Openstellingsbesluit ‘Paragraaf 7 Samenwerking voor innovaties 2021’ Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2022 Provincie Limburg (POP3)

Geldend van 05-05-2021 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 30-04-2021

Intitulé

Openstellingsbesluit ‘Paragraaf 7 Samenwerking voor innovaties 2021’ Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2022 Provincie Limburg (POP3)

Gedeputeerde Staten van Limburg stellen ter voldoening aan het bepaalde in artikel 4:27 juncto 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 1.3 van de Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2022 Provincie Limburg (POP3) op 30 maart 2021 het volgende besluit vast:

Openstellingsbesluit ‘Paragraaf 7 Samenwerking voor innovaties 2021’ Subsidieverordening Plattelands-ontwikkelingsprogramma 2014-2022 Provincie Limburg (POP3).

Gelet op artikel 1.3 van de Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2022 Provincie Limburg (POP3), hierna te noemen “Verordening”, besluiten Gedeputeerde Staten “Samenwerking voor innovaties 2021” Paragraaf 7 van Hoofdstuk 2 van deze Verordening als volgt open te stellen.

  • I.

    Het subsidieplafond bedraagt € 600.000 waarvan € 300.000 bestaat uit ELFPO-middelen en € 300.000 uit provinciale middelen.

  • II.

    Aanvragen om subsidie kunnen uitsluitend digitaal worden ingediend vanaf 30 april 2021 09:00 uur tot en met 11 juni 2021 17:00 uur. Een subsidieaanvraag dient uiterlijk 11 juni 2021 om 17:00 uur te zijn ontvangen door Gedeputeerde Staten. De subsidieaanvraag wordt afgewezen indien deze buiten de openstellingsperiode wordt ingediend.

  • III.

    In de bijlage zijn de nadere regels opgenomen die voor dit openstellingsbesluit gelden.

  • IV.

    Dit openstellingsbesluit wordt in onderstaande nadere regels aangehaald als “Samenwerking voor Innovaties 2021”.

  • V.

    Dit openstellingsbesluit treedt in werking op 30 april 2021 en vervalt einde POP3-periode, met dien verstande dat het zijn werking behoudt op de aanvragen die gedaan zijn tijdens de openstellingsperiode.

Bijlage: Nadere regels ‘Samenwerking voor Innovaties 2021’

Artikel 1 Begripsomschrijving

Met “Verordening” wordt bedoeld: Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2022 Provincie Limburg (POP3).

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Op grond van artikel 2.7.1, eerste lid van de Verordening wordt subsidie verstrekt voor:

    • a.

      de oprichting van een projectmatig samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.6, eerste lid van de Verordening, en het gezamenlijk formuleren van een projectplan gericht op een innovatie, en/of;

    • b.

      de uitvoering van een innovatieproject.

  • 2.

    Op grond van artikel 2.7.1, tweede lid van de Verordening zijn de activiteiten gericht op het praktijkrijp maken van kennis en innovatie alsmede op één of meerdere van de volgende zes thema’s:

    • (a)

      verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaarde strategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen of meerwaardecreatie;

    • (b)

      beter beheer van productierisico’s, versterking van de positie van de primaire producent in de handelsketen of het verminderen van marktfalen;

    • (c)

      maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik of een meer gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlakte water en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

    • (d)

      klimaatmitigatie;

    • (f)

      verbetering van dierenwelzijn of diergezondheid en verminderd risico voor de volksgezondheid bij de interactie tussen mens en dier;

    • (g)

      behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit.

Thema (e) klimaatadaptatie’ in artikel 2.7.1, tweede lid van de Verordening wordt buiten beschouwing gelaten.

Indien de aanvraag géén betrekking heeft op één of meerdere van bovenvermelde thema’s zal de aanvraag worden afgewezen.

Artikel 3 Subsidiehoogte

Op grond van artikel 1.3, vierde lid, aanhef en onder g van de Verordening bedraagt de subsidie voor de activiteiten zoals genoemd in artikel 2 minimaal € 50.000 en maximaal € 120.000 per aanvraag.

Artikel 4 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Op grond van artikel 2.7.6, eerste lid en in aanvulling op artikel 1.13, eerste lid onder h van de Verordening kan voor de oprichting van een projectmatig samenwerkingsverband en het gezamenlijk formuleren van een projectplan subsidie worden verstrekt voor:

    • a.

      kosten voor het werven van deelnemers;

    • b.

      kosten voor het netwerken om het project goed te definiëren;

    • c.

      kosten voor het opstellen van een projectplan en de samenwerkingsovereenkomst;

    • d.

      kosten voor het projectmanagement en projectadministratie;

    • e.

      niet verrekenbare of niet compensabele btw.

  • 2.

