Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik houdende regels omtrent schuldhulpverlening (Beleidsregels Integrale Schuldhulpverlening)

Geldend van 17-05-2013 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik houdende regels omtrent schuldhulpverlening (Beleidsregels Integrale Schuldhulpverlening)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik;

gelet op artikel 2 en 3 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en artikel 4:81 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht;

B E S L U I T:

vast te stellen: Beleidsregels Integrale Schuldhulpverlening

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik;

  • b.

    verzoeker: ingezetene van 18 jaar en ouder, die zich tot het college heeft gewend voor schuldhulpverlening;

  • c.

    wet: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs);

  • d.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • e.

    schuldhulpverlening: het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing gericht op de aflossing van schulden indien redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijk persoon niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij is opgehouden te betalen, evenals nazorg;

  • f.

    problematische schulden; een situatie waarin van een natuurlijk persoon redelijkerwijs is te verwachten dat hij niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, of waarin hij is opgehouden met betalen;

  • g.

    plan van aanpak: een trajectomschrijving met producten en diensten (in- en extern) die de aanvragers wordt aangeboden, gekoppeld aan de beschikking;

  • h.

    nazorg: een mix van maatregelen, activiteiten en voorzieningen die erop gericht zijn om na afloop van een succesvol afgerond traject gericht op beheersbare schulden, traject minnelijke schuldenregeling of een traject op grond van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) recidive te voorkomen;

  • i.

    recidivisten: belanghebbenden die tussentijds door eigen toedoen of op eigen verzoek het traject hebben beëindigd of het door het college ingezette traject succesvol hebben afgerond, die opnieuw een beroep doen op de schuldhulpverlening van de gemeente;

  • j.

    onregelbare schuldenaar: een schuldenaar die zich niet aan de afspraken houdt en niet gemotiveerd is;

  • k.

    onregelbare schuldensituatie: een schuldensituatie waarin schulden voorkomen die niet in aanmerking komen voor een schuldregeling of waarvan, door juridische procedures, de hoogte van de vorderingen onduidelijk is;

  • l.

    crisisinterventie; gesprek binnen 3 werkdagen na melding waarin geïnventariseerd wordt of er sprake is van een crisissituatie en welke acties daarvoor nodig zijn;

  • m.

    fraudevordering: een vordering uit onverschuldigde betaling die voortvloeit uit het niet (tijdig) of niet correct verstrekken van informatie aan een bestuursorgaan;

  • n.

    screeningsgesprek; een eerste gesprek voorafgaand aan de aanvraag waarin een globale inschatting gemaakt wordt van de problematiek en het mogelijke vervolgtraject;

  • o.

    Intakegesprek; gesprek waarin de beoordeling plaatsvindt of er al dan niet een aanvraag ingenomen kan worden voor schuldhulpverlening.

Artikel 2. Doelgroep gemeentelijke schuldbemiddeling

Alle inwoners van de gemeente Medemblik van 18 jaar en ouder kunnen zich tot het college wenden voor schuldhulpverlening.

Artikel 3. Aanvraag schuldhulpverlening

  • 1. Aan een aanvraag om schuldhulpverlening gaat een aanmelding tot schuldhulpverlening vooraf.

  • 2. Een aanmelding kan leiden tot een crisisinterventie of een screeningsgesprek.

  • 3. Het screeningsgesprek kan leiden tot een adviesgesprek, verplichte deelname aan de workshop “puinruimen” of direct tot een intakegesprek.

  • 4. Een aanvraag voor schuldhulpverlening kan worden ingediend tijdens een intakegesprek, dan wel zoveel eerder als de verzoeker daar nadrukkelijk om vraagt.

Artikel 4. Het aanbod

  • 1. Het college verleent aan verzoeker schuldhulpverlening als het college dit noodzakelijk acht. De aanvraag wordt getoetst aan de visie en uitgangspunten zoals neergelegd in het beleidsplan ‘Integrale schuldhulpverlening West-Friesland’. Als de noodzaak niet aanwezig wordt geacht door het college, kan de aanvraag worden afgewezen.

