversiteit in de havens.

Artikel 2.11 Specifiek vereiste Duurzame waddenhavens

Waddenfondssubsidie is altijd additioneel op onderdelen van programma’s van EU, rijksoverheid, gemeenten en provincies. De subsidie dient dan wel om investeringen in TRLfase 4-8 mogelijk te maken en bedraagt nooit meer dan de resterende onrendabele top van een investering.

Duurzame visserij

Artikel 2.12 subsidiabele activiteiten themalijn Duurzame visserij- en verwerkingstechnieken

Subsidiabel zijn:

  • a.

    Pilots gericht op het verminderen van de impact van Wadvisserij op de ecologische waarde van de Waddenzee indien ze bijdragen aan het voorkomen van bijvangst en vistechnieken met minder bodemberoering;

  • b.

    Pilots gericht op verduurzaming van de mosselzaadbodemvisserij/mosselzaadvanginstallaties waarmee bevorderd wordt dat de omvang van de mosselzaadvisserij vermindert of verdwijnt uit de Waddenzee en /of de ecologische impact wordt verkleind;

  • c.

    Pilots gericht op kavelruil van (kweek- en verwater)percelen die zorgen voor het reduceren van het aantal percelen op ecologisch waardevolle locaties en/of voor het reduceren van negatieve ecologische effecten van herverkaveling of juist zorgt voor een natuurplus daarvan;

  • d.

    Pilots gericht op duurzame, hygiënische verwerking van producten van de Wadvisserij aan boord en aan wal;

  • e.

    Pilots gericht op het benutten van reststromen (waaronder bijvangsten) van de Wadvisserij;

  • f.

    Pilots gericht op het voorkomen van afval aan boord.

Artikel 2.13 subsidiabele activiteiten themalijn Verbreding en flexibilisering

Subsidiabel zijn pilots die zich richten op het bevorderen van geïntegreerde seizoensgebonden visserij bij voorkeur in combinatie met investeringen die de keten versterken. Hierbij kan gedacht worden aan regionale verwerking en afzet, bevorderen van export van Waddenproducten en/of verbinding met toerisme en havens.

Artikel 2.14 Subsidiabele activiteiten thema Aquaculturen

  • 1. Subsidiabel zijn:

    • a.

      Pilots gericht op de ontwikkeling van nieuwe, innovatieve kweeksystemen zoals aquaponics, schelpdierenkweek en zilte teelten op land, mits deze aantoonbaar een vervolg zijn op bestaande innovaties die niet in aanmerking komen voor een subsidie uit het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV);

    • b.

      Pilots om te komen tot een rendabele businesscase voor een mosselzaadkwekerij gericht op duurzaam herstel van mosselbanken en duurzame exploitatie daarvan;

    • c.

      Pilots gericht op verduurzaming van de oogst van Waddenzeeproducten ten opzichte van de bestaande oogstpraktijk. In het project moet onderbouwd worden dat de ecologische kwaliteit van de Waddenzee wordt verbeterd;

    • d.

      Pilots binnendijks, gericht op de productie van duurzaam uitgangsmateriaal voor aquaculturen;

    • e.

      Pilots gericht op versnelde marktintroductie van praktijkgerichte, economisch rendabele en duurzame toepassing van (ketens van) aquaculturen in/vanuit het Waddengebied waarbij geldt dat deze pilots niet plaatsvinden in de Waddenzee, maar op land of in de Noordzee, met impact op het Waddengebied.

  • 2. Waddenfondssubsidie is altijd additioneel op onderdelen van programma’s van EU, rijksoverheid, gemeenten en provincies. De subsidie dient dan wel om investeringen in TRLfase 4-8 mogelijk te maken en bedraagt nooit meer dan de resterende onrendabele top van een investering.

  • 3. Het Waddenfonds sluit aan bij de visserijakkoorden zoals Viswad, Vibeg en het mosselconvenant. Pilots mogen niet in strijd zijn met deze convenanten en bij voorkeur de uitvoering ervan bevorderen.

Duurzame agrarische sector

Artikel 2.15 Subsidiabele activiteiten themalijn Verzilting en ontwikkeling van zilte teelten

Subsidiabel zijn:

    • a.

      Pilots gericht op inpassing van zouttolerante gewassen en/of zilte teelten in de agrarische bedrijfsvoering in het Waddengebied;

    • b.

      Pilots gericht op versnelde marktintroductie van zouttolerante soorten en rassen of zilte teelten in/vanuit het Waddengebied;

    • c.

      Pilots gericht op een zorgvuldig bodembeheer (wisselteelten, bodemvruchtbaarheid kleibodems) gerelateerd aan de verziltingsproblematiek in het Waddengebied.

Artikel 2.16 subsidiabele activiteiten themalijn Slim omgaan met zoet water

Subsidiabel zijn innovatieve investeringen voor het efficiënter omgaan met zoet water gericht op het anticiperen op veranderingen in seizoenomstandigheden en zeespiegelstijging. Het gaat hierbij om initiatieven die in het gehele Waddengebied effect sorteren of toepasbaar zijn (meerdere agrarische ondernemers, bij voorkeur in elke waddenprovincie) hebben de voorkeur. Projecten dienen aantoonbaar een vervolg te zijn op uitgevoerde of lopende projecten. Binnen deze projecten zijn kennisvragen geformuleerd. Projecten die verdergaan waar de eerder genoemde projecten en beantwoording van de kennisvragen ophouden, dienen dan aantoonbaar een vervolg te zijn op uitgevoerde of lopende Waddenfondsprojecten.

Artikel 2.17 subsidiabele activiteiten themalijn pilots circulaire economie (biobased): omgaan met reststromen.

Subsidiabel zijn:

    • a.

      Maatregelen die bijdragen aan het beter benutten van stromen van (rest)stoffen in de primaire agrarische sector eventueel in samenhang met andere relevante reststromen. De voorkeur gaat uit naar projecten waarbij (rest)producten uit de Waddenzee knelpunten in de agrarische sector verminderen en emissie van mest-, ammoniak- of nutriënten uit de agrarische sector wordt verkleind zodat deze de Waddenzee niet belasten;

    • b.

      Pilots waarbij (rest)stromen economisch rendabel en duurzaam worden omgezet in biobased energie.

Hoofdstuk 3 Slotbepaling

Artikel 3.1 Citeertitel en inwerkingtreding

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als Subsidieregeling thematische uitvoering Waddenfonds 2021/01 (Stuw ’21) en treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking in het publicatieblad van het Waddenfonds.

Ondertekening

Namens het dagelijks bestuur van het Waddenfonds,

C.J. Loggen, voorzitter,

G.W. Huisman, secretaris

Toelichting bij het Subsidieregeling thematische uitvoering Waddenfonds (Stuw ’21) 2021/01 1

Algemeen

Het Waddenfonds heeft verschillende mogelijkheden om met een bijdrage in de vorm van subsidie, zijn doelen te bereiken. In het Uitvoeringsprogramma Waddenfonds is onder meer voorzien in het openstellen van specifieke subsidieregelingen, ook wel thematische openstellingen genoemd. De laatste jaren heeft het Waddenfonds jaarlijks een openstelling gedaan die gold voor alle acht thema’s en daaronder vallende themalijnen, die in het Uitvoeringsprogramma zijn genoemd.

Deze subsidieregeling richt zich specifiek op zeven thema’s c.q. themalijnen uit het Uitvoeringsprogramma. Dit zijn de volgende:

  • 1.

    Natuur

  • 2.

    Werelderfgoed, cultuurhistorie en landschapsontwikkeling;

  • 3.

    Bodem, water, licht en geluid;

  • 4.

    Verduurzaming energiehuishouding;

  • 5.

    Duurzame Waddenhavens

  • 6.

    Duurzame visserij.

  • 7.

    Duurzame agrarische sector

Ad 1. Natuur

Het Waddenfonds continueert de inzet op herstel en ontwikkeling van waddenspecifieke natuurwaarden, waarbij het zich met name richt op projecten die de Waddenzee robuuster maken en meer ruimte geven voor het verloop van natuurlijke processen. Het Waddenfonds stelt zich ten doel maatregelen te stimuleren die zo veel mogelijk op systeemniveau bijdragen aan herstel van natuurlijke processen in de Waddenzee en op ecologische verbetering van de Eems-Dollard. Het accent ligt op projecten met een financiële omvang die te gering is om voor een bijdrage vanuit het Investeringskader Waddengebied in aanmerking te komen.

Bij de artikelsgewijze toelichting van de subsidiabele activiteiten wordt nadere uitleg gegeven voor de drie themalijnen over de achtergronden en de doelen die het Waddenfonds daarmee wil bereiken.

