Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam houdende regels omtrent de effectuering van deugdelijk financieel beleid en beheer en een deugdelijke treasuryfunctie (Treasurystatuut Rotterdam 2021)

Geldend van 01-01-2021 t/m heden

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam houdende regels omtrent de effectuering van deugdelijk financieel beleid en beheer en een deugdelijke treasuryfunctie (Treasurystatuut Rotterdam 2021)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

gelezen het voorstel van de concerncontroller van 17 november 2020; 20bb017819;

gelet op artikel 18, derde lid van de Verordening financiën Rotterdam 2021;

overwegende, dat voor de effectuering van deugdelijk financieel beleid en beheer en een deugdelijke treasuryfunctie aanvullende regels nodig zijn;

besluit:

Artikel 1 Begripsbepaling

  • 1. De begripsbepalingen genoemd in artikel 1 van de Regeling financiën Rotterdam 2021 en artikel 1 van de Regeling organisatie 2016 zijn op deze regeling van toepassing.

  • 2. In deze regeling wordt voorts verstaan onder:

    • -

      account: toegang van een gebruiker tot een EB-systeem;

    • -

      autorisatie: bevoegdheid voor handelingen die een gebruiker in het EB-systeem mag verrichten;

    • -

      bankgarantie: verbintenis met de bank om voor rekening van de gemeente op de enkele of eerste mededeling van de begunstigde dat de gemeente wanprestatie heeft gepleegd, het door de begunstigde op te geven bedrag te voldoen;

    • -

      beheerder stamgegevens: functionaris die verantwoordelijk is voor het beheer van basisgegevens voor direct of indirect gebruik bij het genereren van betalingsverkeer;

    • -

      betalingsorganisatie: functionele inrichting van alle processen die leiden tot betalingsverkeer;

    • -

      betalingsverkeer: verrichten van betalingen en het incasseren van gelden;

    • -

      cashpoolmethodiek: methodiek waarbij op de bankrekeningen saldo- en rentecompensatie plaatsvindt door alle rekeningen binnen het rekeningenstelsel te salderen alvorens de kredietruimte binnen het stelsel en de rente over het stelsel te berekenen;

    • -

      directeur FINK: de directeur Financiën en inkoop van het cluster Bestuurs- en concernondersteuning;

    • -

      EB-systeem: systeem voor elektronisch bankieren;

    • -

      functioneel systeembeheerder: functionaris die verantwoordelijk is voor de inrichting van enig geautomatiseerd systeem dat betalingsverkeer genereert of verwerkt;

    • -

      handelaar: door de concerncontroller aangewezen functionaris die uit hoofde van zijn functie namens de gemeente transacties mag afsluiten op de geldmarkt;

    • -

      herstructurering: het wijzigen van de structuur van in de portefeuille opgenomen geldleningen of de portefeuille uitgezette geldleningen door aanpassing van de bestaande contracten of door middel van derivaten;

    • -

      HR: directie HR, Communicatie en Juridisch van het cluster Bestuurs- en concernondersteuning;

    • -

      kassier: functionaris die belast is met en verantwoordelijk is voor het beheer van de kassen en waardepapieren van het desbetreffende organisatieonderdeel;

    • -

      kredietfaciliteit: overeenkomst tussen twee partijen waarbij de verstrekker de kredietnemer toestaat tot een bepaald bedrag gelden op te nemen of van andere faciliteiten te genieten, zoals bankgaranties;

    • -

      rating: beoordeling van de kredietwaardigheid van een bedrijf of overheid, bepaald door een ratingbureau;

    • -

      rekening-courantstelsel: stelsel waarin meerdere bankrekeningen zijn opgenomen;

    • -

      standaardbankverklaring: overzicht van alle bankzaken van de gemeente bij een bank, zoals bankrekeningen, verplichtingen en bevoegdheden;

    • -

      tekeningsbevoegde: functionaris die is aangewezen door zijn lid van de concerndirectie voor het autoriseren van betaalopdrachten;

    • -

      token: door een bank verstrekt middel om de identiteit van een gebruiker te kunnen vaststellen ten behoeve van het uitvoeren van bepaalde handelingen in het EB-systeem;

    • -

      treasurer : door concerncontroller aangewezen functionaris die uit hoofde van zijn functie namens de gemeente transacties mag uitvoeren op de kapitaalmarkt en mag optreden als handelaar op de geldmarkt;

    • -

      treasury : organisatieonderdeel dat de in artikel 2 omschreven taken van de treasuryfunctie uitvoert;

    • -

      VOG: Verklaring Omtrent het Gedrag waaruit blijkt dat het gedrag van een persoon in het verleden geen bezwaar vormt voor het vervullen van een specifieke taak;

    • -

      waardepapieren:

      • 1.

        effecten, als bedoeld in artikel 1, onder a van de Wet toezicht effectenverkeer 1995; en

      • 2.

        andere door de directeur FINK aan te wijzen papieren of stukken.

Artikel 2 Bevoegdheden en verantwoordelijkheden treasuryfunctie

De concerncontroller is verantwoordelijk voor het inrichten en uitvoeren van de treasuryfunctie, bedoeld in artikel 18 van de Verordening Financiën Rotterdam 2021, met uitzondering van het in artikel 3 bedoelde betalingsverkeer en is belast met:

  • a.

    het vaststellen van beleidsregels en het inrichten van de administratieve organisatie;

  • b.

    het aangaan, wijzigen en opzeggen van overeenkomsten met betrekking tot de financiering van de gemeente;

  • c.

    het uitvoeren van alle geld- en kapitaalmarkttransacties;

  • d.

    het beheren van de financiële infrastructuur met betrekking tot de financiering van de gemeente;

  • e.

    het verstrekken van leningen aan en het verlenen van garanties ten behoeve van rechtspersonen op grond van de publieke taak;

  • f.

    de saldoregulatie tussen en binnen rekening-courantstelsels;

  • g.

    het verstrekken van bankgaranties aan derden;

  • h.

    het aanvragen van standaardbankverklaringen.

Artikel 3 Bevoegdheden en verantwoordelijkheden betalingsverkeer

  • 1. De directeur FINK is verantwoordelijk voor het inrichten en onderhouden van het betalingsverkeer en is belast met:

    • a.

      het vaststellen van beleidsregels en het inrichten van de administratieve organisatie, waaronder het opstellen van een modelinstructie betalingsorganisatie en een model kasinstructie;

    • b.

      het aangaan, wijzigen en opzeggen van overeenkomsten met banken met betrekking tot rekening-courantstelsels en het hieraan gekoppelde betalingsverkeer;

    • c.

      het aangaan, wijzigen en opzeggen van overeenkomsten met waardetransporteurs voor het transport van contante gelden en waardepapieren;

    • d.

      het ondertekenen van de voor banken, waardetransporteurs en overige financiële instellingen bestemde documenten met betrekking tot het betalingsverkeer, met uitzondering van betaalopdrachten, als bedoeld in artikel 8, derde lid;

    • e.

      het beheer van de bankrekeningen;

    • f.

      het gevraagd en ongevraagd adviseren van gemeentelijke organisatieonderdelen over het betalingsverkeer;

    • g.

      het optimaliseren van de communicatie tussen de gemeentelijke organisatieonderdelen en de banken, waardetransporteurs en overige financiële instellingen;

    • h.

      het periodiek evalueren van contracten betreffende het betalingsverkeer;

    • i.

      het stellen van nadere regels voor het uitvoeren van kassierstaken voor derden.

