Regeling vervallen per 31-12-2021

Tijdelijke subsidieverordening Ondersteuning culturele sector negatieve gevolgen Covid-19 2021

Geldend van 15-03-2021 t/m 30-12-2021

Intitulé

Tijdelijke subsidieverordening Ondersteuning culturele sector negatieve gevolgen Covid-19 2021

De raad van de gemeente Enschede,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders,

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2, eerste lid onder d en f en artikel 3, eerste lid, van de Algemene subsidieverordening Enschede 2016,

b e s l u i t

vast te stellen de

Tijdelijke subsidieverordening ondersteuning culturele sector negatieve gevolgen Covid-19 2021

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze Subsidieverordening wordt verstaan onder:

  • ASV: Algemene subsidieverordening Enschede

  • amateurkunstverenigingen: rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid zonder winstoogmerk, die volgens hun statuten grotendeels tot doel hebben activiteiten te ontplooien op het gebied van amateurkunst en in de gemeente Enschede gevestigd zijn;

  • begrotingspostsubsidie: subsidie op grond van artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht;

  • college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede;

  • culturele instelling: rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid niet zijnde een amateurkunstvereniging, die is gevestigd in de gemeente Enschede en blijkens haar statuten grotendeels tot doel heeft het uitvoeren van culturele activiteiten;

  • liquiditeitstekort: het tekort aan middelen die direct gebruikt kunnen worden om de lopende betalingsverplichtingen tijdig te voldoen.

Artikel 2 Doelen

  • 1. De doelen van de subsidies die het college op grond van deze verordening verstrekt, zijn:

    • a.

      het compenseren van de negatieve effecten van Covid-19 op de culturele sector in de gemeente Enschede; en

    • b.

      het wendbaar en weerbaar maken van de culturele sector in de gemeente Enschede met een structureel toekomstig effect.

  • 2. Subsidie wordt uitsluitend verleend voor zover de activiteiten bijdragen aan tenminste één van de doelen.

Artikel 3 Afstemming ASV

De vigerende Algemene subsidieverordening van de gemeente Enschede is van toepassing, tenzij in deze verordening daarvan wordt afgeweken.

Artikel 4 Subsidieplafonds

  • 1. Het budget dat in het tijdvak van 15 maart 2021 tot 1 oktober 2021 beschikbaar is, bedraagt € 1.519.000,- en wordt onderverdeeld in de volgende subsidieplafonds:

    • a.

      Acute nood culturele sector subsidieontvangers tijdvak 15 maart 2021 - 1 juli 2021: € 380.000,-;

    • b.

      Acute nood culturele sector subsidieontvangers tijdvak 1 augustus 2021 - 1 oktober 2021: € 180.000,-;

    • c.

      Acute nood culturele sector niet subsidieontvangers tijdvak 15 maart 2021 - 1 september 2021: € 140.000,-;

    • d.

      Amateurkunst tijdvak 15 maart 2021 - 1 juni 2021: € 150.000,-;

    • e.

      Wendbaar- en weerbaarheid culturele sector kleinschalige projecten tijdvak 15 maart 2021 – 15 mei 2021: € 84.500,-;

    • f.

      Wendbaar- en weerbaarheid culturele sector kleinschalige projecten tijdvak 1 augustus 2021 - 1 september 2021; € 84.500,-;

    • g.

      Wendbaar- en weerbaarheid culturele sector eenjarige projecten tijdvak 15 maart 2021 - 15 mei 2021: € 225.000,-;

    • h.

      Wendbaar- en weerbaarheid culturele sector grootschalige projecten tijdvak 15 maart 2021 – 15 mei 2021: € 275.000,-.

  • 2. Het college is bevoegd financiële middelen van het ene subsidieplafond naar een ander subsidieplafond over te hevelen, met het oog op een efficiënte besteding van de financiële middelen.

  • 3. Het college is bevoegd de subsidieplafonds te verhogen, wanneer het Rijk, de gemeente zelf of anderen meer financiële middelen ten behoeve van de culturele sector in Enschede beschikbaar stellen.

Artikel 5 Maximum aantal subsidies

  • 1. Een aanvrager kan op grond van deze verordening voor dezelfde subsidiabele activiteit maximaal één subsidie ontvangen.

  • 2. De uitvoering van een kleinschalig, eenjarig en grootschalig project als bedoeld in Paragraaf 5 Wendbaarheid en weerbaarheid, wordt beschouwd als dezelfde subsidiabele activiteit.

Artikel 6 Indieningswijze subsidieaanvragen

In afwijking van artikel 8, derde lid, van de ASV 2016 kan een subsidieaanvraag elektronisch worden ingediend via e-mail, of via een webformulier wanneer het aanvraagformulier als zodanig beschikbaar is gesteld.

Paragraaf 2 Acute Nood Subsidieontvangers

Artikel 7 Subsidiabele activiteiten

Het college kan subsidie verlenen ter dekking van het liquiditeitstekort van een subsidieaanvrager, zodat deze zijn betalingsverplichtingen na kan komen.

Artikel 8 Voorwaarden subsidie

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt wanneer:

  • a.

    de subsidieaanvrager aantoont dat er sprake is van een liquiditeitstekort op het moment van indiening van de aanvraag dan wel zal ontstaan binnen drie maanden na indiening van de aanvraag;

  • b.

    aannemelijk is dat het liquiditeitstekort het gevolg is van de maatregelen ter bestrijding van Covid-19;

  • c.

    het liquiditeitstekort lager is dan het laatste subsidiebedrag dat de aanvrager van het college ontving voor het uitvoeren van zijn reguliere activiteiten. Ontving de subsidieaanvrager een subsidie voor zowel het uitvoeren van een evenement als een subsidie op basis van een begrotingspost, dan wordt de omvang van het liquiditeitstekort gerelateerd aan de hand van de begrotingspostsubsidie;

  • d.

    de subsidie naar het oordeel van het college zal leiden tot het opheffen van het liquiditeitstekort voor de duur van twaalf maanden, gerekend vanaf het moment van ontvangst van de subsidieaanvraag dan wel gerekend vanaf de datum waarop het liquiditeitstekort zal ontstaan; en

  • e.

    de subsidieaanvrager naar het oordeel van het college heeft aangetoond dat hij alle mogelijke maatregelen heeft genomen om de negatieve gevolgen van Covid-19 voor zijn organisatie te beperken.

Artikel 9 Subsidieontvanger

Subsidie kan worden verstrekt aan:

  • a.

    culturele instellingen die in 2020 een begrotingspostsubsidie ontvingen;

  • b.

    ontvangers van een subsidie in 2020 en 2021 op grond van de Subsidieverordening culturele activiteiten Enschede 2014 die gevestigd zijn in de gemeente Enschede.

Artikel 10 Indieningsvereisten

  • 1. In aanvulling op de indieningsvereisten als bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Algemene subsidieverordening 2016, levert de subsidieaanvrager bij de aanvraag om subsidieverlening het volgende aan:

    • a.

      een liquiditeitsoverzicht over de periode vanaf 1 januari 2021 tot en met de datum die 12 maanden na de datum van indiening van de subsidieaanvraag of na de datum waarop het liquiditeitstekort ontstaat, ligt;

    • b.

      een verkorte balans;

    • c.

      een toelichting op het liquiditeitsoverzicht, waaronder een overzicht van de oorzaken van het liquiditeitstekort;

    • d.

      een overzicht van getroffen maatregelen om de negatieve gevolgen van de maatregelen ter bestrijding van Covid-19 te beperken of te voorkomen en zo nodig een toelichting waarom bepaalde maatregelen niet zijn getroffen.

  • 2. Wanneer naar het oordeel van het college de-minimissteun zal worden verleend, wordt op verzoek van het college een schriftelijke of elektronische de-minimisverklaring overgelegd over alle andere onder de de-minimisverordeningen vallende de-minimissteun die de subsidieaanvrager gedurende de twee voorgaande belastingjaren en het lopende belastingjaar heeft ontvangen.

Artikel 11 Indieningstijdvakken

  • 1. Aanvragen kunnen vanaf 15 maart 2021 tot en met 30 juni 2021 en vanaf 1 augustus 2021 tot en met 30 september 2021 worden ingediend.

  • 2. Aanvragen ingediend vóór 1 juli 2021 komen ten laste van het subsidieplafond Acute nood culturele sector subsidieontvangers tijdvak 15 maart – 1 juli 2021.

Artikel 12 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist binnen zes weken na ontvangst van de volledige subsidieaanvraag.

  • 2. Het college kan de beslistermijn met maximaal drie weken verdagen als het gaat om een subsidieaanvraag van een ontvanger van een subsidie op basis van een begrotingspost in 2020 van € 300.000,- of meer.

Artikel 13 Verdeelregels

  • 1. Het college verdeelt het beschikbare bedrag voor de uitvoering van activiteiten op volgorde van ontvangst van de aanvragen.

  • 2. De datum van ontvangst is het tijdstip waarop de aanvraag volledig is ingediend.

  • 3. Wanneer meerdere subsidieaanvragen op hetzelfde tijdstip zijn ontvangen en verstrekking van subsidie voor deze aanvragen zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, wordt de volgorde van afhandeling door middel van loting bepaald.

  • 4. Het tijdstip van ontvangst van een aanvraag die per post wordt ingediend is 13.00 uur van de datum van ontvangst.

  • 5. Kan een subsidie niet volledig worden verstrekt als gevolg van het bereiken van het subsidieplafond, dan vindt verstrekking plaats ter hoogte van het nog beschikbare bedrag.

  • 6. Vindt het college het niet aannemelijk dat het liquiditeitstekort bij de subsidieaanvrager voor tenminste een periode van acht maanden zal zijn opgeheven bij gedeeltelijke toekenning van de aanvraag als bedoeld in het vijfde lid, dan weigert het de subsidie.

Artikel 14 Hoogte subsidiebedrag/ wijze van berekening subsidiebedrag

  • 1. De subsidie bedraagt het verwachte liquiditeitstekort van de subsidieaanvrager over een periode van 12 maanden, gerekend vanaf de datum van ontvangst van de subsidieaanvraag dan wel vanaf de datum waarop het liquiditeitstekort naar verwachting zal ontstaat, met dien verstande dat:

    • a.

      voor ontvangers van een subsidie tot € 100.000,- een maximum geldt van 50% van het laatst ontvangen subsidiebedrag;

    • b.

      het college de hoogte van de subsidie voor ontvangers van een subsidie vanaf € 300.000,-, mede bepaalt op grond van de mate waarin de instandhouding van de aanvrager van belang is voor de cruciale lokale culturele infrastructuur.

  • 2. Bij de berekening van het verwachte liquiditeitstekort worden uitsluitend de uitgaven betrokken die naar het oordeel van het college deel noodzakelijk en doelmatig waren of zijn en beoordeelt het college of voldoende inspanningen zijn en worden verricht om zo veel mogelijk inkomsten te verwerven.

  • 3. Toepassing van het tweede lid kan ertoe leiden dat het verwachte liquiditeitstekort op een lager bedrag wordt geraamd en dienovereenkomstig een lager subsidiebedrag of geen subsidie wordt verstrekt.

  • 4. Indien toepassing van het eerste lid, onder a, naar het oordeel van het college leidt tot onredelijke gevolgen voor de subsidieontvanger, kan het college afwijken van het maximumbedrag.

  • 5. De subsidie wordt vastgesteld op basis van het werkelijke liquiditeitstekort in het subsidietijdvak van 12 maanden.

Artikel 15 Verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht om vier en acht maanden na de datum van ingang van het subsidietijdvak van 12 maanden een tussenrapportage met toelichting over te leggen waaruit blijkt:

  • a.

    de omvang van het liquiditeitstekort op het moment van indiening van de tussenrapportage;

  • b.

    het verwachte verloop van het liquiditeitstekort in de resterende subsidieperiode.

Paragraaf 3 Acute nood niet subsidieontvangers

Artikel 16 Subsidiabele activiteiten

Het college kan subsidie verlenen ter dekking van het liquiditeitstekort van een subsidieaanvrager, zodat deze zijn betalingsverplichtingen na kan komen.

Artikel 17 Voorwaarden subsidie

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt wanneer:

  • a.

    de subsidieaanvrager aantoont dat sprake is van een liquiditeitstekort op het moment van indiening van de aanvraag dan wel zal ontstaan binnen drie maanden na indiening van de aanvraag;

  • b.

    aannemelijk is dat het liquiditeitstekort het gevolg is van de maatregelen ter bestrijding van Covid-19;

  • c.

    de subsidie naar het oordeel van het college zal leiden tot het opheffen van het liquiditeitstekort voor de duur van twaalf maanden, gerekend vanaf het moment van ontvangst van de subsidieaanvraag dan wel gerekend vanaf de datum waarop het liquiditeitstekort zal ontstaan;

  • d.

    de subsidieaanvrager naar het oordeel van het college heeft aangetoond dat hij alle mogelijke maatregelen heeft genomen om de gevolgen van Covid-19 voor zijn organisatie te beperken; en

  • e.

    de subsidieaanvrager op het moment van indiening van de aanvraag niet al een subsidie ontvangt van het college of de gemeenteraad van Enschede.

Artikel 18 Subsidieontvanger

Subsidie kan worden verstrekt aan:

  • a.

    culturele instellingen zonder winstoogmerk;

  • b.

    evenementenorganisatoren gevestigd in de gemeente Enschede die in de periode 2019 tot en met 2020 minimaal één cultureel evenement in de gemeente Enschede hebben georganiseerd.

Artikel 19 Indieningsvereisten

  • 1. In aanvulling op de indieningsvereisten als bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Algemene subsidieverordening 2016, levert de subsidieaanvrager bij de aanvraag om subsidieverlening het volgende aan:

    • a.

      een liquiditeitsoverzicht over de periode vanaf 1 januari 2021 tot en met de datum die 12 maanden na de datum van indiening van de subsidieaanvraag of na de datum waarop het liquiditeitstekort ontstaat, ligt;

    • b.

      een verkorte balans;

    • c.

      een toelichting op het liquiditeitsoverzicht, waaronder een overzicht van de oorzaken van het liquiditeitstekort;

    • d.

      een overzicht van getroffen maatregelen om de negatieve gevolgen van de maatregelen ter bestrijding van Covid-19 te beperken of te voorkomen en zo nodig een toelichting waarom bepaalde maatregelen niet zijn getroffen;

  • 2. Wanneer naar het oordeel van college de-minimissteun zal worden verleend, wordt op verzoek van het college een schriftelijke of elektronische de-minimisverklaring overgelegd over alle andere onder de de-minimisverordeningen vallende de-minimissteun die de subsidieaanvrager gedurende de 2 voorgaande belastingjaren en het lopende belastingjaar heeft ontvangen.