Ad 2. Werelderfgoed, cultuurhistorie en landschapsontwikkeling

De kwaliteit van het landschap en de verhalen over de ontwikkeling van het gebied staan centraal in dit thema (als onderdeel van het eerste hoofddoel van het Waddenfonds) en vormen de basis voor het recreatief en toeristisch gebruik dat in het Uitvoeringsprogramma als een belangrijke economische functie een apart thema vormt, gerangschikt onder hoofddoel 3.

Eerder zijn veel projecten gehonoreerd die zich bezighielden met de verhalen over de ontwikkeling van het gebied. Daarom wil het Waddenfonds in deze openstelling graag projectvoorstellen honoreren die zich bezig houden met het verbeteren van de kwaliteit van het landschap, of het herstel daarvan, zodanig dat de cultuurhistorie hiervan zichtbaar wordt en dat recreatief en toeristisch gebruik mogelijk wordt gemaakt.

Ad 3. Bodem, water, licht en geluid

Een aantal activiteiten in het Waddengebied en externe invloeden hebben een negatieve impact op de waterkwaliteit, de opbouw en het functioneren van het voedselweb, het areaal biobouwers, de klimaatbestendigheid en de functie van de Waddenzee in internationale ecologische verbanden en kunnen de kernkwaliteiten en de natuurwaarden aantasten. Het doel van dit thema is het verminderen en wegnemen van externe bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee. Het Werelderfgoed Waddenzee is een uniek en kwetsbaar gebied. Het gebied heeft specifieke kwaliteiten (kernkwaliteiten) en natuurwaarden die behouden of verbeterd moeten worden.

Ad 4. Verduurzaming energiehuishouding

Voor verduurzaming van de energiehuishouding baseert het Waddenfonds zich op de ‘triasenergetica’: het tegengaan van verspilling van energie (energiebesparing), het zo efficiënt en schoon mogelijk gebruiken van fossiele brandstoffen en het winnen van energie uit duurzame bronnen. Het Waddenfonds richt zich daarbij primair op ondersteuning van investeringen die bijdragen aan de (toekomstige) verduurzaming van de energievoorziening in het Waddengebied. Daarbij ligt het accent op de specifieke kansen met betrekking tot het winnen van duurzame bronnen, energiebesparing en -opslag en het beter op elkaar afstemmen van vraag en aanbod in combinatie met behoud en/of versterking van de kernkwaliteiten.

Ad 5. Verduurzaming Waddenhavens

Eén van de speerpunten uit “Wadden van allure” is de economische ontwikkeling van de Waddenzeehavens en de daarmee verbonden haven- en industrieterreinen in balans met ecologische belangen. De Raad van Advies Waddenzeehavens heeft in mei 2015 een programma aangeboden aan het Waddenfonds met daarin de ambities voor de komende 12 jaar. De Waddenzeehavens zijn the place to be. Economie en ecologie versterken elkaar en stimuleren de innovatieve bedrijvigheid, duurzame economie van wereldklasse: Werelderfgoedwaardige havens (‘Unesco’-havens). De Waddenzeehavens werken aan de implementatie van een pakket maatregelen dat bijdraagt aan het zorgvuldig omgaan met de bijzondere kwaliteiten van de Waddenzee die hebben geleid tot de Werelderfgoedstatus van UNESCO.

Ad 6. Duurzame visserij

Het Waddenfonds wil een duurzame visserij in de Waddenzee bevorderen die past bij de ecologische draagkracht van dit natuurgebied: zero-emissies, stil en schoon varen, geen bodemberoering met negatieve impact meer en maximaal hergebruiken reststromen.

Het Waddenfonds ondersteunt met het thema Duurzame Visserij pilots die inzetten op vermindering van de visserijdruk op het natuurlijk systeem van de Waddenzee en/of bijdragen aan een economisch duurzame visserij met de nadruk op innovatie, het versterken van een flexibelere visserij en versterken van ketens. Het Waddenfonds sluit hierbij aan bij de bestaande convenanten zoals Viswad, VIBEG en het Mosselconvenant.

Activiteiten die vanuit het nieuwe EFMZV subsidie kunnen ontvangen, worden niet door het Waddenfonds ondersteund.

Doelen

  • -

    Verminderen van de visserijdruk met name door garnalenvisserij en mosselbodemzaadvisserij/mosselzaadinvanginstallaties op de Waddenzee;

  • -

    Behouden en versterken van een flexibele Wadvisserij passend bij c.q. die niet ten koste gaat van of afbreuk doet aan de ecologische functies van de Waddenzee;

  • -

    Opwaarderen en/of circulair benutten van (bij) producten en / of reststromen;

  • -

    Bevorderen van het ontwikkelen en realiseren van aquacultures op land op basis van rendabele businesscases;

Het bevorderen van de productie en afzet van aquacultuursoorten. Hierbij kan gedacht worden aan viskweek, zilte teelten, schelpdieren en algen die hoogwaardige producten opleveren (farmaceutische industrie, cosmetica etc), een belangrijke rol spelen in de voedselvoorziening (eiwitten en vetten) voor mens en dier en ingezet worden in zuiveringsprocessen. Veel ontwikkelingen in deze sector bevinden zich nog in een experimenteel stadium. Pilots voorafgaand aan een uitrol, kunnen in aanmerking komen voor ondersteuning. Dit kan betrekking hebben op alle aquaculturen die de gebruiksdruk op de Waddenzee verminderen (productie op land of in de Noordzee met impact op het Waddengebied).

Ad 7. Duurzame agrarische sector

Door klimaatverandering (zeespiegelstijging en drogere zomers) en bodemdaling krijgt de landbouw in het Waddengebied te maken met een hoger zoutgehalte in het oppervlaktewater en opstuwing van zilt grondwater. De kans op zoutschade wordt bepaald door locatiespecifieke factoren en is weersafhankelijk. Als gevolg hiervan zullen steeds meer ondernemers te maken krijgen met percelen waar het zilte water de wortelzone bereikt. Op het verder verzilten van het kustgebied en de eilanden, zal tijdig moeten worden ingespeeld. Dat vraagt onder meer om onderzoek naar de gevolgen van ‘verbrakking’ voor bijvoorbeeld de ziektedruk en de afgifte aan voedingsstoffen door en de bemestingsbehoefte van de bodem. Voor het Waddengebied zijn met name de kwaliteit van de bodem (organisch stof gehalte), de bodemvruchtbaarheid en de specifieke problemen van zilte omstandigheden in relatie tot kleigronden aandachtspunten. Veel (fundamentele) kennis is al opgedaan door onderzoek en projecten. Toch blijft er een grote behoefte aan ontwikkelen van praktijkkennis.. Ook met betrekking tot het inpassen van zilte teelten in een bedrijfssituatie. In de markt worden hiervoor initiatieven ontplooid. De landbouw kent veel organische (rest)stromen. Om de duurzaamheid te bevorderen en de biobased economy te stimuleren zet het Waddenfonds in op pilots in verwerking van (rest) stromen voor industriële toepassing en/of (her)gebruik voor biobased energie.

TRL-fasen

In de activiteiten die onder deze regeling subsidiabel zijn wordt regelmatig verwezen naar TRL fasen.

In het geval van technologische innovaties ontstaan nieuwe producten, productiewijzen en diensten die de regionale productie kunnen vergroten met een kleine(re) gebruiksdruk op de omgeving. Het Waddenfonds kan vanwege de beperking in budget en looptijd van het fonds- slechts bijdragen aan een beperkt aantal projectfasen van dergelijke innovatietrajecten. Bij het bepalen van de projectfase maakt het Waddenfonds gebruik van het Technology Readiness Level (TRL)-model van NASA. Afgestemd op overige beschikbare budgetten ziet het Waddenfonds enkel een rol in financiering van de TRL’s 4 tot en met 8. Het Waddenfonds kan een rol spelen in het vormen van praktijkproeven en pilots (living labs) om gebruikers de potenties van de innovatieve producten te tonen en de voordelen van marktintroductie in het Waddengebied te benutten.

Toetsing

Subsidieaanvragen worden onder meer getoetst aan deze regeling, bepalingen in de Algemene subsidieverordening Waddenfonds 2017, het Uitvoeringskader en het Uitvoeringsprogramma Waddenfonds. Daarnaast worden de bepalingen van de Beleidsregel subsidiabele kosten Waddenfonds 2020 gehanteerd. Deze stukken kunt u vinden op de website van het Waddenfonds: https://waddenfonds.nl/documenten-formulieren/

Uitvoeringskader Waddenfonds

In het Uitvoeringskader zijn de hoofddoelen van het Waddenfonds gespecificeerd en zijn de algemene uitgangspunten van het Waddenfonds beschreven.