    Op grond van artikel 2.7.6, tweede lid en in aanvulling op artikel 1.13, eerste lid onder h van de Verordening kan voor de uitvoering van een innovatieproject subsidie worden verstrekt voor:

    • a.

      coördinatiekosten van het samenwerkingsverband;

    • b.

      kosten voor het verspreiden van resultaten van het project;

    • c.

      operationele kosten direct verbonden aan de uitvoering van het innovatieproject;

    • d.

      kosten voor projectmanagement en projectadministratie;

    • e.

      niet-verrekenbare of niet compensabele btw.

  • 3.

    Op grond van artikel 2.7.6, derde lid en in aanvulling op artikel 1.13, eerste lid onder h van de Verordening kan, als voor de uitvoering van een innovatieproject een fysieke investering wordt gedaan, subsidie worden verstrekt voor:

    • a.

      kosten voor bouw of verbetering van onroerende zaken;

    • b.

      kosten voor verwerving of leasing van onroerende zaken;

    • c.

      kosten voor aankoop van grond;

    • d.

      kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • e.

      algemene kosten als bedoeld in artikel 1.12a van de Verordening;

    • f.

      niet-verrekenbare of niet compensabele btw.

  • 4.

    Op grond van artikel 2.7.6, derde lid, artikel 1.12a en in aanvulling op artikel 1.13, eerste lid onder h van de Verordening kan, als voor de uitvoering van een innovatieproject een fysieke investering wordt gedaan, subsidie worden verstrekt voor:

    • a.

      kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs;

    • b.

      kosten van adviezen over duurzaamheid op milieu- en economisch gebied;

    • c.

      kosten van haalbaarheidsstudies;

    • d.

      niet-verrekenbare of niet compensabele btw.

  • 5.

    Op grond van artikel 2.7.6, vierde lid en in aanvulling op artikel 1.13, eerste lid onder h van de Verordening kan voorzover verband houdend met een fysieke investering in het kader van het project subsidie worden verstrekt voor:

    • a.

      kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

    • b.

      kosten van verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en merken;

    • c.

      kosten van de koop van tweedehands machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • d.

      voorbereidingskosten, als bedoeld in artikel 1.12, derde en vierde lid van de Verordening;

    • e.

      niet-verrekenbare of niet compensabele btw.

  • 6.

    In aanvulling op artikel 1.12, eerste lid van de Verordening kunnen personeelskosten berekend worden overeenkomstig artikel 1.9 of artikel 1.9a van de Verordening.

Artikel 5 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.6 en artikel 2.7.2 van de Verordening of aan de initiatiefnemer van het samenwerkingsverband in wording.

Artikel 6 Selectiecriteria, weging en selectie

  • 1.

    Gedeputeerde Staten hanteren voor de rangschikking als bedoeld in artikel 2.7.9 en artikel 1.15a van de Verordening de selectiecriteria:

    • a.

      effectiviteit;

    • b.

      haalbaarheid/kans op succes;

    • c.

      innovativiteit;

    • d.

      efficiëntie.

  • 2.

    Per selectiecriterium kunnen nul tot en met vijf punten worden behaald.

  • 3.

    De selectiecriteria hebben de volgende wegingsfactoren:

    • a.

      effectiviteit heeft een wegingsfactor van 2;

    • b.

      haalbaarheid/kans op succes heeft een wegingsfactor van 2;

    • c.

      innovativiteit heeft een wegingsfactor van 3;

    • d.

      efficiëntie heeft een wegingsfactor van 2;

  • 4.

    Om voor subsidie in aanmerking te komen, moeten minstens 27 punten behaald zijn.

  • 5.

    Op grond van artikel 1.15, vierde lid, van de Verordening bepalen Gedeputeerde Staten dat, indien het subsidieplafond wordt overschreden door meerdere aanvragen en de onderlinge rangschikking tussen de aanvragen gelijk is, een selectie tussen de betreffende projecten gemaakt zal worden door te kijken naar het selectiecriterium/de selectiecriteria waaraan de hoogste weging is toegekend. Scoren projecten dan nog gelijk, dan wordt gekeken naar het selectiecriterium/de selectiecriteria waaraan de op één na hoogste weging is toegekend. Zijn er ook na toepassing van deze regels gelijk scorende projecten, dan zal overgegaan worden tot loting. De loting zal worden uitgevoerd door een beëdigd notaris.

Artikel 7 Adviescommissie

Als uitwerking van artikel 1.14, tweede lid van de Verordening worden aanvragen, die voor subsidie in aanmerking komen, voorgelegd aan een door Gedeputeerde Staten ingestelde adviescommissie.

Artikel 8 Verplichting aanvrager

Conform artikel 2.7.10 van de Verordening is de subsidieontvanger verplicht om de resultaten van de activiteit/project openbaar te maken via het EIP-netwerk als bedoeld in artikel 57, derde lid van Vo (EU) 1305/2013 en andere geëigende netwerken.