Artikel 20 Indieningstermijn

Aanvragen kunnen uiterlijk tot en met 31 augustus 2021 worden ingediend.

Artikel 21 Beslistermijn

Het college beslist binnen zes weken na ontvangst van de volledige subsidieaanvraag.

Artikel 22 Verdeelregels

  • 1. Het college verdeelt het beschikbare bedrag voor de uitvoering van activiteiten op volgorde van ontvangst van de aanvragen.

  • 2. De datum van ontvangst is het tijdstip waarop de aanvraag volledig is ingediend.

  • 3. Wanneer meerdere subsidieaanvragen op hetzelfde tijdstip zijn ontvangen en verstrekking van subsidie voor deze aanvragen zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, wordt de volgorde van afhandeling door middel van loting bepaald.

  • 4. Het tijdstip van ontvangst van een aanvraag die per post wordt ingediend is 13.00 uur van de datum van ontvangst.

  • 5. Kan een subsidie niet volledig worden verstrekt als gevolg van het bereiken van het subsidieplafond, dan vindt verstrekking plaats ter hoogte van het nog beschikbare bedrag.

  • 6. Vindt het college niet aannemelijk dat het liquidatietekort bij de subsidieaanvrager voor tenminste een periode van acht maanden zal zijn opgeheven bij gedeeltelijke toekenning van de aanvraag als bedoeld in het vijfde lid, dan weigert het de subsidie.

Artikel 23 Hoogte subsidiebedrag/ wijze van berekening subsidiebedrag

  • 1. De subsidie bedraagt het verwachte liquiditeitstekort van de subsidieaanvrager over een periode van 12 maanden gerekend vanaf de datum van ontvangst van de subsidieaanvraag dan wel vanaf de datum waarop het liquiditeitstekort naar verwachting zal ontstaan, met een maximum van € 25.000,-.

  • 2. Bij de berekening van het verwachte liquiditeitstekort worden uitsluitend de uitgaven betrokken die naar het oordeel van het college deel noodzakelijk en doelmatig zijn of waren en beoordeelt het college of er voldoende inspanningen zijn en worden verricht om zo veel mogelijk inkomsten te verwerven.

  • 3. Toepassing van het tweede lid kan ertoe leiden dat het verwachte liquiditeitstekort op een lager bedrag wordt geraamd en dienovereenkomstig een lager subsidiebedrag of geen subsidie wordt verstrekt.

  • 4. Indien toepassing van het eerste lid naar het oordeel van het college leidt tot onredelijke gevolgen voor de subsidieontvanger, kan het college afwijken van het maximumbedrag.

  • 5. De subsidie wordt vastgesteld op basis van het werkelijke liquiditeitstekort in het subsidietijdvak.

Artikel 24 Verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht om vier en acht maanden na de datum van ingang van het subsidietijdvak van 12 maanden een tussenrapportage met toelichting over te leggen waaruit blijkt:

  • a.

    de omvang van het liquidatekort op het moment van indiening van de tussenrapportage;

  • b.

    het verwachte verloop van het liquidatietekort in de resterende subsidieperiode.

Paragraaf 4 Amateurkunst

Artikel 25 Subsidiabele activiteiten

Het college kan subsidie verstrekken voor de kosten van de artistieke leiding van een amateurkunstvereniging met het oog op het behoud van de inzet van die leiding voor de subsidieaanvrager.

Artikel 26 Subsidieontvanger

Subsidie wordt verstrekt aan amateurkunstverenigingen.

Artikel 27 Voorwaarde

De subsidie wordt uitsluitend verleend wanneer is aangetoond dat de artistieke leiding van de amateurkunstvereniging haar werkzaamheden tegen betaling uitvoert.

Artikel 28 Hoogte subsidie

De subsidie bedraagt € 1.000,- per aanvrager.

Artikel 29 Indieningsvereisten

In aanvulling op de indieningsvereisten als bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Algemene subsidieverordening 2016, levert de subsidieaanvrager bij de subsidieaanvraag een overeenkomst of de overeenkomsten aan waaruit blijkt dat één of meer personen tegen betaling de artistieke leiding voeren voor de subsidieaanvrager.

Artikel 30 Indieningstermijn

Aanvragen kunnen uiterlijk tot en met 31 mei 2021 worden ingediend.

Artikel 31 Beslistermijn

Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

Artikel 32 Verdeelregels

  • 1. Het college verdeelt het beschikbare bedrag voor de uitvoering van activiteiten op volgorde van ontvangst van de aanvragen.

  • 2. De datum van ontvangst is de dag en het tijdstip waarop de aanvraag volledig is ingediend.

  • 3. Het tijdstip van ontvangst van een aanvraag die per post wordt ingediend is 13.00 uur, geregistreerd op de datum van ontvangst.

  • 4. Wanneer meerdere subsidieaanvragen op dezelfde dag en hetzelfde tijdstip zijn ontvangen en verstrekking van subsidie voor deze aanvragen zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, wordt de volgorde van afhandeling door middel van loting bepaald.

Paragraaf 5 Wendbaarheid en weerbaarheid

Artikel 33 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Het college kan subsidie verlenen voor de uitvoering van innovatieve projecten in de gemeente Enschede waardoor de aanvrager flexibeler in kan spelen op maatschappelijke veranderingen die een negatieve invloed hebben op de bedrijfsvoering van de aanvrager.

  • 2. Bij het verlenen van de subsidie maakt het college onderscheid tussen:

    • a.

      kleinschalige projecten die starten in 2021 en waarvan de subsidie minder dan € 10.000,- bedraagt;

    • b.

      eenjarige projecten die starten in 2021 en binnen 12 maanden worden afgerond, waarvan de subsidie minimaal € 10.000,- en minder dan € 45.000,- bedraagt;

    • c.

      Grootschalige projecten die starten in 2021 met een looptijd langer dan een jaar en waarvan de subsidie minimaal € 45.000,- en maximaal € 100.000,- bedraagt.

Artikel 34 Subsidieontvanger

  • 1. Subsidie voor kleinschalige projecten wordt verstrekt aan:

    • a.

      culturele instellingen, en ontvangers van een subsidie in 2020 en 2021 op grond van de Subsidieverordening culturele activiteiten Enschede 2014 die gevestigd zijn in de gemeente Enschede.

    • b.

      amateurkunstverenigingen;

    • c.

      zelfstandigen zonder personeel die:

      • i.

        tenminste 2 jaar werkzaam zijn in de culturele sector in de gemeente Enschede, teruggerekend vanaf het moment van indiening van de aanvraag; en

      • ii.

        woonachtig zijn in de gemeente Enschede;

  • 2. Subsidie voor eenjarige en grootschalige projecten wordt uitsluitend verleend aan culturele instellingen.

Artikel 35 Penvoerder

  • 1. Een penvoerder kan subsidie aanvragen voor de gezamenlijke uitvoering van een activiteit door twee of meer potentiële subsidieontvangers als bedoeld in artikel 33, eerste en tweede lid.

  • 2. De penvoerder is de subsidieontvanger, de overige uitvoerders van het project zijn dat niet.

  • 3. Een uitvoerder van een project die dat onder de verantwoordelijkheid van een penvoerder doet, kan niet daarnaast op eigen naam een subsidie ontvangen op grond van deze paragraaf.

Artikel 36 Voorwaarden

  • 1. Subsidie wordt uitsluitend verleend wanneer:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in samenwerking met een of meer andere partijen of samenwerking met een of meer andere partijen tot gevolg heeft;

    • b.

      de cofinanciering ten minste 20% van de totale kosten bedraagt in geval van een kleinschalig project en 40% in geval van een eenjarig en grootschalig project; en

    • c.

      voor zover het een subsidie voor een eenjarig of grootschalig project betreft, voor de uitvoering van de activiteiten zelfstandigen zonder personeel worden ingezet dan wel een bijdrage wordt geleverd aan de ontwikkeling van of de werkgelegenheid voor zelfstandigen zonder personeel.

  • 2. Voor zover het kleinschalige projecten betreft, kan de cofinanciering bestaan uit de ureninzet van vrijwilligers die het project meehelpen uitvoeren.

  • 3. Voor het berekenen van de waarde van de ureninzet van vrijwilligers moet worden gerekend met een uurtarief van € 35,-.

Artikel 37 Indieningsvereisten

  • 1. In aanvulling op de indieningsvereisten als bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Algemene subsidieverordening 2016, neemt de subsidieaanvrager in het activiteitenplan de volgende informatie op:

    • a.

      een duidelijke probleemstelling;

    • b.

      een duidelijke omschrijving van het project, waaronder de beschrijving van de innovaties die de subsidieaanvrager beoogt door te voeren;

    • c.

      een onderbouwing waaruit blijkt in welke mate het project bijdraagt aan de wendbaarheid en weerbaarheid van de aanvrager en tot welk resultaat het project zal leiden;

    • d.

      op welke wijze wordt samengewerkt met partijen binnen en buiten de culturele sector dan wel welke samenwerking de uitvoering van het project tot gevolg heeft;

    • e.

      een onderbouwing van de haalbaarheid van het project en de daarmee beoogde resultaten, waaronder de projectplanning en de risicofactoren die in de weg kunnen staan aan het behalen van het beoogde resultaat;

    • f.

      de inzet van vrijwilligers voor zover het een kleinschalig project betreft;

    • g.

      in geval van een aanvraag door een zelfstandige zonder personeel:

      • een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel waaruit blijkt dat hij tenminste twee jaar werkzaam is in de culturele sector, teruggerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag

      • een overzicht van werkzaamheden die hij in de periode van twee jaar voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag heeft uitgevoerd in de gemeente Enschede;

    • h.

      in geval van een aanvraag door een penvoerder, de overeenkomst tussen de penvoerder en overige uitvoerders van het project;

  • 2. Voor zover het college van mening is dat de-minimissteun verleend wordt een schriftelijke of elektronische de-minimisverklaring over alle andere onder de de-minimisverordeningen vallende de-minimissteun die de subsidieaanvrager gedurende de twee voorgaande belastingjaren en het lopende belastingjaar heeft ontvangen.

Artikel 38 Indieningstijdvakken kleinschalige projecten

  • 1. De tijdvakken voor het indienen van een subsidieaanvraag voor de uitvoering van een kleinschalig project zijn de periodes van:

    • a.

      15 maart 2021 tot 15 mei 2021; en

    • b.

      1 augustus 2021 tot 1 september 2021.

  • 2. Aanvragen ingediend in het tijdvak van 15 maart voor 15 mei 2021 komen ten laste van het subsidieplafond Wendbaar- en weerbaarheid culturele sector kleinschalige projecten tijdvak 15 maart – 15 mei 2021.

  • 3. Aanvragen ingediend in het tijdvak van 1 augustus tot 1 september 2021 komen ten laste van het subsidieplafond Wendbaar- en weerbaarheid culturele sector kleinschalige projecten tijdvak 1 augustus – 1 september 2021.

  • 4. De indiener van een onvolledige aanvraag die vóór 1 mei 2021 is ontvangen, wordt in de gelegenheid gesteld zijn aanvraag aan te vullen tot en met uiterlijk 14 mei 2021.

  • 5. De indiener van een onvolledige aanvraag die vóór 15 augustus 2021 is ontvangen, wordt in de gelegenheid gesteld zijn aanvraag aan te vullen tot en met uiterlijk 31 augustus 2021.

  • 6. Subsidieaanvragen die op 14 mei respectievelijk 31 augustus 2021 niet volledig zijn ontvangen, worden afgewezen.

  • 7. Het college kan besluiten voorafgaand aan een indieningstijdvak een informatiebijeenkomst te organiseren voor potentiële subsidieaanvragers.

Artikel 39 Indieningstijdvakken eenjarige en grootschalige projecten

  • 1. Het tijdvak voor het indienen van een subsidieaanvraag voor de uitvoering van een eenjarig of grootschalig project is de periode van 15 maart 2021 tot 15 mei 2021.

  • 2. De indiener van een onvolledige aanvraag die vóór 1 mei 2021 is ontvangen, wordt in de gelegenheid gesteld zijn aanvraag aan te vullen tot en met uiterlijk 14 mei 2021.

  • 3. Aanvragen die op 14 mei 2021 niet volledig zijn ontvangen, worden geweigerd.

  • 4. Het college kan besluiten voorafgaand aan een indieningstijdvak een informatiebijeenkomst te organiseren voor potentiële subsidieaanvragers.

Artikel 40 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist uiterlijk 1 augustus 2021 op aanvragen om subsidie voor de uitvoering van kleinschalige projecten die ten laste komen van het subsidieplafond Wendbaar- en weerbaarheid culturele sector kleinschalige projecten tijdvak 15 maart 2021 - 15 mei 2021.

  • 2. Het college beslist uiterlijk 1 december 2021 op aanvragen om subsidie voor de uitvoering van kleinschalige projecten die ten laste komen van het subsidieplafond Wendbaar- en weerbaarheid culturele sector kleinschalige projecten tijdvak 1 augustus - 1 september 2021.

  • 3. Het college beslist uiterlijk 15 juli 2021 op aanvragen om subsidie voor de uitvoering van eenjarige en grootschalige projecten.

Artikel 41 Verdeelregels kleinschalige projecten tot € 10.000,-

  • 1. De aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie en niet op grond van het bepaalde in deze regeling worden geweigerd, worden gerangschikt door middel van een loting. Daarbij krijgt de aanvraag die als eerste uit de loting komt plaats 1 toegekend, de aanvraag die als tweede uit de loting komt plaats 2, enzovoorts.

  • 2. Aanvragen die in de rangschikking plaats 16 of hoger innemen, worden afgewezen.

  • 3. De aanvragen met de nummers 1 tot en met 15 kunnen deelnemen aan het pitchevent als bedoeld in artikel 43.

  • 4. Voor zover de aanvrager van een subsidie die kan deelnemen aan het pitchevent hiervan afziet, krijgt de eerstvolgende aanvrager in de rangschikking de gelegenheid mee te doen aan het pitchevent.

