Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Lelystad tot het vaststellen van een verordening houdende regels inzake inkomensondersteunende maatregelen (Inkomensondersteunende maatregelenverordening Lelystad 2021)

Geldend van 01-01-2021 t/m heden

Intitulé

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Lelystad tot het vaststellen van een verordening houdende regels inzake inkomensondersteunende maatregelen (Inkomensondersteunende maatregelenverordening Lelystad 2021)

Raadsbesluit

Nummer: 330

De raad van de gemeente Lelystad,

op voorstel van het college van de gemeente Lelystad d.d. 10 november 2020

BESLUIT:

gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid, van de Participatiewet;

gelet op artikel 1:13 Wet kinderopvang

gezien het advies van de cliëntenraad sociaal domein Lelystad;

De verordening 'Inkomensondersteunende maatregelen Lelystad 2021' vast te stellen.

Inkomensondersteunende maatregelenverordening Lelystad 2021

Hoofdstuk1:individuele inkomenstoeslag

Artikel 1. Begrippen

  • 1. Alle begrippen die in dit hoofdstuk worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    • a.

      inkomen: totaal van het inkomen, bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet, en de algemene bijstand;

    • b.

      peildatum: datum waarop een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt;

    • c.

      referteperiode: periode van drie jaar voorafgaand aan de peildatum.

    • d.

      de wet: de Participatiewet

Artikel 2. Indienen verzoek

Een verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend door middel van een door het college beschikbaar gesteld formulier.

Artikel 3. Langdurig laag inkomen

  • 1. Een persoon heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

  • 2. De in lid 1 genoemde bijstandsnorm wordt voor alleenstaande ouders verhoogd met 20% van het wettelijk minimum referentieloon.

Artikel 4. Hoogte individuele inkomenstoeslag

  • 1. Een individuele inkomenstoeslag bedraagt per kalenderjaar:

    • a.

      voor gehuwden: 25% van de op 1 januari van de in het jaar waarin de aanvraag is ingediend, geldende gehuwdennorm, bedoeld in artikel 21 onder b van de Participatiewet;

    • b.

      voor een alleenstaande ouder: 90% van de individuele inkomenstoeslag voor gehuwden;

    • c.

      voor een alleenstaande: 70% van de van de individuele inkomenstoeslag voor gehuwden;

  • en wordt afgerond op een veelvoud van € 5,00.

  • 2. Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag op grond van de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 3. Voor toepassing van het eerste en tweede lid is de situatie op de peildatum bepalend.

Hoofdstuk 2 Tegemoetkoming kosten kinderopvang

Artikel 5. Begripsbepaling

  • 1. Alle begrippen die in dit hoofdstuk worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet Kinderopvang, Besluit kinderopvangtoeslag en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    • a.

      inkomen: totaal van het inkomen, bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet, en de algemene bijstand;

    • b.

      de wet: de Wet kinderopvang

    • c.

      een ouder: degene die overeenkomstig artikel 1.1 van de wet die binnen de doelgroep valt van artikel 1.6 van de wet met uitzondering van onderdelen a, b, f, g, h, en i dan wel voor wie op grond van een sociaal medische indicatie kinderopvang noodzakelijk is;

    • d.

      sociaal medische indicatie: een door een onafhankelijke organisatie die beschikt over adequate deskundigheid verstrekte indicatie dat kinderopvang op grond van sociale dan wel medische gronden noodzakelijk is voor het kind of de ouders. Met een sociaal medische indicatie wordt gelijk gesteld een verklaring van een behandelaar, waaruit onomstotelijk blijkt dat kinderopvangnoodzakelijk is;

Artikel 6. Te verstrekken gegevens bij de aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat:

    • a.

      naam, adres en burgerservicenummer van de ouder;

    • b.

      indien van toepassing: naam en burgerservicenummer van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner;

    • c.

      naam, geboortedatum en burgerservicenummer van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft;

    • d.

      een offerte of contract van het bij wet geregistreerde kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;

    • e.

      gegevens of een verwijzing naar gegevens waaruit blijkt dat de ouder behoort tot de in artikel 5 onder b van deze verordening gestelde doelgroep;

    • f.

      voor een aanvraag op grond van sociaal medische indicatie: een indicatie zoals gesteld in artikel 5 onder c van deze verordening;

    • g.

      overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

  • 2. Het college kan bepalen dat de aanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 3. Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

Artikel 7. Inhoud van de beschikking

Het besluit tot verlening van de tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang bevat in ieder geval:

  • a. de vaststelling tot welke van de gemeentelijke doelgroepen de ouder behoort;

  • b. de naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

  • c. de naam en adres van het kindercentrum of gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt;

  • d. de periode en de omvang van de kinderopvang per tijdvak waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend;

  • e. de wijze waarop het bedrag van de tegemoetkoming wordt bepaald en het bedrag dat op basis hiervan wordt verleend;

  • f. de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;

  • g. de verplichtingen van de ouder.