  • 2. Na akkoord van de directeur FINK is het lid van de concerndirectie voor zijn organisatieonderdeel belast met:

    • a.

      de uitvoering van het betalingsverkeer;

    • b.

      het opstellen van beleidsregels voor de uitvoering van het betalingsverkeer;

    • c.

      het opstellen van een instructie betalingsorganisatie conform de modelinstructie zoals genoemd in het eerste lid;

    • d.

      het opstellen van een kasinstructie conform de modelinstructie zoals genoemd in het eerste lid.

Artikel 4 Vereisten rekening-courantstelsels

  • 1. Rekening-courantstelsels worden alleen aangehouden bij banken, die zelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren beschikken over ten minste een A-rating, afgegeven door ten minste twee ratingbureaus.

  • 2. Rekening-courantstelsels worden alleen aangehouden in euro’s.

  • 3. Indien een bank waarbij een rekening-courantstelsel wordt aangehouden niet meer aan deze vereisten voldoet, wordt uiterlijk binnen een jaar een aanbesteding gestart om het betalingsverkeer onder te brengen bij een bank die wel aan deze vereisten voldoet.

  • 4. Een rekening-courantstelsel wordt aangehouden volgens een cashpoolmethodiek.

  • 5. Overeenkomsten met banken worden alleen aangegaan onder Nederlands recht.

Artikel 5 Openen, wijzigen en sluiten bankrekeningen

  • 1. De gemeente houdt geen bankrekening aan voor een juridische entiteit die geen deel uitmaakt van de gemeente.

  • 2. De directeur FINK opent, wijzigt en sluit alle bankrekeningen ten behoeve van de gemeente.

  • 3. Voor het openen, wijzigen en sluiten van een bankrekening dient het lid van de concerndirectie een door hem ondertekend verzoek in bij directeur FINK.

Artikel 6 Saldoregulatie bankrekeningen

  • 1. De concerncontroller kan bankrekeningen aanwijzen als treasuryrekening.

  • 2. Met het oog op saldoregulatie bepaalt de concerncontroller in overleg met de directeur FINK of een bankrekening, niet zijnde een treasuryrekening, fungeert als een betaalrekening of als een ontvangstrekening.

  • 3. De treasury reguleert de saldi van de verschillende rekening-courantstelsels via de treasuryrekeningen.

  • 4. De concerncontroller:

    • a.

      stelt de financiële bovengrens van een betaalrekening vast;

    • b.

      stelt de financiële ondergrens van een betaalrekening of een ontvangstrekening op 0.

  • 5. De treasury draagt zorg voor:

    • a.

      het monitoren van het saldo op de betaalrekeningen en het periodiek reguleren tot de vastgestelde financiële bovengrens;

    • b.

      het maandelijks reguleren van het saldo van de ontvangstrekeningen tot de vastgestelde financiële bovengrens.

  • 6. Als het saldo van een betaalrekening ontoereikend is om voorgenomen betalingen te kunnen doen, draagt de treasury zorg voor aanvulling van deze rekening indien van het betreffende gemeentelijke organisatieonderdeel minimaal één werkdag voor de gewenste verwerkingsdatum een melding als bedoeld in artikel 27, tweede lid, is ontvangen.

Artikel 7 Gebruikersbeheer EB-systemen

  • 1. De directeur FINK draagt met het gebruikersbeheer van EB-systemen zorg voor:

    • a.

      het openen, wijzigen en beëindigen van accounts;

    • b.

      het koppelen, wijzigen en intrekken van autorisaties;

    • c.

      het verstrekken van tokens en eventuele overige zaken bestemd voor gebruikers van EB-systemen.

  • 2. Indien een bepaald organisatieonderdeel gebruik wenst te maken van een EB-systeem, dan dient het lid van de concerndirectie hiertoe een gemotiveerd verzoek in bij directeur FINK.

  • 3. In opdracht van de directeur FINK wordt een account geblokkeerd wanneer:

    • a.

      bij periodieke controle blijkt dat aan een account geen autorisaties zijn gekoppeld;

    • b.

      de gebruiker van een account geen geldige VOG kan overleggen, zoals bedoeld in artikel 11;

    • c.

      de gebruiker uit dienst is getreden;

    • d.

      anderszins duidelijk is dat het account niet meer gebruikt zal worden; of

    • e.

      sprake is van oneigenlijk gebruik of misbruik.

  • 4. Als één van deze situaties zich voordoet, dan wordt de gebruiker hiervan in kennis gesteld en verzocht om de tokens onklaar te maken en ter beschikking te stellen aan de functioneel systeembeheerder.

  • 5. Bij beëindiging van het gebruik van het EB-systeem door een gebruiker draagt diens lid van de concerndirectie zorg voor het innemen van de tokens en eventuele overige zaken en stuurt deze terstond op naar de directeur FINK, samen met een verzoek tot beëindiging van de toegang tot het EB-systeem.

  • 6. Directeur FINK draagt zorg voor de beëindiging van een account:

    • a.

      nadat deze een onklaar gemaakte token heeft ontvangen of

    • b.

      na een blokkade van een account voor een periode van langer dan 3 maanden.

Artikel 8 Algemene vereisten administratieve organisatie betalingsorganisatie

  • 1. De modelinstructie betalingsorganisatie stelt de kaders voor de administratieve organisatie van de betalingsorganisatie.

  • 2. De administratieve organisatie houdt rekening met het toepassen van functiescheiding tussen in ieder geval de:

    • a.

      budgethouder;

    • b.

      kassier;

    • c.

      tekeningsbevoegden;

    • d.

      beheerder stamgegevens; en

    • e.

      functioneel systeembeheerder.

  • 3. Voor elke betaalopdracht in een EB-systeem zijn minimaal twee handtekeningen nodig van tekeningsbevoegden.

  • 4. De concerncontroller kan van het vorige lid afwijkende instructies vaststellen in verband met saldoregulatie tussen treasuryrekeningen van verschillende rekening-courantstelsels of saldoregulatie tussen treasuryrekeningen en andere bankrekeningen binnen hetzelfde rekening-courantstelsel.

Artikel 9 Kas en kluis

  • 1. Directeur FINK besluit over het instellen van een kas of kluis.

  • 2. Indien een organisatieonderdeel een kas of kluis nodig heeft, dan dient een lid van de concerndirectie een onderbouwd en een door hem ondertekend verzoek in de bij directeur FINK.

  • 3. De model kasinstructie stelt de kaders voor de administratieve organisatie rondom het beheer en gebruik van kassen en kluizen en het ordelijk en veilig bewaren van contante gelden en waardepapieren.

  • 4. Indien een kas of kluis aanwezig is, legt het lid van de concerndirectie voor zijn organisatieonderdeel de administratieve organisatie met betrekking tot de kassen en kluizen vast in een kasinstructie op basis van de model kasinstructie.

  • 5. Indien een kas aanwezig is, wijst het lid van de concerndirectie voor zijn organisatieonderdeel één kassier en eventueel één of meer subkassiers aan.

  • 6. De kassier en subkassier hebben de beschikkingsbevoegdheid over de in beheer gegeven kassen en waardepapieren.

