Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting Uitgeest 2021

Geldend van 16-12-2020 t/m 31-12-2021

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting Uitgeest 2021

De raad van de gemeente Uitgeest:

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 oktober 2020;

gelezen het advies van de commissie SAZ d.d. 26 november 2020;

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting Uitgeest 2021

Artikel 1. Definities

  • 1. In deze verordening en de bijbehorende tarieventabel wordt verstaan onder:

    • a.

      dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan;

    • b.

      week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

    • c.

      maand: een kalendermaand;

    • d.

      jaar: een kalenderjaar;

    • e.

      feest: een feest als bedoeld in artikel 2:24 van de Algemene Plaatselijke Verordening Uitgeest 2020 (APV);

    • f.

      evenement: een evenement als bedoeld in artikel 2:24 van de APV;

    • g.

      standplaats: een standplaats als bedoeld in artikel 5:17 van de APV;

    • h.

      terras: een terras als bedoeld in artikel 2:27 van de APV;

    • i.

      horecabedrijf: een horecabedrijf als bedoeld in 2:27 van de APV.

  • 2. Gedeelten van de in de tabel genoemde tijds- en andere eenheden worden voor een geheel gerekend, met dien verstande dat indien het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar en het hebben van voorwerpen aanvangt in de loop van dit tijdvak, de belasting zoveel twaalfden van het over een jaar te betalen bedrag beloopt als er na het aanvangstijdstip nog volle maanden van het tijdvak resteren.

  • 3. Indien op grond van de verordening meer dan één tarief zou kunnen worden toegepast, wordt de aanslag berekend naar het laagste tarief.

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1. De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4. Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van:

  • a)

    voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • b)

    voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • c)

    voorwerpen welke ingevolge een wettelijk voorschrift moeten worden gedoogd;

  • d)

    buizen in de grond tot lozing van fecaliën, van huishoud- of van hemelwater;

  • e)

    voorwerpen, gebruikt voor activiteiten met een politiek, godsdienstig, geestelijk, wereldbeschouwelijk, sociaal, weldadig doel dan wel, voor zover geen sprake is van een directe of indirecte commerciële (neven) activiteit, voor activiteiten met een sportief, cultureel, recreatief of mediadoel;

  • f)

    voorwerpen op de openbare weg bij kleinschalige niet commerciële buurtactiviteiten;

  • g)

    voorzieningen aangebracht ten behoeve van mindervaliden, tot het toegankelijk maken van een eigendom;

  • h)

    voorwerpen op de openbare weg bij het houden van een fietstocht of wandelmars van maximaal één dag en bij de fiets- en wandelvierdaagsen;

  • i)

    voorwerpen, die noodzakelijk voor de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak door het rijk, de provincie of het waterschap worden geplaatst of aangebracht.

Artikel 5. Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overige in deze verordening bepaalde.

Artikel 6. Berekening van de precariobelasting

  • 1. Bij het hebben van voorwerpen op of boven gemeentegrond, voor de openbare dienst bestemd, wordt de oppervlakte bepaald op die uitgaande van een horizontale projectie van de voorwerpen op de grond.

  • 2. Bij het hebben van voorwerpen onder gemeentegrond, voor de openbare dienst bestemd, wordt de oppervlakte bepaald op die uitgaande van een horizontale projectie van de voorwerpen op de grond.

  • 3. Bij de berekening van de belasting worden waarden van vijf tot tien eurocent op tien eurocent vastgesteld.

Artikel 7. Belastingtijdvak

Indien de belasting wordt geheven naar jaartarieven is het belastingtijdvak het kalenderjaar waarin voorwerpen aanwezig zijn. In de overige gevallen is het belastingtijdvak het kwartaal, de maand, de week of de dag waarin de voorwerpen aanwezig zijn, met dien verstande dat ook heffing voor elk belastbaar feit afzonderlijk kan plaatsvinden.

Artikel 8. Ontheffing

Indien het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar en de voorwerpen zijn verwijderd voor het verstrijken van dit jaar, wordt op aanvraag van de belastingplichtige naar evenredigheid ontheffing verleend over de na verwijdering resterende volle maanden van het belastingtijdvak.

Artikel 9. Wijze van heffing; tijdstip van verschuldigdheid

  • 1. De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2. Voor de vaste standplaatsen wordt belasting geheven bij wege van nota.

  • 3. De belasting wordt verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, op het tijdstip waarop het hebben van voorwerpen een aanvang neemt.