Uitvoeringsprogramma Waddenfonds

Het Uitvoeringsprogramma beschrijft de doelen en subsidiabele activiteiten per thema.

Het Uitvoeringsprogramma Waddenfonds is als bijlage bij deze regeling gevoegd en is tevens te vinden op www.waddenfonds.nl.

Algemene subsidieverordening

De Algemene subsidieverordening Waddenfonds 2017, kortweg ASV, geeft algemene regels voor subsidieverstrekking, weigering subsidie, voorschotten, vaststelling etcetera. Alle regels waaraan wordt getoetst, zijn belangrijk.

Toch wordt u hier specifiek op artikel 2.6 van de ASV gewezen. Daarin is bepaald dat geen subsidie wordt verstrekt als:

  • a)

    de activiteit niet of niet in overwegende mate bijdraagt aan de doelstelling van het Waddenfonds;

  • b)

    de activiteit niet of niet in overwegende mate gericht is op het Waddengebied;

  • c)

    de activiteit betrekking heeft op reguliere investeringen of reguliere beheer- of onderhoudswerken;

  • d)

    er een gegronde reden bestaat dat de uitvoering van een voorgenomen activiteit een inbreuk zal maken op de economische, ecologische of sociale dimensie van duurzame ontwikkeling;

  • e)

    de subsidiabele kosten van het project minder bedragen dan een vastgesteld drempelbedrag;

  • f)

    de gevraagde financiële bijdrage niet in een redelijke verhouding staat tot het beoogde projectresultaat (value for money);

  • g)

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een uitstaand bevel tot terugvordering bestaat, volgend op een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard;

  • h)

    de aanvrager van de subsidie een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • i)

    er een gegronde reden bestaat dat het project in financiële, organisatorische, technische of economische zin niet haalbaar is;

  • j)

    er een gegronde reden bestaat dat de exploitatie na de projectperiode niet kan worden gerealiseerd;

  • k)

    er een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de aanvrager doelstellingen nastreeft of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang, de goede zeden of de openbare orde.

Deze algemene gronden voor weigering van de subsidie geven een eerste houvast bij de vraag of uw project voor subsidie in aanmerking kan komen. U kunt de ASV op de website van het Waddenfonds vinden.

Staatssteun

Een ander belangrijk punt bij de vraag of een project voor subsidie in aanmerking kan komen is de vraag of dit mogelijk is onder de Europese staatssteunregels.

Op grond van het Europese recht mogen overheden, behoudens uitzonderingen, geen steun geven aan economische activiteiten omdat dat de marktwerking op de Europese markt kan verstoren.

Er is sprake van staatssteun als:

  • -

    er is sprake van staatsmiddelen die aan een onderneming die een economische activiteit verricht, worden verstrekt, en;

  • -

    deze staatsmiddelen een economisch voordeel verschaffen dat niet via normale commerciële weg zou zijn verkregen (non-marktconformiteit), en;

  • -

    de maatregel selectief is: het geldt voor één of enkele ondernemingen, een specifieke sector/regio, en;

  • -

    de maatregel de mededinging vervalst (in potentie) en leidt of dreigt te leiden tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU.

De uitzonderingen op het algemene uitgangspunt worden door de Europese Commissie vastgelegd in diverse verordeningen. Wanneer steun valt onder die regelgeving, mag die wèl worden verleend.

Zo kunt u denken aan steun onder de zogenoemde de-minimisverordening of onder de Algemene Groepsvrijstellingsverordening. Wanneer er geen sprake is van staatssteun is het staatssteunverbod geen beletsel voor subsidieverlening.

Staatssteunregels kunnen ook van invloed zijn op het maximaal te verlenen subsidiebedrag.

Vormt u zich waar mogelijk zelf een beeld van de staatssteunmogelijkheden voor uw project en neem bij vragen contact op met het Waddenfonds.

Beleidsregel subsidiabele kosten Waddenfonds 2020

In de beleidsregel heeft het dagelijks bestuur nadere bepalingen vastgelegd ten aanzien van de hoogte van subsidies voor een aantal specifieke voorzieningen en voor subsidiabele kosten.

Beleidsregel monitoring & evaluatie Waddenfonds

Het Waddenfonds heeft een systeem van projectmonitoring en evaluatie ontwikkeld, dat het mogelijk maakt te beoordelen in welke mate de Waddenfondsprojecten bijdragen aan de Waddenfondsdoelen. Om die reden dient van elk project in het projectplan inzichtelijk gemaakt te worden wat de eindresultaten (output) en toekomstige effecten (outcome) zullen zijn. In de beleidsregel “Monitoring en Evaluatie Waddenfonds” is beschreven wat in een subsidieaanvraag wordt verwacht ten aanzien van output en outcome. Tevens is de indicatorenlijst opgenomen in de beleidsregel.

De output van uw project moet in het projectplan concreet worden beschreven. De output is het concrete resultaat van de gesubsidieerde activiteit dat ten behoeve van de vaststelling van de subsidie wordt opgeleverd. Voor kennisprojecten of kennisonderdelen van projecten is de output de activiteiten die uitgevoerd worden om de met het project ontwikkelde kennis te delen. Ook de rapportages waarin de ontwikkelde kennis wordt vastgelegd vormen output.

Daarnaast moet in het projectplan worden opgenomen wat de beoogde ecologische, economische of maatschappelijke effecten van het project zijn (outcome). Beschrijf in het projectplan met welke outcome-indicatoren uit de beleidsregel “Monitoring en Evaluatie Waddenfonds” de beoogde outcome gemeten kan worden.

Voor kennisprojecten is de outcome de (voorgenomen) vervolgstappen van de aanvrager waarmee die beoogt tot uitrol van de ontwikkelde kennis te komen.

Als deze outcome-indicatoren niet geschikt zijn voor het meten van de beoogde outcome van uw project dan kunt u in het projectplan aangeven met welke indicator dat wel kan worden gemeten en met welk meetnet dat gemeten kan worden. (Zie verder hierover het format voor het projectplan).

Voorbeeld:

Voor een energieproject zou de output van een project het volgende kunnen zijn:

  • -

    Aantal km’s warmtenet of aantal faciliteiten energieopslag;

  • -

    Aantal gerealiseerde of geoptimaliseerde smart grids.

Voor de outcome-indicatoren geldt in dit voorbeeld dat u gebruik kunt maken van de indicatoren zoals genoemd in voornoemde beleidsregel over monitoring:

  • -

    Opwekken van duurzame energie;

  • -

    Reductie CO2 emissie.

Artikelsgewijze toelichting

Onderstaand wordt bij artikelen van de subsidieregeling nadere uitleg gegeven over de gedachte achter het artikel.

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In dit artikel wordt uitgelegd wat met bepaalde begrippen in de regeling wordt bedoeld.

In het Uitvoeringskader is aangegeven in welke context het begrip “waddenspecifiek” moet worden begrepen. De door het Waddenfonds te steunen activiteiten moeten betrekking hebben op het waddengebied en op de versterking of het behoud van waddenspecifieke kenmerken. Gebiedsspecifieke kwaliteiten, kansen en bedreigingen van en in het waddengebied staan voor het Waddenfonds centraal. Dit uitgangspunt geldt als een algemeen vereiste, waardoor iedere aanvrager dient te onderbouwen op welke wijze de kernkwaliteiten van het waddengebied (natuurlijke dynamiek Waddenzee, ruimtelijke samenhang, openheid, vergezichten, rust, stilte, duisternis en cultuurhistorisch erfgoed) worden versterkt, hoe de activiteiten bijdragen aan het behoud daarvan, of (minimaal) de kernkwaliteiten niet aantasten.

Artikel 1.2 Subsidieverstrekking

Op subsidieverstrekking door het Waddenfonds is de Algemene subsidieverordening Waddenfonds 2017 van toepassing. Door het opnemen van dit artikel wordt het belang van deze verordening benadrukt. Eisen en voorwaarden uit de Algemene subsidieverordening Waddenfonds 2017 zijn van toepassing en gelden naast de vereisten van deze subsidieregeling.

U dient er rekening mee te houden dat een subsidieaanvraag, zoals ook onder het kopje “toetsing” is aangegeven, aan meer regelgeving en (beleids)kaders wordt getoetst.

Artikel 1.3 Subsidieplafond en verdeelsystematiek

In het tweede lid van dit artikel staat vermeld dat de subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst. Dit staat in de Algemene subsidieverordening en is hier voor de volledigheid herhaald.

Belangrijk is om te weten dat -kort samengevat- ook in de Algemene subsidieverordening (artikel 2.2, tweede lid) staat dat wanneer sprake is van een onvolledige aanvraag, de dag van binnenkomst de dag is waarop de aanvraag is aangevuld. Dit geldt alleen waar het gaat om de verdeling van de subsidie. Het moment van binnenkomst van de aanvraag is belangrijk wanneer er een groter beroep op de subsidieregeling wordt gedaan dan er middelen zijn.