  • 5. De deelnemers aan het pitchevent kennen de deelnemende aanvragen punten toe voor de volgende onderdelen:

    • a.

      de duidelijkheid van de probleemstelling;

    • b.

      de duidelijkheid van de projectomschrijving;

    • c.

      de mate waarin het project bijdraagt aan de wend- en weerbaarheid van de subsidieaanvrager;

    • d.

      de mate van samenwerking met partijen binnen en buiten de culturele sector;

    • e.

      de haalbaarheid van het project en de daarmee beoogde resultaten.

  • 6. Per beoordelingscriterium als genoemd in het vijfde lid, worden 0, 5, 10, 15 of 20 punten toegekend.

  • 7. De wegingsfactor van de beoordelingscriteria genoemd in het vijfde lid, onder a, b en e is 1. De beoordelingscriteria onder c. en d. hebben een wegingsfactor 2.

  • 8. De optelsom van de punten na toepassing van de wegingsfactoren levert de totaalscore van een aanvraag op.

  • 9. Rangschikking en het pitchevent als bedoeld in artikel 43 blijven achterwege wanneer de subsidieverlening voor de aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie, niet zal leiden tot overschrijding van het subsidieplafond. Het college toetst in dat geval op basis van de criteria in het vijfde lid of sprake is van een weigeringsgrond als genoemd in artikel 47, onder g, h en i.

Artikel 42 Beslissing college

  • 1. Bij het beoordelen van de aanvragen op grond van de beoordelingscriteria als genoemd in artikel 41, vijfde lid, neemt het college de uitslag van het pitchevent als uitgangspunt. Het college is bevoegd gemotiveerd af te wijken van het bij het pitchevent vastgestelde puntenaantal en de daaruit voortvloeiende rangschikking.

  • 2. Wanneer blijkt dat een of meerdere deelnemers aan het pitchevent niet hebben gehandeld overeenkomstig het bepaalde in artikel 43, dan kan het college de uitslag van het pitchevent geheel of gedeeltelijk buiten beschouwing laten.

  • 3. Na de puntentoekenning worden de aanvragen gerangschikt op basis van de totaalscore, waarbij de aanvraag met het hoogste puntenaantal als eerste in de rangschikking wordt opgenomen.

  • 4. Verstrekking van subsidie vindt plaats in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het subsidieplafond is bereikt.

  • 5. Wanneer door toekenning van een aanvraag het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de subsidie gedeeltelijk verleend.

  • 6. Vindt het college niet aannemelijk dat de subsidieaanvrager het project uit zal voeren na gedeeltelijke toekenning als bedoeld in het vijfde lid, dan weigert het de subsidie.

  • 7. De volgorde van aanvragen waaraan evenveel punten zijn toegekend wordt door middel van loting bepaald, wanneer subsidieverlening voor deze aanvragen zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond.

Artikel 43 Het pitchevent

  • 1. De deelnemers aan het pitchevent krijgen ieder een deelnamenummer.

  • 2. De deelnemers aan het pitchevent krijgen de gelegenheid hun aanvraag gedurende vijf minuten te presenteren aan de overige deelnemers. In de presentatie gaan de deelnemers in ieder geval in op de beoordelingscriteria bedoeld in artikel 41, vijfde lid.

  • 3. De overige deelnemers kennen op basis van de pitch punten aan de betreffende aanvraag toe overeenkomstig artikel 41, vijfde lid en vermelden de scores op het scoreformulier dat wordt ingeleverd bij de daarvoor aangewezen persoon. Een deelnemer of diens vertegenwoordiger kent geen punten toe aan de eigen aanvraag.

  • 4. Alleen een aanvrager zelf of diens vertegenwoordiger mag deelnemen aan de pitch en punten toekennen. Er wordt geen overleg gepleegd over de puntentoekenning met andere deelnemers.

  • 5. De individuele puntentoekenning vindt schriftelijk plaats en wordt niet bekend gemaakt.

  • 6. De totaalscores van alle deelnemers en de daaruit volgende rangschikking worden aan het einde van het pitchevent gepresenteerd.

Artikel 44 Verdeelregels eenjarige en grootschalige projecten

  • 1. Het college rangschikt de subsidieaanvragen voor het uitvoeren van eenjarige of grootschalige projecten na een onderlinge vergelijking en verstrekt de subsidie op volgorde van de rangschikking.

  • 2. Het college stelt een adviescommissie in, die de subsidieaanvragen die in aanmerking komen voor subsidie beoordeelt en het college adviseert over de rangschikking van de aanvragen.

  • 3. Een aanvraag wordt beoordeeld op basis van de volgende beoordelingscriteria:

    • a.

      de duidelijkheid van de probleemstelling;

    • b.

      de duidelijkheid van de projectomschrijving;

    • c.

      de mate waarin het project bijdraagt aan de wend- en weerbaarheid van de subsidieaanvrager;

    • d.

      de mate van samenwerking met partijen binnen en buiten de culturele sector;

    • e.

      de haalbaarheid van het project en de daarmee beoogde resultaten.

  • 4. Per beoordelingscriterium, als genoemd in het derde lid, worden 0, 5, 10, 15 of 20 punten toegekend.

  • 5. De wegingsfactor van de beoordelingscriteria genoemd in het tweede lid, a, b en e hebben een wegingsfactor 1, de beoordelingscriteria onder c. en d. hebben een wegingsfactor 2.

  • 6. Na de puntentoekenning worden de aanvragen gerangschikt op basis van de totaalscore, waarbij de aanvraag met het hoogste puntenaantal als eerste in de rangschikking wordt opgenomen.

  • 7. De volgorde van gelijk geplaatste subsidieaanvragen wordt door middel van loting bepaald wanneer subsidieverlening zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond.

  • 8. Wanneer door toekenning van een aanvraag het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de subsidie gedeeltelijk verleend.

  • 9. Vindt het college niet aannemelijk dat de subsidieaanvrager na gedeeltelijke verlening van de subsidie de activiteiten uit zal voeren, dan weigeren zij de subsidie.

  • 10. Rangschikking blijft achterwege wanneer de subsidieverlening voor de aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie, niet zal leiden tot overschrijding van het subsidieplafond. De adviescommissie toetst in dat geval op basis van de criteria genoemd in het tweede lid of sprake is van een weigeringsgrond als genoemd in artikel 47, onder g, h en i, en brengt daarover advies uit aan het college.

Artikel 45 Hoogte subsidiebedrag

De subsidie bedraagt maximaal:

  • a.

    € 9.999,99 voor de uitvoering van een kleinschalig project;

  • b.

    € 45.000,- voor de uitvoering van een eenjarig project ;

  • c.

    € 100.000,- voor de uitvoering van een grootschalig project.

Artikel 46 Verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    het effect van de uitvoering van het project en de innovatie die daarmee wordt beoogd, te monitoren;

  • b.

    de kennis die hij bij de uitvoering op doet over de effecten van zijn activiteiten op het versnellen van de hersteltermijn te delen met anderen door het presenteren van de effecten tijdens en het bijwonen van bijeenkomsten die het college daarover organiseert en het beschikbaar stellen van rapporten aan andere culturele organisaties in de gemeente Enschede.

Artikel 47 Weigeringsgronden

In aanvulling op de weigeringsgronden genoemd in de artikelen 4:25, tweede lid en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht en in de Algemene subsidieverordening, weigert het college de subsidie wanneer:

  • a.

    een project niet start of naar het oordeel van het college niet kan starten in 2021;

  • b.

    een aanvraag om subsidie voor een eenjarig project is ingediend en dit project langer loopt dan een jaar dan wel naar het oordeel van het college langer zal lopen dan een jaar;

  • c.

    een aanvraag om subsidie voor een kleinschalig project van meer dan € 10.000,- is ingediend;

  • d.

    een aanvraag om subsidie voor een eenjarig project van meer dan € 45.000,- is ingediend;

  • e.

    een aanvraag om subsidie voor een grootschalig project van meer dan € 100.000,- is ingediend;

  • f.

    de totaalscore van een aanvraag minder dan 75 punten bedraagt;

  • g.

    aan het criterium ‘mate van samenwerking’ niet meer dan 20 punten zijn toegekend na toepassing van de wegingsfactor; of

  • h.

    aan het criterium ‘mate waarin het project bijdraagt aan de wend- en weerbaarheid van de subsidieaanvrager’ niet meer dan 20 punten zijn toegekend na toepassing van de wegingsfactor.

Paragraaf 6 Staatssteun

Artikel 48 Toetsing aan staatssteunregels

  • 1. Het college toetst voor subsidieverlening of dit is aan te merken als steunmaatregel in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag inzake de werking van de Europese Unie.

  • 2. Indien sprake is van een steunmaatregel, dan wordt deze verleend op basis van:

    • a.

      Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L352 /1); of

    • b.

      Verordening (EU) nr. 651/2014 van de commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L187/1); en met inachtneming van de Verordening (EU) 2020/972 van de commissie van 2 juli 2020 tot wijziging van de verordening genoemd onder a wat betreft de verlening ervan en tot wijziging van de verordening genoemd onder b wat betreft de verlening ervan en de desbetreffende aanpassingen.

  • 3. De artikelen 49 tot en met 56 zijn uitsluitend van toepassing op steunverlening op basis van Verordening (EU) nr. 651/2014.

Artikel 49 Toepassing algemene groepsvrijstellingsverordening

Het college verleent slechts steun op basis van Verordening (EU) nr. 651/2014 indien wordt voldaan aan de voorwaarden in Hoofstuk I en artikel 53 van die verordening.

Artikel 50 Uitgesloten ondernemingen

  • 1. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 1, vierde lid, onder a en c, van de Verordening (EU) nr. 651/2014 wordt geen steun verleend aan een onderneming ten aanzien waarvan een bevel tot terugvordering uitstaat,

  • 2. Voor zover het een onderneming in moeilijkheden betreft, wordt uitsluitend steun verleend aan ondernemingen die op 31 december 2019 niet in moeilijkheden verkeerden maar ondernemingen in moeilijkheden werden in de periode van 1 januari 2020 tot en met 30 juni 2021.

Artikel 51 Aanmeldingsdrempel

Op grond van deze regeling wordt geen steun verleend die de drempel overschrijdt van :

  • a.

    € 0,5 miljoen per project voor investeringssteun; en

  • b.

    € 5 miljoen per jaar per onderneming voor exploitatiesteun.

Hiermee wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 4, eerste lid, sub z, van Verordening (EU) Nr. 651/2014.

Artikel 52 Transparantie van steun

Steun op grond van deze verordening wordt verleend als transparante steun in de vorm van subsidies.

Artikel 53 Stimulerend effect

Conform artikel 6 van Verordening (EU) Nr. 651/2014 wordt enkel steun uitgekeerd indien deze een stimulerend effect heeft. Dit houdt in dat voor steun voor cultuur is voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 53 van Verordening (EU) Nr. 651/2014.

Artikel 54 Cumulatie

Bij steunverlening worden de cumulatiebepalingen uit artikel 8 van Verordening (EU) Nr. 651/2014 in acht genomen. Dit houdt in dat alle voor een bepaald project verleende staatssteun bij elkaar opgeteld dient te worden opgeteld om zo het totale steunbedrag te bepalen. Hierdoor kan nagegaan worden of voldaan is aan de maximale steunintensiteiten en -bedragen uit artikel 4 en 53 van Verordening (EU) Nr. 651/2014.

Artikel 55 Publicatie en informatie

  • 1. Conform artikel 9 van Verordening (EU) Nr. 651/2014 worden de publicatieverplichtingen nageleefd.

  • 2. Bij individuele steunverleningen van €500.000 of meer worden de benodigde gegevens binnen zes maanden vanaf de datum van de toekenning van de steun gepubliceerd via de State Aid Transparency Award Module (TAM). Vanaf de datum van steunverlening blijven de gegevens tien jaar beschikbaar.

Artikel 56 Steun voor cultuur

  • 1. Steun wordt enkel verleend voor de culturele doelstellingen en activiteiten die genoemd zijn in artikel 53, tweede lid, van Verordening (EU) Nr. 651/2014.

  • 2. Steun wordt uitsluitend verleend voor volgens artikel 53, vierde en vijfde lid, van Verordening (EU) Nr. 651/2014 in aanmerking komende kosten en - indien van toepassing - tot de daarin genoemde maximale steunintensiteit.

  • 3. De steun die verleend wordt is niet hoger dan noodzakelijk voor de uitvoering van de activiteiten, conform het bepaalde in artikel 53, zesde en zevende lid, van Verordening (EU) Nr. 651/2014. Dit wordt geborgd vooraf op basis van redelijke prognoses, of via een terugvorderingsmechanisme. In plaats hiervan kan het maximale steunbedrag conform het achtste lid worden bepaald op 80% van de in aanmerking komende kosten als de steun ten hoogste € 2 miljoen bedraagt.

Artikel 57 Geldigheidsduur

Verordening (EU) nr. 1407/2013 en Verordening (EU) Nr. 651/2014 zijn van toepassing tot en met 31 december 2023. Het college verleent na deze datum geen steun op basis van deze verordeningen.

Paragraaf 7 Slotbepalingen

Artikel 58 Inwerkingtreding en werkingsduur

  • 1. Deze verordening geldt van 15 maart tot en met 31 december 2021.

  • 2. Op subsidies die zijn verleend voor 1 januari 2022 blijft deze verordening van toepassing.

Artikel 59 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Tijdelijke subsidieverordening Ondersteuning culturele sector

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van de raad van de gemeente Enschede op 8 maart 2021.

De voorzitter, drs. H.J. Meijer

De griffier, R.M. Jongedijk

Toelichting

Algemene toelichting

Noodzaak en doel

Het Rijk heeft extra financiële middelen voor cultuur beschikbaar gesteld om de effecten van Covid-19 in de culturele sector te compenseren. De gemeente Enschede ontvangt € 2.914.000,- (afgerond) van het Rijk, daaraan wordt een bedrag van circa € 170.000,- aan eigen middelen toegevoegd. Enschede wil de middelen in 2021 beschikbaar stellen. De middelen zijn naast het oplossen van acute nood ook bedoeld om de sector wendbaar en weerbaar te maken.

