Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer Gemeente Enschede 2021

Geldend van 20-04-2021 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer Gemeente Enschede 2021

Deze beleidsregels zijn een nadere uitwerking van de verordening ‘bekostiging leerlingenvervoer’ (hierna: de verordening). Onderstaande informatie beschrijft een aantal onderwerpen van het gemeentelijk beleid voor de uitvoering van het leerlingenvervoer.

Artikel 1. Afstand

  • 1. De afstand verblijfplaats–school wordt bepaald via de ANWB Routeplanner op www.anwb.nl, volgens de ‘kortste route’ met de fiets.

Artikel 2. Reistijd

  • 1. Het vaststellen van de reistijd met het openbaar vervoer vindt plaats op basis van de door de Reisinformatiegroep B.V. beschikbaar gestelde informatie, www.9292ov.nl.

  • 2. Er wordt uitgegaan van de adressen van de verblijfplaats en de school.

Artikel 3. Werkwijze co-ouderschap

  • 1. In een situatie van co-ouderschap, al dan niet gescheiden, die niet bij elkaar wonen, maar afspreken om hun kind(eren) gezamenlijk te (blijven) verzorgen en opvoeden - kan er aanspraak zijn op bekostiging van leerlingenvervoer voor de dagen dat de leerling bij de betreffende ouder verblijft.

  • 2. De beide ouders dienen afzonderlijk een aanvraag in voor de dagen dat het kind tijdens weekdagen bij hen verblijft.

  • 3. Indien het drempelbedrag en de eigen bijdrage van toepassing is, zoals bedoeld in artikel 23 en 24 van de verordening, dan wordt dit berekend naar verhouding tot het aantal dagen dat de leerling bij de betrokken co-ouder verblijft.

Artikel 4. Vaststellen van de bekostiging per fiets

  • 1. De bekostiging van vervoer per fiets is gelijk aan de laatst bekende fietskilometervergoeding genoemd in de Reisregeling Binnenland gemeten langs de kortste afstand. Meer informatie over de afstand, zie artikel 1 van deze beleidsregels.

  • 2. De bekostiging is 0,09 eurocent per kilometer.

  • 3. De afstand verblijfplaats–school wordt bepaald via de ANWB Routeplanner op www.anwb.nl, volgens de ‘kortste route’ met de fiets.

  • 4. De totale bekostiging wordt berekend door 0,09 eurocent te vermenigvuldigen met het (resterende) aantal schooldagen per jaar en het aantal kilometers.

Artikel 5. Vaststellen van de bekostiging van openbaar vervoer

  • 1. Het vaststellen van de bekostiging van het openbaar vervoer en de daaraan gekoppelde bekostiging is op basis van de informatie van de REISinformatiegroep bv via 0900-9292, www.9292ov.nl en mobiel.9292ov.nl.

  • 2. De bekostiging van het openbaar vervoer per bus zal, in principe, uitgekeerd worden in de vorm van een abonnement, tenzij anders nodig is.

  • 3. De bekostiging van het openbaar vervoer per trein kan worden uitgekeerd in de vorm van een abonnement of in de vorm van een financiële vergoeding. Dit is afhankelijk van het te reizen traject.

Artikel 6. Vaststellen van de bekostiging van eigen vervoer

  • 1. De bekostiging van eigen vervoer is op basis van een kilometervergoeding voor de auto ter hoogte van 0,19 eurocent per kilometer. Dit sluit aan bij de algemeen gebruikelijke belastingvrije kilometervergoeding.

  • 2. Voor het berekenen van de afstand voor de kilometervergoeding voor de auto geldt de ‘kortste route’ met de auto. Dit is via de ANWB Routeplanner op www.anwb.nl.

  • 3. De afstand wordt berekend in kilometers en afgerond op één cijfer achter de komma (honderd meter).

  • 4. Het totaalbedrag wordt berekend door het aantal kilometers en bedrag te vermenigvuldigen met het aantal (resterende) schooldagen.

Artikel 7. Vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage (drempelbedrag)

  • 1. Wanneer een leerling een school voor regulier basisonderwijs of speciaal basisonderwijs (SBO) bezoekt kan een eigen bijdrage worden gevraagd, afhankelijk van het inkomen. Dit is beschreven in de verordening, artikel 23.

