Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasgouw houdende nadere regels omtrent standplaatsen (Nadere regels standplaatsen Maasgouw 2020)

Geldend van 19-02-2021 t/m 11-01-2024

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasgouw houdende nadere regels omtrent standplaatsen (Nadere regels standplaatsen Maasgouw 2020)

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze nadere regels en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      standplaats: standplaats zoals genoemd in artikel 5:16 Algemene plaatselijke verordening Maasgouw 2020 (hierna Apv);

    • b.

      vaste standplaats: een standplaats die structureel (wekelijks of maandelijks) voor een periode langer dan drie maanden wordt ingenomen.

    • c.

      incidentele standplaats: een standplaats die incidenteel en tijdelijk, gedurende maximaal vier maanden wordt ingenomen.

    • d.

      dagdeel: een aaneengesloten periode van maximaal 5 uur, binnen het tijdsbestek van 08.00 uur tot maximaal 21.00 uur.

Artikel 1:2 Afbakening

De in dit document opgenomen nadere regels zijn van toepassing op standplaatsen zoals genoemd in artikel 5:16 tot en met 5:19 Apv.

HOOFDSTUK 2 INNEMEN OF HEBBEN VAN EEN VASTE STANDPLAATS OF INCIDENTELE STANDPLAATS

Artikel 2:1 Standplaatsvergunning per kern

  • 1. Standplaatsvergunningen worden binnen de volgende kernen verleend:

    • a.

      Maasbracht;

    • b.

      Linne;

    • c.

      Heel;

    • d.

      Wessem;

    • e.

      Beegden.

  • 2. Binnen de kern Thorn, Stevensweert en Ohé en Laak worden geen standplaatsvergunningen verleend.

Artikel 2:2 Branche indeling

  • 1. Standplaatsvergunningen worden verleend binnen de volgende branches:

    • a.

      (bereiding) voedingsartikelen:

      • -

        aardappelen, groente en fruit;

      • -

        poelierwaren en eieren;

      • -

        vis en visproducten;

      • -

        shoarma en kebab;

      • -

        zuivelproducten (melk, boter, kaas en eieren);

      • -

        brood, koek, banket, chocolade en suikerwerken;

      • -

        noten, verduurzaamde zuidvruchten, kruiden en specerijen.

    • b.

      tuin –en plantenartikelen

      • -

        snijbloemen, tuin-, moesplanten, bloembollen.

  • 2. Het college kan besluiten om overige branches toe te voegen.

Artikel 2:3 Standplaatsvergunning per aangewezen locatie per kern

Binnen de kernen zoals genoemd in artikel 2:1, eerste lid mogen alleen op de volgende locaties standplaatsen worden ingenomen:

  • 1.

    Maasbracht:

    • a.

      Parkeerstrook Havenstraat, conform bijgevoegde situatietekening. Zie bijlage 1;

    • b.

      Markt, conform bijgevoegde situatietekening. Zie bijlage 1;

  • 2.

    Linne: Nieuwe Markt, conform bijgevoegde situatietekening. Zie bijlage 1;

  • 3.

    Heel: Wilhelminaplein conform bijgevoegde situatietekening. Zie bijlage 1;

  • 4.

    Wessem: Markt, conform bijgevoegde situatietekening. Zie bijlage 1;

  • 5.

    Beegden: Dorpsplein, conform bijgevoegde situatietekening. Zie bijlage 1.

Artikel 2:4 Maximumstelstel

  • 1. Voor elke kern afzonderlijk bedraagt het maximum standplaatsen:

    • a.

      Maasbracht:

      • -

        Havenstraat: 4;

      • -

        Markt: 6.

    • b.

      Linne: 6;

    • c.

      Heel: 6;

    • d.

      Wessem: 6;

    • e.

      Beegden: 2.

  • 2. Per aangewezen locatie wordt een standplaatsvergunning verleend voor maximaal 2 dagdelen per week.

  • 3. Voor ieder aangewezen locatie binnen de kern wordt maximaal 1 vergunning per exploitant verleend.

  • 4. Per aangewezen locatie mogen er maximaal 2 standplaatsen gelijktijdig worden ingenomen.

  • 5. Per aangewezen locatie mag er gedurende 1 dag per branche maximaal 1 standplaats worden ingenomen.

  • 6. In verband met de weekmarkt in de kern Maasbracht mag in deze kern op donderdagen geen standplaats worden ingenomen.

Artikel 2:5 Uitzondering maximumstelsel seizoen producten

  • 1. Het maximumstelsel, zoals bedoeld in artikel 2:4, is niet van toepassing bij het innemen van een standplaats bij verkoop van zelf geteelde landbouwproducten vanaf het perceel waarop ze worden geteeld, buiten de bebouwde kom en in de periode april tot september.