Naar aanleiding van de toekenning van extra financiële middelen heeft onderzoek plaatsgevonden bij de culturele instellingen in Enschede om inzicht te krijgen in de financiële effecten van Covid-19 op onze instellingen én om inzicht te krijgen in de aanpassingen die nodig zijn om de culturele sector wendbaarder en weerbaarder te maken. Dit onderzoek heeft ertoe geleid de Tijdelijke subsidieverordening Ondersteuning culturele sector negatieve gevolgen Covid-19 toe te spitsen op het volgende:

  • 1.

    het opheffen van acute nood, door de culturele instellingen te ondersteunen in het geval van een liquiditeitstekort;

  • 2.

    het ondersteunen van amateurkunstverenigingen en het behoud van artistieke vakkrachten in de vorm van een bijdrage in de kosten voor de artistieke leiding;

  • 3.

    het financieren van projecten gericht op het vergroten van de wendbaar- en weerbaarheid van culturele instellingen, amateurkunstverenigingen en zelfstandigen zonder personeel.

Het verstrekken van deze subsidies moet ertoe leiden dat de negatieve gevolgen van Covid-19 (gedeeltelijk) worden gecompenseerd en dat de culturele sector in de gemeente Enschede in de toekomst beter bestand zal zijn tegen maatschappelijke veranderingen die een negatieve invloed op de bedrijfsvoering kunnen hebben (wendbaarheid en weerbaarheid).

Acute nood

Van acute nood is onder de tijdelijke subsidieverordening sprake wanneer een liquiditeitstekort bestaat dan wel binnen drie maanden na indiening van de subsidieaanvraag zal ontstaan. De instelling heeft dan geen liquide middelen direct ter beschikking waarmee de betalingsverplichtingen tijdig kunnen worden voldaan. Een liquiditeitstekort zal in de regel zijn of worden veroorzaakt door een gebrek aan inkomsten. In verband met de maatregelen ter bestrijding van Covid-19 kunnen de instellingen hun activiteiten als voorstellingen, evenementen en dergelijke immers niet meer verrichten en daardoor lopen ze inkomsten mis.

Het liquiditeitstekort waarvoor een subsidie kan worden verstrekt, is het liquiditeitstekort over een periode van 12 maanden gerekend vanaf:

  • de datum van indiening van de subsidieaanvraag, wanneer op dat moment het tekort al bestaat;

  • de datum waarop het tekort naar verwachting zal ontstaan (mits dit binnen drie maanden na indiening van de aanvraag ligt).

We verwachten dat deze periode voldoende is om instellingen overeind te houden en ervoor te zorgen dat wanneer de maatregelen zijn opgeheven en het leven weer zijn ‘normale’ gang gaat, in Enschede nog een levendige culturele sector bestaat.

Dat een liquiditeitstekort bestaat wordt aangetoond met een liquiditeitsoverzicht over de periode vanaf 1 januari 2021 tot en met 12 maanden na de datum van de aanvraag dan wel na de datum waarop het liquiditeitstekort naar verwachting zal ontstaan. De veronderstelling is dat eventuele tekorten die op 1 januari 2021 bestaan, het gevolg zijn van de maatregelen in verband met Covid-19.

Aan de hand van het liquiditeitsoverzicht, de verkorte balans en een toelichting kan het college beoordelen of een eventuele vergroting van het liquiditeitstekort ook verband houdt met de maatregelen ter bestrijding van Covid-19 en of er onnodige uitgaven zijn gedaan voorafgaand aan de subsidieaanvraag of nog zijn gepland. Het overzicht geeft ook inzicht in de verworven en verwachte inkomsten aan de hand waarvan het college mede kan beoordelen of voldoende inspanningen zijn geleverd om inkomsten te werven.

Behoud artistieke leiding amateurkunstverenigingen

Ten behoeve van de amateurkunstverenigingen is een eenvoudige subsidieregeling in het leven geroepen om ervoor te zorgen dat de artistieke leiding voor die verenigingen behouden blijft. Omdat die artistieke leiding soms uit zelfstandigen zonder personeel bestaat, draagt deze regeling ook bij aan het behoud van die zelfstandigen voor de culturele sector. De regeling voorziet in een bijdrage van € 1.000,- per amateurkunstvereniging die de artistieke leiding in dienst heeft of tegen betaling inhuurt.

Wendbaar- en weerbaarheid

Voor een grotere wend- en weerbaarheid van de culturele sector, zal die sector moeten innoveren. De Raad voor Cultuur gaat in zijn advies van 16 november 2020 ‘Onderweg naar Overmorgen’ in op innovaties die nodig zijn om op de langere termijn beter bestand te zijn tegen dit soort zaken. De Raad voor Cultuur ziet dat transitie noodzakelijk is voor de volgende onderdelen:

  • a.

    digitalisering: mogelijk maken van artistieke digitale vernieuwingen en hybride en gemengde praktijken;

  • b.

    herontwerp van ruimtes, binnen en buiten:

  • c.

    productdifferentiatie: doel om modulaire producties te ontwerpen en te testen, zodanig dat aparte modules in lockdown of anderhalvemeterscenario’s flexibel op maat van de maatregel ingezet en aangeboden kunnen worden;

  • d.

    aanpassing van evenementen: wetenschappelijke onderbouwing voor versoepeling van maatregelen en een terugkeer naar de traditionele vorm van het evenement;

  • e.

    omgang met publiek: bereiken van een breed publiek blijft uitgangspunt;

  • f.

    bestuurlijke vernieuwing: diepergaand te experimenteren met al langer bestaande ideeën over samenwerking tussen Rijk, stedelijke cultuurregio’s en sector, om via gezamenlijke inzet en investeringen méér te bereiken;

  • g.

    financieel herstel en financiële hervorming van de sector: eerlijke betaling, het ontwikkelen van nieuwe verdienmodellen, het aanboren van alternatieve financieringsbronnen en het uitbreiden van financieringsvormen (zoals leningen en garantiefondsen) en fiscale voordelen voor cultureel ondernemers en publiek.

De problematiek die de Raad voor Cultuur beschrijft is herkenbaar voor Enschede. Onderzocht is in hoeverre bovenstaande punten ook een rol spelen in Enschede en of we hiermee op onze schaal kunnen experimenteren. Daaruit komt naar voren dat onze culturele sector vindt dat innovatie op de volgende punten nodig is om wendbaarder en weerbaarder te worden:

  • hybride programmering, dit betreft een combinatie van digitale& fysieke programmering;

  • flexibiliteit in programmering, bijvoorbeeld door in te zetten op eigen producties en/of door gebruik te maken van lokaal en regionaal aanbod;

  • breed bereik van verschillende doelgroepen, waaronder jeugd/families/ouderen;

  • beschikbaar houden van vakkrachten, technici, zelfstandigen zonder personeel. Omdat veel zelfstandigen zonder personeel geen werk hebben, bestaat het risico dat zij werk zoeken buiten de culturele sector en niet meer voor de sector beschikbaar zijn;

  • ontwikkelen en toepassen van andere, nieuwe verdienmodellen;

  • keten van talentontwikkeling, zodat er straks weer aanbod is;

  • vaste kosten in relatie tot variabele kosten;

De veronderstelling is dat naarmate de vaste kosten een minder groot aandeel vormen van de totale kosten een organisatie weerbaarder en wendbaarder wordt. Dit kan bijvoorbeeld worden gerealiseerd door samenwerking met andere culturele instellingen samenwerken op gebied van de zogenaamde PIOFACH- taken: personeel, informatievoorziening, organisatie, financiën, administratieve organisatie, communicatie en huisvesting.

  • verbinding met andere domeinen; zoals welzijn, zorg en onderwijs;

  • koppeling zoeken met het bedrijfsleven;

  • koppeling zoeken met Hightech.

De subsidieregeling voorziet in de subsidiëring van:

  • kleinschalige projecten tot een subsidiebedrag van € 9.999,- (het bedrag waarop een subsidie direct - zonder dat een verleningsbeschikking nodig is - kan worden vastgesteld. Deze subsidie staat open voor een brede groep van aanvragers: culturele instellingen, amateurkunstverenigingen en zelfstandigen zonder personeel;

  • eenjarige projecten die in 2021 worden afgerond tot een subsidiebedrag van € 45.000,-. Deze subsidie is beschikbaar voor culturele instellingen;

  • grootschalige projecten met een looptijd langer dan een jaar en een subsidie van minimaal € 45.000,- tot maximaal € 100.000,-. Ook deze subsidie is beschikbaar voor culturele instellingen.

Toekenning van de subsidies vindt plaats volgens een tenderprocedure; dat betekent dat de aanvragen die voldoen aan de voorwaarden en in principe in aanmerking komen voor een subsidie, met elkaar worden vergeleken en worden gerangschikt. Toekenning vindt plaats totdat het subsidieplafond is bereikt.

In geval van de kleinschalige projecten worden de aanvragen gerangschikt door de andere aanvragers die in aanmerking komen voor een subsidie. Tijdens een pitchevent presenteren de aanvragers hun project en kennen de andere aanvragers punten toe. Het project dat met de meeste punten wordt gewaardeerd komt als eerste in aanmerking voor subsidie. Om de procedure behapbaar te houden, kunnen maximaal 15 aanvragers deelnemen aan het pitchevent. De beschikbare middelen zijn in twee tijdvakken verdeeld; er zijn dus 2 rondes waarin subsidie kan worden aangevraagd. Maximaal 30 aanvragers kunnen zo meedingen naar een subsidie voor een kleinschalig project.

In geval van de eenjarige en grootschalige projecten worden de aanvragen gerangschikt door een adviescommissie. De voorzitter en leden van de commissie kunnen worden geselecteerd uit medewerkers van de gemeente Enschede of uit onafhankelijke deskundigen. In het laatste geval, stelt het college een verordening of reglement met een taakomschrijving en de werkwijze van de commissie.

Het staat de subsidieontvangers vrij te bepalen op welk onderdeel of welke onderdelen van hun organisatie, bedrijfsvoering, activiteiten zij een innovatie willen doorvoeren. Wij verwachten dat dit vooral op de onderdelen zal zijn die uit het onderzoek onder culturele instellingen in Enschede naar voren kwamen (zie de algemene toelichting).

Verhouding tot andere regelingen: Algemene wet bestuursrecht en Algemene subsidieverordening Enschede 2016)

De Algemene wet bestuursrecht geeft landelijke regels voor het verstrekken van subsidies en is het uitgangspunt voor de inhoud van de subsidieverordeningen van de gemeente Enschede. De Algemene subsidieverordening gemeente Enschede 2016 (ASV 2016) legt de procedures vast die in Enschede gevolgd worden bij het verstrekken van subsidies en legt de subsidieontvanger enkele algemene verplichtingen op. Denk aan termijnen voor het indienen van aanvragen om subsidieverlening en -vaststelling, de gegevens die bij de aanvragen tot verlening en vaststelling overgelegd moeten worden en beslistermijnen. De bepalingen uit de ASV 2016 zijn dus van toepassing, tenzij daarvan in deze tijdelijke subsidieverordening wordt afgeweken.

Artikelsgewijze toelichting

Voor zover nodig wordt hieronder een toelichting op de afzonderlijke artikelen en artikelonderdelen gegeven.

Paragraaf 1Algemene bepalingen

Artikel1Begripsbepalingen

Op grond van de tijdelijke subsidieverordening komen diverse instellingen en personen in aanmerking voor een subsidie:

  • culturele instellingen;

  • amateurkunstverenigingen;

  • ontvangers van een subsidie in 2020 en 2021 op grond van de Subsidieverordening culturele activiteiten Enschede 2014;

  • evenementenorganisatoren gevestigd in Enschede;

  • zelfstandigen zonder personeel, woonachtig in Enschede.

Voor alle subsidieontvangers geldt dat zij gevestigd en/of woonachtig moeten zijn in Enschede. Voor de culturele instellingen en amateurkunstverenigingen is een begripsomschrijving opgenomen. Amateurkunstverenigingen zijn ook culturele instellingen. Zij worden in de tijdelijke subsidieverordening van het begrip ‘culturele instelling’ uitgezonderd omdat voor hen een aparte regeling geldt (paragraaf 4 Amateurkunstverenigingen).

Aangezien de regeling bedoeld is om de culturele sector in Enschede te ondersteunen is het voor rechtspersonen die zich zijdelings met culturele activiteiten of amateurkunst bezighouden niet mogelijk subsidie aan te vragen. Uit de doelstellingen van de subsidieaanvragers moet blijken dat zij grotendeels tot doel hebben activiteiten op het gebied van amateurkunst dan wel culturele activiteiten uit te voeren, denk aan: een instelling, stichting, vereniging of organisatie die volgens haar statuten voornamelijk activiteiten uitvoert op het gebied van beeldende kunst, dans, film, (pop)muziek, (muziek)theater, vormgeving, creatieve technologie. De specifieke eisen die aan de andere subsidieontvangers worden gesteld, zijn in de tijdelijke subsidieverordening zelf opgenomen.

Het begrip liquiditeitstekort is omschreven als: het tekort aan middelen die direct gebruikt kunnen worden om de lopende betalingsverplichtingen te voldoen. De omschrijving impliceert dat subsidieaanvragers wel bestemmingsreserves mogen hebben en houden of een pand in eigendom mogen hebben. Het moeten ‘opeten’ van dit soort vermogen zou de continuïteit van de bedrijfsvoering in gevaar brengen en dat is nu juist niet de bedoeling van de tijdelijke subsidieverordening. Het gaat dus uitsluitend om het gebrek aan middelen die direct beschikbaar zijn voor het voldoen aan betalingsverplichtingen, denk aan: cash en geld op bankrekeningen, beleggingen.

Artikel 2Doelen

Iedere subsidie die wordt verstrekt moet bijdragen aan één of beide doelen van de regeling:

  • het compenseren van de negatieve effecten van Covid-19 op de culturele sector in de gemeente Enschede (acute nood), of

  • het wendbaar en weerbaar maken van de culturele sector in de gemeente Enschede met een structureel effect.

Als een subsidieaanvraag voldoet aan alle voorwaarden om in aanmerking te komen voor subsidie, maar de te subsidiëren activiteit toch niet bijdraagt aan het doel, dan wordt de subsidie op grond van het tweede lid geweigerd.

Artikel 3Afstemming ASV

De geldende Algemene subsidieverordening Enschede (ASV) is van toepassing op subsidies die op grond van de tijdelijke subsidieverordening worden aangevraagd, voor zover daarvan in de tijdelijke subsidieverordening niet wordt afgeweken. De op dit moment geldende ASV is de ASV 2016.