Dit artikelonderdeel is bedoeld om de aanvrager die een onvolledige aanvraag heeft gedaan, niet te bevoordelen boven een andere aanvrager die bijvoorbeeld op dezelfde dag wel een volledige aanvraag heeft ingediend.

Artikel 1.4 Aanvraag

De aanvraag moet volledig zijn en omvat – naast het aanvraagformulier – tenminste het projectplan, de begroting en financieringsplan en het exploitatieplan en/of de businesscase. Voor deze documenten gelden vormvereisten die als bijlagen bij deze regeling zijn gevoegd.

Het is van groot belang dat de subsidieaanvraag volledig is (inclusief een rechtmatige handtekening). Naast het aanvraagformulier worden enkele andere documenten vereist. Lees hiervoor ook het aanvraagformulier zeer zorgvuldig! In ieder geval moeten worden aangeleverd een:

  • aanvraagformulier volgens het voorgeschreven formulier;

  • Projectplan (zie hierna en bijlage voor vormvereisten);

  • (Meerjaren)begroting voorzien van een toelichting en (sluitend) financierings-/dekkingsplan (zie bijlage voor vormvereisten);

  • exploitatieplan en/of business case (zie bijlage voor vormvereisten)

en indien van toepassing een:

  • getekende samenwerkingsovereenkomst;

  • getekende machtiging.

Uit de geleverde informatie moet in ieder geval blijken:

  • Waarom het project wordt uitgevoerd;

  • Wat het hoofddoel is van het project;

  • Welke veranderingen en effecten met het project worden bereikt;

  • Welke concrete producten worden geleverd;

  • Hoe de kwaliteit van de producten (indicatoren) kan worden getoetst aan de gestelde eisen;

  • Welke werkzaamheden nodig zijn om de verschillende producten te realiseren;

  • Hoeveel menskracht, materiaal en materieel nodig zijn om het project uit te voeren en gedurende welke periode;

  • Welke kosten gemoeid zijn met de inzet van menskracht, materiaal en materieel;

  • Waar het project wordt uitgevoerd (kaartmateriaal);

  • Ondersteunende documentatie, zoals ontwerpen, tekeningen, bouwtekeningen.

Het projectplan besteedt in ieder geval aandacht aan de volgende zaken:

  • De bijdrage aan de doelen en thema’s van het Waddenfonds. Geef duidelijk aan wat het hoofddoel is van het project, waarom het wordt uitgevoerd en welke veranderingen en effecten met het project worden bereikt. Leg daarbij de relatie tussen doelen (thema’s), activiteiten, geraamde kosten en output. De thema’s van het Waddenfonds staan beschreven in het Uitvoeringprogramma Waddenfonds. Geef aan wat de planning van de activiteiten is.

  • Duidelijke rolverdeling van de samenwerkende partijen (organisatie). Welke concrete producten worden opgeleverd en formuleer daarvoor duidelijke outputindicatoren (ook goed toegelicht: Hoe de kwaliteit van de producten (indicatoren) kan worden getoetst aan de gestelde eisen);

  • Hoe de bewaking van de voortgang van het project is en hoe de monitoring is geregeld;

  • Hoe de follow up (na de subsidieperiode) van het project is gegarandeerd.

  • Samenvattend overzicht van de begroting. Voor de hoofdactiviteiten de geraamde kosten en aan de hand van het financierings-/dekkingsplan moet worden aangeven uit welke bronnen de kosten moeten worden gedekt (incl. gevraagd subsidiepercentage Waddenfonds).

  • Risicoparagraaf.

  • Een paragraaf over duurzaamheid (zie ook de toelichting op artikel 1.12).

  • Motivering voor het passen van de aanvraag binnen staatssteunregelgeving.

Uitgewerkte begroting en het financierings-/dekkingsplan

In de begroting werkt u per activiteit uit welk type kosten u verwacht en hoe hoogde kosten worden geraamd. Daarbij moet het financierings-/dekkingsplan zo veel mogelijk onderbouwd zijn met schriftelijke toezeggingen van cofinanciering. Duidelijk moet worden hoe het gehele overige bedrag (buiten de Waddenfondssubsidie) wordt gedekt. Het Waddenfonds beoordeelt de hardheid van de dekking van de (co)financiering. Als deze onvoldoende hard is, dan zal de aanvraag afgewezen worden.

Minimaal 80% van de totale projectfinanciering moet hard zijn. Dat betekent dat u het dekkingsplan moet onderbouwen. Provinciale cofinanciering moet zijn aangevraagd op het moment van indiening van uw subsidieaanvraag bij het Waddenfonds. Van subsidieaanvragen bij andere overheden of fondsen dient u hetzij de aanvraag dan wel de schriftelijke toekenning van de toegekende subsidie bijvoegen. Van bijdragen van derden moet u de schriftelijke toezeggingen bijvoegen bij uw subsidie aanvraag.

Het exploitatieplan en/of de business case geeft een doorkijk naar de toekomst, de periode na afloop van de realisatie van het project. Het gaat dan om een kwantitatieve en kwalitatieve onderbouwing van de exploitatie: o.a. bezoekersaantallen, maar ook een onderbouwing van de relevante markt en doelgroep, de concurrentiepositie, de marketingstrategie, analyse risico’s, etc.

Een SWOT-analyse (analyse van sterke en zwakke punten, kansen en bedreigingen), gevoegd bij de business case wordt sterk aangeraden.

Het Waddenfonds richt zich primair op concrete, fysieke projecten die structureel de kwaliteiten van het Waddengebied vergroten. Uit de business case blijkt dan ook dat de investering duurzaam is, dat wil zeggen dat het project ook na afloop in stand blijft en goed onderhouden zal worden. Voor kennisprojecten geldt dat er zicht moet zijn op uitrol van de ontwikkelde kennis.

De ondertekende samenwerkingsovereenkomst moet bij de aanvraag worden gevoegd wanneer het project wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband. In dat geval dient een van de deelnemers als penvoerder van het samenwerkingsverband de aanvraag mede namens de andere deelnemers in. De penvoerder is in beginsel voor het Waddenfonds het aanspreekpunt voor de aanvraag en de uitvoering van het project.

In de Algemene subsidieverordening is aangegeven dat in de samenwerkingsovereenkomst ten minste is opgenomen de verdeling van de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en financiële verplichtingen bevattende de baten en de lasten van de deelnemende partijen. Uit de aanvraag moet voldoende duidelijk blijken welke activiteiten door elk van de deelnemers zal worden uitgevoerd.

Een aanvraag dient rechtsgeldig te worden ondertekend. Wanneer de aanvraag bijvoorbeeld wordt ingediend door een intermediair bij de subsidieaanvraag, of door een medewerker van de aanvragende rechtspersoon die niet uit zichzelf tekeningsbevoegd is, dient een ondertekende machtiging bij de aanvraag te worden gevoegd.

Artikel 1.6 De hoogte van de subsidie

Dit artikel wijst er op dat het recht op subsidie, maar ook de maximale hoogte ervan, kan worden beïnvloed door andere regelgeving. U kunt daarbij bijvoorbeeld denken aan de Algemene subsidieverordening Waddenfonds 2017, de beleidsregel subsidiabele kosten, maar ook de staatssteunregels.

Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat op grond van de subsidieregels van het Waddenfonds een subsidie van 90% voor bepaalde activiteiten mogelijk is, maar dat de staatssteunregels voor die activiteiten een maximum stellen van 35%. Dat betekent in dit voorbeeld dat u maximaal 35% subsidie kunt krijgen voor die activiteiten.

Andersom kan het zo zijn dat er geen sprake is van staatssteun maar dat op grond van de beleidsregel subsidiabele kosten een maximum van 40% subsidie voor specifieke kosten wordt aangehouden.

Artikel 1.7 Niet-subsidiabele activiteiten en kosten

Lid 1 onderdelen a en b in samenhang met lid 2

Restauratie/instandhouding

In dit artikel wordt uitgelegd welke kosten voor fysieke aanpassingen aan bouwwerken, landschapselementen en structuren subsidiabel zijn en welke niet.

Vooropgesteld wordt dat het Waddenfonds in dit kader geen restauraties of instandhoudingswerkzaamheden subsidieert, dus ook niet van Rijksmonumenten. De enige uitzondering is hetgeen in lid 2 wordt genoemd.

