Subsidieregeling Haagse kunst- en cultuurprojecten Den Haag 2021

Geldend van 15-07-2022 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling Haagse kunst- en cultuurprojecten Den Haag 2021

Algemene toelichting

Op 31 december 2020 loopt de Subsidieregeling culturele projecten Den Haag 2018 af. In de nota Culturele broedplaatsen 2021-2024 (RIS 306133) is opgenomen, dat de Subsidieregeling culturele activiteiten broedplaatsen Den Haag 2014 en de Subsidieregeling Culturele projecten De Haag 2018 per 1 januari 2021 worden samengevoegd tot één nieuwe subsidieregeling. De grondslag voor deze regeling is het beleidskader Kunst en Cultuur 2021-2024 (RIS 302961). De doelen van de Subsidieregeling Haagse kunst- en cultuurprojecten Den Haag 2021 zijn van het beleidskader afgeleid.

Besluitvorming

Het college van burgemeester en wethouders Den Haag,

gelet op artikel 5 van de Algemene Subsidieverordening Den Haag 2020,

besluit vast te stellen de Subsidieregeling Haagse kunst- en cultuurprojecten Den Haag 2021:

Hoofdstuk1 Algemene bepalingen

Artikel1:1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

- adviescommissie:

de Adviescommissie Haagse kunst- en cultuurprojecten;

- amateurkunst:

elke kunstvorm die aan de burger de kans biedt om zich via kunstbeoefening en -beleving te ontplooien en zijn potentiële creatieve vermogens te ontwikkelen op vrijwillige basis en zonder beroepsmatige doeleinden;

- artistieke visie: 

de artistieke waarden waarmee een of meerdere doelen worden nagestreefd die relevant of van meerwaarde zijn voor het culturele aanbod in Den Haag;

- ASV:

Algemene subsidieverordening Den Haag 2020;

- Awb:

Algemene wet bestuursrecht;

- belang voor de stad:

de bijdrage van het project aan het profiel van de stad, aan de breedte van het culturele aanbod (vorm, discipline of scene) en aan het positieve effect op de bezoeker en de stad;

- broedplaatsenoverleg:

een periodiek overleg van deelnemers uit verschillende kunstdisciplines dat afstemming van activiteiten en monitoring van de ontwikkeling van culturele broedplaatsen tot doel heeft;

- code Cultural Governance:

een instrument voor goed bestuur en toezicht in de cultuursector;

- college:

college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag;

- culturele broedplaats:

onderzoek of experiment van ideeën of concepten door samenwerkende beginnende of gevestigde makers die vernieuwend zijn en een toegevoegde waarde kunnen hebben voor het Haagse kunst- en cultuuraanbod;

- culturele instelling:

een rechtspersoon die zich structureel of in hoofdzaak bezig houdt met kunstzinnige activiteiten die bijdragen aan een veelzijdig kunst- en cultuuraanbod in Den Haag of die een bijdrage levert aan de Haagse kunst- en culturele infrastructuur;

- diversiteit:

de verscheidenheid van de Haagse bevolking in culturele achtergrond, leeftijd, opleiding, seksuele geaardheid, gender, gezondheid, inkomen en dergelijke wordt weerspiegeld in de samenstelling van het personeel, het publiek, in het programma en bij de samenwerkingspartners;

- financieringsmix:

de samenstelling van meerdere financieringsbronnen die past bij het project en getoond wordt in het dekkingsplan;

- Fair Practice code:

een gedragscode voor ondernemen en werken in de culturele en creatieve sector inhoudende regelingen en richtlijnen ter verbetering van het verdienvermogen en ontwikkelingsperspectieven voor werkenden;

- gemeentelijk vastgoed:

bebouwde en onbebouwde onroerende zaken in eigendom van of in gebruik door de gemeente Den Haag;

- inclusie:

iedereen van kunstenaar tot publiek wordt in zijn/haar/diens rol in het project op een gelijkwaardige wijze gewaardeerd, voelt zich welkom en veilig;

- innovatie:

vernieuwende elementen in het project ten opzichte van het aanbod in de stad of ten opzichte van eerdere projecten van de aanvrager;

- kunstzinnig:

de mate waarin het project kunstvaardig is;