Artikel 4Subsidieplafonds

Het geld dat voor het verstrekken van subsidies ten behoeve van de culturele sector in Enschede beschikbaar is, bedraagt € 1.519.000,-. Dit bedrag wordt onderverdeeld in acht subsidieplafonds. Een subsidieplafond is het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift (artikel 4:22 Algemene wet bestuursrecht). Dat betekent dat voor iedere activiteit die op grond van de tijdelijke subsidieverordening subsidiabel is, een apart subsidieplafond wordt vastgesteld. Het betreft de volgende activiteiten:

  • 1.

    acute nood subsidieontvangers culturele sector;

  • 2.

    acute nood niet-subsidieontvangers culturele sector;

  • 3.

    kosten artistieke leiding amateurkunst;

  • 4.

    kleinschalige projecten wend- en weerbaarheid;

  • 5.

    eenjarige projecten wend- en weerbaarheid;

  • 6.

    grootschalige projecten wend- en weerbaarheid.

Een subsidieplafond heeft betrekking op een bepaald tijdvak. Voor het verstrekken van subsidie vanwege acute nood aan bestaande subsidieontvangers van de gemeente Enschede, zijn twee tijdvakken gecreëerd. Hetzelfde geldt voor het verstrekken van subsidie ter vergroting van de wend- en weerbaarheid ten behoeve van kleinschalige projecten. Voor deze activiteiten bestaan dus twee tijdvakken waarin een subsidie kan worden aangevraagd en dus twee subsidieplafonds. Voor potentiële subsidieontvangers die later in 2021 in acute nood komen te verkeren of pas later een projectplan ontwikkelen, is dan nog geld beschikbaar. In totaal zijn er daardoor acht subsidieplafonds.

De gemeente Enschede wil de financiële middelen zo snel mogelijk - in 2021 - ter beschikking stellen van de culturele sector. Uiterlijk 31 december 2021 moeten subsidies daarom zijn verleend of zijn vastgesteld (direct vaststellen, zonder voorafgaande verlening). Om dit mogelijk te maken moeten de laatste aanvragen uiterlijk 30 september 2021 worden ingediend. De tijdelijke subsidieverordening treedt op 15 maart in werking. De subsidieplafonds vallen daarom allemaal binnen het tijdvak van 15 maart 2021 tot 1 oktober 2021. Alle plafonds gelden ‘tot’ de einddatum en niet ‘tot en met’ de einddatum. De uiterste indieningsdatum voor aanvragen onder het plafond ‘acute nood culturele sector subsidieontvangers tijdvak 15 maart 2021 – 1 juli 2021, is dan ook 30 juni 2021.

De volgende subsidieplafonds zijn vastgesteld:

  • 1.

    acute nood culturele sector subsidieontvangers tijdvak 15 maart 2021 - 1 juli 2021: € 380.000,-;

  • 2.

    acute nood culturele sector subsidieontvangers tijdvak 1 augustus 2021 - 1 oktober 2021: € 180.000,-;

  • 3.

    acute nood culturele sector niet subsidieontvangers tijdvak 15 maart 2021 - 1 september 2021: € 140.000,- ;

  • 4.

    amateurkunst tijdvak 15 maart 2021 - 1 juni 2021: € 150.000,-;

  • 5.

    wendbaar- en weerbaarheid culturele sector kleinschalige projecten tijdvak 15 maart 2021 – 15 mei 2021: € 84.500,-;

  • 6.

    wendbaar- en weerbaarheid culturele sector kleinschalige projecten tijdvak 1 augustus 2021 – 1 september 2021; € 84.500,-;

  • 7.

    wendbaar- en weerbaarheid culturele sector eenjarige projecten tijdvak 15 maart 2021 – 15 mei 2021: € 225.000,-;

  • 8.

    wendbaar- en weerbaarheid culturele sector grootschalige projecten tijdvak 15 maart 2021 – 15 mei 2021: € 275.000,-.

Overschrijding van het subsidieplafond is niet toegestaan. Wanneer het toekennen van aanvragen die voldoen aan de subsidievoorwaarden zou leiden tot overschrijding van een subsidieplafond, dan is het college verplicht die subsidieaanvragen te weigeren. Dat volgt uit artikel 4:25, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om financiële middelen over te hevelen van het ene subsidieplafond naar een ander subsidieplafond, met het oog op een efficiënte besteding van de financiële middelen. Het geld dat na afloop van een tijdvak overblijft, kan in ieder geval worden overgeheveld naar het tweede tijdvak. Maar ook als lopende een tijdvak blijkt dat veel subsidie wordt aangevraagd voor de ene activiteit en weinig voor de andere, kan het college besluiten het ene subsidieplafond te verlagen en een ander subsidieplafond te verhogen.

Voorwaarde is dat zowel de verlaging als de verhoging bekend worden gemaakt in het gemeentelijk publicatieblad. De verlaging van een plafond, kan geen gevolgen hebben voor de aanvragen die op het moment van de bekendmaking van de verlaging al zijn ingediend. Ook wanneer het Rijk, de gemeente Enschede zelf of anderen besluiten meer financiële middelen ter beschikking te stellen ten behoeve van de culturele sector in Enschede, is het college bevoegd de subsidieplafonds te verhogen. Door de bevoegdheid bij het college te leggen, kunnen de besluiten om subsidieplafonds te verhogen sneller genomen worden en kunnen de extra middelen, sneller worden ingezet.

Artikel 5Maximum aantal subsidies

Een aanvrager kan op grond van deze verordening voor dezelfde subsidiabele activiteit maximaal één subsidie ontvangen. Dus maximaal één subsidie voor het dekken van een liquiditeitstekort. Daarnaast kan dezelfde aanvrager op grond van een andere paragraaf een subsidie ontvangen voor een andere activiteit, zoals de uitvoering van een eenjarig project ter bevordering van de wend- en weerbaarheid. De uitvoering van een kleinschalig, eenjarig of grootschalig project in het kader van wend- en weerbaarheid, wordt als dezelfde activiteit gezien. Op grond van deze paragraaf kan dus maximaal één subsidie worden ontvangen. Subsidieverlening voor zowel de uitvoering van bijvoorbeeld een kleinschalig als een grootschalig project aan dezelfde subsidieontvanger, is niet mogelijk.

Artikel 6Indieningswijze subsidieaanvragen

Verplicht gebruik aanvraagformulier

Artikel 8, eerste lid, van de ASV 2016 gaat er in principe vanuit dat het college een aanvraagformulier vaststelt, dat de aanvrager verplicht is te gebruiken. Dat geldt ook voor de subsidies die op grond van de tijdelijke verordening kunnen worden aangevraagd.

Op grond van de ASV 2016 kan een aanvraag niet alleen schriftelijk per post, maar ook per fax of per e-mail worden ingediend, wanneer het college de mogelijkheid hiertoe biedt. Dit artikel biedt de mogelijkheid een aanvraag per e-mail in te dienen en via een webformulier. Dat laatste is alleen mogelijk wanneer het aanvraagformulier als webformulier beschikbaar is gesteld.

Het is niet mogelijk een aanvraag per fax in te dienen; deze methode wordt vrijwel niet meer gebruikt.

Paragraaf 2Acute Nood Subsidieontvangers

Artikel 7Subsidiabele activiteiten

Het behoud van culturele instellingen in de gemeente Enschede is van groot belang. Instellingen die in acute nood verkeren, kunnen daarom op steun rekenen (voor zover het subsidieplafond dat toelaat). Het college kan subsidie verlenen ter dekking van het liquiditeitstekort van een subsidieaanvrager, zodat deze zijn betalingsverplichtingen tijdig na kan komen.

Artikel 8Voorwaarden subsidie

Om in aanmerking te komen voor een subsidie, moet aan diverse voorwaarden worden voldaan.

  • a.

    De aanvrager toont aan dat sprake is van een liquiditeitstekort. Dit wordt aangetoond met behulp van een liquiditeitsoverzicht, een verkorte balans en een toelichting op het liquiditeitstekort. Deze bescheiden worden bij de aanvraag aangeleverd. Het liquiditeitstekort moet bestaan op het moment van indiening van de aanvraag of uit de aanvraag moet blijken dat het liquiditeitstekort zal ontstaan binnen drie binnen drie maanden na indiening van de aanvraag. Het is voor een instelling immers prettiger wanneer deze vooraf weet dat het liquiditeitsprobleem voorkomen wordt met behulp van steun van de gemeente.

  • b.

    Omdat de subsidies tot doel hebben de negatieve gevolgen van Covid-19 te beperken of op te heffen, moet de aanvrager aannemelijk maken dat het liquiditeitstekort het gevolg is van de maatregelen ter bestrijding van Covid-19. Dit wordt aangetoond door de oorzaken te beschrijven en toe te lichten en daarbij duidelijk de relatie met maatregelen ter bestrijding van Covid-19 te leggen.

  • c.

    Het liquiditeitstekort - het bedrag dat subsidiabel is over een periode van 12 maanden gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag of de datum waarop het liquiditeitstekort zal ontstaan - is kleiner dan het laatste subsidiebedrag dat de aanvrager van het college of de raad ontving voor het uitvoeren van zijn reguliere activiteiten. Een groter liquiditeitstekort duidt op een achterliggende problematiek die met een subsidie ter dekking van het liquiditeitstekort niet wordt opgelost.

  • Ontving een instelling zowel een subsidie op basis van een begrotingspost voor ‘de organisatie’ als voor het organiseren van een evenement, dan wordt de subsidie op basis van een begrotingspost als uitgangspunt genomen.

  • Van een begrotingspostsubsidie is sprake wanneer de subsidieontvanger bij naam in de begroting wordt vermeld en daarbij het subsidiebedrag is opgenomen dat hij maximaal kan ontvangen. Een dergelijke subsidie wordt verleend op grond van artikel 4:23, derde lid, onder c van de Algemene wet bestuursrecht (zie ook de begripsomschrijving in artikel 1).

  • d.

    De subsidie moet naar het oordeel van het college leiden tot het opheffen van het liquiditeitstekort voor de duur van twaalf maanden, gerekend vanaf het moment van ontvangst van de subsidieaanvraag dan wel vanaf het moment dat het liquiditeitstekort zich naar verwachting zal voordoen. In de laatste situatie moet dat moment liggen binnen drie maanden na de datum van indiening van de aanvraag. Het college zal de aanvraag en de daarbij overgelegde gegevens en bescheiden beoordelen. De situatie kan zich voordoen dat een aanvrager bij het opstellen van de stukken uit is gegaan van een te rooskleurige situatie die zich naar het oordeel van het college niet voor zal doen, waardoor de omvang van het liquiditeitstekort groter zal zijn. Wanneer het maximumsubsidiebedrag niet toereikend is om het liquiditeitstekort over een periode van 12 maanden te dekken, dan kan het college de subsidie weigeren.

  • e.

    De subsidieaanvrager moet aantonen dat hij alle mogelijke maatregelen heeft genomen om de gevolgen van Covid-19 voor zijn organisatie te beperken. Bij de aanvraag moeten de getroffen maatregelen en eventueel redenen om maatregelen niet te treffen in beeld gebracht worden. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het doorvoeren van bezuinigingen binnen de instelling en het doen van een beroep op andere steunregelingen die open staan voor de aanvrager. Ook hierbij geldt dat het college de omvang van de subsidie naar beneden bij kan stellen ten opzichte van het aangevraagde bedrag en eventueel kan weigeren.

Alleen wanneer de aanvrager voldoet aan alle voorwaarden, kan zijn aanvraag in aanmerking komen voor subsidie.

Artikel 9Subsidieontvanger

Subsidie kan worden verstrekt aan:

  • a.

    culturele instellingen die in 2020 een begrotingspostsubsidie ontvingen;

  • b.

    ontvangers van een subsidie in 2020 en 2021 op grond van de Subsidieverordening culturele activiteiten Enschede 2014 en die gevestigd zijn in de gemeente Enschede.

De gemeente wil de culturele sector in Enschede breed ondersteunen. Daarom voorziet de tijdelijke subsidieverordening zowel in subsidies voor bestaande subsidieontvangers als voor culturele instellingen die geen subsidie van de gemeente Enschede ontvangen.

De subsidies op grond van deze paragraaf worden uitsluitend ter beschikking gesteld aan bestaande subsidieontvangers. De achtergrond hiervan is het in stand houden van de culturele basisinfrastructuur in de gemeente van groot belang is. Die basisinfrastructuur wordt in overwegende mate gevormd door de instellingen die de gemeente subsidieert. Zij leveren de grootste bijdragen aan de doelen van de stad. Maar ook culturele instellingen die geen subsidie vanuit de programmabegroting van de gemeente ontvangen hebben een rol in dit ecosysteem en lijden onder de maatregelen in verband met Covid-19. Voor hen is een apart subsidieplafond vastgesteld, zodat voor beide groepen geld beschikbaar is. Paragraaf 3 voorziet in de verstrekking van subsidies aan de ‘niet-subsidieontvangers’.

Op grond van deze paragraaf komen in aanmerking:

  • culturele instellingen in die op de programmabegroting van 2020 met naam werden vermeld en met daarbij het bedrag dat zij maximaal aan subsidie konden ontvangen in 2020.

  • Dat zijn de organisaties die een begrotingspostsubsidie ontvingen.

  • de ontvangers van een subsidie in 2020 en 2021 op grond van de Subsidieverordening culturele activiteiten Enschede 2014, mits zij gevestigd zijn in de gemeente Enschede. Dit zijn ook andere instellingen dan de instellingen die op grond van deze verordening als culturele instellingen zijn gedefinieerd. Het gaat bijvoorbeeld ook om evenementenorganisatoren.

Artikel 10Indieningsvereisten

Om te kunnen beoordelen of een liquiditeitstekort bestaat en of dat tekort gedurende een periode van 12 maanden gedekt kan worden onder de voorwaarden die zijn gesteld, moeten diverse gegevens worden aangeleverd in aanvulling op de indieningsvereisten als bedoeld in artikel 8, eerste tot en met derde lid, van de Algemene subsidieverordening 2016:

  • a.

    een liquiditeitsoverzicht over de periode vanaf 1 januari 2021 tot en met de datum die ligt 12 maanden na de datum van indiening van de subsidieaanvraag of over de periode die 12 maanden vanaf de datum waarop het liquiditeitstekort ontstaat, ligt;

  • b.

    een verkorte balans;

  • c.

    een toelichting op het liquiditeitsoverzicht, waaronder een overzicht van de oorzaken van het liquiditeitstekort;

  • d.

    een overzicht van getroffen maatregelen om de negatieve gevolgen van de maatregelen ter bestrijding van Covid-19 te beperken of te voorkomen en zo nodig een toelichting waarom bepaalde maatregelen niet zijn getroffen.