  • 2. Het college bepaalt welke vorm van schuldhulpverlening wordt ingezet.

  • 3. De toekenning of de afwijzing van de aanvraag wordt in een beschikking vastgesteld. In het plan van aanpak, dat onderdeel is van de beschikking, wordt het aanbod gemotiveerd.

  • 4. Bij de afweging welke vorm van ondersteuning het meest geschikt is voor de verzoeker, weegt het college de volgende zaken tegen elkaar af:

    • a.

      de doelmatigheid van de ondersteuning;

    • b.

      de zwaarte c.q. omvang van de schuldensituatie en de regelbaarheid daarvan;

    • c.

      de mate van zelfredzaamheid van de verzoeker en diens netwerk (psychosociale situatie);

    • d.

      houding en gedrag van verzoeker (motivatie en vaardigheden);

    • e.

      een eventueel eerder gebruik van schuldhulpverlening;

    • f.

      de aanwezigheid van een fraudevordering als bedoeld in artikel 3, derde lid van de wet.

  • 5. De beslissing van het college tot het doen van een aanbod, tot het weigeren of beëindigen van de schuldhulpverlening is een besluit in de zin van de Awb, waartegen belanghebbende bezwaar en beroep kan instellen.

Artikel 5. Verplichtingen

  • 1. Verzoeker doet aan het college op verzoek of direct uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op schuldbemiddeling. Dit geldt zowel bij de aanvraag als gedurende de looptijd van het schuldhulpverleningstraject.

  • 2. Verzoeker is verplicht alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor het Welslagen van de schuldhulpverlening. De medewerking bestaat onder andere uit:

    • a.

      aan het college desgevraagd een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht direct ter inzage te verstrekken;

    • b.

      het verlenen van toestemming om de voor de schuldbemiddeling van belang zijnde informatie in te winnen bij, en te verstrekken aan derden;

    • c.

      het tijdig inleveren van de voor schuldhulpverlening noodzakelijke bewijsstukken en het (tijdig) verschijnen op een oproep in het kader van schuldhulpverlening. Hiervoor geldt dat wanneer niet alle gegevens worden overlegd, een hersteltermijn kan worden geboden;

    • d.

      het zich tot het uiterste inspannen betaald werk te behouden dan wel fulltime betaald werk te verkrijgen, tenzij het college voor dit laatste een ontheffing heeft gegeven;

    • e.

      zoveel mogelijk afloscapaciteit creëren door het verruimen van inkomen, inzetten van beschikbaar vermogen, het minimaliseren van uitgaven en deze afloscapaciteit te gebruiken voor afbetaling van de schulden;

    • f.

      geen nieuwe financiële verplichtingen aangaan;

    • g.

      het actief deelnemen aan een cursus gericht op het voorkomen van (nieuwe) schulden;

    • h.

      het zich houden aan de nadere verplichtingen uit het plan van aanpak.

  • 3. Naast deze algemene verplichtingen kan het college in de beschikking in individuele gevallen aanvullende bijzondere verplichtingen opnemen.

Artikel 6. Weigeren van verzoek

  • 1. Het college kan in ieder geval besluiten om het verzoek om schuldhulpverlening te weigeren als:

    • a.

      verzoeker niet of in onvoldoende mate de verplichtingen nakomt als bedoeld in artikel 5 van deze beleidsregels;

    • b.

      er geen sprake is van een stabiel inkomen op minimaal de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

    • c.

      er sprake is van een onregelbare verzoeker en/of een onregelbare schuldensituatie.

    • d.

      verzoeker de onderliggende oorzaak van de schulden nog niet heeft opgelost door middel van de juiste hulpverlening (bijvoorbeeld verslavingszorg en psychische hulp);

    • e.

      verzoeker zelf in staat is om zijn schulden te regelen;

    • f.

      verzoeker geen stabiele woon- of leefsituatie heeft en er is geen uitzicht op verbetering;

    • g.

      verzoeker nog bezig is met een echtscheidingsprocedure en de boedelscheiding nog niet afgerond is;

    • h.

      verzoeker een vordering heeft die is ontstaan door het niet (behoorlijk) nakomen van de inlichtingenplicht (in het kader van de Wet werk en bijstand) en hiervoor een bestuurlijke boete is opgelegd of er aangifte is gedaan op grond van het Wetboek van Strafrecht.