  • 2. De uitzondering van het eerste lid is niet van toepassing bij percelen gelegen aan de provinciale wegen, behoudens de reeds vergunde standplaatsen.

Artikel 2:6 Verruiming maximumstelsel seizoen gerelateerde producten

Voor iedere aangewezen locatie, zoals bedoeld in artikel 2:3, wordt het aantal te verstrekken standplaatsvergunningen met 1 uitgebreid in de periode november tot januari voor oliebollen, poffertjes en wafels.

HOOFDSTUK 3 PROCEDURE VASTE STANDPLAATSEN

Artikel 3:1 Toebedelingsprocedure

  • 1. Vrijgekomen standplaatsen worden openbaar kenbaar gemaakt via een advertentie in het plaatselijke huis-aan-huis blad en in het Gemeenteblad.

  • 2. Gegadigden voor de standplaats kunnen zich vervolgens bij de gemeente inschrijven voor de vrijkomende standplaats(en) vóór de in de publicatie genoemde datum.

  • 3. Bij meer dan één gegadigde voor een standplaatsvergunning op een bepaalde locatie wordt via loting, in aanwezigheid van minimaal twee ambtenaren, de standplaats toegewezen. Alleen volledige aanvragen die voldoen aan deze nadere regels en andere van toepassing zijnde wet- en regelgeving worden meegenomen in de loting.

Artikel 3:2 Proefperiode

  • 1. In overleg met de marktmeester kan een standplaats zonder vergunning worden ingenomen voor een proefperiode van maximaal één maand.

  • 2. De proefperiode kan enkel worden ingenomen als de standplaatshouder is ingeloot of omdat er geen loting heeft plaatsgevonden, omdat er geen andere gegadigden zijn.

Artikel 3:3 Vervallen van een standplaatsvergunning

  • 1. De standplaatsvergunning vervalt:

    • a.

      zodra de standplaatsvergunninghouder heeft aangegeven van de vergunning geen gebruik meer te willen maken;

    • b.

      na het verstrijken van de termijn van de vergunning;

    • c.

      vanwege zwaarwegende persoonlijke omstandigheden van de standplaatsvergunninghouder, waardoor er geen gebruik meer kan worden gemaakt van de vergunning.

    • d.

      bij het overlijden van de vergunninghouder.

  • 2. Als het genoemde in het eerste lid, eerste volzin, onderdeel c en d, van toepassing is kan het recht op de standplaats voor dezelfde standplaatswagen worden overgedragen aan de partner of een kind. Hiervoor moet een verzoek worden ingediend binnen één maand na het kenbaar maken van het genoemde in het eerste lid, eerste volzin, onderdeel c en d.

  • 3. In geval van het genoemde in het tweede lid is artikel 3:1 niet van toepassing en hebben de partner of kind dus voorrang.

HOOFDSTUK 4 TERMIJN INNEMEN OF HEBBEN VAN EEN VASTE STANDPLAATS

Artikel 4:1 Termijn

De standplaatsvergunningen voor vaste plaatsen worden verleend voor een periode van vijf jaar.

HOOFDSTUK 5 INNEMEN OF HEBBEN VAN EEN INCIDENTELE STANDPLAATS

Artikel 5:1 Termijn

Een incidentele standplaats wordt gedurende minimaal 1 dagdeel en maximaal 7 dagen per week, gedurende een maximale periode van vier maanden ingenomen.

Artikel 5:2 Uitzondering maximumstelsel bij incidentele standplaatsen voor niet commerciële activiteiten

  • 1. Het maximumstelsel, zoals bedoeld in artikel 2:4, is niet van toepassing bij incidentele standplaatsen die worden ingenomen door een organisatie die niet commerciële belangen behartigen.

  • 2. De standplaatsen zoals vermeld in het eerste lid kunnen naast de genoemde locaties zoals bedoeld in artikel 2:3 ook worden ingenomen op een andere locaties binnen de gemeente, mits dit niet in strijd is met geldende wet- en regelgeving.

  • 3. Deze andere locatie wordt in overleg tussen de aanvrager, de marktmeester en de overige betrokken medewerkers van de gemeente bepaald.

HOOFDSTUK 6 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 6:1 Overig

De bij dit document behorende bijlage 1 en 2 maken onlosmakelijk deel uit van de nadere regels.

Artikel 6:2 Bijzondere afwijkingsbevoegdheid

In geval van bijzondere omstandigheden kan het college besluiten om van de nadere regels af te wijken.

Artikel 6:3 Overgangsrecht

  • 1. De op het moment van inwerkingtreding van deze nadere regels nog van kracht zijnde standplaatsvergunningen worden geacht te zijn verleend met inachtneming van bovengenoemde bepalingen.