Artikel 9 Bevoorschotting

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1.23 van de Verordening wordt maximaal 1 keer per projectjaar een voorschot verleend op basis van realisatie;

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1.25 van de Verordening worden geen voorschotten verleend vooruitlopend op de realisatie.

TOELICHTING bij de Nadere regels ‘Samenwerking voor Innovaties 2021’

I ALGEMEEN DEEL

Kader

Op 31 december 2020 liep de oorspronkelijke programmaperiode van POP3 2014-2020 af. Vanwege vertraging in de Brusselse besluitvorming kon het nieuwe GLB nog niet van start gaan op 1 januari 2021. Om de continuïteit in de financiering en uitvoering van POP3 te waarborgen heeft de Europese Commissie de mogelijkheid geboden om het huidige Plattelandsontwikkelingsprogramma te verlengen. De Provincie Limburg heeft besloten om van deze mogelijkheid gebruik te maken ter overbrugging tussen het huidige POP3 en het nieuwe GLB. Deze overbruggings-/transitieperiode beslaat de jaren 2021 en 2022. De financiering van de transitiejaren komt uit het nieuwe GLB. Inhoudelijk wordt het principe van ‘oude regels, nieuw geld’ gehanteerd.

Nederland heeft ervoor gekozen om in deze transitieperiode een accentverschuiving aan te brengen, waarbij de inhoudelijke focus meer dan voorheen komt te liggen op de actuele maatschappelijke onderwerpen: biodiversiteit/bodem, kringlooplandbouw (inclusief stikstof) en klimaat.

Verordening

Dit openstellingbesluit betreft een nadere uitwerking van de Verordening. Voor zaken die niet specifiek benoemd zijn in dit openstellingsbesluit is de Verordening van toepassing. Het gaat daarbij met name om hoofdstuk 1 en paragraaf 7 van hoofdstuk 2.

Bijvoorbeeld artikel 1.7 (wijze van indienen van een aanvraag), artikel 1.17 (verplichtingen), artikel 2.7.4 (aanvraag) en artikel 2.7.5 (weigeringsgronden) van de Verordening zijn onverkort van toepassing al worden ze in dit openstellingsbesluit niet herhaald.

Tendersystematiek

Subsidieaanvragen kunnen slechts in een beperkte periode worden ingediend. Op de sluitingsdatum van de tender moet alle inhoudelijke informatie (dus ook alle verplichte bijlagen en een duidelijke toelichting op de begroting) die bij een aanvraag hoort, ontvangen zijn. Deze sluitingsdatum wordt strikt gehanteerd. Als de aanvraag minimaal tien werkdagen voor de sluitingsdatum wordt ontvangen, wordt de aanvraag gecontroleerd op volledigheid van verplichte bijlagen. Na de sluitingsdatum is aanvullen van de aanvraag niet meer mogelijk. Een onafhankelijke adviescommissie gaat vervolgens de aanvragen beoordelen aan de hand van de beschikbare informatie. Met behulp van selectiecriteria worden de projecten gerangschikt. Het kan voorkomen dat vanwege het subsidieplafond niet alle projecten gehonoreerd kunnen worden. De projecten met de meeste punten worden als eerste gehonoreerd. De criteria waarop de aanvragen worden beoordeeld, staan beschreven in artikel 6 van de Nadere regels en de toelichting bij dat artikel.

Beginnen met een project

Kosten zijn alleen subsidiabel als zij zijn gemaakt nadat de subsidieaanvraag is ingediend. Kosten die vóór de aanvraag zijn gemaakt, komen niet voor subsidie in aanmerking. Uitdrukkelijk zij vermeld dat het ondertekenen van een offerte - voor de datum van indiening van de aanvraag – zonder dat daarin een voorbehoud is gemaakt over het aanvragen of ontvangen van subsidie – uitgelegd wordt als start met de uitvoering van de activiteit.

Voorbereidingskosten die gemaakt zijn binnen een jaar voordat subsidie is aangevraagd, komen wel voor subsidie in aanmerking. De voorbereidingskosten kunnen alleen bestaan uit kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs, kosten van adviezen over duurzaamheid op milieu- en economisch gebied of kosten van haalbaarheidsstudies, die aantoonbaar gemaakt zijn om te komen tot een projectplan ten aanzien van de subsidieaanvraag en ook geen reguliere werkzaamheden betreft.

De ervaring wijst uit dat veel initiatiefnemers met de start van hun project wachten totdat de beschikking ontvangen is. Dat hoeft niet. Kosten zijn subsidiabel vanaf het moment dat de aanvraag is ingediend. De beschikking geeft zekerheid over de subsidiabiliteit van de kosten. Kosten maken na het indienen van de aanvraag en voor ontvangst van de beschikking betekent dus een zeker risico nemen.

In de subsidieverleningsbeschikking wordt de termijn vermeld waarbinnen het project uiterlijk afgerond dient te zijn en tevens het verzoek tot vaststelling ingediend is.