Artikel 8. Verlagings- en weigeringsgronden

  • 1. Het college weigert de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie vast te stellen indien de ouder en de partner reeds een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang ontvangt of kan ontvangen;

  • 2. Het college verlaagt de tegemoetkoming op grond van de sociaal medische indicatie indien de ouder of de partner een inkomen hebben welke hoger is dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

Artikel 9. Ingangsdatum van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming wordt, behoudens in bijzondere gevallen, niet eerder verleend dan met ingang van 3 kalendermaanden voor de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het college in ontvangst is genomen.

  • 2. Als nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.

Artikel 10. De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend

  • 1. De tegemoetkoming wordt verleend voor de periode van een tegemoetkomingsjaar.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan het college de tegemoetkoming voor een andere periode verlenen.

Artikel 11. Omvang van de tegemoetkoming

  • 1. Voor ouders met Sociaal medische indicatie is de omvang van de tegemoetkoming voor kosten van kinderopvang gemaximeerd tot 5 dagdelen per week.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde tegemoetkoming bedraagt maximaal het percentage van de kosten bedoeld in bijlage I, behorende bij artikel 6 van het Besluit kinderopvangtoeslag voor het kind dat de duurste opvang heeft, en vervolgens 100% van de kosten van kinderopvang voor de volgende kinderen.

  • 3. Ouders als bedoeld in artikel 1.6 onder c, e en j maken geen aanspraak op een tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang voor het eerste kind, wanneer zij een kinderopvangtoeslag van de belastingdienst ontvangen. Voor de volgende kinderen wordt de kinderopvangtoeslag aangevuld met een tegemoetkoming tot maximaal 100% van de kosten van kinderopvang.

  • 4. In afwijking van het derde lid kan het college besluiten naast de kinderopvangtoeslag een tegemoetkoming voor het eerste kind te verlenen tot maximaal 100% van de kosten van kinderopvang, wanneer dit de arbeidsinschakeling dan wel re-integratie van de ouder ten goede komt.

Artikel 12. De bevoorschotting van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.

  • 2. Het college kan nadere voorschriften stellen over de wijze van bevoorschotting.

Artikel 13. Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

  • 1. De ouder verstrekt binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode.

  • 2. Het college stelt de tegemoetkoming binnen acht weken na ontvangst van het overzicht van de kosten vast.

Artikel 14. Verrekening met de voorschotten

De tegemoetkoming wordt overeenkomstig de vaststelling binnen vier weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Artikel 15. Inlichtingenplicht

  • 1. De ouder of de partner doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming.

  • 2. De ouder of partner verstrekt desgevraagd aan het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn.

Hoofdstuk 5: Slotbepalingen

Artikel 16. Andere maatregelen

Het college kan ter nadere uitvoering van deze verordening andere inkomensondersteunende maatregelen in nadere regelgeving vaststellen.

Artikel 17. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van deze verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 18. Intrekken oude verordening

Inkomensondersteunende maatregelenverordening Lelystad 2015 wordt ingetrokken met ingang van de dag waarop deze verordening in werking treedt.

Artikel 19. Overgangsrecht

  • 1. Aanvragen die zijn ingediend onder de Inkomensondersteunende maatregelenverordening Lelystad 2015 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens de betreffende ingetrokken verordening, tenzij toepassing van deze verordening gunstiger is voor de aanvrager.

  • 2. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Inkomensondersteunende maatregelenverordening Lelystad 2015, wordt beslist met inachtneming van de betreffende ingetrokken verordening, tenzij toepassing van deze verordening gunstiger is voor de aanvrager.

Artikel 20. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2021.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Inkomensondersteunende maatregelenverordening Lelystad 2021.

Ondertekening

Lelystad, 15 december 2020

De raad van de gemeente Lelystad,

de griffier,