- landelijk project:

een project dat wordt uitgevoerd in Den Haag en andere gemeenten in Nederland, door een culturele instelling die niet in Den Haag is gevestigd;

- onderscheidend:

de mate waarin het (deels op Den Haag gerichte) project zich onderscheidt ten opzichte van het bestaande aanbod in Den Haag;

- overhead:

alle kosten waarvan de omvang en samenstelling niet direct aan productie (of presentatie, voorstelling, event of festival) kunnen worden gerelateerd en die behoren tot de vaste lasten van de organisatie;

- project:

een in de tijd en middelen begrensde activiteit om kunstzinnige activiteiten of projecten te creëren;

- projectmatige bedrijfsvoering:

de sturing en beheersing van bedrijfsprocessen van het project af te leiden uit een promotie- en marketingplan, een sluitende begroting, een financieringsmix en het toepassen van de code Cultural Governance en Fair Practice code;

- promotie en marketingplan:

een omschrijving van communicatie- en marketingdoelen en de manier waarop communicatie- en marketinginstrumenten worden ingezet;

- vakmanschap:

de vaardigheid van de makers/kunstenaars/ organisatoren om hoog kwalitatief en professioneel werk te leveren en die in hun werk tot uiting weten te brengen;

- vertaalslag van visie naar product:

de wijze waarop de visie zichtbaar wordt in het project;

- zeggingskracht:

de betekenis van het project voor het publiek, op het gebied van het prikkelen van emoties en gevoelens, waardoor het aansprekend is voor het publiek.

Artikel1:2 Toepassingsbereik

Deze subsidieregeling is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 1:4 bedoelde activiteiten.

Artikel1:3 Doel van desubsidieregeling

  • 1.

    Het doel van de subsidieregeling is bij te dragen aan:

    a. een kwalitatief hoogwaardig en veelzijdig cultuuraanbod dat aantrekkelijk is voor verschillende publieksgroepen;

    b. een goed makersklimaat met ruimte voor talentontwikkeling;

    c. cultuur met een breed bereik van verschillende kunstdisciplines;

    d. de reflectie vanuit cultuur op maatschappelijke onderwerpen.

  • 2.

    Het achterliggende maatschappelijke doel is dat kunst en cultuur voor iedereen toegankelijk is.

Artikel1:4 Activiteiten

  • 1.

    Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor activiteiten die:

    a. gericht zijn op kunst en cultuur;

    b. publieksgericht zijn; en

    c. maximaal een jaar duren.

  • 2.

    Subsidie kan uitsluitend verstrekt worden voor activiteiten die:

    a. gericht zijn op kunst en cultuur;

    b. van experimentele aard zijn; en

    c. niet gericht zijn op publieke vertoning.

Artikel1:5 Doelgroep

Subsidie wordt verstrekt aan rechtspersonen en natuurlijke personen.

Artikel 1:6 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    De subsidie heeft uitsluitend betrekking op de redelijkerwijs gemaakte kosten die resteren na aftrek van bijdragen van derden en die naar het oordeel van het college direct zijn verbonden met en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een activiteit als bedoeld in artikel 1:4.

  • 2.

    Voor subsidie in aanmerking komt de Btw over de gesubsidieerde kosten voor zover die Btw niet teruggevorderd, verrekend of anderszins in mindering kan worden gebracht.

Artikel 1.7 Kosten die niet voor subsidie in aanmerking komen

Niet voor subsidie in aanmerking komen:

  • a.

    de eventuele restwaarde van specifiek voor de subsidiabele activiteiten aangeschafte apparatuur;

  • b.

    de kosten voor activiteiten die eerder door het college op basis van deze subsidieregeling of op grond een andere subsidieregeling zijn gesubsidieerd;

  • c.

    de kosten van roerende goederen;

  • d.

    exploitatiekosten van een organisatie die niet kunnen worden toegerekend aan het project.