Dat het Waddenfonds geen restauraties van Rijksmonumenten subsidieert, komt onder meer voort uit de gedachte dat daarvoor andere (overheids)middelen beschikbaar zijn. De keuze is verder ook gemaakt om niet de restauratie of instandhouding van alle mooie of interessante cultuurhistorische bouwwerken, - elementen of -structuren die er in het werkingsgebied zijn te subsidiëren. Alleen restauratie of instandhouding van cultuurhistorische bouwwerken die gemeentelijk of provinciaal als monument zijn aangewezen of als zodanig kunnen worden beschouwd, kan subsidiabel zijn (wanneer ook aan alle overige eisen is voldaan).

Of sprake is van een cultuurhistorisch bouwwerk/element/structuur dat door gemeente of provincie als monumentaal is aangewezen, moet bij de aanvraag worden aangetoond. Hiervoor kunt u bij de gemeente of provincie de benodigde informatie opvragen. Wanneer een cultuurhistorisch bouwwerk, - element of -structuur niet als monument is aangewezen door gemeente of provincie, maar u van mening bent dat dit wel als zodanig moet worden beschouwd, dient u dat te onderbouwen. Hierbij zou u gebruik kunnen maken van de basiskaart Landschap en Erfgoed, dan wel de kwaliteitsgids provincie Groningen, de leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018 van de provincie Noord Holland of de Visie Grutsk op ‘e Romte van de provincie Fryslân.

Fysieke aanpassingen

De bewoordingen “fysieke aanpassingen” zijn hier bedoeld om deze te onderscheiden van fysieke aanpassingen in het kader van restauratie/instandhouding. U moet hierbij dus denken aan onder meer bouw- en of inrichtingswerkzaamheden die niet zijn bedoeld voor restauratie, maar ten behoeve van nieuwe activiteiten in het gebouw. Die overige fysieke aanpassingen zijn alleen subsidiabel wanneer deze noodzakelijk zijn om activiteiten te gaan uitvoeren die bijdragen aan de doelen van het Waddenfonds, dit geldt voor alle bouwwerken, elementen en structuren.

Voorbeeld: Wanneer u in een Rijksmonument of een willekeurig ander gebouw een expositie over het Waddengebied wilt inrichten dan zijn de fysieke aanpassingen die daarvoor nodig zijn, zoals bijvoorbeeld het toevoegen van een tochtportaal, in principe subsidiabel.

Wanneer de activiteiten niet in overwegende mate bijdragen aan de doelen van het Waddenfonds zijn deze niet subsidiabel. Fysieke aanpassingen aan een Rijksmonument of een willekeurig ander gebouw, die niet in overwegende mate bijdragen aan de doelen van het Waddenfonds zijn dus niet subsidiabel.

Een uitzondering hierop is gemaakt voor fysieke aanpassingen aan of in een cultuurhistorisch bouwwerk/element/structuur dat als gemeentelijk of provinciaal monument is aangewezen (of beschouwd kan worden). Dan kunnen de overige fysieke aanpassingen die niet rechtstreeks bijdragen aan de doelen toch deels gesubsidieerd worden, namelijk over de kosten die extra nodig zijn om de investering te realiseren ten opzichte van dezelfde investering in een niet gemeentelijk/provinciaal monumentaal bouwwerk/element/structuur.

Voorbeeld: De activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd vindt plaats in een gemeentelijk monument, maar de activiteit draagt op zichzelf niet direct bij aan de doelen, denk aan een bed & breakfast. Op zich draagt een bed & breakfast niet bij aan de doelen van het Waddenfonds. Maar als het in dit voorbeeld ervoor kan zorgen dat het gebouw en de cultuurhistorische waarde ervan behouden kunnen blijven, is gedeeltelijke subsidiering mogelijk.

De wijze van berekening van subsidie over de bijkomende kosten in zo’n geval kan er dan als volgt uitzien: In een niet-monumentaal pand zou de totale investering € 300.000,= kosten, maar omdat sprake is van een gemeentelijk monumentaal pand valt die investering hoger uit: € 375.000,=. Dan is in principe subsidie mogelijk over het verschil van € 75.000,=. Dat verschil in kosten veroorzaakt omdat sprake is van een gemeentelijk monumentaal pand moet wel onderbouwd en aannemelijk zijn.

Het Waddenfonds heeft vanzelfsprekend ook in dit kader de voorkeur voor activiteiten die wel direct bijdragen aan de doelen.

Lid 1 onderdeel c

Dat reguliere investeringen, reguliere beheer- en onderhoudswerken niet subsidiabel zijn geldt al op grond van artikel 2.6 van de ASV. Dit is hier voor de duidelijkheid nog een keer opgenomen.

Lid 1 onderdeel d

In dit onderdeel is genoemd dat individuele warmtepompen niet subsidiabel zijn. Collectieve warmtepompen of warmtenetten kunnen wel subsidiabel zijn, mits ze voldoen aan de criteria en vereisten van het thema duurzame energie.

Lid 3

Kosten voor evenementen, websites, filmmateriaal en andere informatievoorzieningen alsmede kosten voor marketing en haalbaarheidsstudies zijn beperkt subsidiabel. De subsidie ter zake van deze kosten tezamen mag maximaal 10% van de totale subsidie bedragen, waarbij een maximum geldt van € 50.000,=.

Het gaat hier met name om zogenoemde PR-kosten, of het organiseren van evenementen, zoals een (feestelijke) opening, onthulling of startmoment.

Voorbeeld: De subsidiabele kosten van een project bedragen € 1,2 miljoen, waarvan € 120.000,= is begroot voor evenementen, websites, etcetera. Het subsidiepercentage voor het hele project is 50%. Dit zou betekenen dat de subsidie voor de kosten voor evenementen, websites etcetera € 60.000,= zou bedragen. De subsidie voor deze kosten wordt op grond van dit artikel dan afgetopt op € 50.000,=.

Dit artikellid gaat niet over kosten voor bijvoorbeeld een symposium om ontwikkelde kennis uit het project te delen, of om het uitnodigen van scholen in het kader van kennisdeling

Lid 4

In deze openstelling geldt dat in een project de eigen arbeids- en loonkosten boven 50% van de subsidiabele kosten, niet subsidiabel zijn. U moet er rekening mee houden dat arbeids- en loonkosten van projectpartners waarmee een samenwerkingsovereenkomst is gesloten, zoals bedoeld in de ASV (artikel 2.1, lid 7), ook gelden als eigen arbeids- en loonkosten.

Lid 5

Omdat we zoeken naar investeringen, pilots en praktische uitvoering, zijn kosten voor wetenschappelijk onderzoek gemaximeerd op 10% van de subsidiabele kosten. Een uitzondering hierop vormen kosten voor praktijkgericht onderzoek en wetenschappelijke begeleiding daarvan.

Artikel 1.8 Vereisten

In dit artikel staan vereisten vermeld die voortvloeien uit de hoofddoelstellingen en de kaders waarin het Waddenfonds opereert. Niet alle thema’s onder alle hoofddoelstellingen zijn in deze regeling opengesteld. In hoofdstuk 2 staan de thema’s c.q. themalijnen die wel zijn opengesteld, toegelicht.

Hieronder worden enkele van de vereisten toegelicht.

Hoofddoelen

In de gemeenschappelijke regeling, de ASV, maar ook in het Uitvoeringskader en het Uitvoeringsprogramma staan de vier (hoofd)doelen van het Waddenfonds genoemd.

Dit zijn:

  • het vergroten en versterken van de natuur- en landschapswaarden van het Waddengebied;

  • het verminderen of wegnemen van externe bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee;

  • een duurzame economische ontwikkeling in het Waddengebied, dan wel gericht zijn op een substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het Waddengebied en direct aangrenzende gebieden; en

  • het ontwikkelen van een duurzame kennishuishouding ten aanzien van het Waddengebied.

Programma’s en projecten moeten ten minste bijdragen aan het realiseren van één van deze hoofddoelen. De voorkeur gaat hierbij uit naar programma’s en projecten die synergetisch van karakter zijn: projecten die tegelijkertijd de ecologie, de duurzame economische en de sociaal-culturele ontwikkeling van het Waddengebied ten goede komen (preambule bestuursakkoord). Het fonds faciliteert offensieve strategieën om de hoofddoelen beter, meer integraal en sneller te realiseren.

Eigenstandig karakter

Dat een project een eigenstandig karakter moet hebben betekent dat het eindresultaat van het subsidieproject op zichzelf moet staan en geen onlosmakelijk onderdeel mag zijn van een groter, meeromvattend project.

Additioneel

Het project gaat in ambitie en doelen significant verder dan vastgelegd in vigerend beleid of wet- en regelgeving of voldoet hier significant sneller aan dan gesteld of vereist. Het Waddenfonds subsidieert alleen activiteiten die verder gaan dan vastgelegd in bestaand en vigerend beleid of die leiden tot een aantoonbare en substantiële versnelling van de realisatie. Dit dient u aan te tonen in uw projectplan.