Aan de hand van deze gegevens kan worden vastgesteld dat:

  • sprake is van een liquiditeitstekort;

  • aannemelijk is dat het tekort veroorzaakt wordt door de maatregelen ter bestrijding van Covid-19;

  • het liquiditeitstekort lager is dan het laatste subsidiebedrag dat de aanvrager ontving voor reguliere activiteiten;

  • de subsidie het liquiditeitstekort over een periode van 12 maanden zal dekken;

  • alle mogelijke maatregelen zijn genomen om de negatieve gevolgen van Covid-19 te beperken.

Wellicht heeft een aanvrager goede redenen om bepaalde maatregelen niet te treffen. In dat geval staat het de aanvrager vrij dit toe te lichten in zijn aanvraag, zodat het college dit kan betrekken bij de beoordeling van de aanvraag.

Hoewel het verstrekken van subsidie op grond van de tijdelijke subsidieverordening naar verwachting niet tot staatssteun zal leiden omdat de subsidieverstrekking niet leidt of niet dreigt te leiden tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU, kan dit op voorhand niet helemaal worden uitgesloten.

Als het college concludeert dat toekenning van een specifieke aanvraag zal leiden tot staatssteun die in principe kan worden verleend met toepassing van de de-minimisverordening, dan moet het vooraf beoordelen hoeveel de-minimissteun de aanvrager al heeft ontvangen. Dat mag niet meer zijn dan € 200.000,- over een aaneengesloten periode van 3 jaar. Het college vraagt in dat geval om een de minimisverklaring. Daarin geeft de aanvrager het steunbedrag op, dat hij gedurende de 2 voorgaande belastingjaren en het lopende belastingjaar aan de-minimissteun heeft ontvangen. Aan de hand van die verklaring kan het college beoordelen of de subsidie conform de de-minimisverordening kan worden verleend. (Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L352 /1).

Artikel11Indieningstijdvakken

Voor het indienen van aanvragen Acute nood subsidieontvangers zijn twee tijdvakken vastgesteld:

  • van 15 maart tot 1 juli 2021;

  • van 1 augustus tot 1 oktober 2021.

Aanvragen kunnen uiterlijk tot en met 30 september 2021 worden ingediend. Het college heeft dan voldoende tijd om voor 1 januari 2022 – dit is de datum waarop de tijdelijke subsidieverordening vervalt – te beslissen op aanvragen.

Omdat de tijdelijke subsidieverordening voorziet in twee subsidieplafonds voor twee tijdvakken, is geregeld dat aanvragen ingediend voor 1 juli 2021, ten laste komen van het subsidieplafond Acute nood culturele sector subsidieontvangers tijdvak 15 maart – 1 juli 2021. Aanvragen die afgewezen worden in verband met het overschrijden van het subsidieplafond, kunnen vanaf 1 augustus 2021 voor het tweede subsidietijdvak opnieuw een aanvraag indienen. Vanaf 1 juli tot en met 31 juli 2021 kunnen geen aanvragen worden ingediend omdat de aanvraagtermijnen niet gehaald kunnen worden in verband met het zomerreces van het college. Aanvragen die in deze periode toch worden ontvangen, worden afgewezen.

Artikel 12Beslistermijn

Het college beslist binnen zes weken na ontvangst van de volledig ingediende subsidieaanvraag. In geval van grote subsidieaanvragen is wellicht meer tijd nodig om een aanvraag te beoordelen en een beslissing te nemen. Vandaar dat voor de aanvragen voor € 300.000,- of meer ingediend door een ontvanger van een begrotingspost, een verdagingsmogelijkheid van drie weken is opgenomen.

Artikel 13Verdeelregels

Volgorde van ontvangst

De subsidies voor acute nood worden verstrekt op volgorde van ontvangst van de aanvragen. Als datum van ontvangst geldt de datum waarop de aanvraag volledig is ingediend.

Volledige aanvraag

Een aanvraag is volledig wanneer aan alle indieningsvereisten die uit de tijdelijke subsidieverordening voortvloeien is voldaan. In dit geval gaat het om de indieningsvereisten die zijn vermeld in artikel 10, onder andere het liquiditeitsoverzicht en het gebruik maken van het voorgeschreven aanvraagformulier.

Is de aanvraag onvolledig dan kan deze buiten behandeling worden gelaten op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef, onder a van de Algemene wet bestuursrecht, mits de aanvrager in de gelegenheid is gesteld zijn aanvraag aan te vullen. Aanvragers die een onvolledige aanvraag voor een subsidie vanwege acute nood indienen, zullen de gelegenheid krijgen hun aanvraag aan te vullen. De datum waarop de aanvulling is ontvangen, geldt als datum van ontvangst.

Dat voorkomt de situatie dat aanvragen niet op volgorde van ontvangst worden afgehandeld.

Tijdstip van ontvangst

De verwachting bestaat dat aanvragen digitaal worden ingediend; het tijdstip van ontvangst is daarom bepalend voor de volgorde. Wanneer meerdere subsidieaanvragen op hetzelfde tijdstip zijn ontvangen en verstrekking van subsidie voor deze aanvragen zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, wordt de volgorde van afhandeling door middel van loting bepaald.

Voor zover een aanvraag toch per post wordt ingediend is vastgelegd dat het tijdstip van ontvangst 13.00 uur van de dag van ontvangst is. Van aanvragen die per post binnenkomen wordt alleen de dag van ontvangst, maar niet het tijdstip vastgelegd. Bij digitale aanvragen is het tijdstip wel bekend. Door het tijdstip van ontvangst van aanvragen per post te regelen in de tijdelijke subsidieverordening, kan daarover geen discussie ontstaan.

Daar kan zich de situatie voordoen dat een aanvraag maar gedeeltelijk kan worden toegekend, omdat anders het subsidieplafond wordt overschreden. In dat geval kan een subsidie ter grootte van het resterende bedrag worden verstrekt, mits het bedrag voldoende is om het liquiditeitstekort voor een periode van minimaal acht maanden te dekken.

Artikel 14Hoogte subsidiebedrag / wijze van berekening subsidiebedrag

Het liquiditeitstekort wordt over een aaneengesloten periode van 12 maanden gedekt. Daarbij geldt een maximum van 50% van het laatst ontvangen subsidiebedrag wanneer de subsidie voor de reguliere activiteiten van de aanvrager maximaal € 100.000,- bedraagt.

Bedraagt die subsidie € 300.000,- of meer (subsidies tussen € 100.000,- en € 300.000,- worden binnen deze categorie van subsidieontvangers niet verstrekt), dan bepaalt het college de hoogte van de subsidie. Voor deze categorie kan geen maximum worden bepaald, omdat de ene ontvanger van groter belang is voor de lokale culturele infrastructuur dan de ander en het maximum voor de één daarom op een ander bedrag kan liggen dan het maximum voor de ander. Belangrijk voor de cruciale lokale infrastructuur zijn die culturele instellingen die ook door het Rijk zijn aangewezen als cruciaal:

  • instellingen die deel uitmaken van de landelijke Basisinfrastructuur;

  • instellingen die via de Rijkscultuurfondsen ondersteuning ontvangen vanuit de Regeling aanvullende ondersteuning culturele en creatieve sector COVID-19 van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Bij de berekening van het verwachte liquiditeitstekort en het subsidiebedrag kijkt het college naar de noodzaak en doelmatigheid van de uitgaven. Zijn er vanaf de periode 1 januari 2021 uitgaven gedaan die naar het oordeel van het college onnodig of ondoelmatig waren, dan worden deze buiten beschouwing gelaten. Dit kan bijvoorbeeld betrekking hebben op het aantrekken van extra personeel.

Ook kijkt het college naar de inspanningen die zijn verricht om zo veel mogelijk inkomsten te verwerven. Heeft de aanvrager bijvoorbeeld een beroep gedaan op voorhanden zijnde regelingen van het Rijk.

De subsidie wordt vastgesteld op basis van het werkelijke liquiditeitstekort tijdens het subsidietijdvak van 12 maanden. Is dat lager dan geraamd bij de verlening, dan wordt de subsidie op dit lagere bedrag vastgesteld. De aanvrager heeft het verleende subsidiebedrag dan immers niet helemaal nodig gehad om tijdig aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen. Is het liquiditeitstekort in werkelijkheid hoger dan het verleende – geraamde – tekort, dan wordt het bedrag vastgesteld op het verleende subsidiebedrag (als verder aan alle eisen is voldaan natuurlijk). Een bedrag vaststellen op een hoger bedrag dan verleend, is op grond van de Algemene wet bestuursrecht niet toegestaan.

Artikel 15Verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht vier en acht maanden na ingang van het subsidietijdvak een korte tussenrapportage met toelichting over te leggen waaruit blijkt:

  • a.

    de liquiditeitspositie op het moment van indiening van de tussenrapportage;

  • b.

    een herijkt liquiditeitsoverzicht voor de resterende subsidieperiode.

Paragraaf 3Acute nood niet-subsidieontvangers

Artikel 16 tot en met 24

De subsidieregels acute nood voor niet-subsidieontvangers zijn gelijk aan de regels voor subsidieontvangers, met uitzondering van:

  • 1.

    de subsidieontvangers (artikel 18 en artikel 17 onder e)

  • 2.

    de maximale hoogte van het subsidiebedrag (artikel 23)

De subsidie acute nood niet-subsidieontvangers is beschikbaar voor:

  • a.

    culturele instellingen zonder winstoogmerk;

  • Het is niet de bedoeling dat culturele instellingen met winstoogmerk een beroep kunnen doen op de subsidie voor acute nood. Om overlap met Paragraaf 2 te voorkomen is in artikel 17 onder e de voorwaarde gesteld dat de aanvrager op het moment van indiening van de aanvraag niet al een subsidie ontvangt.

  • b.

    evenementenorganisatoren gevestigd in de gemeente Enschede die in de periode van 2019 tot en met 2020 minimaal één cultureel evenement in de gemeente Enschede hebben georganiseerd.

  • ontvangers van een subsidie in 2020 en 2021 op grond van de Subsidieverordening culturele activiteiten Enschede 2014, mits zij gevestigd zijn in Enschede.

Het culturele veld in Enschede is breed. De subsidieverordening stelt daarom alle ontvangers van een subsidie in 2020 of 2021 op grond van de Subsidieverordening culturele activiteiten Enschede 2014 in staat een subsidie te ontvangen.

De maximale hoogte van de subsidie bedraagt € 25.000,-.

Paragraaf 4Amateurkunst

Artikelen 25 tot en met 32

Het college kan subsidie verstrekken voor de kosten van de artistieke leiding van een amateurkunstvereniging met het oog op het behoud van de inzet van die leiding voor de subsidieaanvrager. De subsidie helpt te voorkomen dat de artistieke leiding niet gefinancierd kan worden, werkloos wordt en mogelijk in andere sectoren werk vindt waardoor na afloop van de crisis veroorzaakt door Covid-19, deze vakkrachten niet meer beschikbaar zijn voor de culturele sector.

De regeling is eenvoudig. Wanneer de aanvrager aantoont dat de artistieke leiding van de vereniging haar werkzaamheden tegen betaling uitvoert, komt hij in aanmerking voor de subsidie van € 1.000,-.

Artistieke leiding verschilt per amateurkunstdiscipline en betreft bijvoorbeeld een dirigent, dansleider, theaterdocent of een mentor voor foto/filmverenigingen, Dit wordt aangetoond door het overleggen van de overeenkomst of overeenkomsten waaruit blijkt dat één of meer personen tegen betaling de artistieke leiding van de aanvrager verzorgen. Het kan gaan om personen in dienst van de vereniging maar ook om inhuur. Het subsidieplafond wordt verdeeld op volgorde van ontvangst van volledige aanvragen. Zie voor een toelichting de toelichting op artikel 13.

Paragraaf 5Wendbaarheid en weerbaarheid

Artikelen 33 tot en met 35 Subsidiabele activiteiten, subsidieontvangers en penvoerder

De subsidies op grond van Paragraaf 5 hebben tot doel de wendbaarheid en weerbaarheid van de culturele sector van Enschede te vergroten en daardoor toekomstbestendiger te maken. De subsidies worden verleend voor de uitvoering van projecten waarmee innovaties worden uitgevoerd met het oog op de wendbaar- en weerbaarheid en daarmee ook die toekomstbestendigheid. De subsidieplafonds worden verdeeld door het volgen van een zogenaamde tenderprocedure waarin aanvragen op hetzelfde moment met elkaar worden vergeleken en worden gerangschikt. Op volgorde van de rangschikking vindt subsidieverlening plaats totdat het subsidieplafond is bereikt.

Het vergroten van de wendbaar- en weerbaarheid binnen de culturele sector kan worden bereikt met kleinere en grotere projecten, afhankelijk van de aard en omvang van de subsidieaanvrager. Het college onderscheidt daarom de volgende projecten, subsidieontvangers en maximale subsidiebedragen:

  • 1.

    kleinschalige projecten tot een maximum van € 9.999,-, uitgevoerd door:

    • -

      culturele instellingen;

    • -

      ontvangers van een subsidie in 2020 en 2021 op grond van de Subsidieverordening culturele activiteiten Enschede 2014 en die gevestigd zijn in de gemeente Enschede;

    • -

      amateurkunstverenigingen;

    • -

      zelfstandigen zonder personeel die:

      • i.

        tenminste 2 jaar werkzaam zijn in de culturele sector in de gemeente Enschede teruggerekend vanaf het moment van indiening van de aanvraag; en

      • ii.

        woonachtig zijn in de gemeente Enschede;

  • 2.

    eenjarige projecten die in 2021 worden afgerond tot een maximum van € 45.000,-, uitgevoerd door culturele instellingen;

  • 3.

    grootschalige projecten die langer dan een jaar in beslag nemen vanaf € 45.000,- tot een maximum van € 100.000,-, uitgevoerd door culturele instellingen.

Voor alle projecten geldt, dat zij in 2021 moeten starten.

Voor de drie soorten projecten zijn drie subsidieplafonds vastgesteld, zodat geld wordt verdeeld over allerlei verschillende projecten en verschillende subsidieontvangers die in Enschede gevestigd of woonachtig zijn en in Enschede de culturele activiteiten uitvoeren.