Artikel1:8 Hoogte van subsidie

Een subsidieaanvraag voor een activiteit, bedoeld in artikel 1:4, wordt verdeeld in categorieën en bedraagt per categorie:

  • a.

    categorie A: voor subsidieaanvragen van natuurlijke personen en rechtspersonen van minimaal € 1.000,01 tot maximaal € 10.000,00 per aanvraag;

  • b.

    categorie B: subsidieaanvragen van rechtspersonenvanminimaal € 10.000,01 tot maximaal € 30.000,00 per aanvraag;

  • c.

    categorie C: subsidieaanvragen van rechtspersonen van minimaal € 30.000,01 tot maximaal € 60.000,00 per aanvraag;

  • d.

    categorie D: subsidieaanvragen van rechtspersonen en natuurlijke personen voor een activiteit, bedoeld in artikel 1:4, tweede lid, van maximaal € 1.000,00 per aanvraag.

Artikel1:9 Subsidieplafond

  • 1.

    Voor subsidieverlening op grond van deze regeling geldt per jaar een subsidieplafond van € 1.130.000,00.

  • 2.

    Het subsidieplafond, bedoeld in het vorige lid, wordt verdeeld in de volgende deelplafonds:

    a. voor categorie A: € 300.000,00 per jaar;

    b. voor categorie B: € 450.000,00 per jaar;

    c. voor categorie C: € 360.000,00 per jaar;

    d. voor categorie D: € 20.000,00 per jaar.

  • 3.

    Per tijdvak, genoemd in artikel 2:2, eerste lid, gelden de volgende deelplafonds:

    a. voor categorie A: € 100.000,00;

    b. voor categorie B: € 150.000,00;

    c. voor categorie C: € 120.000,00.

  • 4.

    Per tijdvak, genoemd in artikel 2:2, tweede lid, geldt een deelplafond van € 4.000,00.

  • 5.

    Indien binnen een tijdvak voor een categorie het subsidieplafond niet wordt gehaald kunnen de resterende gelden voor een andere categorie worden ingezet.

  • 6.

    Een onderbesteding bij één of meerdere categorieën in een tijdvak, waarop het vorige lid niet van toepassing is, wordt doorgeschoven naar het volgende tijdvak, mits dit tijdvak in hetzelfde kalenderjaar valt.

Artikel1:10 Wijze van verdeling subsidies categorie A, B en C

  • 1.

    Honorering van aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, geschiedt in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

  • 2.

    Bij de rangschikking van de aanvragen kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximum aantal:

    a. artistiek-inhoudelijke kwaliteit: de mate waarin de activiteiten van artistiek-inhoudelijke kwaliteit zijn, in elk geval blijkend uit artistieke visie, vertaalslag van visie naar product, kunstzinnigheid, zeggingskracht en vakmanschap;

    1 °. goed: 5 punten;

    2°. ruim voldoende: 4 punten;

    3°. voldoende: 3 punten;

    4°. matig: 2 punten;

    5°. onvoldoende: 1 punt;

    b. diversiteit en inclusie: de mate waarin de activiteiten bijdragen aan diversiteit en inclusie, in elk geval blijkend uit visie op diversiteit en inclusie, personele samenstelling, de beoogde doelgroep(en), de programmering en de samenwerkingspartners:

    1°. goed: 5 punten;

    2°. ruim voldoende: 4 punten;

    3°. voldoende: 3 punten;

    4°. matig: 2 punten;

    5°. onvoldoende: 1 punt;”

    c. projectmatige bedrijfsvoering: de mate waarin sprake is van een gezonde projectmatige bedrijfsvoering, blijkend uit de volgende indicatoren: een pr- en marketingplan, waarmee de beoogde doelgroep(en) wordt (worden) bereikt, een transparante en sluitende begroting, een voor het project passende financieringsmix, het toepassen van de code Cultural Governance en het toepassen van de Fair Practice code:

    1 °. goed: 5 punten;

    2°. ruim voldoende: 4 punten;

    3°. voldoende: 3 punten;

    4°. matig: 2 punten;

    5°. onvoldoende: 1 punt;

    d. relevantie voor de stad: de mate waarin het project relevant is voor de stad, blijkend uit de volgende indicatoren: onderscheidend, innovatief en van belang voor de stad.:

    1 °. goed: 5 punten;

    2°. ruim voldoende: 4 punten;

    3°. voldoende: 3 punten;

    4°. matig: 2 punten;

    5°. onvoldoende: 1 punt;

  • 3.