  • 7. De kassier en subkassier zijn belast met de ontvangst en de afgifte van waardepapieren en bewaren de contante gelden en de waardepapieren in een kluis.

  • 8. De kassier en subkassier zien toe op de rechtmatigheid van de te verrichten betalingen en ontvangsten.

  • 9. De kassier en subkassier verstrekken bij elke in ontvangst genomen betaling een ontvangstbewijs.

Artikel 10 Contant geld

  • 1. Contante gelden worden slechts tot een zodanige omvang aangehouden als nodig is voor het verrichten van de contante betalingen op korte termijn.

  • 2. Bewaring van de contante gelden vindt plaats in een brandvrije en afsluitbare kluis.

  • 3. Ontvangen contante gelden en cheques worden zoveel mogelijk dagelijks verwerkt en afgestort bij de bank, tenzij het niet doelmatig is om dagelijks te storten.

  • 4. De omvang van het bedrag in de kas wordt afgestemd op het verwacht beroep en wordt, indien nodig meerdere keren per dag, aangepast door middel van een toevoeging uit of een afdracht aan de kluis.

  • 5. De waardetransporteur voert het transport van contante gelden uit overeenkomstig de voorwaarden uit de overeenkomst tussen de gemeente en de waardetransporteur.

  • 6. Het bestellen van wisselgeld gebeurt bij de waardetransporteur, waarbij een maximumbedrag geldt van € 5.000 per keer.

  • 7. Directeur FINK kan op verzoek van het lid van de concerndirectie toestemming geven om af te wijken van het in lid 6 genoemde maximumbedrag.

Artikel 11 Verklaring omtrent het gedrag

  • 1. Gebruikers van een EB-systeem, kassiers, subkassiers en gebruikers van betaalkaarten overleggen een VOG waaruit blijkt dat er geen bezwaren zijn dat de betreffende functionaris om gaat met geld en waardepapieren.

  • 2. Deze VOG is niet ouder dan vijf jaar.

  • 3. Directeur FINK draagt er zorg voor dat functionarissen waarvoor een VOG benodigd is, bekend zijn bij HR.

  • 4. HR is verantwoordelijk voor de naleving van deze voorschriften en zal, indien nodig, de functionarissen bedoeld in het eerste lid informeren en rappelleren voor wat betreft de noodzaak tot het actualiseren van een VOG.

Artikel 12 Incassomachtigingen

  • 1. Machtigingen tot incasso worden alleen afgegeven indien hiertoe een dringende noodzaak bestaat.

  • 2. Het afgeven van een machtiging tot incasso aan een derde vindt schriftelijk plaats.

  • 3. Elke machtiging wordt in ieder geval getekend door de budgethouder en door een andere door het lid van de concerndirectie voor zijn organisatieonderdeel aangewezen functionaris.

  • 4. Het lid van de concerndirectie stuurt de gegevens van afgegeven machtigingen aan directeur FINK ter vastlegging in het machtigingenregister.

Artikel 13 Gebruik betaalkaarten

  • 1. Directeur FINK kent betaalkaarten toe en vraagt betaalkaarten aan ten behoeve van de gemeente.

  • 2. Voor het aanvragen van een betaalkaart dient het lid van de concerndirectie een door hem ondertekend verzoek in bij de directeur FINK waarin de uitgifte- en verantwoordingprocedure alsmede het doel van de betaalkaart is vastgelegd.

  • 3. Het gebruik van kredietkaarten waarmee zonder voorafgaande toestemming geld, goederen of diensten kunnen worden verkregen is verboden, tenzij een dergelijke betaalkaart verstrekt is voor dienstreizen in het buitenland of andere specifieke doeleinden en ook alleen als zodanig gebruikt wordt.

  • 4. Het gebruik van debetkaarten die gevoed worden vanuit een gemeentelijke bankrekening is toegestaan.

Artikel 14 Digitale betaaldiensten

Directeur FINK besluit over het gebruik van nieuwe digitale betaaldiensten binnen het betalingsverkeer.

Artikel 15 Bankgaranties

  • 1. De concerncontroller kan op verzoek van het lid van de concerndirectie de bank bankgaranties aan derden laten verstrekken ten laste van de kredietfaciliteit van de gemeente.

  • 2. De kosten van een bankgarantie komen ten laste van de activiteit waarvoor de bankgarantie is afgegeven.

  • 3. Het lid van de concerndirectie geeft wijzigingen van bankgaranties direct door aan de treasury.

  • 4. De treasury houdt het register van bankgaranties bij.

Artikel 16 Bevoegdheden en verantwoordelijkheden geld- en kapitaalmarkttransacties

  • 1. De concerncontroller wijst functionarissen van de treasury aan als handelaar.

  • 2. De concerncontroller kan aan deze aanwijzing voorwaarden verbinden.

  • 3. De treasurer voert transacties uit op de kapitaalmarkt met betrekking tot het aangaan en wijzigen van langlopende leningen, uitzettingen en derivaten.

  • 4. Handelaren voeren transacties uit op de geldmarkt met betrekking tot het aangaan en wijzigen van kortlopende leningen en uitzettingen.

  • 5. Elke transactie wordt vastgelegd op een transactieformulier.

  • 6. De ondertekenaars van transactieformulieren zijn:

    • a.

      voor langlopende leningen en derivaten de treasurer en de concerncontroller;

    • b.

      voor kortlopende leningen twee handelaren en bij afwezigheid van een tweede handelaar naast de eerste handelaar een tekeningsbevoegde voor de treasuryrekeningen.

  • 7. De transactieformulieren worden na volledige ondertekening gearchiveerd.

Artikel 17 Tegenpartijen en intermediairs bij transacties

  • 1. Transacties op de geld- en kapitaalmarkt worden niet afgesloten met of via partijen die doelen nastreven of activiteiten verrichten die strijdig zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde.

  • 2. Financiële ondernemingen waarmee derivaten worden afgesloten of waarvan bancaire diensten worden afgenomen staan onder Nederlands toezicht of anderszins Europees toezicht.

  • 3. Er wordt alleen gebruik gemaakt van intermediairs op de geld- en kapitaalmarkt die zijn geregistreerd bij de Autoriteit Financiële Markten en die van de Autoriteit Financiële Markten een vergunning hebben ontvangen.

Artikel 18 Financieringsinstrumenten

De volgende instrumenten ten behoeve van het aantrekken van financieringsmiddelen zijn te gebruiken:

  • a.

    kredietfaciliteit op rekening-courant;

  • b.

    daggeldlening;

  • c.

    kasgeldlening;

  • d.

    commercial paper;

  • e.

    medium term note;

  • f.

    onderhandse lening; of

  • g.

    repo.

Artikel 19 Instrumenten voor uitzetten overtollige middelen

  • 1. De volgende instrumenten ten behoeve van het uitzetten van tijdelijk overtollige geldmiddelen zijn te gebruiken:

    • a.

      rekening-courant;

    • b.

      deposito;

    • c.

      daggeldlening;

    • d.

      kasgeldlening;

    • e.

      commercial paper;

    • f.

      medium term note;

    • g.

      onderhandse lening; of

    • h.

      obligatie.

  • 2. De uitzettingen, genoemd in het eerste lid, onder a, vinden plaats bij de schatkist of tot het drempelbedrag bij banken die voldoen aan de vereisten genoemd in artikel 4.