  • 2. Voordat het besluit tot weigering wordt genomen, wordt verzoeker een redelijke hersteltermijn geboden om alsnog de gevraagde medewerking te verlenen of informatie te verstrekken.

  • 3. Van de weigering wordt afgezien als de verwijtbaarheid van de verzoeker ontbreekt.

Artikel 7. Beëindigingsgronden

  • 1. Onverminderd de overige bepalingen in deze beleidsregels, kan het college in ieder geval besluiten tot beëindiging van een schuldhulpverleningstraject als:

    • a.

      de verzoeker niet langer tot de doelgroep behoort;

    • b.

      het schuldhulpverleningstraject succesvol is afgerond;

    • c.

      de verzoeker niet voldoet aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 5 van deze beleidsregels;

    • d.

      de verzoeker zich niet naar vermogen inspant om de onderliggende oorzaken van de schuldenproblematiek op te lossen;

    • e.

      verzoeker zich ten opzichte van de medewerkers, belast met werkzaamheden die voortkomen uit schuldhulpverlening, ernstig misdraagt;

    • f.

      de verzoeker in staat is om zijn schulden zelf of via diens netwerk te regelen;

    • g.

      de geboden schulphulpverlening, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verzoeker niet langer doelmatig is;

    • h.

      het besluit is genomen op grond van gegevens die achteraf onjuist blijken te zijn en er op het moment van de aanvraag op grond van de juiste aanvraag een ander besluit zou zijn genomen;

    • i.

      de verzoeker hier nadrukkelijk zelf om verzoekt.

  • 2. Voordat het besluit tot beëindiging wordt genomen, wordt verzoeker een redelijke hersteltermijn geboden om alsnog de gevraagde medewerking te verlenen of informatie te verstrekken.

  • 3. Van de beëindiging wordt afgezien als de verwijtbaarheid van de verzoeker ontbreekt.

Artikel 8. Nazorg

  • 1. Het college bepaalt na afloop van een schuldhulpverleningstraject het aanbod en de duur van de nazorg.

  • 2. De vorm waarin de gemeente nazorg biedt, is gebaseerd op een analyse van het daaraan voorafgaande traject, de onderliggende problematiek en de verdere prognose.

  • 3. Het college legt de wijze en de duur van de nazorg vast in een beëindigingsbeschikking.

  • 4. De verplichtingen, zoals neergelegd in artikel 5 van deze beleidsregels, zijn onverminderd van toepassing op dit artikel.

Artikel 9. Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1. Het college heeft de ruimte om in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende af te wijken van de bepalingen zoals neergelegd in deze beleidsregels.

  • 2. In gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college.

Artikel 10. Inwerkingtreding en citeertitel

Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na bekendmaking ervan en werken terug tot en met 1 januari 2013. Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels Integrale Schuld-hulpverlening”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 30 april 2013 door burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik.

De secretaris,

W. Slob

de burgemeester,

F.R. Streng

Toelichting beleidsregels Integrale Schuldhulpverlening

Artikel 1

Dit artikel hoeft geen toelichting.