Aanbestedingen

Als een gemeente of waterschap betrokken is bij het samenwerkingsverband kan de aanbestedingswet van toepassing zijn. Bij betaalverzoeken wordt gecontroleerd of de aanbestedingswet is nageleefd. Het niet naleven hiervan leidt tot een korting op de subsidie. De hoogte van de korting is afhankelijk van de overtreding.

Meer informatie

Meer informatie over de subsidiemogelijkheden, de voorwaarden en relevante informatie en tips vindt u op de website https://www.limburg.nl/loket/subsidies/actuele-subsidies/subsidieregelingen-0/@1837/subsidieverordening/

Ook dient u het Handboek voor POP3-subsidieaanvragers te raadplegen (te vinden op de provinciale website en de website van het Regiebureau POP3).

II ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Toelichting artikel 2 (subsidiabele activiteiten)

Er kan subsidie worden verstrekt voor:

  • a.

    de oprichting van een projectmatig samenwerkingsverband en het gezamenlijk formuleren van een projectplan gericht op een innovatie,

    en/of;

  • b.

    de uitvoering van een innovatieproject.

Voor een toekomstbestendige landbouw zijn samenwerkingsvormen nodig die het rendement en het imago van de primaire sector, maar ook de leefomgevingskwaliteit verbeteren. Het gaat om innovaties en cross-overs die bijdragen aan de realisatie van maatschappelijke opgaven. Voor de bevordering van duurzaamheid in de land- en tuinbouw zijn bruggen nodig tussen kennis en technologie met betrekking tot onderzoek enerzijds en landbouwers, bedrijven, ketens, bosbeheerders, plattelandsgemeenschappen, adviesdiensten e.d. anderzijds. Daarbij gaat het om innovatie, modernisering en verduurzaming van de agrarische sector rond onderstaande vermelde thema’s.

Om dit te realiseren wordt de oprichting bevorderd van projectgerichte samenwerkingsverbanden. De beoogde samenwerkingsverbanden werken op projectbasis aan een innovatieopgave die een antwoord moet geven aan een concrete vraag of kans uit de praktijk. Daarbij gaat het om de uitvoering van een gezamenlijke innovatieproject door een samenwerkingsverband. Het betreft met name het verder ontwikkelen, valideren en verfijnen van kennis en innovaties, met als doel dat die uiteindelijk deel uit gaan maken van een groter ontwikkelingsproces dat gericht is op grootschalige toepassing ervan in de praktijk. Dit proces kan bijvoorbeeld gestart worden door kleine actieve samenwerkingsverbanden (living labs) met een schil van koplopers (early adapters).

Zolang de activiteiten nog gericht zijn op het praktijkrijp maken van de kennis en innovatie, vallen ze onder deze paragraaf. Waar wanneer het gaat om het doelgericht communiceren c.q. kennis uitwisselen over en demonstreren van reeds praktijkrijpe (beproefde) innovaties vallen ze onder paragraaf 1 “Trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties” van de Verordening.

Samenwerking is, nog meer dan in het verleden, een katalysator om te bereiken dat de land- en tuinbouw voor Limburg een factor van belang kan blijven.

Deze openstelling is derhalve gericht op samenwerking rondom het praktijkrijp maken van kennis en innovaties die betrekking hebben op één of meerdere van de volgende zes thema’s:

  • (a)

    verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaarde strategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen of meerwaardecreatie;

  • (b)

    beter beheer van productierisico’s, versterking van de positie van de primaire producent in de handelsketen of het verminderen van marktfalen;

  • (c)

    maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik of een meer gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende

  • (d)

    stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlakte water en/of minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

  • (e)

    klimaatmitigatie; (vermindering van de uitstoot van broeikasgassen door een zuiniger energiegebruik, reductie van het gebruik van fossiele energie door de omschakeling van hernieuwbare energie, productie van hernieuwbare energie);

  • (f)

    verbetering van dierenwelzijn of diergezondheid en/of verminderd risico voor de volksgezondheid bij de interactie tussen mens en dier;

  • (g)

    behoud en versterking van de biodiversiteit en/of de omgevingskwaliteit.

NB thema (e) ‘klimaatadaptatie’ zoals vermeld in de Verordening (artikel 2.7.1, tweede lid) wordt buiten beschouwing gelaten in deze openstelling.

Bovenvermelde thema’s zijn sterk gerelateerd aan de vier investeringslijnen van het beleidskader Limburgse landbouw- en agrifoodsector 2020-2023 “Koers naar de Toekomst“.

De agrarische wereld is in transitie; de opgaven zijn heel groot, maar de kwaliteiten van de Limburgse agrifoodsector zijn dat ook. De Provincie Limburg ziet deze sector als een van de belangrijkste pijlers onder de gewenste duurzame toekomst van de provincie Limburg en stelt in haar beleid daarom de volgende krachtige agrifood-ambitie centraal:

Het verder versterken van de positie als toonaangevende agrarische regio die duurzame oplossingen voor maatschappelijke opgaven biedt.