  • 3. De uitzettingen, genoemd in het eerste lid, onder b tot en met h, vinden plaats bij de schatkist of bij medeoverheden waarmee geen toezichtsrelatie bestaat.

Artikel 20 Toegestane derivaten

  • 1. De volgende derivaten zijn te gebruiken ten behoeve van het risicobeheer:

    • a.

      rentecap;

    • b.

      payer swap; of

    • c.

      receiver swap.

  • 2. Een receiver swap wordt alleen aangetrokken voor het ongedaan maken van een niet-effectieve positie van een payer swap.

  • 3. De derivaten worden alleen gesloten bij financiële ondernemingen die:

    • a.

      gevestigd zijn in een lidstaat van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte die ten minste beschikt over een AA-rating afgegeven door ten minste twee ratingbureaus; en

    • b.

      voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kunnen aantonen dat ze ten minste beschikken over een AA-minusrating, afgegeven door ten minste twee ratingbureaus.

Artikel 21 Vervroegde aflossing leningen

  • 1. Het college besluit over vervroegde aflossing van opgenomen geldleningen indien sprake is van risicoverhoging of lastenstijging.

  • 2. De concerncontroller besluit over vervroegde aflossing van opgenomen geldleningen indien geen sprake is van risicoverhoging en lastenstijging.

Artikel 22 Herstructurering of afkoop leningen, uitzettingen of derivaten

  • 1. Het college besluit over herstructurering of afkoop van de portefeuille opgenomen geldleningen, de portefeuille uitgezette geldleningen, de portefeuille derivaten of een combinatie daarvan indien sprake is van risicoverhoging of lastenstijging.

  • 2. De concerncontroller besluit over herstructurering of afkoop van de portefeuille opgenomen geldleningen, de portefeuille uitgezette geldleningen, de portefeuille derivaten of een combinatie daarvan indien geen sprake is van risicoverhoging en lastenstijging.

Artikel 23 Instemming concerncontroller

  • 1. De treasurer heeft voorafgaande instemming van de concerncontroller nodig op de volgende voorstellen:

    • a.

      het aantrekken van langlopende geldleningen, bedoeld in artikel 18, onder d tot en met g;

    • b.

      het uitzetten van langlopende overtollige financiële middelen, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onder e tot en met h;

    • c.

      het afsluiten van derivaten, zoals bedoeld in artikel 20;

    • d.

      het aanpassen van in het verleden afgesloten overeenkomsten van aangetrokken financieringsmiddelen, uitgezette overtollige middelen of derivaten.

  • 2. Deze voorstellen vermelden minimaal:

    • a.

      bij het aantrekken van geldleningen het doel, de omvang, de looptijd en de bijzondere bepalingen;

    • b.

      bij het uitzetten van overtollige financiële middelen het doel, de omvang, de looptijd en de bijzondere bepalingen;

    • c.

      bij het afsluiten van derivaten het doel, de werking, de looptijd, de kosten en de risico’s;

    • d.

      bij aanpassingen van in het verleden afgesloten overeenkomsten van aangetrokken financieringsmiddelen, uitgezette overtollige middelen of derivaten de aanleiding van de aanpassing en de zaken die aanpassing behoeven.

  • 3. De instemming wordt vastgelegd en gearchiveerd.

Artikel 24 Offertes leningen

  • 1. Voor het aangaan van korte en lange leningen worden minimaal twee offertes gevraagd.

  • 2. De verschillende offertes worden vastgelegd op het transactieformulier.

  • 3. Op basis van de analyse zoals opgenomen in het transactieformulier wordt besloten over deze offertes.

Artikel 25 Register leningen, uitzettingen en derivaten

De treasury houdt een register bij van afgesloten leningen, uitzettingen en derivaten.

Artikel 26 Renterisicobeheer

  • 1. Overschrijding van de kasgeldlimiet is maximaal twee aaneensluitende kwartalen toegestaan na voorafgaande toestemming van de concerncontroller.

  • 2. Overschrijding van de kasgeldlimiet in het derde achtereenvolgende kwartaal is slechts toegestaan na voorafgaande toestemming van het college.

  • 3. Het renterisico op de vaste schuld is de som van de herfinanciering van de aflossingen op de vaste schuld en het bedrag aan renteherzieningen op de vaste schuld.

  • 4. Als bij begroting of tussentijdse rapportage blijkt dat het renterisico in het begrotingsjaar of de drie daaropvolgende begrotingsjaren de renterisiconorm dreigt te overschrijden, legt de concerncontroller aan het college een voorstel voor om deze overschrijding te voorkomen.

Artikel 27 Intern liquiditeitsrisicobeheer

  • 1. De treasury baseert de financiering met kortlopende en langlopende leningen en de uitzetting van tijdelijk overtollige geldmiddelen op de liquiditeitenplanning.

  • 2. De gemeentelijke organisatieonderdelen die zelfstandig betalingsverkeer uitvoeren maken uiterlijk één dag voor de betaaldatum van een bedrag van minimaal € 100.000 melding aan de treasury van de transactie onder vermelding van het bedrag, de beoogde valutadatum en de betrokken bankrekening.

  • 3. Zo spoedig mogelijk na het tijdstip van het bekend worden van een externe ontvangst van minimaal € 1.000.000 doet het betreffende organisatieonderdeel hiervan melding aan de treasury onder vermelding van het bedrag, de beoogde valutadatum en de betrokken bankrekening.

Artikel 28 Valutarisicobeheer

Leningen en derivaten worden uitsluitend aangegaan, verstrekt of gegarandeerd in euro’s.

Artikel 29 Toepassing derivaten

  • 1. Het gebruik van derivaten is alleen toegestaan indien het leidt tot een vermindering van risico’s en als deze vermindering vooraf inzichtelijk is gemaakt.

  • 2. Als een niet-effectieve positie ontstaat, legt de concerncontroller het college een voorstel voor om de niet-effectieve positie zo spoedig mogelijk op te heffen.

Artikel 30 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op het moment dat de Verordening financiën Rotterdam 2021 in werking treedt.

Artikel 31 Intrekking oude regeling

Het Treasurystatuut Rotterdam 2015 wordt ingetrokken.

Artikel 32 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als ‘Treasurystatuut Rotterdam 2021’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 24 november 2020.

De secretaris,

V.J.M. Roozen

De burgemeester,

A. Aboutaleb

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 4 december 2020 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2Bevoegdheden en verantwoordelijkheden treasuryfunctie

De treasuryfunctie heeft als doel te voorzien in de gemeentelijke financieringsbehoefte en het gemeentelijke vermogen tegen financiële risico’s te beschermen. De treasuryfunctie betreft alle activiteiten die zich richten op het aantrekken van de benodigde financiële middelen die voorzien in de vermogensbehoefte van de gemeente. Er moeten op elk moment voldoende middelen aanwezig zijn om aan de financiële verplichtingen te kunnen voldoen. Tevens heeft de treasuryfunctie tot doel het gemeentelijk vermogen en de (rente)resultaten te beschermen tegen ongewenste financiële risico’s, zoals renterisico’s, kredietrisico’s en interne liquiditeitsrisico’s. De concerncontroller is belast met de inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie met uitzondering van het betalingsverkeer. Als onderdeel hiervan is de concerncontroller ook verantwoordelijk voor alle activiteiten die samenhangen met de uitvoering van het schatkistbankieren. Het betalingsverkeer is ondergebracht bij directeur FINK.