Duurzaam project

Onder g staat vermeld dat een project duurzaam moet zijn.

Onder duurzaamheid verstaat het Waddenfonds een evenwichtige afweging tussen “People, Planet, Profit” (sociaal-cultureel, ecologie en economie).

U dient in uw projectplan te beschrijven hoe en in welke mate uw project bijdraagt aan de drie onderdelen. Elk onderdeel kan uit verschillende elementen bestaan. We geven hieronder een niet-limitatieve lijst van voorbeelden waar u aan kunt denken:

  • People: sociale relevantie (inzet vrijwilligers, social return, maatschappelijk draagvlak), welzijn/leefomgeving (veiligheid, gezondheid, beperking hinder) of ruimtelijke kwaliteit (belevingswaarde, gebruikswaarde);

  • Planet: kernkwaliteiten van het Waddengebied (rust, ruimte, landschap, vergezichten, natuurlijke dynamiek en duisternis), energie (besparing, verlaging CO2 emissie, gebruik duurzame energiebronnen), materialen (gebruik van duurzame materialen, hergebruik), bodem (verbetering bodem- kwaliteit), water (verbetering waterkwaliteit), ecologie (biodiversiteit) of ruimtegebruik (multifunctioneel, hergebruik bestaande bebouwing);

  • Profit: investeringen (rendement), vestigingsklimaat (werkgelegenheid, arbeidsmarkt) of bereikbaarheid (verbetering).

Hoofdstuk 2

In dit hoofdstuk is per thema(lijn) aangegeven welke investeringen we willen subsidiëren met deze subsidieregeling.

De artikelen 2.1 tot en met 2.4 vallen onder het thema “Natuur”

U kunt zien dat we in dit geval met name fysieke investeringen en pilots willen stimuleren. Onderdelen die noodzakelijk zijn om fysieke investeringen neer te zetten zijn vaak ook subsidiabel, maar in meer beperkte mate, zoals u kunt afleiden uit artikel 1.4 van deze regeling.

Daarnaast is van belang te benoemen dat de themalijnen “Verbetering migratie waterfauna (vispassages)” en “Vooroevers bij dijkversterking” niet opengesteld zijn, omdat het Waddenfonds daarvoor de afgelopen jaren voldoende projecten heeft ondersteund en verder doelbereik op dat gebied wordt gestimuleerd via investeringen van majeure projecten in het kader van het Investeringskader Waddengebied.

Tot slot is van belang om te benoemen dat projecten geen onderdeel mogen zijn van (beheer)maatregelen van Natura 2000 en/of de KRW en dergelijke.

Artikel 2.1. subsidiabele activiteiten themalijn Waddenzee en het Eems-Dollard estuarium: herstel natuurlijke processen

Meer ruimte geven aan natuurlijke processen draagt bij aan het doel van het Waddenfonds om bij te dragen aan een evenwichtiger samengesteld voedselweb. Er zijn veel indicaties dat het voedselweb van de Waddenzee uit balans is. Het fundament (de bodem en het bodemleven) is verstoord en toppredatoren ontbreken. Doel van het Waddenfonds is om maatregelen te ondersteunen die zodanige condities creëren in de Waddenzee dat biobouwers zich weer goed kunnen ontwikkelen en dat het voedselweb een evenwichtiger samenstelling krijgt.

Daartoe kunnen bijvoorbeeld maatregelen behoren gericht op de terugkeer van grote vissen (bijvoorbeeld haaien en roggen), het herstel van de kraamkamerfunctie voor vis van de Waddenzee en gericht op het versterken van de ecologische condities voor waddenspecifieke flora en fauna. In het bijzonder komen projecten voor ondersteuning in aanmerking die betrekking hebben op vergroting van de overlevingskansen van (trek)vissen en vogelsoorten die voor het grootste deel van hun levenscyclus afhankelijk zijn van de Waddenzee.

Wadplaten staan aan de basis van het voedselweb met onder meer een rijk bodemleven en een grote biodiversiteit. In Waddensleutels staan vijf toplocaties (zie kaart bijlage 4 van het Uitvoeringsprogramma) die behouden en versterkt moeten worden. Voor deze locaties is van belang dat de invloed van menselijk gebruik afneemt, ze meegroeien met de zeespiegelrijzing/bodemdaling en dat de rust wordt gehandhaafd.

Om de Eems-Dollard ecologisch te verbeteren is in het MIRT-programma Eems-Dollard 2050 een verbeterdoelstelling opgenomen met de ambitie dat de Eems-Dollard in 2050 voldoet aan het ecologisch streefbeeld:

een estuarium met passende dimensies en een natuurlijke dynamiek. De insnoering van het estuarium komt tot stilstand en het oppervlak aan kwelders verdubbelt. Er is grote variatie in leefgebieden van goede kwaliteit en er zijn geleidelijke overgangen tussen land en water en tussen zoet en zout, ook in de zijwateren. Dat is onder meer essentieel voor trekvissen. Daarnaast is de troebelheid op een natuurlijk niveau en mede daardoor produceert het estuarium voldoende voedsel aan de basis van de voedselketen”. In het kader van het MIRT-programma Eems-Dollard 2050 is onderzocht of het onttrekken of invangen van jaarlijks 1 miljoen ton slib (als droge stof) per jaar substantieel bijdraagt aan verbetering van het systeem. De uitvoering hiervan zal via het Investeringskader Waddengebied verlopen. In aanvulling daarop kan het Waddenfonds ondersteuning bieden aan kleinschalige initiatieven waarbij slib uit het Eems-Dollard estuarium nuttig wordt hergebruikt voor lokale natuurontwikkelingsprojecten.

Artikel 2.2 subsidiabele activiteiten themalijn Herstel biobouwers en voedselweb

Biobouwers als zeegras en mosselbanken zijn van groot belang voor de biodiversiteit van de Waddenzee en voor een evenwichtige opbouw van het voedselweb. Deze maatregelen dragen bij aan een evenwichtige vispopulatie (en aan de terugkeer van grote vissen).

Mosselbanken hebben te lijden van de winning van mosselzaad onder toepassing van bodemberoerende technieken. Gezocht wordt naar geschikte (binnendijkse) invanglocaties voor mosselzaadinvanginstallaties (MZI's), naar kweekpercelen op ecologisch niet-kwetsbare locaties, naar hogere productiviteit van het zaad en naar betere ontwikkelingsmogelijkheden van mosselbanken op de wadplaten. Met de mosselvisserijsector zijn afspraken gemaakt om de visserij op de mosselzaadbanken stapsgewijs te verminderen en te vervangen door zaadwinning via mosselzaadinvanginstallaties (MZI's). Via het mosselconvenant zijn flinke stappen gezet. Met deze openstelling worden initiatieven ondersteund die verdere voortgang boeken.

Tegelijk zijn afspraken gemaakt met de mossel- en garnalensector (mosselconvenant respectievelijk VisWad) om gebieden voor bodemberoerende visserij te sluiten en dat te combineren met de transitie naar meer duurzame visserij.

Artikel 2.3 subsidiabele activiteiten themalijn Randen van het wad: behoud/herstel en versterking vogelstand van wad, kust en duin

Voor de overleving van broedvogels, residente vissen, trekvissen en trekkende wadvogels en de instandhouding van levensvatbare populaties daarvan is de Waddenzee een belangrijke ‘hotspot’.

Daarom richt het Waddenfonds zich op het behouden en versterken van de diverse functies die de Waddenzee vervult voor wad-, kust- en duinvogels. Dat vereist de aanwezigheid van een kwalitatief goede mix van habitattypes in voldoende dichtheid en niet te ver van elkaar verwijderd. Daarmee worden de mogelijkheden voor foerageren, broeden, en migratie vergroot en wordt bijgedragen aan de instandhouding van stabiele populaties van nu bedreigde vogelsoorten, zoals bijvoorbeeld de scholekster.

Voor het in stand houden van stabiele populaties is voor zestien voor het Waddengebied specifieke broedvogels, behoud van de Waddenzee als broedgebied van het grootste belang. Uit recente onderzoeken blijkt dat de aantallen teruglopen. Aanleg van nieuwe predatiebestendige en verbetering van bestaande binnendijkse broedgebieden in de duinen en (brakke) kustbiotopen draagt bij aan het voortbestaan van deze soorten in het Waddengebied. Kwelderophoging en kwelderontwikkeling aan de wadzijde van de eilanden kunnen een alternatief zijn om buitendijkse broedlocaties te realiseren. Omdat de dynamiek in de Waddenzee door de bedijking sterk is gewijzigd waardoor veel broedgebieden in de broedtijd niet zijn gevrijwaard van overstromingen, is het voor bepaalde soorten wad- en broedvogels nodig om predatiebestendige vogeleilanden te realiseren, bij voorkeur nabij geschikte voedselgebieden en/of geleidelijke zoet-zoutovergangen.