Limburg draagt daarmee actief bij aan de nieuwe standaard voor duurzame, circulaire landbouw, in verbinding en samenwerking met andere kennisregio’s.

Met deze ambitie kiest Limburg, in lijn met het nationale beleid, voor een betekenisvolle transitie in de agrifoodsector. Niet langer staat de verlaging van de kostprijs per eenheidproduct centraal, maar de overgang naar een meer duurzame en circulaire productie. In het betreffende beleidskader geeft de Provincie Limburg aan hoe deze agrarische transitie te ondersteunen middels vier investeringslijnen:

  • 1.

    De eerste investeringslijn missiegedreven innoveren ondersteunt het inzetten van hoogstaande kennis en kunde voor de duurzame ontwikkeling van de Limburgse agrifoodsector. Een verschil met het verleden is de verbrede doelstelling: innovatie wordt niet langer ondersteund als economisch belang alleen, maar als middel om economische kracht én maatschappelijke opgaven in samenhang op te pakken. De doorontwikkeling en versterking van de Brightlands Campus Greenport Venlo (BCGV) en ondersteuning van innoverende ondernemers staan hierbij centraal.

  • 2.

    De tweede investeringslijn circulair produceren ondersteunt de transitie naar een kringlooplandbouw, waarin reststromen worden hergebruikt. Dat is een wezenlijk onderdeel van de maatschappelijke opgave, waarmee wordt bijgedragen aan terugdringen van de uitstoot van bijvoorbeeld stikstof en CO2 en in bredere zin aan klimaat- en energiebewust ondernemen. Concepten als kringloop-, natuurinclusieve en biologische landbouw staan hierbij centraal. Ook wordt de uitvoeringsagenda Vitale Veehouderij versterkt doorgezet.

  • 3.

    De Provincie Limburg ziet de zwakke marktpositie van de primaire sector als een van de belangrijkste obstakels voor het verder ontwikkelen en verduurzamen van de agrifoodsector. Via de derde investeringslijn sterker in de marktketen wil de Provincie steun geven aan initiatieven die deze positie versterken.

  • 4.

    De transitie in de agrifood is meer dan een technische exercitie. Het betreft ook een verandering van de wijze van samenwerking en van samenwerkingsverbanden, met een open houding voor de eigenheden van de ander. Met de vierde investeringslijn grensoverschrijdend verbinden wil de Provincie dit onderdeel van de transitie ondersteunen. Belangrijkste speerpunt is het versterken van de grensoverschrijdende samenwerking (nationaal en (EU)-regionaal.

Een POP3 aanvraag zal duidelijk in het voorgeschreven projectplan/format moeten beschrijven en beargumenteren hoe bij te dragen aan welke actielijn van het provinciaal beleid “Koers naar de Toekomst”. Betreffend beleidsdocument is beschikbaar op www.limburg.nl.

Indien de aanvraag géén betrekking heeft op één of meerdere van bovenvermelde thema’s in samenhang met de investeringslijnen/speerpunten uit het provinciaal beleid zal de aanvraag worden afgewezen.

Toelichting artikel 3 (hoogte subsidie) en artikel 4 (subsidiabele kosten)

Zie hierboven.

Toelichting artikel 5 (aanvrager)

Subsidie wordt verstrekt aan de deelnemers van een samenwerkingsverband of de initiatiefnemer van een samenwerkingsverband in wording. Dit samenwerkingsverband bestaat tenminste uit twee partijen die van belang zijn voor het verwezenlijken van de doelstelling(en) van het project waarvoor subsidie is aangevraagd en bevat tenminste één landbouwer óf een organisatie die landbouwers vertegenwoordigt. Deelnemers dienen voor de aanvraag een penvoerder te benoemen.

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.7 en conform artikel 2.7.4 van de Verordening bevat de aanvraag:

  • een beschrijving van het uit te voeren innovatieve project, inclusief een beschrijving van het te ontwikkelen, te testen of aan te passen product, proces of procedé;

  • een beschrijving van de verwachte resultaten en – indien relevant - van de bijdrage aan de doelstelling om de productiviteit en het duurzame beheer van hulpbronnen te verbeteren;

  • een uitwerking van de beoogde activiteiten voor kennisverspreiding van de resultaten met gebruik van de hiertoe geëigende netwerken;

  • een beschrijving van de interne procedures van het samenwerkingsverband waarmee transparante werking en besluitvorming gegarandeerd wordt en waarmee belangenconflicten worden voorkomen.

Conform artikel 1.3, vierde lid, onderdeel h van de Verordening zal voor het projectplan zoals vermeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel f van de Verordening het op de website https://www.limburg.nl/loket/subsidies/actuele-subsidies/subsidieregelingen-0/@1837/subsidieverordening/ beschikbaar gestelde format gehanteerd dienen te worden.