Het is mogelijk het project in een samenwerkingsverband uit te voeren (zie artikel 35). In dat geval wordt de subsidie aangevraagd en ontvangen door een penvoerder. De overige partijen die deel uitmaken van het samenwerkingsverband, ontvangen het geld van de penvoerder op basis van de onderling gemaakte afspraken. Zij worden niet aangemerkt als subsidieontvanger. Die partijen kunnen echter niet op eigen naam een subsidie op grond van deze paragraaf ontvangen, omdat zij dan in feite voor dezelfde activiteit twee subsidies zouden ontvangen.

Artikel 36Voorwaarden

Voorwaarden waaraan voldaan moet worden om in aanmerking te komen voor subsidie liggen op het vlak van samenwerking, cofinanciering en de inzet van zelfstandigen zonder personeel of het leveren van een bijdrage aan de ontwikkeling van en werkgelegenheid voor zelfstandigen zonder personeel.

Samenwerking

De samenwerking kan bestaan uit samenwerking met partijen binnen of buiten de culturele sector bij de uitvoering van het project. Ook kan uitvoering van het project de samenwerking tot gevolg hebben. Bij partijen buiten de culturele sector kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het bedrijfsleven, het onderwijs en het sociaal domein.

Cofinanciering

Subsidieontvangers moeten in staat zijn zelf een bijdrage te leveren aan de uitvoering van het project. Wat betreft de eenjarige en grootschalige projecten moet dit een financiële bijdrage zijn. De inzet van vrijwilligers bij de uitvoering van kleinschalige projecten wordt ook als cofinanciering gezien. De omvang van die cofinanciering wordt als volgt berekend: aantal uren inzet vrijwilligers x uurtarief van € 35,-.

Inzet zelfstandigen zonder personeel

Van uitvoerders van eenjarige of grootschalige projecten verwachten we dat bij de uitvoering van de activiteiten zelfstandigen zonder personeel worden ingezet of dat uitvoering anderszins een bijdrage levert aan de ontwikkeling van of werkgelegenheid voor hen.

Artikel 37Indieningsvereisten

Om aanvragen te kunnen toetsen aan de voorwaarden en de beoordelingscriteria als genoemd in de artikelen 36 en 41, vijfde lid, worden in het activiteitenplan dat bij de aanvraag wordt gevoegd, de volgende gegevens opgenomen:

  • a.

    een duidelijke probleemstelling;

  • De aanvrager maakt duidelijk welke zaken de wend- en weerbaarheid van zijn organisatie belemmeren.

  • b.

    een duidelijke omschrijving van het project, waaronder de beschrijving van de innovaties die de subsidieaanvrager beoogt door te voeren en de middelen die bij de uitvoering worden ingezet; Welke innovaties zijn nodig om ervoor te zorgen dat de organisatie in de toekomst beter in kan spelen op ontwikkelingen zoals de maatregelen rondom Covid-19 of anderszins.

  • c.

    een onderbouwing waaruit blijkt in welke mate het project bijdraagt aan de wendbaarheid en weerbaarheid van de aanvrager en tot welk resultaat het project zal leiden;

  • Waarom dragen de innovaties bij aan de wendbaarheid en weerbaarheid van de organisatie en in welke mate? Welk resultaat verwacht de aanvrager te behalen en waar baseert hij dit op?

  • d.

    op welke wijze wordt samengewerkt met partijen binnen en buiten de culturele sector dan wel welke samenwerking de uitvoering van het project tot gevolg heeft;

  • Een project kan in gezamenlijkheid worden uitgevoerd, maar samenwerking kan ook het resultaat zijn van de uitvoering van het project.

  • e.

    een onderbouwing van de haalbaarheid van het project, waaronder de projectplanning en de risicofactoren die in de weg staan aan het behalen van het beoogde resultaat;

  • De aanvrager maakt aannemelijk dat het project haalbaar is. Onderdeel van het aannemelijk maken van de haalbaarheid zijn in ieder geval de projectplanning en risicofactoren die in de weg kunnen staan van de haalbaarheid van het project.

  • De planning vermeldt in ieder geval de start- en einddatum van het project, de verschillende onderdelen van het project met daarbij een beknopte omschrijving van de activiteiten en de periode waarin die onderdelen worden uitgevoerd.

  • Een subsidieaanvrager moet oog hebben voor de risicofactoren die aan het slagen van het project in de weg kunnen staan, zodat hij kan ingrijpen als zo’n factor zich voordoet.

  • f.

    de inzet van vrijwilligers voor zover het een kleinschalig project betreft;

  • De informatie omvat in ieder geval een overzicht van het aantal vrijwilligers, het aantal uren dat zij worden ingezet en de werkzaamheden die zij uit zullen voeren.

  • g.

    in geval van een aanvraag door een zelfstandige zonder personeel:

    • -

      een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel waaruit blijkt dat hij tenminste twee jaar werkzaam is in de culturele sector, gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag;

    • -

      een overzicht van werkzaamheden die hij in de periode van 2 jaar voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag heeft uitgevoerd in de gemeente Enschede.

  • h.

    in geval van een aanvraag door een penvoerder, de overeenkomst tussen de penvoerder en overige deelnemers;

Zie voor de toelichting op de de-minimisverklaring, de toelichting op artikel 10.

Artikelen 38 en 39 Indieningstijdvakken kleinschalige projecten, eenjarige en grootschalige projecten

Omdat de subsidies in het kader van wenbaarheid en weerbaarheid volgens een tenderprocedure worden verstrekt, waarbij de aanvragen gelijktijdig met elkaar worden vergeleken en vervolgens gerangschikt, moeten alle vragen voor een bepaalde datum worden ingediend. Daarom zijn in de verordening indieningstijdvakken opgenomen. Net als bij de subsidies Acute nood culturele sector subsidieontvangers, zijn er voor de verdeling van het beschikbare bedrag voor kleinschalige projecten twee subsidieplafonds vastgesteld en dus twee tijdvakken:

  • 1.

    15 maart – 15 mei 2021;

  • 2.

    1 augustus – 1 september 2021.

Aanvragen ingediend in het tijdvak van 15 maart tot 15 mei 2021 (uiterlijk 14 mei ingediend dus) komen ten laste van het subsidieplafond Wendbaarheid en weerbaarheid culturele sector kleinschalige projecten tijdvak 15 maart – 15 mei 2021. Aanvragen ingediend in de periode van 1 augustus tot 1 september 2021 komen ten laste van het subsidieplafond dat voor het tijdvak 1 augustus tot 1 september 2021 is vastgesteld.

Onvolledige aanvragen die vóór 15 mei respectievelijk vóór 15 augustus zijn ingediend, krijgen de gelegenheid de aanvraag aan te vullen. Zie voor de vraag wanneer een aanvraag volledig is de toelichting op artikel 13.

Over inhoudelijke aspecten van een aanvraag, mag in een tenderprocedure niet worden gecommuniceerd. Dat is verboden, omdat alle aanvragers een gelijke kans moeten hebben op het verkrijgen van de subsidie. Wanneer met de een inhoudelijk wordt gecommuniceerd zodat hij beter weet wat verwacht wordt van een aanvraag en met een ander niet, dan bestaat er geen gelijke kans. Het college is wel bevoegd voorafgaand aan een indieningstijdvak een informatieavond te organiseren, waarbij potentiële aanvragers worden geïnformeerd en vragen kunnen stellen. In dit geval krijgen potentiële aanvragers dezelfde informatie. Besluit het college een informatieavond te organiseren, dan zorgt het er voor dat potentiële subsidieontvangers hier tijdig van op de hoogte zijn.

Aanvragen die op 14 mei 2021 (eerste tijdvak) respectievelijk 31 augustus 2021 (tweede tijdvak) niet volledig zijn ontvangen, worden geweigerd. In geval van een tendersubsidie mogen geen stukken worden betrokken die na de uiterste indieningsdatum zijn ingeleverd. Anders zou de een langer de tijd hebben voor het indienen van een volledige aanvraag dan de ander. Te laat is dus echt te laat.

Voor eenjarige en grootschalige projecten is één indieningstijdvak vastgesteld dat loopt van 15 maart 2021 tot 15 mei 2021. Voor die projecten geldt daarom de uiterste indieningstermijn van 14 mei 2021 en de regel dat aanvragen ontvangen vóór 1 mei 2021 kunnen worden aangevuld tot uiterlijk 14 mei 2021.

Artikel 40Beslistermijn

De termijnen om te beslissen op aanvragen om subsidie voor de uitvoering van kleinschalige projecten zijn vastgesteld op uiterlijk:

  • 1 augustus 2021 als het gaat om aanvragen die ten laste komen van het subsidieplafond voor het tijdvak van 15 maart tot 15 mei 2021;

  • 1 december als het gaat om aanvragen die ten laste komen van het subsidieplafond voor het tijdvak van 1 augustus 2021 tot 1 september 2021;

De beoordeling van deze aanvragen en de twee pitchevents om de aanvragen te beoordelen en te rangschikken vinden plaats in de periode 15 mei – 1 augustus en in de periode 1 oktober – 1 december.

Uiterlijk 15 juli 2021 beslist het college op aanvragen om subsidie voor de uitvoering van eenjarige en grootschalige projecten.

Artikel 41Verdeelregels kleinschalige projecten tot € 10.000,-

De kleinschalige projecten worden beoordeeld door de overige deelnemers waarvan de projecten in aanmerking komen voor een subsidie tijdens een pitchevent. Om de procedure behapbaar te houden is ervoor gekozen maximaal 15 aanvragers deel te laten nemen aan het pitchevent. De selectie van deze 15 vindt plaats door middel van loting. De nummers 1 tot en met 15 mogen deelnemen aan het pitchevent. De overige aanvragen worden geweigerd. Mocht een geselecteerde afzien van deelname, dan kan de eerstvolgende in de rangschikking zijn plaats innemen.

De deelnemers aan het pitchevent beoordelen de overige aanvragen op basis van de volgende toetsingscriteria:

  • a.

    de duidelijkheid van de probleemstelling;

  • b.

    de duidelijkheid van de projectomschrijving;

  • c.

    de mate waarin het project bijdraagt aan de wend- en weerbaarheid van de subsidieaanvrager;

  • d.

    de mate van samenwerking met partijen binnen en buiten de culturele sector;

  • e.

    de haalbaarheid van het project en de daarmee beoogde resultaten.

Per criterium worden 0, 5, 10, 15 of 20 punten toegekend. De punten toegekend voor de mate waarin is voldaan aan de criteria onder a, b en e tellen 1x keer mee (wegingsfactor 1), de punten toegekend voor de mate waarin aan de criteria onder c en d is voldaan tellen 2x mee (wegingsfactor 2). De optelsom van de punten levert de totaalscore van een aanvraag op en bepaalt de plaats in de rangschikking die van hoog naar laag loopt.

Een aanvraag kan dus maximaal 140 punten krijgen:

  • 20 punten voor criterium a x wegingsfactor 1 = 20

  • 20 punten voor criterium b x wegingsfactor 1 = 20

  • 20 punten voor criterium c x wegingsfactor 2 = 40

  • 20 punten voor criterium d x wegingsfactor 2 = 40

  • 20 punten voor criterium e x wegingsfactor 1 = 20

Totaal 140

Leidt de verlening van subsidie aan de 15 aanvragen niet tot overschrijding van het subsidieplafond, dan blijft het pitchevent en de rangschikking achterwege. Wel toetst het college in dat geval of een weigeringsgrond zoals opgenomen in artikel 47, onder f, g, en h aan de orde is. Het college kent dus wel punten toe op basis van de beoordelingscriteria.

Artikel 42Beslissing college

Het college beslist op volgorde van de rangschikking die op basis van de uitkomsten van het pitchevent is gemaakt. Het college kan gemotiveerd afwijken wanneer zich naar haar oordeel bijvoorbeeld onregelmatigheden hebben voorgedaan waardoor de rangschikking onjuist is. Vanzelfsprekend is daar een goede motivering voor nodig. De uitslag van het pitchevent kan het college geheel of gedeeltelijk buiten beschouwing laten. Zo kan het de aanvragen van deelnemers die bewust niet hebben gehandeld overeenkomstig de voorgeschreven werkwijze buiten beschouwing laten.

Artikel 43Het pitchevent

De werkwijze tijdens het pitchevent is beschreven in dit artikel.

Iedere deelnemer heeft 5 minuten de tijd om zijn project ‘te pitchen’. Daarbij is van belang dat de aanvrager duidelijk presenteert op welke wijze en in welke mate hij voldoet aan de beoordelingscriteria.

De overige deelnemers kennen op basis van de pitch punten aan de betreffende aanvraag toe overeenkomstig artikel 41, vijfde lid, en vermelden de scores op het scoreformulier dat direct na afloop van het pitchevent wordt ingeleverd bij de daarvoor aangewezen persoon. Tijdens het event kunnen de punten nog gewijzigd worden. Vanzelfsprekend worden geen punten aan de eigen aanvraag toegekend. Tijdens het event is alleen de aanvrager zelf (in geval van een zelfstandige zonder personeel) of de vertegenwoordiger van de aanvrager (één persoon).

Een deelnemer of diens vertegenwoordiger kent geen punten toe aan de eigen aanvraag. De totaalscores van alle deelnemers en de daaruit volgende rangschikking worden aan het einde van het pitchevent gepresenteerd.

Artikel 44Verdeelregels eenjarige en grootschalige projecten

Ook de eenjarige en grootschalige projecten doorlopen een tenderprocedure. De beoordeling van de aanvragen geschiedt door een adviescommissie (intern of extern). De taak en werkwijze van een externe adviescommissie regelt het college in een verordening of reglement.

De beoordelingscriteria, het puntensysteem en wegingsfactoren zijn dezelfde als die in de procedure voor de kleinschalige criteria worden gehanteerd. Blijft het totaal van de aangevraagde subsidies dat aan de subsidievoorwaarden voldoet onder het subsidieplafond, dan blijft een rangschikking achterwege en toetst het college alleen of een weigeringsgrond zoals opgenomen in artikel 47, onder f, g en h aan de orde is. Het college kent dus wel punten toe op basis van de beoordelingscriteria.

Artikel 45Hoogte subsidiebedrag

De subsidie bedraagt maximaal:

  • a.

    € 9.999,99 voor de uitvoering van een kleinschalig project;

  • b.

    € 45.000,- voor de uitvoering van een project dat in 2021 wordt uitgevoerd en afgerond;

  • c.