Artikel 2

Schuldhulpverlening staat in beginsel open voor alle inwoners van de gemeente Medemblik van 18 jaar en ouder. Een specifiek doelgroepenbeleid wordt niet gevoerd door de gemeente. Een uitzondering hierop zijn zelfstandige ondernemers. Zij nemen een bijzondere positie in. Als het de zelfstandige niet lukt om bij oplopende schulden een krediet van een bank te krijgen kan deze een beroep doen op een voorliggende voorziening in de vorm van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). In het kader van de Bbz wordt de levensvatbaarheid van de onderneming onderzocht. In het geval dat de onderneming levensvatbaar wordt verklaard, kan besloten worden tot het verstrekken van (extra) bedrijfskapitaal, waarmee de schulden worden geherfinancierd. Schuldhulpverlening vanwege problematische schulden is dan niet meer aan de orde. Is de onderneming niet levensvatbaar, dan zal de zelfstandige vaak geen andere mogelijkheid hebben dan het beëindigen van de onderneming. Na het feitelijk stoppen van de onderneming en uitschrijving bij de Kamer van Koophandel, kan de ex-zelfstandige zich tot de gemeente wenden voor schuldhulpverlening. Ook bij deze groep geldt dat de gemeente niet bij voorbaat uitsluit. Welke vorm van hulp ingezet wordt, is afhankelijk van de situatie waarin de zelfstandige verkeert en welke problemen aan de situatie ten grondslag liggen.

Artikel 3

In dit artikel wordt onderscheid gemaakt tussen crisisinterventie, het screeningsgesprek en het aanvraaggesprek. Dit is van belang voor de afhandelingstermijn van de Awb. Een aanmelding voor schuldhulpverlening begint met een screeningsgesprek tenzij sprake is van een crisissituatie. In dit gesprek wordt een globale inschatting gemaakt van de problematiek en het mogelijke vervolgtraject. Dit gesprek kan leiden tot een adviesgesprek, verplichte deelname aan de workshop “puinruimen”, of direct tot een intake, danwel aanvraaggesprek. Ook na een adviesgesprek of crisisinterventie kan nog een intake plaats vinden indien de omstandigheden van de verzoeker daartoe aanleiding geven. De periode tussen de datum van aanmelding van de verzoeker om schuldhulpverlening en het screeningsgesprek mag op grond van de wet maximaal 4 weken zijn en in crisissituaties maximaal 3 werkdagen. Tijdens de intake kan de verzoeker een aanvraag om schuldhulpverlening indienen. Dit kan uiteraard ook al in een eerder stadium gebeuren, indien de klant daar nadrukkelijk om vraagt.

Artikel 4

Lid 1

Het college verleent schuldhulpverlening als zij dit noodzakelijk acht. Op deze manier wordt recht gedaan aan het beleidsmatige uitgangspunt van de eigen verantwoordelijkheid. Daar waar de burger in staat wordt geacht om de (dreigende) schuldenproblematiek zelf, via een SchuldHulpMaatje of via zijn netwerk aan te pakken en te regelen, kan schuldhulpverlening achterwege blijven.

Lid 2 en 3

Het college bepaalt de aard van de ondersteuning. Hierbij geldt het uitgangspunt van de selectieve en gerichte inzet. Het gaat om maatwerk. De inzet van producten kan per situatie verschillend zijn. Dit wordt in een beschikking gemotiveerd. Doorverwijzing naar flankerende hulp kan aan de orde zijn.

Lid 4

De mate waarin de gemeente één of meerdere producten aanbiedt is van diverse factoren afhankelijk. Om een aanbod voor schuldhulpverlening te krijgen moet er sprake zijn van een problematische schuldensituatie. Het aanbod wordt afgestemd op de persoonlijke en financiële situatie van de verzoeker. In sommige gevallen kan het college niet of nauwelijks iets betekenen voor een aanvrager. Als iemand zo verslaafd is dat hij nieuwe schulden blijft maken, dan kan dit een schuldhulpverleningstraject belemmeren. Bij de beoordeling van het doen van een aanbod vindt een analyse plaats waarbij gekeken wordt of er sprake is van een regelbare schuld. De verzoeker heeft bijvoorbeeld geen fraudevorderingen, geen niet-saneerbare CJIB boetes en er zijn geen omstandigheden waarbij de hoogte van de vorderingen niet kan worden vastgesteld zoals bij nog lopende scheidingsprocedures. Er wordt ook gekeken of er sprake is van een regelbare schuldenaar. Dat wil zeggen dat de verzoeker zich onder andere aan afspraken houdt en gemotiveerd is.

Als er sprake is van recidivisten met het verzoek tot schuldhulpverlening kan het college het aanbod hier op aanpassen of kiezen om geen aanbod te doen. Uitgangspunt is een gerichte inzet en het leveren van maatwerk.