Verbetering van de kwaliteit van het Waddengebied als hotspot voor (trek)vogels is ook een doel van deze themalijn. Veel vogelsoorten maken maar voor een bepaalde periode of voor specifieke behoeften gebruik van de Waddenzee. Voor minimaal zestig soorten trekvogels is de Waddenzee het belangrijkste rust- en voedselgebied op hun route naar broed- en overwinteringsgebieden. Negen soorten trekvogels zijn voor meer dan 50% van hun hele flyway populatie afhankelijk van het Waddengebied. Voor de overleving van die soorten en de instandhouding van een levensvatbare populatie daarvan is rust en voedselaanbod in de hotspots noodzakelijk. Uit recent onderzoek blijkt dat hoe sterker de binding (o.a. voedsel, rust, broedplek) van de vogel is met de Waddenzee, hoe slechter het met de betreffende soort gaat en dat daarbij lokale factoren in het Waddengebied dat veroorzaken.

Artikel 2.4 Specifieke criteria

De projecten onder dit thema moeten niet alleen voortborduren op, of aanvullend zijn op eerdere projecten, maar de meerwaarde ten opzichte van die eerdere projecten moet ook blijken uit de aanvraag.

Daarnaast geldt dat monitoring en evaluatie van de effectiviteit van de projectmaatregelen onderdeel moeten zijn van het project en dus ook in de aanvraag toegelicht moeten worden.

Artikel 2.5 cultuurhistorie en landschapsontwikkeling

Het doel van projecten moet zijn het versterken van voor het Waddengebied typische cultuurhistorische – en landschappelijke elementen en het toevoegen van nieuwe functies aan cultuurhistorisch erfgoed van het Waddengebied.

Voorbeelden van mogelijke projecten kunnen zijn:

    • Het restaureren van dijkcoupures, accentueren van slapersdijken gecombineerd met de biodiversiteitsopgaven.

    • Het zichtbaar maken van verdronken nederzettingen en ondergestoven dorpen;

    • Oude kreekpatronen en slenken die deels toegankelijk en zichtbaar worden gemaakt voor wandelaars.

    • Het zichtbaar maken van verdwenen cultuurhistorische elementen door beplanting, openbaar toegankelijk.

    • Erfgoedlogies (behoud van een cultuurhistorisch pand door erfgoedlogies erin te realiseren.

    • Karakteristiek erfgoed (monumentale gebouwen, industrieel- en militair erfgoed) versterken met een nieuwe functie.

    • Beeldbepalende gebouwen (kerken, boerderijen, schoolgebouwen) versterken en openstellen, zodanig dat ze kunnen worden opgenomen in een themaroute (zie thema DRT).

    • Het oorlogserfgoed herbestemmen en een toekomstbestendige functie geven.

    • Een project waarbij de historische kerkhoven en begraafplaatsen in beeld worden gebracht en de historie zichtbaar wordt gemaakt.

Onder e is vermeld dat activiteiten gericht op het informeren van bewoners en bezoekers over de kernkwaliteiten van het Waddengebied, alleen als beperkt onderdeel subsidiabel zijn.

De kern van het project moet draaien om de fysieke investeringen in de kernkwaliteiten.

Artikel 2.6 Bodem, water, licht en geluid

Op grond van dit artikel worden projecten gesubsidieerd die als doel hebben het verminderen en wegnemen van externe bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee. Dit willen we bereiken door investeringen of pilots uit te voeren. Investeringen die gericht zijn op de bewustwording van het probleem (zoals vervuiling door plastic) of investeringen gericht op sec gedragsverandering vallen hier dus niet onder.

Artikel 2.7 Subsidiabele activiteiten themalijn Hernieuwbare energiebronnen, optimalisering afstemming, vraag en aanbod van energie in het Waddengebied.

Lid 1 onderdeel a:

Om de ambities op het gebied van hernieuwbare energiebronnen in het kustgebied te realiseren is een aanvullende inspanning vereist rond initiatieven van coöperaties om de eigen energievoorziening te verduurzamen en/of zelfvoorzienend te maken. Omdat er veel andere subsidieprogramma’s zijn op energiegebied, richt het Waddenfonds zich primair op ondersteuning van specifieke innovaties in de TRLfases 4-8. Hierop wordt gedoeld met de toevoeging in het artikel dat het moet gaan om innovaties die nog niet marktrijp zijn.

Deze kunnen onderdeel zijn van een breder plan van energiecoöperaties om de energievoorziening van hun werkgebied te verduurzamen. Te nemen maatregelen moeten aantoonbaar voortborduren op eerdere pilot- en/of kennisgerichte projecten. In het artikel zijn een aantal mogelijke innovatieve onderdelen bij wijze van voorbeeld genoemd zoals 'smart grids', ofwel intelligente netten die de producent, gebruiker en netbeheerder ondersteunen bij het optimaliseren van elektriciteitsaanbod en -vraag.

Voortborduren op eerdere projecten betekent hier dat we op zoek zijn naar verdere optimalisering van smart grids gericht op de communicatie met apparatuur in huishoudens en bedrijven, vermarkting van technologie en het intelligent maken van netwerken.

Alle mogelijke innovatieve initiatieven kunnen voor een Waddenfondsbijdrage in aanmerking komen als deze met een zorgvuldige landschappelijke inpassing tevens bijdragen aan behoud/versterking van de kernkwaliteiten en als na optimale benutting van primair op energietransitie gerichte subsidieprogramma’s er aantoonbaar een onrendabele top is. Hieronder kunnen ook innovatieve vormen van windenergie vallen mits die geen afbreuk doen aan de kernkwaliteit van de grootschalige openheid.

Lid 1 onder b:

Het Waddenfonds wil met dit artikel één van de onderdelen van de Trias energetica – energiebesparing- die in combinatie met andere maatregelen voor verduurzaming van de energievoorziening in de bestaande woningbouw in centra van dorpen en steden lastig te realiseren is, stimuleren en ondersteunen. Projecten die plaatsvinden in de oude historische centra dienen bij te dragen aan behoud en versterking van de cultuurhistorische waarden zoals benoemd bij de kernkwaliteiten in het Uitvoeringsprogramma. Als het project leidt tot nieuwbouw activiteiten voor energiemaatregelen dan moet die nieuwbouw qua ontwerp aansluiten bij de cultuurhistorische kwaliteiten van het centrum en bijdragen aan behoud en versterking daarvan. De bedoelde TRL-fases staan vermeld in het Uitvoeringskader Waddenfonds 2017-2026.

Lid 1 onder c:

Het Waddenfonds wil projecten ondersteunen in de toeristisch-recreatieve sector omdat veel toeristische ondernemers moeten investeren in de kwaliteitsverbetering van hun toeristische product. Het Waddenfonds wil stimuleren dat ze dat combineren met het verduurzamen van hun energievoorziening en dat ze dat op een manier doen die past bij de cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten van hun directe omgeving. De in dit onderdeel bedoelde TRL-fases staan vermeld in het Uitvoeringskader Waddenfonds 2017-2026.

Lid 1 onder d maakt subsidie mogelijk voor investeringen gericht op toepassing van blue energy, getijdenenergie, golfslagenergie en/of de integratie van dergelijke technieken met versterking van dijken in het kader van het Hoogwaterbeschermingsprogramma/Deltaprogramma. Het Waddenfonds heeft de afgelopen jaren veel pilots op het gebied van energiewinning uit zeewater ondersteund. Daarom wil het in deze subsidieregeling alleen nieuwe pilots met nieuwe technieken stimuleren als die aantoonbaar voorzien in nieuwe kennisleemtes en voortborduren op de ontwikkelde kennis in de eerder gerealiseerde projecten. Daarbij zal specifiek onderbouwd moeten worden wat de kansen zijn voor toepassing in het Waddengebied en zullen rendabele businesscases onderbouwd moeten worden.

Artikel 2.9 Werelderfgoed-waardige havens (‘Unesco’-havens).

De Waddenzeehavens zijn gaan werken met EcoPort-certificaten. EcoPort werkt stapsgewijs, elke haven zet iedere twee jaar een aantal concrete verbeterstappen. Een haven kan het certificaat iedere twee jaar opnieuw aanvragen, waarbij een onafhankelijke organisatie de resultaten en vervolgstappen voor de komende twee jaar toetst aan de normen. Groningen Seaports is sinds 2006 gecertificeerd.