  • 2. Leerlingen die met de grote schoolbus naar bovengenoemde scholen gaan, reizen als het ware met het openbaar vervoer als bedoeld in artikel 1 van de verordening. De wetgever heeft bedoeld de ouder(s) verantwoordelijk te laten zijn voor een bepaald deel van de (werkelijk gemaakte) kosten van het (openbaar) vervoer, de zogenaamde drempel. Zie de toelichting in de verordening artikel 23, lid 1 en 2.

  • 3. De hoogte van de eigen bijdrage is een vast bedrag per schooljaar. Dit komt als volgt tot stand door de verschillende bedragen met elkaar te vermenigvuldigen:

    • a.

      De kosten van het openbaar vervoer die zouden worden gemaakt om de afstand tot aan de door de gemeente vastgestelde kilometergrens te overbruggen.

      • -

        basisonderwijs: 6 kilometer;

      • -

        speciale basisonderwijs: 3 kilometer.

    • b.

      De kosten van het openbaar vervoer worden berekend, die met de OV-chipkaart zouden worden gemaakt (starttarief & tarief per kilometer), rekening houdend met kortingen die voor de leerling binnen het systeem kunnen gelden (bijvoorbeeld het kortingspercentage: jeugd 4 t/m 11: 34%

    • c.

      Hierbij wordt rekening gehouden met een retourrit en het totaalaantal schooldagen per schooljaar.

  • 4. Er geldt een maximale jaarlijkse eigen bijdrage stijging van 5% ten opzichte van de eigen bijdrage van het vorige schooljaar. Dit met als doel om de soms hogere jaarlijkse tariefstijgingen in het openbaar vervoer meer stapsgewijs door te berekenen.

Artikel 8. Uitbetaling van de bekostiging

  • 1. De uitbetaling van bekostiging van vervoer per fiets, openbaar vervoer en eigen vervoer vindt in maandelijkse termijnen plaats. De aanschaf van de openbaar vervoer abonnementen vindt ook periodiek plaats (jaarlijks of maandelijks).

  • 2. Er vindt steekproefsgewijs controle plaats of de vergoeding daadwerkelijk is besteed aan het vervoer naar school.

  • 3. Indien er vermoeden is dat de bekostiging voor andere doeleinden dan het vervoer van de leerling wordt gebruikt, kan het college de uitbetaling van de bekostiging toekennen aan een ander dan de ouder(s) (bijvoorbeeld de school of instelling).

  • 4. Indien de leerling verwijtbaar verzuimt van school, wordt over de dagen dat sprake is van verzuim, geen bekostiging verstrekt of wordt de bekostiging over die dagen teruggevorderd of verrekend.

Artikel 9. Regeling zelfstandig reizen

  • 1. Zelfstandig kunnen (leren) reizen is belangrijk voor een leerling om in de toekomst meer zelfredzaam te kunnen zijn. Om te stimuleren dat leerlingen zelfstandig reizen en die eerder in het taxivervoer (aangepast vervoer) zitten, kan de aanschaf van een abonnement voor het openbaar vervoer een belemmering zijn. Enschede kiest voor een financiële ondersteuning voor wie dat écht nodig heeft. Daarom is er de regeling ‘zelfstandig reizen’ .

  • 2. Deze regeling is bedoeld voor leerlingen die zelfstandig naar het voortgezet speciaal onderwijs kunnen reizen en waar de ouder(s) een inkomen (zie artikel 1 verordening) hebben tot 120% van de van geldende bijstandsnorm (ook wel Wettelijks sociaal minimum genoemd). Het college kan hiervan afwijken, afhankelijk van de situatie van de leerling en/of de ouder(s).

  • 3. Bij de beoordeling van een aanvraag voor een vervoersvoorziening voor de leerling wordt rekening gehouden met de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de leerling en die van het gezin, zoals beschreven in artikel 4. De situatie is ter beoordeling van het college, zo nodig na advies te hebben gevraagd aan deskundigen.

  • 4. Het college kan in deze situatie aan de leerling die zelfstandig kan reizen, een abonnement voor het openbaar vervoer verstrekken. Een busabonnement is hiervoor het uitgangspunt. Indien nodig is maatwerk mogelijk.

  • 5. Jaarlijks vindt een indexatie plaats van de bijstandsnorm.

