ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING ALMERE 2020

Geldend van 26-09-2020 t/m heden

Intitulé

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING ALMERE 2020

De raad van de gemeente Almere;

Gezien het voorstel van het college;

Gelet op het bepaalde in de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit vast te stellen:

De Algemene subsidieverordening Almere 2020.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere;

  • b.

    jaarlijkse subsidie: subsidie die voor een jaar wordt verstrekt dan wel wordt verstrekt ten behoeve van activiteiten die (nagenoeg) een geheel jaar plaatsvinden;

  • c.

    eenmalige subsidie: subsidie anders dan een jaarlijkse subsidie;

  • d.

    meerjarige subsidie: subsidie die voor een tijdvak dat langer is dan een jaar wordt verleend;

  • e.

    politieke activiteiten: een activiteit die (mede) is georganiseerd door een politieke partij en/of die gericht is op het beïnvloeden van politieke besluitvorming dan wel politieke meningsvorming;

  • f.

    religieuze activiteit: een activiteit die (deels) gericht is op gemeenschappelijke (gods)verering dan wel een gemeenschappelijke levensbeschouwelijke opvatting.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

  • 1. Het college kan subsidie verstrekken voor activiteiten op de volgende beleidsterreinen:

  • a. algemeen bestuur

  • b. openbare orde en veiligheid

  • c. verkeer, vervoer en waterstaat

  • d. economische zaken

  • e. onderwijs

  • f. kunst, cultuur en recreatie

  • g. sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening

  • h. volksgezondheid, natuur, milieu en duurzame energie

  • i. stedelijk beheer waaronder volkshuisvesting

  • j. sport

  • k. internationale betrekkingen

  • l. media

  • m. personeel

  • n. zorg

  • 2. De bepalingen van deze verordening zijn niet van toepassing voor zover het betreft het verlenen, vaststellen en betalen van een subsidie die ten laste van gelden die van een andere overheid zijn verkregen en waaromtrent van deze verordening afwijkende bepalingen van toepassing zijn.

Artikel 3 Nadere regels

  • 1. Het college kan met betrekking tot de in artikel 2 vermelde beleidsterreinen nadere regels vaststellen over:

  • a. activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt en de rechtspersonen of personen die daarvoor in aanmerking komen,

  • b. criteria om voor verstrekking van subsidie in aanmerking te komen,

  • c. het te verstrekken bedrag aan subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald,

  • d. de aanvraag van een subsidie en de besluitvorming daarover,

  • e. de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend,

  • f. de verplichtingen van de subsidieontvanger,

  • g. de vaststelling van de subsidie,

  • h. de betaling van de subsidie en het verlenen van voorschotten,

  • i. de beslistermijnen,

  • j. de mogelijkheid van meerjarige subsidieverlening.

  • 2. Aan een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid of een natuurlijk persoon kan enkel subsidie worden verstrekt indien daartoe is voorzien in nadere regels.

Artikel 4. Bevoegdheid college

  • 1. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met in achtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen en - indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Naast het nemen van besluiten over het verstrekken van subsidies waaronder het verlenen en vaststellen is het college bevoegd tot het nemen van besluiten over betaling, wijziging en intrekking van subsidies alsmede het opleggen van voorwaarden of verplichtingen aan de subsidieontvanger en het terugvorderen van onverschuldigd betaalde subsidiebedragen of voorschotten.

  • 3. Het college is bevoegd bij afzonderlijk besluit dan wel bij besluit tot subsidieverlening te bepalen dat afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht geheel dan wel voor nader aangeduide onderdelen van toepassing is.

Hoofdstuk 2. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Het college kan jaarlijks besluiten tot het instellen van subsidieplafond(s).

  • 2. Bij de vaststelling van een subsidieplafond wordt aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 3. Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt waar van toepassing gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

Hoofdstuk 3. Aanvraag van de subsidie

Artikel 6. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1. De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Bij een aanvraag om subsidie overlegt of vermeldt de aanvrager de volgende gegevens:

  • a. een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

  • b. de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

  • c. een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan en andere inkomstenbronnen;

  • d. indien van toepassing bij een jaarlijkse subsidie, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag;

  • e. de meest recente versie van het jaarverslag, de jaarrekening en de balans met dien verstande dat bij een aanvraag om een jaarlijkse subsidie deze stukken enkel bij de eerste aanvraag om subsidie behoeven te worden overgelegd.

  • 3. Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt gedaan vóór 1 oktober in het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2. Het college kan toestemming verlenen voor het later indienen van een aanvraag dan in het eerste lid is bepaald.

  • 3. Een aanvraag voor een eenmalige subsidie moet tenminste 10 weken vóór de aanvang van de activiteit worden ingediend.