Lid 5

Hierin is bepaald dat de beslissing van het college tot het doen van een aanbod tot het weigeren of beëindigen van schuldhulpverlening een besluit is in de zin van de Awb.

Artikel 5

Deelname aan schuldhulpverlening is niet vrijblijvend. Aan de verzoeker wordt een aantal algemene en nadere (individuele) verplichtingen opgelegd. De verplichtingen worden vastgelegd in de toelichting op het inlichtingenformulier dat de cliënt moet invullen ten behoeve van de aanvraag schuldhulpverlening.

Lid 1

In het eerste lid gaat het over de inlichtingenplicht. Dit geldt zowel in de aanmeldingsfase als gedurende het traject. De verzoeker dient op verzoek de medewerking te verlenen die nodig is voor de uitvoering van de schuldhulpverlening. De aangeleverde gegevens dienen door het college onderzocht te worden op juistheid en volledigheid.

Lid 2

Naast de in lid 1 genoemde inlichtingenplicht dient de verzoeker alle medewerking te verlenen die nodig is voor de uitvoering van schuldhulpverlening. De onder a tot en met h genoemde lijst verplichtingen is niet limitatief. Met zowel de verplichting tot het verstrekken van inlichtingen en het verlenen van medewerking wordt een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van de verzoeker.

Voor wat betreft het verruimen van het inkomen geldt dat de verzoeker of belanghebbende zich naar vermogen zal moeten inspannen. Onder deze verplichting valt in het geval van werkloosheid of parttime werk ook het aanvaarden van iedere vorm van geaccepteerde arbeid. De verzoeker dient dan ook actief te solliciteren. Hierbij gaat het om een inspanningsverplichting.

Wanneer de verzoeker noodzakelijke bewijsstukken voor de aanvraag schuldhulpverlening niet aanlevert binnen de gestelde periode, kan een hersteltermijn geboden worden. Als blijkt dat de gegevens en bewijsstukken die opgevraagd zijn in de eerste hersteltermijn niet afdoende zijn om de aanvraag schuldhulpverlening te kunnen beoordelen, kan een tweede hersteltermijn geboden worden om de noodzakelijke informatie te completeren.

Lid 3

Schuldhulpverlening is maatwerk en om te komen tot het beoogde eindresultaat is de inzet van middelen en instrumenten per persoon verschillend. Naast de algemene uit de wet en de uit het voorgaande lid voortvloeiende verplichtingen kan het ook aan de orde zijn dat er nog extra verplichtingen, bijvoorbeeld met betrekking tot flankerende hulp, opgelegd moeten worden om het eindresultaat van een zo bestendig mogelijke schuldenvrije situatie te bereiken. Een limitatieve opsomming hiervan is ongewenst omdat het aantal (combinaties van) instrumenten uiteenlopend is.

Artikel 6

Lid 1

In dit onderdeel is aangegeven in welke situaties of op welke gronden het college het verzoek tot schuldhulpverlening kan weigeren. Het is de eigen verantwoordelijkheid van de verzoeker om de benodigde juiste informatie te leveren en medewerking te verlenen.

Naast de eigen verantwoordelijkheid is een goede motivatie belangrijk voor het slagen van schuldhulpverlening. Daarom kan een verzoek tot schuldhulpverlening worden geweigerd als de verzoeker niet de benodigde hulpverlening wil zoeken en/of aanvaarden. Zonder die hulpverlening is het niet mogelijk om de onderliggende oorzaak van de schulden op te lossen en is de kans groot dat de schuldhulpverlening niet succesvol kan worden afgesloten.

Als er sprake is van een onregelbare verzoeker en/of een onregelbare schuldensituatie kan het verzoek om schuldhulpverlening worden geweigerd. Voor de beoordeling hiervan wordt gebruikt gemaakt van het ‘kwadrant’ welke opgenomen is in het beleidsplan ‘Integrale Schuldhulpverlening West-Friesland’.