  • 6. Er geldt een overgangsregeling waarbij de ouder(s) die in schooljaar 2020-2021 aanspraak maakten op een vergoeding boven 120% van de geldende bijstandsnorm. Deze ouder(s) behouden deze vergoeding zolang de leerling aanspraak maakt op leerlingenvervoer conform de verordening ‘bekostiging leerlingenvervoer’. Dit geldt totdat de gemeenteraad een definitief besluit neemt over deze financiële regeling (in combinatie met andere financiële regelingen in het sociaal domein).

Artikel 10. Werkwijze als ware sprake is van een school

  • 1. Er kan sprake zijn dat er formeel geen schoollocatie is, maar dat het in de praktijk wel bedoeld is voor leerlingen die, in het kader van passend onderwijs, lessenaanbod of programma te volgen op een andere locatie dan waar ze zijn ingeschreven. Dit kan gaan om dislocaties en nevenvestigingen, zoals beschreven in de verordening, artikel 8.

  • 2. Het gaat specifiek bijvoorbeeld om een tussenvoorziening: een locatie behorend bij een school(bestuur) of een samenwerkingsverband waar voortijdig schooluitval van een leerling wordt voorkomen, maar deze locatie valt formeel niet binnen de beleidscategorieën voor een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, Wet op het voortgezet onderwijs en Wet op de expertisecentra. Een samenwerkingsverband is verantwoordelijk voor de inrichting van deze locatie(s);

  • 3. De feitelijke locatie van deze tussenvoorziening die door de leerling wordt bezocht kan worden aangemerkt als ‘school’. Er zijn twee soorten tussenvoorzieningen, te weten die:

    • a.

      tijdens de voortgezet onderwijs (hierna: VO) periode worden ingezet. Deze voorzieningen worden door een school of het samenwerkingsverband verzorgd en zijn toegankelijk voor alle leerlingen in de regio Twente die naar het VO gaan. Dit geldt ook voor praktijkonderwijs (hierna: pro) en voortgezet speciaal onderwijs (hierna: VSO). Plaatsing in de voorziening leidt niet tot een andere schoolinschrijving. De voorzieningen worden niet altijd op een formele schoollocatie aangeboden en kennen daarom geen BRIN nummer. De voorzieningen zijn bedoeld voor jongeren met allerlei persoonlijke en gedragsmatige problemen die zo zwaar zijn dat ze in een regulier setting niet naar school kunnen gaan.

    • b.

      die na het VSO of pro worden ingezet voorafgaand aan de start op het middelbaar beroepsonderwijs (hierna mbo). Deze zijn voor leerlingen voor wie een overgang vanuit het VSO of pro naar het mbo een te grote stap is.

  • 4. Tussenvoorzieningslocaties zijn bijvoorbeeld: de Link, het Fundament of Novo Ego. Er kunnen locaties in de loop van de tijd bijkomen of verdwijnen.

  • 5. De werkwijze voor tussenvoorzieningen, als bedoeld in de beleidsregels artikel 7 lid 3a, is als volgt:

    • a.

      De leerling is ingeschreven bij regulier voortgezet onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs;

    • b.

      De leerling kan vanwege de beperking (bijvoorbeeld angststoornissen) of persoonlijke situatie tijdelijk geen lessen op de eigen locatie volgen. Het samenwerkingsverband adviseert daarom om de leerling lessen te laten volgen op een tussenvoorzieningslocatie.

    • c.

      De leerling blijft ingeschreven bij de oorspronkelijke school en volgt lessen op de tussenvoorziening locatie;

    • d.

      De aanvraag leerlingenvervoer wordt beoordeeld, als een aanvraag voor het bezoeken van de dichtstbijzijnde voortgezet onderwijs school of voortgezet speciaal onderwijs.

  • 6. De werkwijze voor tussenvoorzieningen, als bedoeld in de beleidsregels artikel 7 lid 3b, is als volgt:

    • a.

      Zolang de leerling is ingeschreven bij de VO-school, kan er bekostiging van het leerlingenvervoer worden toegekend.

    • b.

      Zodra de leerling is ingeschreven bij het mbo, dan geldt een studentenreisproduct via DUO.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 1 maart 2021

Het college van burgemeester en wethouders