  • 4. Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 8. Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk vóór 1 januari van het jaar waarop de aanvraag is ingediend. Voorwaarde hiervoor is dat de aanvrager een volledige subsidieaanvraag heeft ingediend uiterlijk vóór 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 2. In geval het college toestemming heeft verleend voor het later indienen van een aanvraag als bedoeld in artikel 7, tweede lid, beslist het college binnen 3 maanden na ontvangst van de volledige aanvraag.

  • 3. Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen 8 weken na ontvangst van de volledige aanvraag. Indien het college hiertoe regels heeft opgesteld, beslist het college binnen 8 weken gerekend vanaf de uiterste indieningdatum.

Hoofdstuk 4. Weigering van de subsidie

Artikel 9. Weigeringsgronden

De aanvraag om subsidieverlening kan naast de in artikel 4:25, tweede lid en artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen worden geweigerd indien:

  • a.

    de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan de ingezetenen van de gemeente;

  • b.

    niet wordt voldaan aan het bepaalde in deze verordening dan wel aan de in nadere regels vastgestelde criteria om voor subsidie in aanmerking te komen;

  • c.

    verstrekking van subsidie niet past binnen door het gemeentebestuur vastgesteld beleid;

  • d.

    de activiteiten niet dan wel niet voldoende bijdragen aan de gemeentelijke doelstellingen;

  • e.

    gegronde redenen bestaan aan te nemen dat de gelden niet of in onvoldoende mate zullen worden besteed voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • f.

    gegronde redenen bestaan aan te nemen dat de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • g.

    de aanvrager ook zonder gemeentelijke subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • h.

    subsidiëring tot ongeoorloofde staatssteun dan wel oneerlijke concurrentie leidt;

  • i.

    de subsidie is bestemd voor religieuze of politieke activiteiten;

  • j.

    de aanvrager niet over voldoende kwaliteit en organisatiekracht beschikt om de voorgenomen activiteiten te organiseren;

  • k.

    voor de activiteiten geen gelden op de begroting zijn gereserveerd;

  • l.

    soortgelijke activiteiten al worden uitgevoerd door een andere gesubsidieerde partij;

  • m.

    voor de uitvoering van de activiteiten met andere gesubsidieerde partijen kan worden samengewerkt.

Hoofdstuk 5. Verlening van de subsidie

Artikel 10. Verlening subsidie

  • 1. Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats vindt.

  • 2. Het college is bevoegd om verplichtingen aan het besluit tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

Artikel 11. Betaling en bevoorschotting

  • 1. Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel a, wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.

  • 2. Indien een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel b, wordt gegeven, wordt 100% bevoorschot.

  • 3. Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, worden in het besluit tot subsidieverlening, de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

Hoofdstuk 6. Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 12. Tussentijdse rapportage

Bij subsidies vanaf 50.000 euro, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

Artikel 13. Meldingsplicht en controle

  • 1. De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de in de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

  • 2. Als blijkt dat niet is voldaan aan de meldingsplicht, kan het college de subsidie lager vaststellen of intrekken.

  • 3. Het college kan de subsidieontvanger verplichten mee te werken aan een controle ten aanzien van de gesubsidieerde activiteiten en de besteding van de subsidiegelden. De subsidieontvanger dient desgevraagd bewijsstukken te overleggen.

Artikel 14. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger verricht de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

  • a. besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

  • b. relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

  • c. ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

  • d. wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 3. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 7. Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 15. Verantwoording subsidies tot 10.000 euro

  • 1. Subsidies tot 10.000 euro worden door het college:

  • a. direct vastgesteld of;

  • b. ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 16. Verantwoording subsidies vanaf 10.000 tot 50.000 euro

  • 1. Bij een subsidieverlening van 10.000 euro of meer, maar minder dan 50.000 euro, dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling in bij het college.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 17. Verantwoording subsidies vanaf 50.000 euro

  • 1. Bij een subsidieverlening van 50.000 euro of meer, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

  • a. bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

  • b. bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 juli in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 6 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

  • a. een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

  • b. een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

  • c. een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop in geval van een jaarlijkse subsidie;

  • d. een door een accountant opgestelde controleverklaring in geval de subsidieverlening meer bedraagt dan 125.000 euro.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 18. Vaststelling subsidie

  • 1. Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast, tenzij bij nadere regels anders is bepaald.

  • 2. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 3. Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

  • 4. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid genoemd tijdstip is ontvangen, gaat het college zes weken na een incidentele rappel over tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 19. Egalisatiereserve

  • 1. In geval al de activiteiten waarvoor een jaarlijkse subsidie is verleend overeenkomstig het besluit tot subsidieverlening zijn uitgevoerd èn de werkelijke kosten van die activiteiten lager zijn dan het bedrag waarvoor subsidie is verleend, is het toegestaan een toevoeging te doen aan de egalisatiereserve. Artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Een uitgave ten laste van een egalisatiereserve kan enkel worden aangewend om schommelingen op te vangen in de inkomsten en uitgaven betreffende van gemeentewege gesubsidieerde activiteiten in volgende jaren.