  • 2. Als op een locatie of in een kern reeds meer standplaatsvergunningen zijn verleend dan het maximumstelsel toelaat, wordt niet eerder een nieuwe standplaatsvergunning verleend dan zodra wordt voldaan aan het maximumstelsel (bijvoorbeeld door het vervallen of intrekken van eerdere standplaatsvergunningen).

Artikel 6:4 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als “Nadere regels standplaatsen Maasgouw 2020”.

Artikel 6:5 Inwerkingtreding

  • 1. De vastgestelde “Nadere regels standplaatsen Maasgouw 2020” treden in werking de dag na bekendmaking.

  • 2. De “Nadere regels standplaatsen Maasgouw 2017” worden per gelijke datum ingetrokken.

Ondertekening

Maasgouw, 9 februari 2021

Burgemeester en wethouders van de gemeente Maasgouw,

De secretaris,

W.R.J.H. Ploeg

De burgemeester,

S.H.M. Strous

BIJLAGE 1, SITUATIETEKENINGEN, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 2:3 “NADERE REGELS STANDPLAATSEN MAASGOUW 2020”

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

BIJLAGE 2 TOELICHTING

  • -

    Artikel 2:1, tweede lid (Standplaatsvergunning per kern): omdat binnen de kern Thorn geen locaties beschikbaar zijn met geschikte voorzieningen is binnen deze kern geen locatie aangewezen waar een standplaats kan worden ingenomen. Met geschikte voorzieningen wordt onder andere bedoeld stroomvoorzieningen, afvoer en riolering. Voor de kernen Stevensweert en Ohé en Laak zijn wel geschikte locaties. Het betreft voor Stevensweert het Jan van Steffeswert plein en voor Ohé en Laak het Dorpsplein. Op grond van het bestemmingsplan is het echter niet toegestaan om op deze locaties een standplaats in te nemen.

  • -

    Artikel 2:2 (Branche indeling): om een evenwichtige verdeling van de standplaatsen te krijgen is een branche-indeling gemaakt.

  • -

    Artikel 2:4 (Maximumstelsel): er is gekozen voor een maximumstelsel, omdat door het onbeperkt toestaan van het innemen van standplaatsen de volgende problemen kunnen ontstaan:

    • a.

      Verkeersproblematiek

      Standplaatsen waar goederen te koop worden aangeboden hebben in de praktijk een verkeer aantrekkend karakter. Door deze verkeer aantrekkende werking ontstaan mogelijk ongewenste oversteekbewegingen door voetgangers en ontoelaatbaar fietsverkeer in voetgangersgebieden. Daarnaast zijn parkeerproblemen niet uit te sluiten.

    • b.

      veroorzaken overlast

      Indien er veel belangstelling bestaat voor dezelfde locatie kan er een concentratie ontstaan van het aantal in te nemen standplaatsen. Op deze wijze kan overlast ontstaan, doordat het toestaan van veel standplaatsen op dezelfde locatie kan leiden tot het verstoren van de rust voor omwonenden.

    • c.

      voorkomen marktvorming

      Het toestaan van veel standplaatsen op dezelfde locatie kan feitelijk leiden tot (ongewenste) marktvorming.

    • d.

      verstoring straatbeeld

      Het innemen van meerdere standplaatsen op eenzelfde locatie kan leiden tot ernstige verstoring van het straatbeeld.

  • -

    Artikel 2:5 (Uitzondering maximumstelsel seizoen producten): bij zelf geteelde landbouwproducten kan gedacht worden aan asperges, aardbeien, e.d. Daarnaast is het innemen van een standplaats bij verkoop van zelf geteelde landbouwproducten vanaf het perceel waarop ze worden geteeld alleen mogelijk als dit op grond van het bestemmingsplan is toegestaan.

  • -

    Artikel 3:1, tweede lid (Toebedelingsprocedure): in de publicatie wordt de te volgen procedure kenbaar gemaakt.

  • -

    Artikel 3:1, derde lid (Toebedelingsprocedure): volgens Europese en landelijke juridische uitspraken dient de gemeente transparante regels te hebben waaraan de gemeente bij de verdeling van schaarse vergunningen voldoet. Het gaat vooral om transparantieverplichtingen bij de verdeling en verlening van schaarse vergunningen, die waarborgen dat de aanvragers gelijke kansen hebben om mee te dingen naar schaarse vergunningen. Deze vereiste transparantie is nog geen vaste praktijk.