    De rangschikking van de subsidieaanvragen vindt voor de categorieën A, B en C per categorie en per tijdvak plaats.

  • 4.

    Het college stelt een adviescommissie in waaraan een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 wordt voorgelegd.

  • 5.

    De adviescommissie telt maximaal 9 leden, waarvan één lid door het college als voorzitter wordt aangewezen.

  • 6.

    Het college stelt een reglement vast waarin de taken, bevoegdheden, wijze van benoeming van leden en werkwijze van de commissie worden vastgelegd.

  • 7.

    In de adviescommissie worden geen leden benoemd met een persoonlijk belang bij de verdeelprocedure.

  • 8.

    Indien bij het bereiken van het subsidieplafond meer dan één aanvraag een gelijk aantal punten heeft op de rangschikking, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast door middel van loting.

  • 9.

    Indien een van de weigeringsgronden, genoemd in artikel 3.1, onder h, i of j zich voordoet, staakt de adviescommissie de verdere beoordeling van de aanvraag.

Artikel 1.11 Wijze van verdeling subsidies categorie D

  • 1.

    Honorering van aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, vindt plaats in volgorde van indiening bij het college, totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

  • 2.

    Als de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Awb de gelegenheid heeft gehad de aanvraag, aan te vullen, geldt als datum van indiening van de aanvraag de datum waarop de aanvraag volledig is aangevuld.

  • 3.

    Indien het college op de dag dat het subsidieplafond wordt bereikt, meer dan één aanvraag ontvangt, stelt het de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast door middel van loting.

Hoofdstuk2 Aanvraag subsidie en termijnen

Artikel2:1 Aanvraag subsidie

  • 1.

    Onverminderd artikel 8, tweede en derde lid, van de ASV legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    a. een verklaring waaruit blijkt in hoeverre de aanvrager als BTW belaste ondernemer is aan te merken;

    b. een specificatie van verrekenbare en niet-verrekenbare BTW;

    c. indien van toepassing een verklaring waaruit blijkt in hoeverre de aanvrager als belastingplichtige op grond van de vennootschapsbelasting is aan te merken;

    d. de naam van het project met een inhoudelijke omschrijving en, voor zover bekend, de namen van de (artistiek) betrokkenen;

    e. een pr- en marketingplan, waaruit blijkt hoe de beoogde doelgroep(en) wordt (worden) bereikt;

    f. een toelichting op eventuele samenwerkingsverbanden;

    g. een toelichting op de relatie met bestaande activiteiten;

    h.een geldig identiteitsbewijs bij een aanvraag voor subsidie door een natuurlijk persoon;

    i. een transparante en sluitende begroting van het project, bestaande uit een raming van de lasten, zonder opname van een post onvoorzien, en van de baten, zoals publieksinkomsten, subsidies en sponsoring met vermelding van de instanties of organisaties, waar subsidie is aangevraagd of waar een sponsorbijdrage wordt verwacht of is gekregen;

    j. begroting waarin expliciet wordt aangegeven wat de status is van andere subsidieaanvragen en van bijdragen van derden zoals genoemd in het vorige onderdeel;

    k. de exploitatiebegroting van de aanvrager over het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft;

    l. de meest recente jaarrekening van de aanvrager;

    m. een begroting van een landelijk project waarvan de kosten toegerekend zijn naar de uitvoering van het project in Den Haag;

  • 2.

    voor aanvragen voor subsidie in categorie A door natuurlijke personen zijn de onderdelen a t/m j van toepassing.

  • 3.

    Voor aanvragen voor subsidie categorie D, zijn van het eerste lid alleen de onderdelen a., d., f., g. en h. van toepassing.

  • 4.

    De aanvrager maakt voor de aanvraag gebruik van het door het college voor deze regeling vastgestelde digitale aanvraagformulier.