  • 3. Aanwending van bedragen vanuit de egalisatiereserve voor andere doeleinden is enkel toegestaan na vooraf verkregen toestemming van het college.

  • 4. De maximale toevoeging aan de egalisatiereserve is niet meer dan 5% per deelactiviteit en is gemaximeerd tot ten hoogste 2% van het totale subsidiebedrag van het jaar waarop de subsidievaststelling betrekking heeft.

  • 5. De stand van de egalisatiereserve Almere mag in enig jaar niet hoger zijn dan 10% van het verleende subsidiebedrag van het jaar waarop de subsidievaststelling betrekking heeft.

  • 6. De besteding van de egalisatiereserve wordt jaarlijks verantwoord met het activiteitenverslag en het financieel verslag van het jaar waarop de subsidievaststelling betrekking heeft. De egalisatiereserve wordt als een aparte reserve in de boekhouding van de instelling opgenomen en beheerd.

  • 7. Indien niet aan de in dit artikel genoemde voorwaarden wordt voldaan, wordt de subsidie lager vastgesteld en teruggevorderd.

Artikel 20. Indexering

  • 1. Een jaarlijkse subsidie wordt jaarlijks geïndexeerd.

  • 2. De indexering als bedoeld in het eerste lid wordt gebaseerd op de CPB indexen “netto materieel (IMOC)” en “beloning werknemers overheidssector”, zoals opgenomen in de septembercirculaire van het gemeentefonds, en wordt toegepast op de subsidieverlening van het jaar daaropvolgend.

  • 3. De verhouding tussen de indexen genoemd in het tweede lid is 30% “netto materieel” en 70% “beloning werknemers overheidssector’. De toegepaste indexering voor een kalenderjaar wordt in het daaropvolgende jaar (T+1) bijgesteld op basis van de werkelijke CPB indexen, zoals genoemd in artikel 20 lid 2 van deze verordening, van het jaar T. Correctie vindt plaats vanaf het jaar T+1.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in dit artikel kan de raad besluiten in enig jaar af te zien van indexering van de subsidie of een andere indexering toe te passen.

Artikel 21. Vergoeding vermogensvorming

  • 1. In de gevallen, bedoeld in artikel 4:41, lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht, is de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan de gemeente.

  • 2. De vergoeding is minimaal nihil, en is maximaal niet hoger dan het totale bedrag dat het college aan de subsidieontvanger heeft verstrekt.

  • 3. Indien de subsidieontvanger zijn inkomsten geheel of in overwegende mate ontleent aan de subsidie is deze de maximale vergoeding aan de gemeente verschuldigd.

  • 4. Indien het derde lid niet van toepassing is, wordt de hoogte van de vergoeding bepaald naar evenredigheid van de hoogte van het subsidiebedrag op het totaal van de inkomsten.

  • 5. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 6. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.

Hoofdstuk 8. Overige bepalingen

Artikel 22. Subsidieverslag

Tenzij bij besluit van het college anders is bepaald is artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

Artikel 23. Standaardberekeningswijzen van uurtarieven en uniforme kostenbegrippen

  • 1. Indien bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, kan het college bepalen dat deze tarieven door de subsidieaanvrager worden berekend met gebruikmaking van een door het college voor te schrijven standaardberekeningswijze.

  • 2. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van door het college bepaalde definities.

Artikel 24. Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 4 en 9 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit.

Artikel 25 Intrekking

De Algemene subsidieverordening gemeente Almere 2011 wordt ingetrokken.

Artikel 26. Overgangsbepalingen

  • 1. Verwijzingen in de nadere regels naar de artikelen van de Algemene subsidieverordening 2011 worden geacht te verwijzen naar artikelen van deze verordening waarin hetzelfde onderwerp wordt geregeld.

  • 2. Aanvragen om subsidie die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening en waarop nog niet is beslist, worden afgehandeld volgens de bepalingen van deze verordening.

  • 3. Indien de egalisatiereserve bij ingang van de subsidieverordening boven het gemaximeerde percentage is, wordt de subsidie in volgende jaren lager verleend om de egalisatiereserve tot het maximum percentage terug te brengen.

  • 4. Het op het gewenste peil brengen van de egalisatiereserve dient binnen een periode van maximaal 5 jaar plaats te vinden.

Artikel 27. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag nadat deze is bekend gemaakt.

Artikel 28. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene subsidieverordening Almere 2020.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad, gehouden op 10 september 2020.

De raad voornoemd,

De griffier, de voorzitter,

J.D. Pruim F.M. Weerwind