In 2014 hebben vier andere waddenzeehavens het SDM-certificaat gekregen. In het palet aan maatregelen om de havens als Werelderfgoed-waardige havens te ontwikkelen met EcoPort-certificering legt het Waddenfonds de focus op aanvullende initiatieven die waddengerelateerde (natuur)waarden in/van de havens versterken en/of op initiatieven gericht op de beschikbaarheid van schone brandstoffen zoals LNG/BioLNG en later waterstof en elektriciteit voor het havengebonden transport en/of het realiseren van schone technologie (zoals walstroom, LNG, BioLNG en op termijn waterstof) waardoor de emissies van CO2, NOx, SO2 en fijnstof en geluid worden gereduceerd. Het Waddenfonds richt zich op additionele maatregelen die bijdragen aan een verdere verduurzaming van het havenbedrijf.

Artikel 2.10 Verduurzaming logistieke en industriële processen (nieuwe technologie/ toepassing groene grondstoffen/ reststromen, biobasedeconomy) die leidt tot vermindering van de belasting van de ecologie van de Waddenzee.

(Havengebonden) bedrijven die zich inzetten voor een duurzame bedrijfsvoering kunnen pilots in aanmerking laten komen voor Waddenfondssubsidiëring als hiermee een additionele inspanning wordt geleverd ter vermindering van de belasting van de kwetsbare natuur van de Waddenzee. Het gaat hierbij om het ontwikkelen van duurzame technologieën, toepassing van groene grondstoffen (biobased economy) en toepassingen van het opwaarderen van reststromen (circulair) die aantoonbaar de belasting van de ecologie van de Waddenzee verkleinen. Deze themalijn draagt bij aan verduurzaming van de logistieke en industriële processen van (havengebonden) bedrijven gericht op het hergebruik van grondstoffen en geringere emissies opdat tevens de druk op de ecologische processen in de Waddenzee afneemt.

Artikel 2.12 Themalijn Duurzame visserij- en verwerkingstechnieken

In de Agenda 2050 wordt de wadvisserij benoemd als kernwaarde in het Waddengebied. De visserij draagt bij aan directe en indirecte werkgelegenheid. Ook zijn de activiteiten cultuurhistorisch waardevol en toeristisch interessant, met name in de havens. Alhoewel niet wetenschappelijk onomstotelijk bewezen, wordt algemeen aangenomen dat met name garnalenvisserij en mosselzaadbodemvisserij in de huidige vorm schade toebrengen aan het ecosysteem, vooral door bodemberoering. Deze themalijn richt zich op het bevorderen van een (economisch) duurzame visserij op de Waddenzee dat wat betreft aard, schaal en impact past bij de natuurlijke draagkracht van de Waddenzee

Subsidiabele activiteiten( indicatief):

Ingezet wordt op projecten die gericht zijn op het verminderen van de impact van wadvisserij op de ecologische waarde van de Waddenzee. Pilots zijn subsidiabel indien ze bijdragen aan het voorkomen van bijvangst en vistechnieken met minder bodemberoering. Ook kan gedacht worden aan het bevorderen dat mosselzaadbodemvisserij verdwijnt uit de Waddenzee of inzet op een duurzamere kweek. Verder komen projecten voor subsidie in aanmerking die gericht zijn op kavelruil van (kweek- en verwater)percelen die zorgen voor het reduceren van het aantal percelen op ecologisch waardevolle locaties en/of voor het reduceren van negatieve ecologische effecten van herverkaveling of juist zorgt voor een natuurplus daarvan. Ook is deze themalijn gericht op het ondersteunen van innovaties die bijdragen aan een duurzamere verwerking van Waddenzeeproducten zowel aan boord als op land.

Artikel 2.13 Themalijn Verbreding en flexibilisering

Met deze themalijn stelt het Waddenfonds zich ten doel een geïntegreerde wadvisserij passend bij de ecologische functies van de Waddenzee te behouden en te versterken. Een visserij die zich aanpast bij wat de Waddenzee biedt. En afhankelijk van het seizoen en aanwezigheid van voldoende visbestanden haar vangsten bepaalt. Onderdeel is het bevorderen van een geïntegreerde (kleinschalige) visserijketen in het Waddengebied die past bij deze vorm van vissen;

Subsidiabele activiteiten (indicatief)

Het betreft pilots die zich richten op het bevorderen van een geïntegreerde visserij waarbij negatieve effecten op de natuurwaarden en biodiversiteit zoveel mogelijk worden voorkomen en waarbij de activiteiten geen afbreuk doen aan de kernwaarden van het Waddengebied. Dit kan betrekking hebben op geïntegreerde seizoensgebonden visserij eventueel in relatie met het versterken van de keten. Hierbij kan gedacht worden aan regionale verwerking en afzet, bevorderen van export van Waddenproducten en / of verbinding met toerisme en havens

Artikel 2.14 Themalijn Aquaculturen

Velen zien een mooie toekomst voor eiwit uit zee. Echter het streven van het Waddenfonds is zoveel mogelijk activiteiten in de Waddenzee te verduurzamen of af te bouwen. Om de druk op de Waddenzee in dit verband te verminderen en/of economische kansen te benutten wordt ingezet op het bevorderen van aquaculturen aan land. Hierbij gaat het niet om (bulk)productie maar om innovatieve pilots of om kweek van hoogwaardig (uitgangs)materiaal bij voorkeur gebiedseigen.

Bij kweek valt te denken aan innovatieve kweeksystemen voor aquaculturen die uitgangsmateriaal produceren die elders kunnen worden kunnen gebruikt voor productie. Vergelijkbaar met pootgoed in de aardappelsector. Bijvoorbeeld innovatieve kweeksystemen voor wieren, pieren, kokkels etc die elders uitgezet kunnen worden om het eindproduct te produceren.

Subsidiabele activiteiten (indicatief):

Innovatieve activiteiten die inzetten op de kweek en regionale verwerking van schelpdieren, vis-, algen- en wieren- en wormenkweek of combinaties hiervan aan land. Het betreft activiteiten die de ecologische druk op de Waddenzee verminderen.

Artikel 2.15 Omgaan met verzilting en ontwikkeling van zilte teelten.

Het Waddenfonds stelt zich ten doel een impuls te geven aan innovatieve ontwikkelingen in de agrarische sector in het omgaan met verzilting. Dit kan door met grondgebonden agrarische activiteiten in te spelen op de inpassing van zilte teelten in de agrarische bedrijfsvoering. Ook maatregelen die een zorgvuldig bodembeheer bevorderen in relatie tot de verziltingsproblematiek worden door het Waddenfonds ondersteund. Brakke milieucondities voor natuur zijn schaarser geworden, mede omdat voor de landbouw het zoute water zoveel mogelijk wordt teruggedrongen. Het Waddenfonds ondersteunt initiatieven waarbij aantoonbaar bijdragen worden geleverd aan een positieve wisselwerking in milieucondities voor natuur en landbouw. Initiatieven die in het gehele Waddengebied effect sorteren of toepasbaar zijn (in elke waddenprovincie) hebben de voorkeur. Hoe meer agrarische ondernemers, hectares, verschillende bodemomstandigheden, bouwplannen en ketenpartijen onderdeel zijn van het initiatief, hoe interessanter als subsidiabel project.

Artikel 2.16 Slim omgaan met zoet water.

Het Waddenfonds stelt zich ten doel een impuls te geven aan innovatieve ontwikkelingen in de agrarische sector in het omgaan met verzilting. Deze themalijn is gericht op innovaties op praktijkschaal in het vasthouden of vergroten van de voorraad van het zoete water voor agrarische activiteiten.

Het Waddenfonds zoekt primair naar projecten die een vervolg zijn op eerdere projecten; het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat (fases van) ontwikkelingen die al hebben plaatsgevonden, al dan niet in het Waddengebied, nog een keer worden uitgevoerd in een project.

Artikel 2.17 Themalijn pilots circulaire economie (biobased) omgaan met reststromen.

Benutting van en/of efficiënter omgaan met reststromen van de landbouw en/of van andere sectoren biedt kansen voor de landbouw. In deze themalijn stelt het Waddenfonds zich ten doel bij te dragen aan het benutten van (rest)producten en het oplossen van knelpunten.

Bijlagen:

  • 1.

    Aanvraagformulier

  • 2.

    Model projectplan

  • 3.

    Model Begroting en Financieringsplan

  • 4.

    Model Exploitatieplan / Businesscase

  • 5.

    Uitvoeringsprogramma Waddenfonds


Noot
1

In deze toelichting zijn de hoofdzaken uit deze subsidieregeling, de subsidieverordening en het Uitvoeringsprogramma samengevat en wordt toelichting gegeven bij een aantal artikelen van de subsidieregeling. Daarmee fungeert de toelichting tevens als leeswijzer voor (het vinden van) de relevante informatie bij het opstellen van een aanvraag.