    € 100.000,- voor de uitvoering van een grootschalig project.

De subsidies voor kleinschalige projecten blijven onder het bedrag van € 10.000,- en kunnen daarom zonder voorafgaande verlening worden vastgesteld (zie artikel 17 ASV 2016). Ten behoeve van de vaststelling van de subsidies voor eenjarige en grootschalige projecten, moet na afloop van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling van de subsidie worden ingediend overeenkomstig de regels van de ASV.

Artikel 46Verplichtingen

Voor de culturele sector en de gemeente is van belang te leren van de innovaties en op de hoogte te worden gesteld van de resultaten die met de verschillende projecten worden bereikt. De subsidieontvanger is daarom verplicht:

  • a.

    het effect van de uitvoering van het project en de innovatie die daarmee wordt beoogd, te monitoren;

  • b.

    de kennis die hij bij de uitvoering opdoet over de effecten van zijn activiteiten op het versnellen van de hersteltermijn te delen met anderen door het presenteren van de effecten tijdens en het bijwonen van bijeenkomsten die het college daarover organiseert en het beschikbaar stellen van rapporten aan andere culturele organisaties in de gemeente Enschede.

Artikel 47Weigeringsgronden

In aanvulling op de weigeringsgronden genoemd in de artikelen 4:25, tweede lid en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht en in de Algemene subsidieverordening, bevat deze paragraaf een aantal weigeringsgronden.

Deze weigeringsgronden zien op een aantal formele vereisten waaraan de verschillende projecten moeten voldoen en op de kwaliteit.

Alle projecten moeten in 2021 starten. Zo niet dan wordt de subsidie geweigerd. Dat is ook het geval wanneer een start in 2021 volgens het college niet reëel is. Hetzelfde geldt voor de doorlooptijd van een eenjarig project. Loopt dit langer dan een jaar of is afronding binnen een jaar volgens het college niet haalbaar, dan weigert het de subsidie. Vanzelfsprekend wordt dit door het college gemotiveerd. Een aanvraag voor een subsidie die boven het maximum bedrag voor het betreffende project ligt, wordt eveneens geweigerd.

Om een minimale kwaliteit van de gesubsidieerde projecten te borgen wordt een minimaal aantal punten van 75 geëist. Bij dit puntenaantal wordt een project verondersteld voldoende kwaliteit te hebben. Zijn er minder punten toegekend, dan wordt de subsidie geweigerd.

De criteria ‘mate van samenwerking’ en ‘mate waarin het project bijdrage aan de wendbaarheid en weerbaarheid van de subsidieaanvrager’ zijn belangrijke criteria die zwaar wegen (wegingsfactor 2). Op deze criteria moeten minimaal 20 punten worden gescoord na toepassing van de wegingsfactor 2 (10 punten x factor 2 = 20). Scoren de aanvragen op deze punten minder dan zijn zij van onvoldoende kwaliteit en wordt de subsidie geweigerd.

Paragraaf 6Staatssteun

De staatssteunregels zijn neergelegd in de artikelen 107, 108 en 109 Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU). Bij het verlenen van steun moet de gemeente deze bepalingen in acht nemen. Staatssteun is in principe verboden (art. 107 lid 1 VWEU), omdat hiermee de mededinging op de Europese markt kan worden verstoord. Een maatregel levert pas staatssteun op als er aan alle criteria van het staatssteunverbod wordt voldaan:

  • de steun wordt verleend aan een onderneming die een economische activiteit verricht;

  • de steun wordt door staatsmiddelen bekostigd;

  • deze staatsmiddelen verschaffen een economisch voordeel dat niet via normale commerciële weg zou zijn verkregen (non-marktconformiteit);

  • de maatregel is selectief: het geldt voor één of enkele ondernemingen, een specifieke sector/regio;

  • de maatregel vervalst de mededinging (in potentie) en (dreigt te) leiden tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU.

Subsidies verleend op grond van de tijdelijke verordening zullen naar verwachting niet of slechts bij uitzondering leiden tot staatssteun. Dit omdat de subsidieverstrekking niet leidt of dreigt te leiden tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU. De potentiële subsidieaanvragers richten zich op Enschede en Nederlands publiek uit de gemeente en regio, niet op publiek uit Duitsland. Desalniettemin is het verstandig wel staatssteunregels op te nemen, zodat op het moment dat subsidieverlening gebruik gemaakt kan worden van de vrijstellingsmogelijkheden.

Vrijstellingsverordeningen: de-minimisverordening en algemene groepsvrijstellingsverordening

Voor zover een subsidie verleend op grond van de tijdelijke subsidieverordening staatssteun zou opleveren, maakt de gemeente gebruik van de mogelijkheden die steun toch te verlenen op grond van de de-minimisverordening (Verordening (EU) br. 1407/2013, PbEU 2013, L352/1 of de algemene groepsvrijstellingsverordening (AGVV, Verordening (EU), nr. 651/2014, PbEU 2014, L187/1).

Door gebruik te maken van de artikelen van de AGVV hoeven steunmaatregelen die bijdragen aan bepaalde beleidsdoeleinden niet gemeld te worden bij de Europese Commissie, zoals steun voor culturele instellingen. Op basis van de reguliere de-minimisverordening mag een onderneming tot € 200.000 aan steun per drie belastingjaren ontvangen. Bij gebruik van een vrijstellingsverordening is het wel van belang dat de steunverlening voldoet aan alle voorwaarden in de desbetreffende verordening. Beide verordeningen zijn 2 juli 2020 gewijzigd in die zin dat:

  • de werking ervan is verlengd tot en met 31 december 2023;

  • de AGVV-steun toestaat aan ondernemingen die op 31 december 2019 nog niet in moeilijkheden verkeerden, maar ondernemingen in moeilijkheden werden in de periode van 1 januari 2020 tot en met 30 juni 2021. Deze wijziging is een reactie op de negatieve financiële en economische gevolgen van de COVID-19-uitbraak voor ondernemingen

Het college toetst of in geval van subsidieverlening op grond van de tijdelijke subsidieverordening sprake is van staatssteun. Kan de steun niet op grond van één van de vrijstellingsverordeningen worden verleend, dan weigert het college de subsidie op grond van artikel 4:35, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht

De artikelen 51 tot en met 56 hebben betrekking op steun die onder de AGVV valt. Het zijn eisen die feitelijk al uit die verordening voortvloeien en hier zijn herhaald. Aangezien de tijdelijke subsidieverordening uitsluitend op cultuur ziet, kan de steun die onder de AGVV valt alleen steun op grond van artikel 53 AGVV betreffen en kan de steun alleen worden verleend wanneer aan de voorwaarden van artikel 53 AGVV wordt voldaan.

Artikel 53 luidt als volgt:

Steun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed

  • 1.

    Steun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.

  • 2.

    De steun wordt toegekend voor de volgende culturele doelstellingen en activiteiten:

    • a.

      musea, archieven, bibliotheken, kunstencentra en cultuurcentra of artistieke of culturele locaties, theaters, operahuizen, concerthallen, andere live-performanceorganisaties, cinematografische erfgoedinstellingen, en andere vergelijkbare artistieke en culturele infrastructuurvoorzieningen, organisaties en instellingen;

    • b.

      materieel erfgoed, waaronder alle vormen van roerend of onroerend cultureel erfgoed en archeologische sites, monumenten, historische locaties en gebouwen; natuurerfgoed met een rechtstreekse band met cultuurerfgoed of indien dit door de bevoegde overheidsinstanties van een lidstaat formeel is erkend als cultuur- of natuurerfgoed;

    • c.

      immaterieel erfgoed in welke vorm ook, met inbegrip van volksgebruiken en ambachten;

    • d.

      kunst- of culturele evenementen en performances, festivals, tentoonstellingen en andere vergelijkbare culturele activiteiten;

    • e.

      culturele en artistieke educatie alsmede de bewustmaking van het belang van de bescherming en bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen via educatieve programma's en bewustmakingscampagnes voor het grote publiek, onder meer door middel van nieuwe technologieën;

    • f.

      schrijven, uitgeven, productie, distributie, digitalisering en publiceren van muziek en literatuur, met inbegrip van vertalingen.

  • 3.

    De steun kan de vorm hebben van:

    • a.

      investeringssteun, met inbegrip van steun voor de bouw of modernisering van cultuurvoorzieningen;

    • b.

      exploitatiesteun.

  • 4.

    Wat investeringssteun betreft, zijn de in aanmerking komende kosten de kosten voor investeringen in materiële en immateriële activa, met inbegrip van:

    • a.

      kosten voor de bouw, modernisering, verwerving, instandhouding of verbetering van infrastructuur, indien jaarlijks ten minste 80 % van de tijd- of ruimtecapaciteit voor culturele doeleinden wordt gebruikt;

    • b.

      kosten voor de verwerving, met inbegrip van huur, eigendomsoverdracht of fysieke verplaatsing van cultureel erfgoed;

    • c.

      kosten voor bescherming, instandhouding, restauratie en herstel van materieel en immaterieel cultureel erfgoed, met inbegrip van bijkomende kosten voor de opslag onder geschikte omstandigheden, speciale uitrusting, materialen en de kosten voor documentatie, onderzoek, digitalisering en publicatie;

    • d.

      kosten om cultureel erfgoed beter toegankelijk te maken voor het publiek, met inbegrip van kosten voor digitalisering en andere nieuwe technologieën, kosten om de toegankelijkheid te verbeteren voor mensen met speciale behoeften (met name hellingbanen en liften voor mensen met een handicap, aanduidingen in braille en voel- en tastobjecten in musea) en kosten om de culturele diversiteit ten aanzien van presentaties, programma's en bezoekers te bevorderen;

    • e.

      kosten voor culturele projecten en activiteiten, samenwerkings- en uitwisselingsprogramma's en -beurzen, met inbegrip van kosten voor selectieprocedures, promotiekosten en kosten die rechtstreeks uit het project voortvloeien.

  • 5.

    Wat exploitatiesteun betreft, zijn de in aanmerking komende kosten de volgende:

    • a.

      de kosten van de culturele instelling of erfgoedlocatie in verband met vaste of tijdelijke activiteiten, waaronder tentoonstellingen, uitvoeringen en evenementen en vergelijkbare culturele activiteiten die plaatsvinden in het kader van hun normale activiteiten;

    • b.

      kosten van culturele en artistieke educatie en van de bewustmaking van het belang van de bescherming en bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen via educatieve programma's en bewustmakingscampagnes voor het grote publiek, onder meer door middel van nieuwe technologieën;

    • c.

      kosten om de locaties en activiteiten van culturele instellingen of erfgoedlocaties beter toegankelijk te maken voor het publiek, met inbegrip van kosten voor digitalisering en het gebruik van nieuwe technologieën, alsmede kosten om de toegankelijkheid te verbeteren voor mensen met een handicap;

    • d.

      exploitatiekosten die rechtstreeks verband houden met het culturele project of de culturele activiteit, zoals het huren of leasen van vastgoed en culturele locaties, reiskosten, materialen en leveranties die rechtstreeks verband houden met het culturele project of de culturele activiteit, architectonische structuren voor tentoonstellingen en podia, de ontlening, huur en afschrijving van werktuigen, software en uitrusting, kosten voor toegangsrechten tot auteursrechtelijk beschermde werken en andere verwante door intellectuele-eigendomsrechten beschermde content, promotiekosten en kosten die rechtstreeks voortvloeien uit het project of de activiteit. Afschrijvingslasten en financieringskosten komen alleen in aanmerking indien deze niet werden gedekt door investeringssteun;

    • e.

      kosten voor personeel dat werkt voor de culturele instelling, de erfgoedlocatie of een project;

    • f.

      kosten voor advies- en ondersteuningsdiensten geleverd door externe consultants en dienstverrichters, die rechtstreeks voortvloeien uit het project.

  • 6.

    In het geval van investeringssteun is het steunbedrag niet hoger dan het verschil tussen de in aanmerking komende kosten en de exploitatiewinst van de investering. De exploitatiewinst wordt in mindering gebracht op de in aanmerking komende kosten, hetzij vooraf op basis van redelijke prognoses, hetzij via een terugvorderingsmechanisme. De exploitant van de infrastructuur mag een redelijke winst behouden over de betrokken periode.

  • 7.

    In het geval van exploitatiesteun is het steunbedrag niet hoger dan wat nodig is om de exploitatietekorten plus een redelijke winst over de betrokken periode te dekken. Dit wordt geborgd vooraf op basis van redelijke prognoses, of via een terugvorderingsmechanisme.

  • 8.

    Voor steun van ten hoogste 1 miljoen EUR mag het maximale steunbedrag aan de hand van de in de leden 6 en 7 bedoelde methodiek ook worden vastgesteld op 80 % van de in aanmerking komende kosten.

  • 9.

    Wat de publicatie van muziek en literatuur in de zin van lid 2, onder f), betreft, is het maximale steunbedrag niet hoger dan het verschil tussen de in aanmerking komende kosten en de gedisconteerde inkomsten van het project, noch hoger dan 70 % van de in aanmerking komende kosten. De inkomsten worden in mindering gebracht op de in aanmerking komende kosten, hetzij vooraf hetzij via een terugvorderingsmechanisme. De in aanmerking komende kosten zijn de kosten voor publicatie van muziek en literatuur, met inbegrip van de auteursvergoedingen (kosten van auteursrechten), vergoedingen van vertalers, vergoedingen van redacteuren, andere publicatiekosten (proeflezen, correctie, revisie), opmaak- en prepresskosten, en kosten voor drukken en e-publishing.

  • 10.

    Steun voor kranten en tijdschriften, ongeacht of deze op papier of elektronisch worden gepubliceerd, komt op grond van dit artikel niet in aanmerking.

Voor zover een subsidie verleend op grond van de tijdelijke subsidieverordening al zou kwalificeren als steun op grond van de AGVV, dan gaat het om een activiteit die valt onder lid 2, sub a. Subsidies ter dekking van het liquiditeitstekort en voor de kosten van de artistieke leiding vormen exploitatiesteun, de subsidies ter vergroting van de wend- en weerbaarheid, investeringssteun.

Paragraaf 7Slotbepalingen

Aangezien de gelden in 2021 moeten worden uitgegeven vervalt de tijdelijke subsidieverordening van rechtswege per 1 januari 2022. Op dat moment worden projecten nog uitgevoerd. Op die projecten blijft de tijdelijke subsidieverordening (en de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht) van toepassing.