Artikel2:2 Aanvraagtermijn

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de ASV wordt een aanvraag om subsidie als bedoeld in de categorie A, B en C ingediend in een van de volgende periodes:

    a. van 1 januari tot 1 februari in het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft;

    b. van 1 april tot 1 mei in het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft tot en met het eerste kwartaal van daarop volgend jaar;

    c. van 1 september tot 1 oktober in het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de ASV, wordt een aanvraag om subsidie als bedoeld in categorie D ingediend in een van de volgende periodes:

    a. van 1 februari tot 1 maart in het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft;

    b. van 1 april tot 1 mei in het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft;

    c. van 1 juni tot 1 juli in het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft;

    d. van 1 oktober tot 1 november in het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft;

    e. van 1 december tot en met 31 december in het jaar volgend op het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft;

Artikel2:3 Subsidievaststelling zonder verleningvooraf

  • 1.

    Het college stelt de subsidie als bedoeld in categorie D, direct vast.

  • 2.

    De bepalingen in hoofdstuk 5 van deze subsidieregeling zijn niet van toepassing op subsidies als bedoeld in artikel 1:4, tweede lid.

Artikel2:4 Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist, in afwijking van artikel 10, tweede lid, van de ASV, uiterlijk 14 weken nadat de aanvraagtermijn genoemd in artikel 2:2, eerste lid en artikel 2:3 is geëindigd.

  • 2.

    Het college beslist, in afwijking van artikel 10, tweede lid, van de ASV uiterlijk 6 weken nadat de aanvraagtermijn genoemd in artikel 2:2, tweede lid, is geëindigd.

Hoofdstuk3 Weigeringsgronden

Artikel3:1 Weigeringsgronden

Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid en 4:35 van de Awb en artikel 11, eerste, tweede en derde lid, van de ASV weigert het college een subsidie als:

  • a.

    de aanvrager een amateurkunstenaar is dan wel het bevorderen van amateurkunst tot doel heeft;

  • b.

    de aanvraag primair gericht is op binnenschoolse cultuureducatie of activiteiten die onderdeel uitmaken van het curriculum van een kunstvakopleiding;

  • c.

    de aanvraag betrekking heeft op cultureel erfgoed, voor zover deze primair is gericht op het conserveren en tonen van het verleden;

  • d.

    activiteiten die op een andere manier te bekostigen zijn of zouden moeten zijn, zoals beeld- en geluidsdragers, bestemd voor de verkoop, en publicaties van boeken of leermethoden;

  • e.

    het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd inhoudelijk en organisatorisch niet of onvoldoende te onderscheiden is van andere activiteiten die meerjarig worden gesubsidieerd op grond van de Subsidieregeling meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur 2021-2024, Den Haag 2021;

  • f.

    er geen andere inkomstenbronnen zijn naast deze gemeentelijke subsidie ter dekking van de kosten;

  • g.

    de bij de gemeente Den Haag aangevraagde subsidies voor het project gezamenlijk meer dan 30% van de totale begroting bedragen;

  • h.

    de subsidieaanvraag in categorie A op het criterium ‘’artistiek-inhoudelijke kwaliteit (artikel 1:10, tweede lid, onder a) of het criterium ‘’relevantie voor de stad’’ (artikel 1:10, tweede lid, onder d) met minder dan 3 punten is gewaardeerd;

  • i.

    de subsidieaanvraag in categorie B op het criterium ‘’artistiek-inhoudelijke kwaliteit’’ (artikel 1:10, tweede lid sub a) en op een ander criterium (artikel 1:10 sub b, sub c of sub d) met minder dan 3 punten is gewaardeerd;

  • j.

    de subsidieaanvraag in categorie C op het criterium ‘’artistieke kwaliteit’’ (artikel 1:10 tweede lid sub a) en op het criterium ‘’projectmatige bedrijfsvoering’’ (artikel 1:10 tweede lid sub c) met minder dan 3 punten is gewaardeerd;

  • k.

    de activiteit is aangevangen voordat de subsidie is toegekend.

  • l.

    de subsidieaanvraag op de criteria genoemd in artikel 1:10, tweede lid, in zijn geheel met minder dan 11 punten is gewaardeerd.

Hoofdstuk4 Verplichtingen en betaling

Artikel4:1 Verplichtingen

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 12 en 14 van de ASV, is de subsidieontvanger verplicht mee te werken aan de steekproefcontrole door het college om te beoordelen of de subsidie terecht is verstrekt.

  • 2.