Artikel 3Bevoegdheden en verantwoordelijkheden betalingsverkeer

Directeur FINK is belast met het zo goed en efficiënt mogelijk organiseren van de betalingsorganisatie en de daarbij behorende administratieve organisatie. De directeur FINK is ook belast met het aangaan van overeenkomsten en het onderhouden van contacten met partijen die zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer van de gemeente, zoals met banken, waardetransporteurs, leveranciers van betaalautomaten en creditcardmaatschappijen. Overeenkomsten zoals raamovereenkomsten met banken die zowel financiering (bijvoorbeeld kredietfaciliteit of renteafspraken) als betalingsverkeer betreffen worden door de concerncontroller en directeur FINK gezamenlijk ondertekend.

De directeur FINK kan aan andere leden van de concerndirectie toestemming geven zelf uitvoering te geven aan de betalingsorganisatie. Daarbij kan gedacht worden aan de gemeentelijke belastingdienst en de gemeentelijke kredietbank.

Artikel 4Vereisten rekening-courantstelsels

De Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) stelt geen directe eisen aan de banken die voor gemeenten het betalingsverkeer verrichten. Wel is in de wet opgenomen dat uitzettingen - voor zover die het drempelbedrag van het schatkistbankieren niet overschrijden - voor een periode tot drie maanden alleen mogen plaatsvinden bij financiële ondernemingen met ten minste een A-rating, afgegeven door twee ratingbureaus. Een ratingbureau is een bedrijf dat de kredietwaardigheid beoordeelt van bedrijven, banken, nationale en lokale overheden, en non-profitorganisaties, alsmede van door hen uitgegeven schuldbewijzen. De meest bekende ratingbureaus zijn Moody’s, Standard and Poor’s en Fitch. Positieve saldi op bankrekeningen zijn zeer kortlopende uitzettingen. Daarom is er voor gekozen om deze eis met betrekking tot de kredietwaardigheid ook toe te passen op tegenpartijen waarbij de gemeente een rekening-courantstelsel aanhoudt. Om valutarisico’s uit te sluiten worden rekening-courantstelsels alleen aangehouden in euro’s. Als de rating van een bank via welke de gemeente haar betalingsverkeer laat verlopen zodanig verslechtert dat deze onder de gestelde norm zakt, dan dient binnen een jaar een aanbesteding van het betalingsverkeer in gang te worden gezet. Het doel is om het betalingsverkeer onder te brengen bij een bank die wel aan de gestelde eisen voldoet.

Artikel 5Openen, wijzigen en sluiten bankrekeningen

In een aantal gevallen voert de gemeente de administratie voor derden en voert uit dien hoofde ook betalingsverkeer uit voor die derden. Dit betalingsverkeer mag niet over gemeentelijke bankrekeningen lopen. Deze organisaties moeten daarom op eigen naam en risico hun rekening bij een bank openen. De gemeente heeft hierin alleen een beheerstaak.

Artikel 6Saldoregulatie bankrekeningen

De bankrekeningen zijn ingericht naar betaalprocessen. Dat wil zeggen dat elk afzonderlijk betaalproces via een aparte bankrekening verloopt. Afhankelijk van het specifieke betaalproces kan een bankrekening worden aangewezen als:

  • betaalrekening: bankrekening met als hoofdzakelijk doel het verrichten van betalingen aan derden;

  • ontvangstrekening: bankrekening met als hoofdzakelijk doel het ontvangen van gelden van derden;

  • treasuryrekening: bankrekening met als hoofdzakelijk doel het betalen en ontvangen van gelden uit hoofde van de treasuryfunctie.

De hoofdrekening van een bankstelsel is altijd een treasuryrekening.

Op deze rekening vindt de renteverrekening over het gehele bankstelsel plaats. Saldoregulatie tussen verschillende rekening-courantstelsels verloopt via treasuryrekeningen. Saldoregulatie binnen een rekening-courantstelsel vindt plaats tussen de treasuryrekening en de overige bankrekeningen binnen datzelfde stelsel.

De indeling van bankrekeningen en het toepassen van ‘limieten’ op de betaalrekeningen leidt tot beheersing van risico’s en tot inzicht in de ontwikkeling van de liquiditeit. Bij het vaststellen van de bovengrens laat de concerncontroller zich voorzien van advies van de directeur FINK over de hoogte van de bovengrens. Het hanteren van de ‘nul’ als ondergrens op een betaalrekening voorkomt het ‘rood staan’. De bovengrens moet aansluiten op de reële gemiddelde geldstroom. De ‘bovengrens’ is geen gefixeerde stand, maar dynamisch. Bij opening stelt de concerncontroller in afstemming met de directeur FINK de grens vast. De treasury beoordeelt deze periodiek op basis van de feitelijke ontwikkelingen. Ook na advies van de directeur FINK kan de concerncontroller deze herzien.

Artikel 7Gebruikersbeheer EB-systemen

Een gebruiker dient in het bezit te zijn van een token om toegang te krijgen tot een EB-systeem. Dit instrument heeft als functie de authenticiteit van de handeling vast te stellen en daarmee de rechtmatigheid van de verwerking door de bank.

Er zijn verschillende aanleidingen voor het beëindigen van een account. Bijvoorbeeld bij uitdiensttreding, dan verzoekt het lid van de concerndirectie om beëindiging. Andere redenen om een account te beëindigen zijn het ontbreken van een geldige VOG of als er sprake is van misbruik.

Artikel 8Algemene vereisten administratieve organisatie betalingsorganisatie

De nadere uitwerking van de betalingsorganisatie in AO/IC-procedures waarborgt dat:

  • 1.

    de uitvoering van het geldstromenbeheer rechtmatig en doelmatig is;

  • 2.

    de activiteiten van het geldstromenbeheer adequaat worden uitgevoerd en bijgestuurd;

  • 3.

    de financiële risico’s worden beheerst;

  • 4.

    de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie is verzekerd.

In het concern zijn maatregelen getroffen voor een goede werking van de interne controle. Een zeer belangrijke maatregel daarvoor is het tot stand brengen van functiescheidingen. De scheiding dient zich te richten op de activiteiten met een feitelijk extern gevolg zoals de betaling. Maar er dienen ook waarborgen binnen het te gebruiken systeem te zijn. Dit geldt voor personen die zich bezighouden met de invoer van stamgegevens (crediteurenadministratie en dergelijke). Via de EB-systemen worden betaalopdrachten naar de bank verstuurd. Een betaalopdracht is een opdracht aan de bank om ten laste van de opgegeven bankrekening een bedrag over te boeken naar een andere bankrekening. Een functioneel (systeem) beheerder die in staat is om alle lokale instellingen tot functiescheiding te wijzigen, mag geen bevoegdheid hebben om betaalopdrachten in te voeren, te autoriseren of te verzenden. Een gebruiker met de bevoegdheid tot functioneel beheer krijgt dan geen autorisatie met tekenbevoegdheid of de bevoegdheid tot verzenden van betaalopdrachten. Dit is ook van toepassing op de plaatsvervangers.