Bij de aanvraag dienen diverse van toepassing zijnde bijlagen bijgevoegd te worden:

  • projectplan, zie format op website (verplicht);

  • onderbouwing/specificatie van de begroting (verplicht);

  • bewijsstukken begroting/offertes. Indien niet aanwezig aangeven waar de bedragen op gebaseerd zijn (verplicht);

  • toezegging overige financiers of aangeven dat financiering is aangevraagd en daar de stand van zaken van (indien van toepassing);

  • samenwerkingsovereenkomst (indien van toepassing). Zie hiervoor artikel 1.6 van de Verordening;

  • bewijsstukken machtiging (indien van toepassing);

  • vergunningen (indien van toepassing);

  • verklaring van de belastingdienst inzake niet-verrekenbare dan wel niet compensabele btw (indien van toepassing);

  • overzicht van de inkomsten en/of besparingen als gevolg van de uitvoering van uw project (indien van toepassing);

  • verkenning naar mogelijk omgevingseffecten of de aanvraag van de vergunning (indien van toepassing);

  • documenten aanbesteding (indien van toepassing).

Voor meer uitleg wordt verwezen naar het Handboek voor POP3-subsidieaanvragers (te vinden op de provinciale website en de website van het Regiebureau POP3: https://www.netwerkplatteland.nl/documenten/publicaties/2018/06/04/handboek-voor-pop3subsidieaanvragers).

Toelichting artikel 6 (selectiecriteria, weging en selectie) en artikel 7 (adviescommissie)

Subsidieverlening verloopt via een tendersysteem. Dat wil zeggen dat gedurende een beperkte periode subsidieaanvragen kunnen worden ingediend. De beste voorstellen komen in aanmerking voor subsidie. De aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen worden gerangschikt op basis van vier selectiecriteria:

  • i.

    effectiviteit;

  • ii.

    ii. haalbaarheid/kans op succes;

  • iii.

    innovativiteit;

  • iv.

    efficiëntie.

Voor elk selectiecriterium kunnen 0 tot en met 5 punten worden behaald. Indien een aanvraag minder dan 27 punten behaalt, dan wordt de aanvraag afgewezen.

De selectiecriteria zijn een belangrijk sturingsinstrument waarmee de nodige accenten kunnen worden aangebracht om in te spelen op de regionale en lokale context. De selectiecriteria zijn ingesteld om een gelijke en transparante behandeling van de aanvragen mogelijk te maken. De criteria dragen bij aan een zo goed mogelijk gebruik en doelbereik van de financiële middelen.

Alle aanvragen die tijdig binnen zijn worden eerst getoetst op ontvankelijk- en compleetheid. Vervolgens worden de aanvragen op basis van hun scores op de selectiecriteria gerangschikt door een door Gedeputeerde Staten ingestelde Adviescommissie van hoog naar laag.

Selectiecriterium

Weging

Te behalen punten

Maximaal te behalen punten

Te behalen minimumscore

i

Effectiviteit

2

0-5

10

Minimaal 60% van het maximaal te behalen punten

ii

Haalbaarheid/Kans op succes

2

0-5

10

iii

Innovativiteit

3

0-5

15

iv

Efficiëntie

2

0-5

10

45

27

i Effectiviteit

Met effectiviteit van de activiteit wordt bedoeld de mate waarin wordt bijgedragen aan het doel dat met de openstelling respectievelijk de samenwerking wordt nagestreefd (‘welk effect wordt bereikt’). Het gaat niet alleen om het effect van de innovatie, als deze slaagt, maar ook om het effect dat het samenwerkingsproces te weeg brengt, denk aan een groter bereik voor wat betreft kennisdeling regionaal, nationaal, internationaal, het ontstaan van nieuwe innovatie-verbindingen (zoals cross-overs tussen meerdere sectoren) en/of een nieuw samenspel tussen ketenpartijen.

In onderlinge samenhang worden daarom de volgende aspecten bezien:

  • meerwaarde van de betreffende innovatie voor het beoogde doel (innovatie/thema/urgentie) - draagt het bij aan de provinciale doelstellingen van Koers naar de Toekomst alsmede aan de doelen van het GLB met focus op biodiversiteit, kringlooplandbouw en klimaat. Indien de resultaten tegelijkertijd bijdragen aan meerdere van de onderscheiden thema’s alsook aan doelen van andere relevante provinciale beleidskaders is dit een plus;

  • bijdrage van het project aan duurzame nieuwe samenwerkingsverbanden – heeft het een voorbeeldwerking, levert het ervaringen op waarmee andere groepen hun voordeel kunnen doen;

  • mate van geschiktheid van de beoogde innovatie voor brede toepasbaarheid / uitrol – is er goede kans op snelle vertaling naar de praktijk;

  • kwaliteit van het/een communicatieplan t.b.v. kennisdeling tijdens het innovatietraject en t.b.v. verspreiding van de resultaten – is er blijk van actieve beoogde koppeling van wetenschappelijke en praktijkkennis, bevat de begroting ruimte voor actieve kennisdeling?