    Volgens het standplaatsenbeleid 2008 werd uitgegaan van een verdeelsysteem op grond van aanvraag en op grond van een eventuele wachtlijst. Na de inwerkingtreding van deze nadere regels worden standplaatsvergunningen die in 2017 eindigen niet meer automatisch via aanvraag of via een wachtlijst afgegeven. De vrijgekomen vergunningen worden openbaar kenbaar gemaakt via een advertentie in het plaatselijke huis-aan-huis blad en in het Gemeenteblad. Liefhebbers voor de standplaats kunnen zich vervolgens inschrijven voor de vrijkomende standplaats(en) vóór een in de publicatie genoemde datum. Bij meer dan een gegadigde voor een standplaatsvergunning op een bepaalde locatie wordt via loting door aanwezigheid van minimaal twee ambtenaren, de standplaats toegewezen. Van de loting wordt achteraf een verslag gemaakt.

  • -

    Artikel 3:2, eerste lid (Proefperiode): door het hanteren van een proefperiode kan de ondernemer zelf ondervinden of de standplaats op de locatie daadwerkelijk bevalt. Dit dient in overleg met de marktmeester te gebeuren.

  • -

    Artikel 3:3, eerste volzin, onderdeel c (Vervallen van een standplaatsvergunning): hiervan is bijvoorbeeld sprake bij ernstige ziekte.

  • -

    Artikel 3:3, tweede lid (Vervallen van een standplaatsvergunning): de standplaatsvergunning is ingevolge artikel 1:5 Apv Maasgouw 2017 een persoonsgebonden vergunning. Een vergunning wordt persoonlijk genoemd, als die alleen of vooral is verleend vanwege de persoon van de vergunning aanvrager. De persoonlijke vergunning is in beginsel niet overdraagbaar. Een uitzondering wordt gemaakt bij het overlijden en in het geval van zwaarwegende persoonlijke omstandigheden van de standplaatsvergunninghouder.

    In dit artikellid is tevens opgenomen dat het recht voor het innemen van een standplaats alleen voor dezelfde standplaatswagen kan worden overgedragen aan de partner of kind. Door deze formulering wordt voorkomen dat een ander soort standplaatswagen wordt geëxploiteerd dan in eerste instantie.

  • -

    Artikel 4:1 (Termijn): in het kader van de deregulering werd de standplaatsvergunning in beginsel voor onbepaalde tijd verleend op grond van artikel 1:7 Apv. Indien er toch een termijn aan standplaatsvergunning werd verbonden moest dit met motivering geschieden, in het belang van onder meer de openbare orde, overlast, verkeersveiligheid en milieu. Op basis van het standplaatsenbeleid Maasgouw 2008 was het uitgangspunt dat een standplaatsvergunning in beginsel voor één jaar werd verleend met een mogelijkheid tot verlenging. Bij de wijziging van de Apv in 2016 is door het college met instemming van de gemeenteraad besloten om de standplaatsvergunningen voor onbepaalde tijd te verlenen.

    De standplaatsvergunningen vallen onder de Europese Dienstenrichtlijn, een richtlijn die er op gericht is dat ondernemers makkelijker hun diensten kunnen aanbieden in Europa. Volgens deze Dienstenrichtlijn worden standplaatsvergunningen gezien als schaarse besluiten/vergunningen. Deze schaarse besluiten/vergunningen mogen niet meer voor onbepaalde tijd worden verleend.

    Schaarse besluiten/vergunningen sluiten bij de vergunningverlening namelijk degenen uit aan wie daardoor geen vergunning kan worden verleend. Hierdoor worden de onderlinge kansen van (potentiële) aanvragers om een vergunning plichtige activiteit te verrichten beperkt. Het speelveld van de mededinging komt dan aan de orde. Volgens de Dienstenrichtlijn mag de looptijd van een vergunning niet meer buitensporig lang zijn. De duur zou volgens de overwegingen in deze Dienstenrichtlijn niet langer mogen zijn dan nodig is met het oog op de afschrijving van investeringen en een billijke vergoeding van het geïnvesteerde kapitaal.

    Vandaar dat een termijn van vijf jaar wordt gehanteerd vanaf de inwerkingtreding van deze nadere regels. Dit betekent dus dat voor standplaatsen waarvoor vanaf inwerkingtreding van deze nadere regels een standplaatsvergunning wordt verleend, vijf jaar geldig zijn.

  • -

    Artikel 5:2, eerste lid (Uitzondering maximumstelsel bij incidentele standplaatsen voor niet commerciële activiteiten): hieronder vallen onder andere organisaties die borstonderzoeken en kankeronderzoeken uitvoeren.

  • -

    Artikel 6:2 (Bijzondere afwijkingsbevoegdheid): hiervan kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt als het college van mening is dat een extra standplaats moet worden aangewezen. Bij de beoordeling naar de meerwaarde voor een extra standplaats worden synergie/complementariteit, maatschappelijk draagvlak en de kwaliteit van het product en de onderneming meegewogen.