In het kader van het vier-ogen principe moet het altijd zo zijn dat twee verschillende functionarissen tekenen in het EB-systeem voor een betaling. Daarbij zijn er twee groepen van tekeningsbevoegden. Een tekenings-bevoegde is ingedeeld in één van de twee groepen en is dus ofwel geautoriseerd om de eerste elektronische handtekening ofwel de tweede elektronische handtekening te plaatsen. Er is alleen geen indeling in twee aparte groepen als dat om technische (het EB-systeem heeft niet die optie) dan wel organisatorische redenen niet mogelijk is.

Bij saldoregulatie worden gelden van de ene gemeentelijke bankrekening naar de andere gemeentelijke bankrekening overgemaakt. De technische inrichting van dit proces kan zo zijn dat er bij saldoregulatie geen betalingen kunnen plaatsvinden naar niet-gemeentelijke bankrekeningen. In verband met de benodigde korte tijdlijnen volstaat dan bij uitzondering één handtekening van een tekeningsbevoegde.

Artikel 9Kas en kluis

Met kas wordt hier bedoeld een voorraad contante gelden. Het hier gehanteerde begrip van kluis is breder dan het begrip kluis ter uitvoering van het verzekeringsbeleid. Het is een door het betreffende lid van de concerndirectie voor zijn organisatieonderdeel aangewezen bewaarplaats voor contante gelden en waardepapieren. Het is aan de directeur FINK om het risico ten aanzien van de kluis goed in te schatten. Het spreekt immers voor zich dat de eisen te stellen aan een kluis voor het bewaren van enkele ‘ov-chipkaarten’ geheel andere zijn dan de eisen ten aanzien van een kluis waarin aanzienlijke sommen geld en grote aantallen verhandelbare waardepapieren zijn opgeborgen. De kluis is nadrukkelijk niet een kas. Het beheer van kas en kluis en de daaraan te stellen eisen zullen nader uitgewerkt worden in de kasinstructie.

De kassier is verantwoordelijk voor het beheer van contante geldmiddelen en waardepapieren. Onder beheer is hier te verstaan enerzijds de bewaarfunctie en anderzijds de betaalfunctie. Bij uitsluiting van alle andere functionarissen is de kassier bevoegd tot dergelijke handelingen. Dit laat overigens onverlet dat deze betaalfunctie gebonden is aan procedures. Naast de kassier kunnen eventueel één of meer subkassiers worden aangewezen, die onder de verantwoordelijkheid van de kassier de kassiersfunctie uitoefenen.

De kassier oefent de beschikkingsbevoegdheid uit over de hem in beheer gegeven kassen en waardepapieren. Beschikkingsbevoegdheid is in dit verband de feitelijke uitname uit de kas of de daadwerkelijke storting in de kas. De kassier is daarom nooit tekeningsbevoegd (geen bevoegdheid tot autoriseren) en moet de registratie aan een andere functionaris overlaten.

Voorts ziet hij toe op de rechtmatigheid binnen het kasverkeer. Dit impliceert dat betalingen niet geschieden dan nadat de betrokken budgetbeheerder opdracht heeft geven en autorisatie is verkregen van minimaal twee tekeningsbevoegden. Bij de ontvangsten stelt hij vast of de ontvangst een functionele grond heeft. Ontvangsten worden niet gerealiseerd dan tegen afgifte van een ontvangstbewijs (kwijting).

Artikel 10Contant geld

Het heeft de voorkeur om contant geld en cheques dagelijks af te storten, tenzij de kosten van transport, logistieke en/of risicoaspecten hier niet tegen opwegen. De procedures voor het aanhouden en storten van contant geld en cheques worden vastgelegd in de kasinstructie.

Artikel 11Verklaring omtrent het gedrag

Gebruikers van een EB-systeem, kassiers, subkassiers en gebruikers van betaalkaarten dienen een geldige (niet ouder dan vijf jaar) VOG te kunnen overleggen die in ieder geval is gericht op functieaspect 21 (“met contante en/of girale (digitale) waardepapieren omgaan”).

Artikel 12Incassomachtigingen

Er zijn twee soorten machtigingen tot incasso: Standaard Europese incasso en Zakelijke Europese incasso. Voor een zakelijke incasso geldt dat de machtiging bij de bank wordt aangemeld ter registratie, voorzien van een handtekening van de rekeninghouder. Incasso’s onder deze machtiging kunnen niet gestorneerd worden. Storno staat voor “storting terug op rekeningnummer opdrachtgever” en is het terugdraaien van een automatische incasso nadat het geld al op de rekening van de ontvanger is gestort. Een Standaard Europese machtiging kan ook door niet-rekeninghouders getekend worden en wordt alleen naar de incassant gestuurd. Hierbij is storneren wel mogelijk.

Het afgeven van een machtiging is in wezen gelijk aan een betaalbaarstelling. Dit geldt zeker in het geval van een zakelijke machtiging die niet gestorneerd kan worden. Daarom dienen de budgethouder en een tweede functionaris de machtiging te tekenen.

In het machtigingenregister dienen per machtiging in ieder geval de volgende gegevens vastgelegd te worden: datum afgifte, NAW gegevens incassant, doel incasso, bedragen incasso, termijnen incasso, looptijd incasso.

Artikel 13Gebruik betaalkaarten

Een betaalkaart is een pas om betalingen te verrichten. Er is een onderscheid tussen kredietkaarten (creditcards) en debetkaarten (debetcards). Bij een kredietkaart worden betalingen op een later moment verrekend en wordt in feite op het moment van betaling krediet opgenomen bij de uitgever van de kredietkaart. Hieronder vallen ook de aankoopkaarten (purchasing cards) die worden toegepast om bepaalde goederen bij specifieke leveranciers te verkrijgen tot een afgesproken maximum. Dit betreft bijvoorbeeld een kaart waarmee men kantoorartikelen kan afnemen bij een specifieke leverancier tot een afgesproken maximum per te factureren periode.

Een debetkaart is een pinpas of een bankkaart, waarmee bij betaling een directe verrekening plaatsvindt met de bankrekening. Debetkaarten zijn ook de kaarten die kunnen worden opgeladen vanuit een bankrekening en waarmee men dan later betalingen kan doen, zoals een ov-chipkaart.

Het verzoek aan de directeur FINK voor de aanvraag of gebruik van een kredietkaart dient via het standaard 'Aanvraagformulier kredietkaarten' plaats te vinden. Hierin dient minimaal de volgende informatie verstrekt te worden:

  • soort kredietkaart;

  • doel kredietkaart;

  • gewenste kredietruimte;

  • gebruiker(s) van de kredietkaart;

  • de wijze van bewaring van de kredietkaart;

  • de verantwoordingsprocedure van de betalingen.

Voor debetkaarten, bedoeld als alternatief voor het gebruik van contant geld, geldt dat deze altijd gevoed moeten worden vanuit een gemeentelijke bankrekening op basis van een goedgekeurde transactie in enig gemeentelijk 'expert' systeem. Voorbeelden zijn betaalkaarten voor een specifieke groep uitkeringsgerechtigden (zonder vaste woon- of verblijfplaats), betaalkaarten inzake maatwerkbudget door 'wijkmanagers' en betaalkaarten die gebruikt worden voor het testen van parkeersystemen.