Ook wordt de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag in ogenschouw genomen.

Op dit criterium kan als volgt gescoord worden:

5 punten indien de effectiviteit zeer goed is;

4 punten indien de effectiviteit goed is;

3 punten indien de effectiviteit voldoende is;

2 punten indien de effectiviteit matig is;

1 punt indien de effectiviteit gering is;

0 punten indien de effectiviteit zeer gering/nihil is.

ii Haalbaarheid / Kans op succes

De wijze waarop de haalbaarheid / kans op succes wordt gemeten is afhankelijk van het soort aanvraag waarover een oordeel geveld moet worden (artikel 2 openstellingsbesluit).

Het gaat hier met name om het verder ontwikkelen, valideren en verfijnen van kennis en innovaties, met als doel dat die uiteindelijk deel uit gaan maken van een groter ontwikkelingsproces dat gericht is op grootschalige toepassing ervan in de praktijk (praktijkrijp maken).

  • A.

    Oprichting van een projectmatig samenwerkingsverband en het gezamenlijk formuleren van een projectplan gericht op een innovatie:

    In deze fase wordt de “kans op succes” gedefinieerd als de kans dat de partijen (relevantie, aantal, kwaliteit en diversiteit van (keten-)partners) er in slagen een werkbare en vruchtbare samenwerking tot stand te brengen, inclusief goede afspraken over taken en verantwoordelijkheden en over lasten en lusten met betrekking tot de beoogde innovatie en er in slagen om de beoogde innovatie goed scherp te krijgen in termen van technische en organisatorische haalbaarheid en in termen van marktmogelijkheden (behoefte).

    Of hierover goed is nagedacht blijkt uit de kwaliteit van het projectplan en van het beoogde samenwerkingsverband zelf: het aantal deelnemers dat aan de samenwerking meewerkt, de verdeling van die deelnemers over de verschillende ketenpartijen, de ‘kwaliteit’ van de deelnemers in relatie tot het innovatie-idee. Deze onderdelen worden in onderlinge samenhang bezien.

  • B.

    uitvoering van een innovatieproject

    In deze fase wordt de “kans op succes” gedefinieerd als de kans dat de partijen er in slagen het innovatie-idee uit te werken en uit te voeren. Dit betekent niet dat het innovatieproject ook moet slagen. Het samenwerkingsverband bestaat al en heeft een haalbare innovatie geïdentificeerd. Activiteiten betreffen uitwerking naar technische specificaties, bouwen, uitwerken businessplan, proefopstelling. Ook onderdelen die betrekking hebben op inrichting van een demonstratie-inrichting en/of activiteiten kennisoverdracht en/of marktintroductie (eerste uitrol) kunnen onderdeel zijn van de aanvraag.

    De aanvrager levert een goed onderbouwd Plan van Aanpak waarin ook resultaten van (eventueel) voorwerk zijn verwerkt. In het geval van een gecombineerde aanvraag (A én B) is een specifiek go– no go moment vereist.

Bij dit criterium wordt zowel bij A, B als ook bij een combinatie van A en B in onderlinge samenhang gekeken naar de volgende aspecten (indien van toepassing):

  • kwaliteit van het procesplan voor samenwerking en/of ontwikkeling innovatie – zijn alle randvoorwaarden goed in beeld gebracht en vertaald naar beheermaatregelen, is er goed nagedacht over ruimte voor procesmanagement, is goed nagedacht over risicomanagement, zijn er goede kwaliteitseisen gesteld aan de trekker van het project?

  • blijk van oriëntatie op (technische) haalbaarheid en voor handen kennis – geeft de groep er blijk van zich te hebben georiënteerd of te gaan oriënteren op bestaande kennis, aanbevelingen, best practices en dergelijke rond het beoogde innovatiedoel?

  • blijk van oriëntatie op businessmodel en marktpotentieel – heeft de groep de probleemstelling of kans die ten grondslag ligt aan de beoogde innovatie scherp voor ogen en kijken de aanvragers naar hoe de innovatie in praktijk gebracht kan worden?

  • kwaliteit in relatie tot breedte samenstelling, kennisniveau en werkafspraken samenwerkingsverband – past de samenstelling van de groep bij de ambitie?

  • kennisdeling – zegt de groep toe kennis uit te wisselen met het EIP (zie artikel 2.7.10 van de Verordening) en andere relevante netwerken en is er blijk van een actieve opstelling hierbij, bijvoorbeeld is er de bereidheid om presentaties te verzorgen of groepen belangstellenden te ontvangen?