  • 4. Aanslagen en nota’s van minder dan € 10,- worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van het op één aanslagbiljet of nota verenigde belastingaanslagen aangemerkt als één belastingaanslag of nota.

Artikel 10. Betalingstermijn

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet of de schriftelijke kennisgeving.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet één aanslag bevat, het bedrag daarvan meer is dan € 100,00 en minder is dan € 5.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, moeten de aanslagen worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen steeds één maand later.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11. Overgangsrecht

De Verordening precariobelasting Uitgeest 2020 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 12. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

Artikel 13. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening precariobelasting Uitgeest 2021’.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Uitgeest in de openbare raadsvergadering van 10 december 2020.

Mevrouw W.J. Vrolijk-Gevaert

griffier

De heer S. Nieuwland

voorzitter

Tarieventabel behorend bij de Verordening Precariobelasting Uitgeest 2021

1.Standplaatsen:

  • 1.1

    Het tarief bedraagt voor het hebben van een kraam, verkoopwagen of soortgelijk voorwerp of een standplaats (met uitzondering van standplaatsen op de reguliere weekmarkt en kermis) per meter:

    a

    Per dag

    10,20

    b

    Per week, of gedeelte van de week dat gebruik wordt gemaakt van voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond

    16,10

    c

    Per maand, per dag of gedeelte daarvan dat per week gebruik wordt gemaakt van voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond

    34,20

    d

    Per jaar, per dag of gedeelte daarvan dat per week gebruik wordt gemaakt van voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond

    68,90

2. Terrassen:

  • 2.1

    Het tarief bedraagt voor het hebben van een terras:

    a

    Per maand of korter: voor een terras tot en met 25 m2

    34,30

    b

    Per maand of korter: voor een terras groter dan 25 m2

    139,00

    c

    Per seizoen: voor een terras tot en met 25 m2

    69,40

    d

    Per seizoen: voor een terras groter dan 25 m2

    345,70

3. Evenementen en feesten:

  • 3.1

    De belasting bedraagt voor het hebben van een tent (t.b.v. feest, dansen e.d.):

    a

    Per dag

    69,40

    b

    Per week

    139,00

  • 3.2

    Het tarief bedraagt voor circussen, motor(auto)-acrobatiekshow, bungeejumping en vergelijkbare activiteiten per dag bij het in gebruik nemen van:

    a

    tot en met 2500 m2

    139,00

    b

    meer dan 2500 m2

    345,70

    Bij de berekening van de verschuldigde belasting wordt uitgegaan van de totale oppervlakte van de (het) in gebruik genomen grond (terrein), inclusief het opslaan/stallen van materialen/materieel en de aanwezigheid van voorzieningen (zoals zitplaatsen, tribunes) t.b.v. het publiek.

  • 3.3

    Het tarief bedraagt voor het houden van de navolgende activiteiten:

    Braderie, snuffel- en rommelmarkten e.d. per kraam of verkoopwagen of soortgelijk voertuig:

    a

    Per dag

    1,85

    b

    Per week

    5,90

  • 3.4

    Het tarief is niet verschuldigd voor terrassen op Koningsdag en Bevrijdingsdag.

4. Ander gebruik van de weg:

  • 4.1

    Het tarief bedraagt voor het hebben van een container, afvalbak of soortgelijk voorwerp langer dan

    5 dagen: per week (tijdvak van 7 dagen) of gedeelte ervan

    33,10

  • 4.2

    Het tarief bedraagt voor het hebben van bouwmaterialen op de openbare weg langer dan

    5 dagen: per week (tijdvak van 7 dagen) of gedeelte ervan per m2

    1,70

    met een minimum van

    33,10

  • 4.3

    Het tarief bedraagt voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, voor zover niet in de hierboven vermelde onderdelen een bijzonder tarief is vastgesteld:

    a

    gedurende een week per m2

    0,90

    b

    gedurende een maand, per m2

    4,05

    c

    gedurende een jaar, per m2

    48,60

  • 4.4

    Onder weg wordt verstaan hetgeen onder “Weg” en “Openbaar water” wordt begrepen in artikel 1.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2020, voor zoveel zij eigendom zijn van de gemeente Uitgeest.

Aldus besloten door de raad van de gemeente Uitgeest in de openbare raadsvergadering van 10 december 2020.

Mevrouw W.J. Vrolijk-Gevaert

griffier

De heer S. Nieuwland

voorzitter