Artikel 14Digitale betaaldiensten

Voor het betalingsverkeer komen regelmatig nieuwe mogelijkheden en producten op de markt. Voorbeelden hiervan zijn Tikkie en het versturen van digitale betaallinks. Tikkie is een betalingsverzoek dat digitaal wordt verstuurd met een app van de ABNAMRO Bank. Een digitale betaallink is een link die verstuurd kan worden via diverse kanalen (zoals e-mail, sms, of WhatsApp) waarmee klanten digitale facturen of abonnementsgelden kunnen betalen. De directeur FINK besluit of dergelijke innovatieve betaalproducten in aanmerking komen voor gebruik door de gemeente.

Artikel 15Bankgaranties

Een verstrekte bankgarantie komt ten laste van de kredietfaciliteit van de gemeente, wat wil zeggen dat de gemeente minder kredietruimte heeft. De kosten betreffen eenmalige kosten voor het opmaken en versturen van de bankgarantie en een periodieke fee. Voor het indienen van het verzoek dient gebruik gemaakt te worden van het “Aanvraagformulier bankgarantie”.

Artikel 16Bevoegdheden en verantwoordelijkheden geld- en kapitaalmarkttransacties

De rente op de geld- en kapitaalmarkt heeft een zeer volatiel karakter en offertes hebben een korte duur. De meeste overeenkomsten komen in eerste instantie mondeling tot stand. Het is noodzakelijk om ook aan de tegenpartijen te kunnen aangeven wie namens de gemeente transacties kan afsluiten op de geldmarkt. Er is een onderscheid tussen kortlopende leningen met een looptijd tot 1 jaar en langlopende leningen met een langere looptijd. De treasurer of zijn plaatsvervanger kan transacties uitvoeren op de kapitaalmarkt in de vorm van langlopende leningen, uitzettingen en derivaten. De concerncontroller wijst handelaren aan die transacties op de geldmarkt mogen uitvoeren. Dit betreft kortlopende leningen en uitzettingen. Hierbij kan hij voorwaarden stellen. De voorwaarden betreffen gewenste deskundigheid, te gebruiken instrumenten en het bedrag per transactie. Van belang is dat alle transacties goed worden vastgelegd. Het transactieformulier vermeldt bij aantrekken of uitzetten van gelden in ieder geval het type transactie, de tegenpartij, datum en tijdstip van de transactie, stortingsdatum, looptijd, hoofdsom, rente of koers waartegen de transactie is afgesloten, transactiekosten en de functionaris die de transactie heeft gedaan. Bij koop of verkoop van derivaten moet op het transactieformulier in ieder geval vastgelegd worden het soort derivaat, de datum en tijdstip van de transactie, tegenpartij, looptijd, onderliggende waarde van het instrument, uitoefendatum/periode, valutadatum, bijkomende kosten en de functionaris die de transactie heeft gedaan.

Artikel 17Tegenpartijen en intermediairs bij transacties

De gemeente doet alleen zaken met partijen van goede naam en faam. Dat wil zeggen dat tegenpartijen integer zijn en geen doelen nastreven of activiteiten verrichten die strijdig zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde. Bancaire partijen en partijen waarmee derivaten worden afgesloten moeten onder toezicht staan van instellingen zoals de Europese Centrale Bank, De Nederlandse Bank, andere centrale banken of andere door een overheid aangewezen toezichtsorganen.

Intermediairs, zoals geldmakelaars, moeten ingeschreven zijn bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en een vergunning hebben. Hierdoor is er toezicht op deze partijen door de AFM.

Artikel 18Financieringsinstrumenten

De instrumenten genoemd onder de letters a. tot en met c. zijn kortlopende financieringsmiddelen. De instrumenten genoemd onder de letters d. tot en met g. zijn langlopende financieringsmiddelen.

Een daggeldlening is een door de geldgever en de geldnemer dagelijks opzegbare kortlopende lening waarbij de rente gedurende de looptijd vast staat.

Een kasgeldlening is een kortlopende lening tot maximaal 12 maanden waarbij de rente gedurende de looptijd vast staat. Commercial paper is door een niet-kredietinstelling uitgegeven verhandelbare schuldbekentenis aan toonder met een looptijd korter dan twee jaar, die onderdeel uitmaakt van een commercial paper programma met daarin de voorwaarden en de maximale omvang van de aan te trekken commercial papers over een bepaalde periode. Medium Term Note is een verhandelbare schuldbekentenis aan toonder met een minimumlooptijd van 1 jaar die onderdeel uitmaakt van een medium term note programma met daarin de voorwaarden en de maximale omvang van de aan te trekken medium term notes over een bepaalde periode. Onder onderhandse lening wordt een lening verstaan waarbij de geldgevende en de geldnemende partij de voorwaarden in onderling overleg vaststellen. Een repo, of repurchase agreement, is een verkoop en levering van waardepapieren waarbij tegelijkertijd de verkoper zich verplicht op termijn dezelfde waardepapieren terug te kopen tegen een van te voren vastgestelde prijs.

Artikel 19Instrumenten voor uitzetten overtollige middelen

De instrumenten genoemd onder lid 1 letters a. tot en met d. zijn kortlopende uitzettingen. De instrumenten genoemd onder de letters e. tot en met h. zijn langlopende uitzettingen. Een deposito is een niet-verhandelbare belegging voor een vaste periode tegen een vast rentepercentage. Een obligatie is een openbaar verhandelbare schuldbekentenis aan toonder, waarvan de voorwaarden in een prospectus zijn vastgelegd. Voor nadere uitleg van de overige in het artikel genoemde instrumenten, zie de toelichting op artikel 18. De gemeente mag alleen op rekening-courant gelden aanhouden als het gemiddelde saldo over een kwartaal het drempelbedrag dat geldt voor het verplichte schatkistbankieren niet overschrijdt. Dit drempelbedrag is een bepaald percentage van het begrotingstotaal. Volgens de Wet fido mogen de uitzettingen genoemd onder het eerste lid letter b. tot en met h. alleen plaatsvinden bij de schatkist of bij medeoverheden.

Artikel 20Toegestane derivaten

Derivaten zijn financiële instrumenten waarbij een transactie op een bepaald moment zal of kan plaatsvinden en waarvan de waarde afhankelijk is van één of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices. In het verleden is, vooral vanwege affaires rond corporaties, een negatief sentiment ontstaan rond derivaten. Dat zou de vraag op kunnen werpen of derivaten voor overheden al dan niet tot een onbegaanbaar terrein behoren. Dit is niet waar: de wetgever erkent dat derivaten een rol kunnen spelen bij de beheersing van renterisico’s en staat het gebruik ervan dus toe. Voorwaarde is wel dat financiële derivaten alleen dienen ter beperking van financiële risico’s. Daarvoor zijn 3 soorten derivaten toegestaan, de rentecap, de payer swap en in specifieke gevallen de receiver swap. Een rentecap is een financieel instrument waarbij de koper gedurende een in de overeenkomst overeengekomen renteperiode van de verkoper een geldsom ontvangt indien de variabele rente zich boven een overeengekomen rentepercentage beweegt. Een payer swap is een financieel instrument waarbij de betaler een vaste rente over de nominale waarde betaalt en een variabele rente over de nominale waarde ontvangt.