    Op dit criterium kan als volgt gescoord worden:

    5 punten indien haalbaarheid/kans op succes zeer goed is;

    4 punten indien haalbaarheid/kans op succes goed is;

    3 punten indien haalbaarheid/kans op succes voldoende is;

    2 punten indien de haalbaarheid/kans op succes matig is;

    1 punt indien de haalbaarheid/kans op succes gering is;

    0 punten indien de haalbaarheid/kans op succes zeer gering/nihil is.

iii Innovativiteit

Innovativiteit kan betrekking hebben op:

  • A)

    het onderwerp (innovatie) van de samenwerking;

  • B)

    het samenwerkingsproces als zodanig;

  • C)

    beide.

Ad A)

Voor de beoordeling van het onderwerp van de samenwerking c.q. de beoogde innovatie geldt: het gaat om de meerwaarde c.q. het effect die de betreffende innovatie heeft. Met andere woorden het gaat om het verschil dat de innovatie zelf te weeg kan brengen.

Bij het inschatten van dit effect wordt in ieder geval gekeken of het gaat om een aanpassing/verbetering van een bestaand product, dienst, proces, procedé, markt, techniek, concept, functie, aanpak, technologie, toepassing etc. of dat het gaat om een geheel of vrijwel geheel nieuw product, dienst, proces, procedé, markt, techniek, concept, aanpak, technologie, toepassing etc. Tegelijkertijd worden de uitrol- c.q. implementatiemogelijkheden (brede inzetbaarheid, toepassing) als ook de bijdrage aan de transitie naar een duurzame landbouw bezien.

Ad B)

In de beoordeling van de innovativiteit van het samenwerkingsproces wordt gekeken in hoeverre de voorgestelde samenwerking nieuwe verbanden / verbintenissen / ketens tot stand brengt. Hoe gangbaarder de samenwerking tussen de partijen is, hoe minder punten er zullen worden toegekend. Biedt en opent het vernieuwde samenwerkingsconstruct wegen naar ruimere (toepassings-) mogelijkheden dan scoort het hoger.

Bij de beoordeling worden (A en B in acht nemend) de volgende aspecten in onderlinge samenhang bezien:

  • technisch of sociaal (grensverleggend) karakter van de innovatie (product, dienst, proces, procedé, markt, techniek, technologie, concept, aanpak, etc.)?

  • toepassingsgebied – is betreffende innovatie geschikt om uit te rollen?

  • transitiekarakter van de innovatie – draagt de innovatie bij aan realisatie van de toekomstbestendige “duurzame landbouw”?

  • innovatieve waarde van het samenwerkingsverband – ontstaat er nieuwe ketensamenwerking of cross-over samenwerking?

Op dit criterium kan als volgt gescoord worden:

5 punten indien de effectiviteit zeer goed is;

4 punten indien de effectiviteit goed is;

3 punten indien de effectiviteit voldoende is;

2 punten indien de effectiviteit matig is;

1 punt indien de effectiviteit gering is;

0 punten indien de effectiviteit zeer gering/nihil is.

iv selectiecriterium efficiëntie

De efficiëntie wordt bepaald door in onderlinge samenhang te kijken naar de volgende aspecten:

  • redelijkheid van kosten – staat de begroting (uren en tarieven) in een reële verhouding tot de geplande prestatie, hoe is dit aannemelijk gemaakt?

  • relevantie van de kosten – wordt de gevraagde bijdrage aan de juiste zaken besteed?

  • efficiënt gebruik van kennis, kunde en arbeid – in hoeverre wordt bestaande kennis goed benut, staat de overhead van het project in redelijke verhouding tot de prestatie?

Op dit criterium kan als volgt gescoord worden:

5 punten indien de effectiviteit zeer goed is;

4 punten indien de effectiviteit goed is;

3 punten indien de effectiviteit voldoende is;

2 punten indien de effectiviteit matig is;

1 punt indien de effectiviteit gering is;

0 punten indien de effectiviteit zeer gering/nihil is.

Toelichting artikel 8 (verplichtingen)

De subsidieontvanger is verplicht om de resultaten van de activiteit/project openbaar te maken via het EIP-netwerk als bedoeld in artikel 57, derde lid van Vo (EU) 1305/2013 en andere geëigende netwerken. Dit dient aan het einde van de projectperiode aangetoond te kunnen worden.

Toelichting artikel 9 (bevoorschotting)

De aanvrager mag maximaal 1 keer per projectjaar een betalingsverzoek indienen (aanvraag voorschot op basis van realisatie). Omdat de aanvrager al verplicht is, op basis van artikel 1.17 van de Verordening 1 keer per jaar een voortgangsverslag in te dienen, is het aan te bevelen om dit te combineren. Een aanvraag om een voorschot voorafgaand aan de realisatie is in ieder geval niet mogelijk. Met realisatie wordt bedoeld dat de kosten ook daadwerkelijk gemaakt zijn en dit aangetoond kan worden met facturen en betaalbewijzen.

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter,

dhr. drs. Th.J.F.M. Bovens

de secretaris,

dhr. drs. G.H.E. Derks