In het kader van de wet Aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW mogen gemeenten vanaf 1 januari 2013 geen medewerking verlenen aan een schuldregeling als de vordering is ontstaan door het niet (behoorlijk) nakomen van de inlichtingplicht (WWB) en hiervoor een bestuurlijke boete is opgelegd of aangifte is gedaan op grond van het Wetboek van Strafrecht. De wetgever vindt dat fraude niet mag lonen en streng moet worden bestraft.

Gemeenten mogen bij fraude dus geen medewerking verlenen aan een schuldregeling (minnelijk of wettelijk via de WSNP ), maar mogen wel schuldhulpverlening bieden in de vorm van bijvoorbeeld budgettering of stabilisatie.

Lid 2

Voordat tot weigering kan worden overgegaan moet er een hersteltermijn worden gegeven. Deze termijn moet redelijk zijn. Over het algemeen zal twee weken voldoende zijn. De gestelde termijn en de redelijkheid hangen samen met het soort verplichting. De verzoeker moet wel instaat zijn gesteld om binnen de gestelde termijn zijn verzuim te kunnen herstellen.

Lid 3

Als het niet aan verzoeker zelf is te verwijten dat hij de verplichtingen niet nakomt moet er worden afgezien van weigering.

Artikel 7

In dit onderdeel is aangegeven in welke situaties het traject schuldhulpverlening kan worden beëindigd. De situaties spreken voor zich. Voor het beoordelen van onderdelen f en g wordt gebruikt gemaakt van het ‘kwadrant’ welke opgenomen is in het beleidsplan ‘Integrale Schuldhulpverlening West-Friesland’.

Lid 2

Voordat tot beëindiging kan worden overgegaan moet er een hersteltermijn worden gegeven. Deze termijn moet redelijk zijn. Over het algemeen zal twee weken voldoende zijn. De gestelde termijn en de redelijkheid hangen samen met het soort verplichting. De verzoeker moet wel instaat zijn gesteld om binnen de gestelde termijn zijn verzuim te kunnen herstellen.

Lid 3

Als het niet aan verzoeker zelf is te verwijten dat hij de verplichtingen niet nakomt moet er worden afgezien van beëindiging.

Artikel 8

Nazorg is een onderdeel van het schuldhulpverleningstraject en start na afronding van de schuldregeling. Het is gericht op het voorkomen van terugval in oude gewoonten, die leidden tot het ontstaan van een (problematische) schuldensituatie en draagt bij aan een bestendige financiële toekomst. Standaard wordt aan cliënten een kosteloos (maatwerk) nazorgtraject aangeboden voor de duur van maximaal drie jaar, met maximaal vier momenten per jaar waarop ter voorkoming van nieuwe schulden de financiële stand van zaken met cliënten wordt doorgenomen en besproken. Men is niet verplicht om gebruik te maken van een nazorgtraject. Als men hiervan geen gebruik wil maken zal men in het vervolg alleen nog in uitzonderlijke situaties een beroep kunnen doen op een schuldhulpverleningstraject.

De klant wordt zowel voorafgaand aan het nazorgtraject als tijdens dit traject aangespoord om zelf een actieve houding aan te nemen. De vorm waarin de gemeente nazorg biedt, is gebaseerd op een analyse van het daaraan voorafgaande traject, de onderliggende problematiek, de inmiddels bereikte resultaten en de prognose voor de toekomst. Net als de voorgaande fase is ook de fase nazorg maatwerk en zal de inzet van middelen en instrumenten per persoon verschillend zijn. Een limitatieve opsomming hiervan is daarom niet aan de orde.

Artikel 9

Dit artikel geeft de ruimte aan het college om in bijzondere (lid 1) en/of onvoorziene (lid 2) omstandigheden ten gunste van de belanghebbende af te wijken van wat in de beleidsregels is vastgelegd. Het moet hierbij nadrukkelijk gaan om uitzonderingssituaties. Toepassing van de hardheidsclausule dient altijd zorgvuldig afgewogen en goed gemotiveerd te worden.

Artikel 10

Dit artikel behoeft geen toelichting.