Bij een receiver swap is het andersom, de betaler betaalt een variabele rente over de nominale waarde en ontvangt een vaste rente over de nominale waarde ontvangt.

Alvorens over te gaan tot het afsluiten van derivaten moet dit inzichtelijk worden gemaakt, zie ook artikel 29. Daarnaast is het gemeenten niet toegestaan om een niet-effectieve positie in te nemen omdat in dat geval de risico’s toenemen in plaats van afnemen. Een niet-effectieve positie ontstaat als er wel een derivaat is afgesloten, maar dit derivaat niet toe te wijzen is aan een lening, groep leningen of financieringsbehoefte. Mocht die positie toch ontstaan, dan dienen er noodzakelijke maatregelen genomen te worden om dit binnen redelijke termijn weer ongedaan te maken.

Artikel 21Vervroegde aflossing leningen

De voorwaarden van een (onderhandse) lening kan een clausule bevatten dat de geldnemer op van tevoren vastgestelde momenten het recht heeft om gebruik te maken van vervroegde aflossing. Hiervoor dient deze meestal een boeterente te betalen, waarbij de hoogte van de boeterente afhangt van de resterende looptijd van de lening. Bij vervroegde aflossing is er een voordeel te behalen wanneer het rentepercentage van een nieuwe lening met dezelfde modaliteiten voor de resterende looptijd lager is dan het rentepercentage van de bestaande lening. Als het rentevoordeel aanmerkelijk groter is dan de boeterente, is het interessant om de lening vervroegd af te lossen.

Artikel 22Herstructurering of afkoop leningen, uitzettingen of derivaten

Bij herstructurering vinden buitencontractuele aanpassingen van contracten van opgenomen of uitgezette leningen of derivaten plaats. Omdat dit buitencontractuele wijzigingen betreffen, dienen geldgever en geldnemer allebei akkoord te gaan. Een voorbeeld is voortijdige afkoop van leningen. Een ander voorbeeld is een herstructurering door het wijzigen van het aflossingsschema of de looptijd. Ook kan tegen betaling van een eenmalige vergoeding het rentepercentage van bestaande opgenomen geldleningen worden verlaagd.

Artikel 23Instemming concerncontroller

Transacties op de kapitaalmarkt hebben een looptijd van 1 jaar of langer. De bedragen die met deze transacties gepaard gaan en de bijbehorende renteverrekeningen zijn over het algemeen hoog. Daarom legt de treasurer voordat hij een transactie op de kapitaalmarkt afsluit een voorstel voor aan de concerncontroller. In dit voorstel komen de specifieke aspecten van de voorgestelde transactie (zoals doel, omvang, looptijd en ander bijzondere bepalingen) aan de orde. Na instemming van de concerncontroller kan de treasurer de transactie op de kapitaalmarkt afsluiten.

Artikel 24Offertes leningen

Nadat is vastgesteld wat de omvang van de financieringsbehoefte is, voor welke looptijd, in welke vorm en wat het gewenste verloop is, vraagt de treasury offertes op de geld- of kapitaalmarkt. Dit kan direct bij banken of andere geldgevers, maar ook via intermediairs (geldmakelaars). Wanneer het kortlopende geldleningen betreft gebeurt dit telefonisch. Voor langlopende geldleningen doet de treasurer een aankondiging met daarin de voorwaarden van de betreffende lening. De offertes worden in dat geval per e-mail uitgebracht. De opzet van de offertes is zodanig dat de geoffreerde rentetarieven direct vergelijkbaar zijn (effectief percentage inclusief eventuele provisies tegen dezelfde renteconventie). De offertes worden geregistreerd op een transactieformulier.

Artikel 25Register leningen, uitzettingen en derivaten

Vastlegging van alle leningen, uitzettingen en derivaten vindt plaats in een beheersysteem, dat voortdurend actueel dient te zijn.

Artikel 26Renterisicobeheer

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van gemeenten. Om een grens te stellen aan korte financiering (rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet is gelijk aan een percentage (voor gemeenten 8,5%) van het totaal van de oorspronkelijke jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar. Elk kwartaal vindt toetsing plaats van de gemiddelde korte financiering (de netto vlottende schuld) aan de kasgeldlimiet. Hiertoe wordt het gemiddelde genomen van de korte financiering op de eerste dag van de drie kalendermaanden in een kwartaal.

De ontvangsten en uitgaven van de gemeente zijn niet optimaal gespreid over het jaar. Daarom is een tijdelijke overschrijding (meestal één of twee kwartalen) van de kasgeldlimiet soms onvermijdelijk en ook toegestaan in de wet. Pas als de netto vlottende schuld de kasgeldlimiet voor het derde achtereenvolgende kwartaal overschrijdt, dan moet een kwartaalrapportage en een plan om binnen de kasgeldlimiet te blijven ter goedkeuring aan de provincie worden gestuurd.

In dit artikel wordt geregeld dat de concerncontroller voorafgaand toestemming moet geven voor een overschrijding van de kasgeldlimiet in een tweede achtereenvolgende kwartaal. Het college moet voorafgaande toestemming geven om de kasgeldlimiet voor een derde achtereenvolgende kwartaal te overschrijden.

Bij de structurering van de lange schuld moet de gemeente rekening houden met de renterisiconorm. Het totale renterisico mag niet groter zijn dan 20% van het begrotingstotaal van de oorspronkelijke begroting. Het renterisico op de vaste schuld wordt in de Wet fido gedefinieerd als de mate waarin het saldo van rentelasten en rentebaten van de gemeente verandert door wijzigingen in het rentepercentage op leningen en uitzettingen met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van één jaar of langer. Het renterisico bestaat uit twee componenten: herfinanciering van de aflossingen op de vaste schuld en renteherzieningen op de vaste schuld. Naast de reguliere aflossingen op de bestaande schuld wordt in deze berekening ook betrokken de jaarlijks doorrollende herfinanciering onder de renteswaps. Hoewel deze laatste categorie tot zeer beperkte renterisco’s leidt (de renterisico’s worden namelijk bijna geheel afgedekt door de renteswaps), wordt uit voorzichtigheidsoverwegingen toch deze benadering gekozen. Hiermee is de berekening van het renterisico prudenter dan de Wet fido voorschrijft.

Artikel 27Intern liquiditeitsrisicobeheer

Om te kunnen bepalen welke transacties de treasury moet verrichten op de geld- en kapitaalmarkt, is inzicht nodig in de toekomstige liquiditeitsposities. Hierbij is een liquiditeitenplanning een noodzakelijk instrument. De liquiditeitenplanning dient inzicht te geven in de liquiditeitspositie en -behoefte van een gemeente. Op basis van een zo nauwkeurig mogelijke voorspelling van de in- en uitgaande geldstromen kan de treasury tijdig actie ondernemen om tekorten aan te vullen en overschotten uit te zetten. Naast deze functie is de liquiditeitenplanning een hulpmiddel om de rente-exposure te bepalen en het dagelijkse saldo te beheren. De informatie met betrekking tot betalingen en ontvangsten is voor de treasury ook van belang in het kader van benodigde saldoregulatie (zie artikel 6).

Artikel 28Valutarisicobeheer

Om valutarisico’s uit te sluiten mogen geen transacties plaatsvinden in andere valuta dan euro’s.

Artikel 29Toepassing derivaten

Zie toelichting artikel 20.