    Het college kan de subsidieontvanger bij de subsidieverlening verplichten:

    a. om een zakelijk zekerheidsrecht aan de gemeente te verlenen of een andere vorm van zekerheidsstelling voor de vorderingen die ontstaan uit vorderingen op grond van 4:57 van de Awb;

    b. om de activiteiten van de subsidieontvanger te laten plaatsvinden in of op gemeentelijk vastgoed, voor zover het gemeentelijk vastgoed geschikt is om deze activiteiten uit te oefenen, of daartoe redelijkerwijs geschikt te maken is;

    c. om het betreffende gemeentelijk vastgoed meervoudig of gezamenlijk te (laten) gebruiken;

    d. om de huisvesting waarin de activiteiten plaatsvinden, in medegebruik te geven of te verhuren aan andere subsidieontvangers van de gemeente teneinde meervoudig of gezamenlijk gebruik van het betreffende vastgoed te realiseren.

Artikel4:2 Kostensoorten

Subsidie die bij de beschikking tot verlening verdeeld is over verschillende kostensoorten, mag van de ene kostensoort naar de andere kostensoort worden overgeheveld nadat een daartoe strekkend verzoek van de aanvrager is goedgekeurd door het college.

Artikel4:3 Bevoorschotting

Bevoorschotting vindt plaats op de volgende wijze:

  • a.

    bij projecten met een subsidie tot en met € 10.000,00: 100% van de verleende subsidie in één keer;

  • b.

    bij projecten met een subsidie van € 10.000,01 tot en met € 30.000,00: 90% van de verleende subsidie in één keer;

  • c.

    bij projecten met een subsidie van € 30.000,01 tot en met € 60.000,00: 80% van de verleende subsidie in één keer.

Hoofdstuk5 Eindverantwoording en vaststelling na verlening

Artikel5:1 Wijze van verantwoorden

  • 1.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

    a. een voor openbaarmaking geschikt inhoudelijk verslag conform artikel 17, vierde lid, van de ASV 2020;

    b. een voor openbaarmaking geschikt financieel verslag conform artikel 17, vijfde lid, van de ASV 2020; en

    c. een verklaring dat de verantwoording juist en volledig is. Bij verantwoording door een rechtspersoon wordt hiervoor een bestuursverklaring of directieverklaring ingediend volgens het door burgemeester en wethouders vastgestelde model.

  • 2.

    Het inhoudelijk verslag bevat:

    a. een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de gerealiseerde activiteiten;

    b. een beknopte beschrijving van de uitvoering van de gerealiseerde activiteiten. Uit deze beschrijving moet blijken of en in hoeverre aan de subsidievoorschriften is voldaan;

    c. een beknopte beschrijving van de mate waarin de resultaten zoals opgenomen in de verleningsbeschikking zijn gehaald;

    d. een beknopte beschrijving van de mate waarin de in de verleningsbeschikking opgenomen doelstellingen zijn gehaald.

  • 3.

    Het financieel verslag bevat:

    a. een overzicht van de inkomsten en uitgaven die aansluiten bij de posten in de begroting;

    b. een toelichting op afwijkingen groter dan 10% op hoofdposten van de begroting;

    c. de (niet verrekenbare) BTW;

  • 4.

    De aanvrager, die tevens subsidie ontvangt op grond van de Subsidieregeling meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur 2021-2024 Den Haag 2021, dient de verantwoording van beide subsidies separaat maar gelijktijdig in.

Artikel5:2 Termijn vaststellingsubsidie

Het college stelt in afwijking van artikel 20, eerste lid, van de ASV de subsidie vast binnen 20 weken na ontvangst van de volledige aanvraag tot vaststelling.

Hoofdstuk6 Overige bepalingen

Artikel6:1 Hardheidsclausule

Het college kan een of meer artikelen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van artikel 1:4, voor zover toepassing ervan gelet op het belang van het doel van deze regeling leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel6:2 Evaluatie

Het college evalueert deze subsidieregeling uiterlijk op 31 december 2023.

Artikel6:3 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021 en vervalt met ingang van 1 januari 2025.

Artikel6:4 Intrekking

De Subsidieregeling Culturele Activiteiten Broedplaatsen Den Haag 2014 wordt ingetrokken.

Artikel6:5 Overgangsrecht

  • 1.

    De bepalingen van de Subsidieregeling Culturele Activiteiten Broedplaatsen Den Haag 2014 blijven van toepassing op subsidies die zijn verleend op basis van de Subsidieregeling Culturele Activiteiten Broedplaatsen 2014.

  • 2.

    De bepalingen van de Subsidieregeling Culturele projecten Den Haag 2018 blijven van toepassing op subsidies die verleend zijn op basis van de Subsidieregeling culturele projecten Den Haag 2018.

Artikel6:6 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Haagse kunst- en cultuurprojecten Den Haag 2021.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1:3

Elk project zal rekening moeten houden met de veelzijdigheid van het Haagse culturele aanbod, de toegankelijkheid daarvan, maatschappelijke onderwerpen of met talentontwikkeling. De wijze waarop is aan de aanvrager.

Artikel 1:4 eerste lid, onder a

Kunstprojecten zijn er op gericht een bijdrage te leveren aan de veelzijdigheid van het kunst- en cultuuraanbod in Den Haag. Projecten die zich op meerdere beleidsterreinen begeven (bijvoorbeeld cultuur en welzijn, cultuur en vrede en recht, cultuur en economie), kunnen een aanvraag doen indien uitdrukkelijk het cultureel en kunstzinnig perspectief leidraad is en deze aanvullend zijn op het bestaande cultuuraanbod in de stad.

Artikel 1:4 tweede lid

In culturele broedplaatsen werken kunstenaars samen aan vernieuwing van bijvoorbeeld het proces van maken van kunst, het gebruik van materialen, technieken of methoden. Dat vergt onderzoek (bijv. bestudering onderzoeksrapporten, interviews) en experiment aan de hand van een prototype waarmee uitdrukking wordt gegeven aan vernieuwing. Het onderzoek of experiment is in de regel (nog) niet gericht op vertoning aan publiek.

Artikel 1:7

De subsidieregeling is bedoeld voor een project, dat naar inhoud, tijd, kosten en financiering van de kosten duidelijk en aantoonbaar onderscheiden zijn van de reguliere exploitatie van de organisatie die de subsidie aanvraagt en van eventuele samenwerkingspartners.

Artikel 1:8

De subsidieregeling maakt onderscheid in categorieën van subsidiebedragen. Deze indeling in categorieën heeft tot doel om grote en kleine projecten in gelijke mate aan bod te laten komen.

De duur van een project is daarbij maximaal 1 jaar.

Artikel 1:10 tweede lid onder a.

In de subsidieaanvraag moet de aanvrager overtuigend de professionele artistieke uitgangspunten van het project (artistieke visie) weergeven en een beschrijving van de artistiek betrokkenen. Binnen dit criterium is ruimte voor talentontwikkeling van professionele makers om te experimenteren zolang betrokkenheid van een publiek onderdeel is van het project.

Artikel 1:10 tweede lid onder b.

Het college hecht er waarde aan dat de gehonoreerde projecten passen bij de diverse samenstelling van de bevolking in de stad. Het is de verantwoordelijkheid van de aanvrager aan te geven hoe het beoogde publieksbereik zich verhoudt tot de inhoud van het project en aan te geven welke manier de vorm, het onderwerp, de inhoud en bezetting aansprekend zijn voor het beoogde publiek. Het pr- en marketingplan moet aantoonbaar uitgaan van het bereiken van een breder publiek dan de eigen achterban. Daarnaast is enige poging tot culturele inbedding noodzakelijk om te voorkomen dat de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd op zichzelf staande projecten worden. Het college heeft diversiteit en inclusie ook zelf hoog op de agenda (zie voor omschrijving diversiteit en inclusie: Beleidskader Kunst en Cultuur 2021-2024, ‘’Zee aan mogelijkheden!’’ RIS302961).

Artikel 3:1. onder e.

Projectaanvragen zijn geen onderdeel, inhoudelijk noch financieel of organisatorisch, van culturele projecten of activiteiten die in het kader van het meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur 2021-2024 Den Haag 2021 van de gemeente Den Haag meerjarig worden gesubsidieerd.

Den Haag, 5 januari 2021

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris ,

Ilma Merx

de locoburgemeester,

Kavita Parbhudayal

Ondertekening